L
iteraire
\en
Neen AKKERTJE
Louis van Gasteren, die 6 Maart jubileert
Madame
la Mode
ZATERDAG 28 FEBRUARI 1948
LOS ZIJN ZE, aaneengeregen, als de
hangertjes aan een kinderarmband,
deze acht verhalen: speeldingen van een
fantasie, waarin de lijnen van de tot cliché
geworden werkelijkheid juist zoveel ver
schoven kunnen worden, dat het benepene
belachelijk wordt, het banale liefdeloos,
het verstarde tragisch en het tragische
verlossend, verlossend omdat in dit
omvormingsproces van een ongeremde,
argeloze verbeelding de kracht vrijkomt,
een ernstig spel te spelen met de ernst* in
een charmante nonchalance naar het
schijnt, een luchtig stoeien met wat in een
kleine wereld van kleine belangen zo
zwaarwichtig genomen wordt, zó zwaar
wichtig, dat het lichte, beminnelijke, zui
vere en kostelijke er om vergeten wordt:
het leven. Humor is er in de „bedeltjes"
van deze verhalen-ketting te over, en een
flinke dosis „spot en een tikje (misschien
wel twee tikjes en meer) verholen wee
moed en veel, veel levens- en mensen
liefde.
In de parodie heeft Henriëtte van Eyk
van den beginne af de vorm gevonden voor
wat ze met grillige invallen, baldadige
vitaliteit, potsierlijke situaties, onverwacht-
koddige wendingen wilde hekelen; wat er
aan stoffige, verkleurde en beduimelde
requisieteri van een in conventie verstard
leven onder haar ogen kwam. Als een taal-
goochelaarster heeft ze gejongleerd met de
leugenachtige leuzen en holle frazen en
idat alles met een zo boeiende vingervlug
heid, dat er onder de zelfvoldaanste toe
schouwers wel moesten zijn, in wie arg
wanend een sprankje aangloeide van de
gedachte: is het zó gesteld met mij, met
ons, met de wereld? Zo was er bijvoorbeeld
een oud stadje met „restjes bouwsel van
heel vroeger", en toch ook met geschetter
van loudspeakers, het geloei van stofzui
gers, het lawaai van gramofoöns achter de
kleine ramen. De mensen raakten er uit
hun humeur: ze wilden een eeuwenoud
stadhuis èn een biogcoop-theater, de ruïnes
van een klooster èn een beton-en-glazen
modemagazijn „ze wilden", zegt Hen
riëtte van Eyk, „open haarden hebben èn
centrale verwarming, tegelijkertijd thuis
zitten en in de bioscoop. Ze wilden kortweg
te véél". En daarom werden ze somber en
prikkelig. Wat deed Henriëtte van Eyk's
burgemeester (want ze is dol op burge
meesters. die redevoeringen houden en
plannen maken en vol goede bedoelingen
zijn), om iets te dóén? Hij organiseerde
een'Kerstfeest met behulp van een Ver
eniging tot Verbetering van het Kerst
feest, die het goed meende en ondanks dat
maar niet bedenken kon, hoe dat nu eigen
lijk gedaan moest worden: een écht Kerst
feest organiseren. In datzelfde oude stadje
liep er in die dagen een ijsco-mannetje.
„Er hingen ijspegeltjes aan de klep van
z'n witte pet. Z'n schoenen zagen er uit als
witte schuimtaartjes, de randjes van z'n
brilleglazen waren wit-bevroren, om z'n
dunne nek lag eeu glinsterend wit walletje j
van sneeuw Hij was eigenlijk helemaal j
wit. alleen z'n neus en z'n handen 'waren j
lichtblauw". En dit symbolische ijscoman
netje van Henriëtte van Eyk was het, die
het échte Kerstfeest ontdekte: hij snoepte
van zijn eigen ijs, omdat toch niemand het
kocht en hij honger had en niets warms j
dan zijn eigen adem. Tóén wist hij hfct. I
„Toen wist ie ineens alles: waarom de I
mensen hem lieten zitten met z'n wafels j
en bekers; wat hij nodig had, wat ze alle
maal nodig hadden.En hij holde naar
het stadhuis en vertelde wat hij nu wist:
dat het een Kerstfeest moest zijn met
warme dingen, warme cadeautjes. Ze wer
den gemaakt, de warme dingen, technisch-
ingenieus, afgesteld op zendstation: hart-
warmertjes. De mensen waren gelukkig in
hun kunstmatig-verwarmde hartjes, totdat
er kortsluiting kwam. En toen? Toen was
er in hef kerststadje nog maar één die niet
met klodders hazenpastei en blauwbran-
dende plumpuddingen gooide uit wraak
vanwege het verraad: het ijscomannetje;
hij sliep, vredig en wel. met het hoofd op
zijn kat. Een barmhartige satyre, een
bonte fantasie uit weemoed, een naden
kend spel met een bedeltje aan een ketting
van milde gedachten, die niet anders kun
nen dan altijd weer in verzet komen tegen
een verkillende vermechanisering waar
voor het hart is weggevlucht.
