L
K
Chefarme4
iteraire
en
VAUXHALL
L. H. Chrispijn, de jeune premier
bij uitnemendheid
ZATERDAG 3 APRIL 1948
ami
G. H. 's-GRAVESANDE: E. du Perron (Herinneringen en
bescheiden). (A. A. M.^Stols, 's-Gravenhage).
DE TIJD DIE ONS SCHEIDT van de
noodlottige oorlogsjaren, welke een zo
onherstelbare bres schoten in het levend
hart van onze letterkunde, dat een jongere
generatie het verlies van du Perron, Mars
man, Ter Braak en Slauerhoff nog op geen
stukken na heeft kunnen vergoeden, is nog
te gering, om de blijvende waarde te be
palen van hun helaas historisch geworden
litteraire werkzaamheid, van zuiverende,
vitale, felle, zedelijke moed, hun geladen-
kernachtige persoonlijkheid, hun stuwende
onvervaardheid. Zeker geldt dat voor de
drie eerstgenoemden: Slauerhoff's dichter
lijk en menselijk lot dreef hem uit inner
lijke onafwendbaarheid op andere wegen,
die niemand met fijnzinniger tastzin heeft
onderkend dan Constant van Wessem in
zijn (eveneens bij Stols verschenen)
„Slauerhoff-studie",
Du Perron's werk is autobiografisch, het
kon niet anders zijn dan dat: al wat hij
schreef, roman, essay, gedicht en brief,
was voortgekomen uit een confrontatie van
'zichzelf met het leven niet omdat hij
„zieh-zelf" moest winnen: moeilijke jaren
hadden, ondanks zijn „rijkelui's-afkomst",
zijn karakter als een misschien hoekige,
maar sterke zelfstandigheid al gevormd;
maar die strijdlustige confrontatie, welke
voortdurende wrijving betekende, was
noodzaak voor hem, om zich steeds wéér,
steeds vernieuwd, te bevestigen, zich te
sterken tot wat hij voor alles wilde zijn
(en zo ten volle was): een vent.
's Gravesande had dit boek over du
Perron geen kernachtiger motto kunnen
meegeven dan du Perron's eigen woord:
„Ik houd van een vent die zichzelf durft
te zijn, die vat op zich geeft, die zich niet
achter een of ander voetstukje verstopt
een vent die weet wat „de dood in het
leven" betekent, maar die dat niet uitslui
tend in een zure kamer bij Dostojevsky
heeft „bestudeerd" Deze uitspraak geeft
geen uiting aan hét verlangen naar dat
wat men niet is: een „vent" wès hij, één
die de moed had, op de „smalle basis" van
de waarachtige levenswaarden, van zijn
onvervalste, open en sterke persoonlijk
heid dus, te strijden verbeten, onverbid
delijk, vurjg tégen alles wat onecht,
onzuiver, verstard, verschrompeld en vóór
alles wat hem lief was: tegen het zwaar-
artistiek gepreek, tegen de veraestheti-
seerde nabloei der Tachtigers, tegen een
bleek-ethisch humanisme, tegen de verdog-
matiseerde burgerlijkheid kortom tegen
alles wat hij „Jan Lubbes" noemde: de
halfbakkenheid. Nooit heeft hij zijn over
tuiging verkwanseld tegen het compromis;
liever nam hij, als het zo moest zijn, een
ieder tegen zich in, door recht op de man
af, zijn aanval te doen, „ridderlijk, met
open vizier", zou men zeggen, als hy zelf
zo'n gemeenplaats niet gehoond zou heb
ben. Jan Lubbes was voor hem ieder die
geen ruggegraat had, die geen persoonlijk
heid kon zijn door een teveel aan oudbak
ken „ernst": zwaarwichtigheid van princi
pes, dogma's, leuzen, waaruit het leven al
lang gevlucht was, in plaats van de altijd
levende en levendige „esprit", waarin het
fonkelt, venijnig soms, maar beweegt,
strijdbaar, gewapend tegen elke bedrei
ging van het provincialisme, waarvoor hij.
opgegroeid in Indië en jarenlang verblijf
houdend in Frankrijk, een fijner neus had
dan de Jan Lubbessen, die in welbehage-
lijke gezetenheid (geestelijke gezetenheid)
zichzelf niet meer zagen. Nooit ontweek
hij ;de strijd, verslapte zijn aandacht; de
bokslessen die hij, waarachtig niet begif
tigd met een sterk gestel, nam, oefenden
hem in een geestelijk paraat-zijn: „omdat
gebrek aan aandacht daar onmiddellijk
gevoelig bestraft werd", tekent 's-Grave-
sande er raak-karakteriserend bij aan.
Ondanks die strijdvaardigheid van zijn
polemisch wakker-schudden (die hem wel
de wezenlijke verwantschap móést doen
gevoelen met één die een zelfde vechters-
natuur had als hij zelf: met Multatuli