Voor deze vorm van grillige, geestige,
soms studentikoze, maar altijd verrassende
hekeling heeft Henriëtte van Eyk sinds
haar debuut de enig passende stijl gevon
den, die in dartele lenigheid en in spits
vondige woordspeling onnavolgbaar is, hoe
vaak het dan ook beproefd mag zijn, haar
HENRIëTTE VAN EYK: „Bedelarmband"
(Querido's Uitgevers Mij, Amsterdam)
te imiteren. Maar mét die stijl heeft zij
zichzelf gebonden aan een procédé, dat
weinig kans biedt op vernieuwing en zelfs
aan een verdieping in de weg staat. Aan
de grens van werkelijkheid en fantasie
balancerend op de smalle basis van kluch-
tig-luchtige ernst heeft deze qnieke schrijf
trant een behoorlijke dosis evenwichts
gevoel nodig, om zich te hoeden voor een
teveel en daarmee een parodie op de pa
rodie te worden. Daarom juist is het dub
bel waardeerbaar, dat Henriëtte van
Eyk en dat in een toon die aan warmte
won zichzelf wist te blijven, al „ver
nieuwde" zij zich dan ook niet. Wie als zij
een verhaal kan schrijven als „De Geschie-
nis van Groote Storm" het gaafste wel
v,an deze bundel mag nog zo veel bui
telingen maken aan de trapeze van het
satyrisch woorden-, gedachten- en sym-
bolenspel, ze zal nooit misgrijpen, kan niet
misgrijpen, omdat een zo vitaal talent zijn
beste impulsen krijgt uit een hart dat de
deernis kent en dus de warmte, die on
danks alle spot spontaan en argeloos ge
noeg is, om het zinvolle spel te spelen met
een bedelarmband. C. J. E. DINAUX.
Grieperig
Nederlandse Reis vereniging
In de onder leiding van de heer C. Spaar
garen gehouden jaarvergadering van de
Nederlandse Reisvereniging heeft de secre
taris, de heer W. E. Zuurendonk. een over
zicht gegeven van de werkzaamheden. Het
programma vermeldde een groot aantal bij
eenkomsten en 22 excursies. De belangstel
ling was steeds goed. In de loop van het jaar
is het aantal leden iets teruggelopen tot 2700,
doch het begin van 1948 bracht vele aanmel
dingen. De heren C. Spaargaren (voorzitter)
en H. van Donkelaar (penningmeester) wer
den herkozen. Het financiëel verslag gaf een
saldo aan.
De voorzitter deelde mee, dat 260 leden
zullen deelnemen aan de tocht naar Hilver
sum op 2 Maart, waar een avond van „de
Bonte Dinsdagavondtrein" wordt bijgewoond.
13 Maart wordt een cabaretavond gehouden
en op 18 Maart spreekt Herman Felderhof
over Zwitserland.
Het lid van het hoofdbestuur dr. Walch
deed mededelingen over de komende reizen
naar het buitenland. Er wordt zoveel moge
lijk gedaan de prijzen laag te stellen.
Ernest van der Hallen overleden. De
Vlaamse letterkundige Ernest van der Hallen
is te Lier op 48-jarige leeftijd overleden. Van
zijn hand verschenen verscheidene dichtbun
dels. romans en reisverhalen. Ernest van der
Hallen was in de kring der Vlaamse kathh-
lieke jongeren een bekende figuur.
Hef sportpark aan
de Schalkwijkerweg
Aanleg van vier voetbalvelden
B. en W. van Haarlem hebben aan de
raad een plan overgelegd voor het sport
park aan de Schalkwijkerweg.
Op het meest noordelijk ter hoogte
van de Buitenrustbrug gelegen terrein
zijn voorlopig al sportvelden en een kin
derspeeltuin aangelegd. Het meest zuide
lijk gelegen terreincomplex komt in aan-
werking voor de aanleg van vier voetbal
velden en enige tennisvelden. Aangezien
een deel van het terrein nog niet vrij van
huur is. kunnen de tennisvelden nog niet
totstand komen. Daarentegen kunnen thans
wel de voetbalvelden worden aangelegd.
De daaraan verbonden kosten zijn geraamd
op 126.000.
B. en W. vragen dit crediet ter beschik
king te stellen.
Twee nieuwe schepen
voor de K.N.S.M.
De Nederlandse koopvaardij breidt zich
gestadig uit: ditmaal is het de K.S.N.M.,
wier vloot dezer dagen weer met twee
zeer moderne vrachtschepen met kleine
passagiersaccomodatie wordt vergroot. Het
zijn de motorschepen „Oberon" en „Posei
don", de laatste twee van een viertal, dat
door William .Hamilton and Co. Ltd., Port
Glasgow, tfoor rekening van de K.N.S.M.
is gebouwd.
De bediening van beide schepen (roer,
laadlier en ankerspil) is volkomen elec-
trisch. Het koken geschiedt op electrische
fornuizen.
Vrijdag heeft de „Oberon" zijn proeftocht
gemaakt. Het is een schip van het open
Shelterdeck-type van 3490 ton, met vries-
en koelruimten. Een motor van 3200 pk
geeft het schip een snelh.eid van ruim
14 mijl.
Het m.s. „Poseidon" zal midden Maart
zijn proeftocht maken, waarna beide sche
pen zullen worden ingedeeld op de route
New YorkWest-Indië.
Toneelhcriimeringen en toneelportretten
Louis van Gasteren, die 6 Maart in Am
sterdam zijn 40-jarig jubileum zal vieren,
is een van de meest ernstige acteurs in ons
land. Zwaar van ernst is hij als mens en
als kunstenaar. De mens en de kunstenaar,
ze zjjn bij Van Gasteren moeilijk te schei
den. De toneelspeler is langzamerhand zo
zeer zijn tweede ik geworden, dat deze
hem nooit meer geheel verlaat.
Het toneel heeft Van Gasteren's harts
tochtelijke liefde, niet het toneel, dat zich
richt naar het amusement, maar zoals hij
het zich in zijn mooiste ogenblikken
droomt. Het toneel heeft volgens deze
acteur een hogere roeping dan enkel te
dienen tot vermaak en tijdverdrijf van het
publiek. Hij heeft zijn ogen steeds naar
het Oosten gericht, naar Duitsland, toen
Over Muziek
Hugo Wolf
Jongeman werd door
landwachters vermoord
Tegen twee Haarlemmers
levenslang en 10 jaar geëist
Na een zeer scherp requisitoir heeft de
advocaat-fiscaal bij het Bijzondere Ge
rechtshof te Arnhem levenslange gevange
nisstraf geëist tegen de 28-jarige behanger
J. van den B. uit Haarlem en tien jaar
tegen de 53-jarige fabrieksarbeider H. C.,
eveneens uit Haarlem, die in December
1944, toen zij als landwachters de spoor
lijn bij Apeldoorn moesten bewaken, de
Uit Arnhem geëvacueerde zoon van een
predikant hebben doodgeschoten.
De jongeman werd destijds in overspan
nen toestand bij het onderkomen van de
landwacht in Apeldoorn aangetroffen. Hij
liet zich in een gesprek met een der land
wachters verleiden tot zeer anti-Duitse
opmerkingen. De „opperschaarleider" Van
den B. gaf daarop aan zijn plaatsvervanger,
de Zaanse melkslijter H. G. M. opdracht,
de jongeman dood te schieten. De Haar
lemmer H. C. werd aangewezen om daar
bij assistentie te verlenen: M. en C. lieten
de gevangene eerst een graf graven, waar
na M. het dodelijke schot loste. Daarna
werd het slachtoffer door M. en C. be
graven.
Deze misdaad was zelfs de Duitsers te
bar geweest. De drie betrokkenen moesten
voor een Duits „Kriegsgericht" terecht
staan en kregen drie jaren gevangenisstraf,
welke zij niet behoefden te ondergaan,
toen zij zich vrijwillig voor het z.g.
„Himmelfahrtkommando" van de SS aan
meldden. Zij hebben deze „zelfmoord-
groep" der Waffen SS levend kunnen ver
laten en nu kwamen zij in de verdachten-
bank van het Bijzondere Gerechtshof te
Arnhem. Van den B. verzocht het Hof de
zwaarste straf te mogen dragen, omdat hij
de verantwoordelijkheid droeg voor de
moord.
„Het is een onmenselijke daad geweest",
aldus de advocaat-fiscaal, die tegen Van
den B. levenslang eiste, tegen M. 20 jaren
en tegen C. 10 jaren gevangenisstraf.
Uitspraak op 10 Maart
Wie mocht menen dat
het hierbij afgebeelde
nieuwe model voor de
hoedenmode enigszins op
een pannekoe k lijkt,
doch aarzelen mocht die
denigrerende vergelij
king uit te spreken, mag
zich gerust gesteld ach
ten door de vermelding
dat de ontwerper zelf
aan zijn creatie de naam:
„Pannekoek" gaf. Een
waar kunstenaar
schaamt zich nooit voor
zijn geesteskinderen, ook
al lijken zij wange
drochten. Tenslotte
is ook een mode-ontwerp
de expressie van een
artistieke impressie,
waarbij de vraag of die
impressie gewekt wordt
door een pannekoek of
een zonnebloem, van
geen belang is.
Een tweede belangrijke
eigenschap^van dit mo
del: het is een zuivere
overgangscreatie,
een „missing link" tus
sen kleine herfst-dop en
zwierige zomerzon-
werende parasolhoe d.
Men ziet: de Mode is
een wetenschap.
Louis van Gasteren.
dat land nog niet door Hitier vergiftigd
was, en vooral naar Rusland, waar het
toneel zoals hij het eens uitdrukte in
een interview -„de spreektribune is van
de Tijd". Daarom heeft het Van Gasteren
dikwijls moeite gekost in stukken te spe
len, die louter op dat amusement waren
ingesteld en enkel op het repertoire kwa
men, omdat de theaterkas dat nu eenmaal
eiste. Het is dan ook wel zeker, dat Van
Gasteren vele van zijn rollen heeft ge
speeld „met de dood in het hart". Doch
Van Gasteren is een zo ernstig kunstenaar,
dat hij eenmaal in zulk een stuk ge
plaatst alles zal doen opi zijn kunst zo
veel mogelijk te „dienen". Nooit zelfs
niet in het grootste prul heeft hij zijn
rol „en bagatelle" opgevat. Ook de rollen,
die hem als artist tegen stonden, heeft hij
steeds met de meest mogelijke ernst
een ernst, die wel eens wat nadrukkelijk
werd gespeeld.
Hij is geen toneelspeler,die op zijn in
tuïtie speelt. Zijn spel moge wel eens
door zijn grote ernst een weinig aan
spontaneïteit inboeten, het is altijd verant
woord. Het is steeds de man van intellect,
die de rol heeft opgebouwd en uitgewerkt
en voor een ensemble is Van Gasteren
dan ook- een niet genoeg te waarderen
kracht. Vooral in het klassieke werk, waar
voor zijn talent zich wel bij uitstek leent.
Van Gasteren ïs in zijn element in stuk
ken, die breed gebadr, sterke dictie en
klassieke beelding vragen. Hij toonde dit
al, toen hij zeer jong nog koning'
Claudius in Hamlet onder Verkade speel
de. Toen Cor van der Lugt Melsert enige
jaren later bij Het Hofstad Toneel Julius
Caesar op het repertoire nam, was Van
Gasteren de* enige, die in de rol van
Brutus in staat was om spel in klas
sieke stijl te geven. Zijn talent als klassiek
speler bewees hij ook, toen hij onder Wil
lem Royaards en later, in 1940, onder
regie van Defresne .de opvoeder was in
Sophocles' Elektra, van welke opvoering
ik mij altijd nog het prachtig beeldend en
met zo'n meeslepend entrain door hem
voorgedragen verhaal van de wagenrennen
herinner.
Zijn talent als klassiek speler toonde hij
ook bij het Nederlands Toneel onder regie
van Defresne, zowel in de rol van Theseus
in Racine's Phaedra, die hij indrukwek
kend van plastiek en volkomen in styl
speelde, als in zijn strakke, koude, krach
tige Burleigh in Schiller's Maria Stuart.
Maar het meest toch nog in Vondel's Peter
en Paulus als Nero, een zijner mooiste
rollen, waarin hij het toneel van de waan
zin aangrijpend, aldoor beheerst en toch
zeer suggestief tot een indrukwekkende
solo-scène opvoerde.
Ook in het moderne repertoire vooral,
wanneer de rollen van de speler scherp
intellect en hartslochtelüke overtuiging
vragen, heeft Van Gasteren zich herhaal
delijk een voortreffelijk acteur getoond, al
gaat zijtalent vooral door zijn bronzen
stem veel meer naar het zwaar dra
matische dan naar het komische.
Ik heb het voorrechf gehad Louis van
Gasteren in een tijd, die voor ons beiden
moeilijk was, meer intiem te leren ken
nen. Het was de mobilisatie van 1914, die
ons in het vriendelijke dorp Oisterwijk
nader tot elkander bracht. Op een morgen
stond hij in zijn donker blauw uniform in
ons hotel voor.mij en het viel mij onmid
dellijk op, welk een decoratief soldaat hij
was. Voelde hij de soldaat ook als een rol?
Zeker is het, dat hij deze rol evenals al
zijn andere met de meeste ernst heeft
gespeeld. Wij werkten er samen voor de
ontspanning van de militairen, Van Gaste
ren als soldaat, ik als kapitein, maar bei
den gelijkelijk vervuld van de liefde voor
het toneel. Ik hoor Van Gasteren nog in
een barak aan de grens met zijn bronzen
sxem „De Kurassiers van Canrobert" voor
dragen en zie hem nog „jongejannen"
met zijn talentvolle vriend Poestkoke
in Heyermans' „De brand in de Jonge
Jan". Hij bleef met zijn ernstige voor
drachten ook in uniform zijn principes van
kunstenaar trouw.
Die voordrachten heeft hij later, na de
mobilisatie, in breder kring voortgezet. In
zijn voordrachten kon hij in die tijd iets
van zijn illusies als kunstenaar tot verwe
zenlijking brengen. Als voordrachtkunste
naar stónd hij midden in de hevig-bewo-
gen tijd, gaf hij, wat fel in hem leefde,
was hij een propagandist, een apostel. De
keuze der voorgedragen werken Acioka
van Gonggrijp. Massa Mens van Ernst
Tolla cn ..Van het Westelijk Front geen
Nieuws" van Remarque wees er op, dat
hij niet een man was van de „l'art pour
l'art" theorie, maar met zijn kunst ook
iets zeggen wilde, dat brandde in zijn ziel.
Het was de ernstige mens en kunstenaar,
die wfj in deze voordrachten hoorden.
Tenslotte moge hier ook vermeld wor
den. dat Van Gasteren jaren lang de regie
heeft gevoerd van De Haarlemse Toneel
club en met deze club mooie successen
o.a. met het Spaanse stuk „De Kringloop
der Belangen" heeft behaald.
J. B. SCHUIL.
Smokkelsehepen met
een zwarte lading
De rijkspolitie te water, gedetacheerd te
Sliedrecht, heeft een goede vangst gedaan.
Op de Merwede hield zij twee schepen aan,
afkomstig uit de Russische zóne van Ber
lijn. Deze schepen waren in de bezetting
door de Duitsers in beslag genomen en als
oorlogsbuit naar Duitsland gesleept. Zij
waren thans vrijgegeven en op weg naar
Rotterdam en Alphen aan de Rijn. Bij on
derzoek bleken het smokkelsehepen te zijn.
De politie -vond radiotoestellen, gelijkrich-
ters, motoronderdelen, scheepsonderdelen,
roeiboten, kolen, motorbrandstof en teken
gereedschap. De schepen waren bovendien
geladen met steenkolen. Twee grote
vrachtauto's waren nodig, om de in beslag
genomen goederen te vervoeren. Het schip
bestemd voor Alphen aan de Rijn werd te
Sliedrecht verzegeld, waarna het onder
geleide naar Alphen voer. Ook daar kwa
men bij onderzoek tal van artikelen te
voorschijn, inboedels, kisten serviézen en
kisten conserven. De in beslag genomen
goederen vertegenwoordigen een vervaar-
digingswaarde van 6000. Tegen de smok
kelaars is proces-verbaal opgemaakt.
Herstel oorlogsschade
in Haarlem
Nog verschillende schade die in de oor
logsjaren ontstaan is, moet hersteld worden.
B. én W. doen daarvoor enige voorstellen
aan de raad.
Wponschepenhaven
In de woonschepenhaven aan het Noor
der Buiten Spaarne liggen enige wrakken
woonschepen. De eigenaars, onder
steunden, kunnen de kosten van het ver
wijderen daarvan niet betalen.
Bovendien moet 2200 mr bagger ver
wijderd worden. De kosten zijn geraamd
op 8400. Indertijd is reeds een crediet van
4250 toegestaan voor het herstellen van
5 steigers.
Gemeentewoningen
In de winter 19441945 zijn de percelen
Wicherstraat 15 en Thorbeckestraat 59 uit-
gesloopt. Met het herstel is 4067 gemoeid.
Ook de woningen Tulpenstraat 24rd„ 17
zwart en 25 rood zijn uitgesloopt. Daarvan
zijn de herstelkosten óp 6475 geraamd.
Aankleding Stadhuis
Tijdens de oorlog zijn enige kleden en
kleedjes uit het Stadhuis verdwenen. Het
Beheersinstituut heeft toen 11 kleden en 4
kleedjes aan de gemeente in bruikleen af
gestaan. De gemeente kan die thans over
nemen voor 5835. B. en W stellen de raad
voor dit aanbod te aanvaarden
UITSPRAKEN BIJZONDER HOF.
Het Bijzondere Gerechtshof te Amster
dam heeft uitspraak gedaan in de zaken
tegen de Haarlemse caféhouder J. H. en
tegen de. voortvluchtige C. J. M. Tegen
de eerste was door de advocaat-fiscaal
mr. F. P. Th. Rohling, negen jaar geëist
wegens het verrgad van de tandarts H
Cox, in de oorlog commandant van de
Haarlemse K.P.'s. Het Hof veroordeelde de
caféhouder tot één jaar met aftrek, met
alle bijzondere omstandigheden rekening
houdende.
C. J. M., die de Feldgendarmerie bij het
opsporen en arresteren van illegale wer
kers behulpzaam was geweest en zijn
slachtoffers vaak beestachtig behandelde,
werd conform de eis tot twintig jaar ver
oordeeld.
QJAD ERAT DEMONSTRANDUM, het*
geen te bewijzen was, is een formule,
die gebruikelijker is in de mathematiek
dan in de cinematografie.
In de regel „bewijst" de rolprent niets,
wil dat ook niet doen, doch constateert
slechts, ook al kan dat constateren betrek
king hebben op een situatie, die in de wer
kelijkheid niet bestaat.
Alleen wanneer filosofen zich met de
film gaan inlaten, is de kans groot, dat er
iets onomstotelijk bewezen moet worden.
Het is echter duidelijk, dat het medium
film, die zoals alle andere kunstvormen nu
niet in de eerste plaats ten dienste van de
wijsgeren staat, met de grootste omzich
tigheid gehanteerd zal moeten worden, wil
men niet zoals „Les jeux sont faits"
(„De weg zonder einde")
•een resultaat produceren,
Hl lm I dat juist het tegenover-
I 11111 gestelde geeft van wat men
V y had willen aantonen.
„De mens heeft zijn lot in eigen hand, als
hij zijn hart en verstand daar volledig op
instelt", zo proclameert Jean Paul Sartre
in drie regels zijn existensialisme op het
witte doek, voordat „De weg zonder einde"
betreden wordt.
Een strijder voor de democratische vrij
heid wordt door een politieke tegenstander
gedood; in het hiernamaals ontmoet hij een
vrojiw, waarvoor hij van stonde af aan
een grote liefde, die volledig beantwoord
wordt, opvat. Zij verkrijgen het recht om
vierentwintig uur op aarde terug te keren.
In die tijd zullen zij moeten bewijzen, dat
zij inderdaad voor elkaar bestemd waren.
De nederlaag is volkomen. Want Pierre
zal die dag in beslag genomen worden door
zijn politieke actie, daar anders zijn mede-
I strijders een zekere dood tegemoet gaan
en Eva heeft nog zo het een en ander te
regelen met haar schurkachtige echt
genoot. En tussen de twee gelieven in staat
reuzen-groot en onontwijkbaar het maat
schappelijk verschil: hij een ijzergieter,
zij vrouw van een minister.
Als wij dan bedenken, dat „het existensi
alisme de bevestiging betekent véfn de ab
solute vrijheid van de mens", dan vrezen
wij, dat de belijders van de nieuwe leer
nog menige teleurstelling te incasseren
krijgen.
Het is veel meer zo, dat in „De weg zon
der einde" een pleidooi wordt geleverd
voor de stelling, dat de mens product van
de omstandigheden is. De Franse titel van
het werk duidt daar ook op: Les jeux sont
faits, het spel is bepaald.
Komen de zwakheden van het scénario
voor rekening van Sartre, de regisseur
Jean Delannoy draagt de verantwoordelijk
heid voor de vlakke en traditionele regie.
Het is hier de plaats om een enkel woord
te zeggen over het laatste modeverschijnsel
in de studio's, dat tevens kenmerkend is
voor het imperialisme, dat de film, zoals
iedere andere kunst, eigen is. Wij bedoelen
de neiging om bij gebrek aan „aardse"
problemen blijkbaar meer en meer het
leven na de dood in de cinematografische
vormgeving te betrekken. Dat kan schert
senderwijs gebeuren, zoals in Lubitsch „De
hemel kan wachten" en in Cowards „Ik
zie, ik zie", het kan bittere ernst zijn, zoals
in Powell Presburgers „Zaak van leven en
dood", het kan tenslotte zoals bij Sartre-
Delannoy een vermenging van beide
zijn, die juist daardoor kwetsend is.
Wanneer de hemel der existensialisten'
overigens zo morbide is, als ons in „De
weg zonder einde" wordt beloofd, dan hou
den wij het voorlopig maar liever op een
leer, die ons in heden en toekomst meer
blijmoedigheid verzekert. In ieder geval
hebben de filmproducenten ingezien, dat de
stelling, dat er een leven na de dood is,
meer mogelijkheden biedt dan de tegen
overgestelde opvatting.
Was daar niet het eerlijke spel van
Micheline Presle zullen wij haar creatie
in „Le diable au corps" in Nederland ooit
te zien krijgen? en van Marcel Pagliero
eertyds regisseur, die in „Rome, open
stad" een opvallend debuut maakte dan
zouden we van een volslagen mislukking
kunnen spreken.
Jean Paul Sartre had moeten bedenken,
dat voor de film andere wetten gelden dan
voor de wijsbegeerte Een onderscheid, dat
uiteindelijk bepaald wordt door de uiteen
lopende kwanti- en kwaliteit der belang
stellenden. En tegen die harde werkelijk
heid begint zelfs een existensialist niets.
J. H. B.
Eve Micheline Presle) en Pierre (Marcel
Pagliero) voor „Petrus", dit keer in de
gedaante van een onvervalste Parijse con
cierge met haar onafscheidelijke kat.
Als rijkdom bestaat in veelheid van ver
scheidenheid, dan zijn er in de wereld
twee steden die men rijke muziek-steden
kan noemen: Parijs en Wenen. Het is alsof
onze kunst maatschappelijk beschouwd
twee harten heeft, zonder dubbelhartig te
zijn; want wie terecht zegt dat Parijs al
tijd het hart van het creatieve muziekleven
is, zal tevens wel weten, dat ook Wenen
gedurende lange tijd een levensbron van
muziek bevatte. Laat ik eens alleen een
paar verschillen tot voorbeeld nemen: in
Parijs kwamen zowel César Franck als
Strawinskv tot bloei, in Wenen Johannes
Brahms en Hugo Wolf.
Brahms" verhouding tot de poëzie heeft
mij altijd volkomen steriel geleken. (Hugo
Wolf noemde Brahms' muziek zelfs on
waarheid) maar Wolf's verhouding tot de
poëzie was een natuurlijke, onverbreek
bare vereniging. Hij was de musicus der
dichters, of, beter gezegd, hij was de mu
sicus der poëzie, want hij kende bijvoor
beeld de Italiaanse en Spaanse volksge
dichten alleen in Duitse vertalingen en
componeerde ze, alsof hij in de Zuidelijke
landen geboren en getogen was. Zijn fan-
taisie was het aanwezig zijtj waar de liefde
is; zo kende Bach Italië, zo kende Bizet
Spanje. Zij behoefden er niet voor te rei
zen en maakten geen folkloristische stu
dies. Ik heb nooit gehoord dat fantaisie
overdaad is voor een artist en men moet
Brahms wel beklagen dat hij ernstig rond
draaide in zijn „tonend bewogte Formen",
zonder meer van de muziek te beleven dan
haar physieke elementen. Deze elementen
hanteerde hij geestelijk en practisch als
een meester, maar wat Hugo Wolf in één
gedicht van zijn „Italienisches Liederbuch"
als musicus beleefde was veel meer, veel
beter en veel mooier. Met dit te beweren
pleit ik niet voor de inmepging van litte
raire waarden in de muziek, verdedig ik
niet een dilettantische liefhebberij met
muzikale schilderingen, maar bedoel ik al
leen, dat er in de muziek meer is dan wat
Brahms er in hoorde. De muziek heeft
haar eigen poëzie en Hugo Wolf behoort
tot de componisten, die door een gedicht
tot die poëzie werden gebracht. Wanneer
Wolf zelf zegt dat het vers superieur is
bij het lied. dan klinkt dit heel eenvoudig,
maar het is eigenlijk niet precies waar,
ook niet by zijn eigen liederen. De wer
kelijkheid is dat de poëtische grondslag
der verzen superieur is voor dichter en
componist en deze grondslag is in wezen
muzikaal.
Bij Chopin vond deze grondslag onmid
dellijk weerklank, bij Hugo Wolf werd hij
j furieus ontvonkt door het lezen van een
gedicht. Wat Hugo Wolf zich bewust was,
betrof slechts zijn practische werkzaam
heid als componist; zijn inspiratie was
verwarmd door bewondering voor het ge-
gevene en van daar uit declameèrde hij in
zijn melodieën zorgvuldig de gang der
verzen, maar in de onbewustheid sprak hij
de zelfstandige muziek van het genie. Er
zijn talloze componisten, die ernstig-prin-
cipieel nauwkeurig de gedichten, die zij
tot liederen willen maken, declameren,
maar het blijft meestal een verhoogd pra
ten met willekeurig aangewende muzikale
elementen. De sympathieke, talentvolle
André Caplet componeerde op deze wijze.
In de Duitse taal ken ik naast Wolf slechts
liederen van Schubert en een paar van
Peter Cornelius, waarin de poëzie dieper
muzikale grond heeft dan alleen de be
wondering voor de verzen of stemmings
aangelegenheden.
In Hugo Wolf leefde de muziek met de
monische kracht. Als men van iemand kan
zeggen dat hij door de muziek bezeten
was, dan was het deze vurige artist, die al
evenzeer als zijn vereerde Bruckner in
Wenen vereenzaamd leefde in de officiële
muziekwereld. Ook hij behoorde meer tot
de natuur dan tot de stad, maar in hem
brandden al de natuurkrachten der men
selijke ziel binnen in de gekartelde cirkel
van zijn wezen. Hij was van binnen uit
er toe bestemd, zich in een klein aantal
maten te bevrijden van de genotvolle
kwelling zijner aandoeningen; en hoe ver
schilde hij dus van de ruige landman
Bruckner, die zijn gevoelens breed uit
zwaaide. Ruimte en breedte waren de
nerveuze Wolf vreemd, slechts de diepte,
de intensiteit hield hem in brand en ver
teerde hem. Ik neem aan dat u enig geduld
moet inschakelen om naar Bruckner te
luisteren, maar u moet ook weten dat,
wanneer u het tempo van uw muzikaal
leven niet zeer versnellen kan, u de mu
zikale gedachte van Hugo Wolf ontgaat.
Een lied van twee of drie minuten bij Wolf
is voorby voor dat u het weet: inmiddels
heeft een wereld van muzikale poëzie
rondgewenteld. Vele moderne psycho-
analystische componisten zijn langzame
peuteraars vergeleken bij de felle Hugo
Wolf, die in het oude centrum Wenen
misschien de laatste werkelijk geïnspi
reerde musicus was.
Het behoort niet tot mijn bestek de
ruim 250 liederen van Wolf te behande
len. Trouwens wie zou bet wezenlijke van
deze kunst onder woorden kunnen bren
gen? Ook hier geldt alweer: wij kunnen
zijn techniek analyseren, wij kunnen zyn
stijl omschrijven en wij kunnen biogra
fische gegevens verwerken, maar wij
'-■liiven ^ltüd od de stoep van het huis
'aan E" Wolf was er de man niet naar,
un naar buiten te komen en te zeggen:
komt u eens gemoedelijk bij mij zitten
oraten. Ik moet dus eindigen in het besef
dat ik de Moricke-lieder. de Eichendorff-
lieder, de Goethe-1 ieder, het Spanisches en
Italienisches Liederbuch en de Michel-
Angelo-lieder feitelijk onaangeroerd liet.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Ook de Belgische politie treedt
op tegen smokkelaars
Ook de Belgische politie heeft een on
derzoek ingesteld naar de vertakkingen
van de smokkelzaak-Braspenninckx in
België. Zij is thans overgegaan tot de aan
houding van zes personen uit Antwerpen.
Tot de gearresteerden behoren drie Belgi
sche wielrenners.
De smokkelwaar werd vervoerd in ge
pantserde auto's, welke werden uitgerust
door zekere L. uit St. Lenaarts. Zijn zoon
bestuurde deze auto's. Beiden werd in be
waring gesteld. De zesde persoon, die werd
aangehouden, was A. L. uit Borgerhout,
die de overtocht over de grens organi
seerde.
De parketten van Antwerpen en Breda
hebben aan de Belgisch-Nederlandse grens
te Zundert-Zandvliet, waarlangs de toch
ten met de geblindeerde smokkel wagen
steeds ging, een onderzoek ingesteld. Al
gemeen is men de opvatting t«rc'! i;:n. dat
de gehele smokkelgroep, waarvan de wiel
renner Braspenninckx een der leiders was,
is opgerold.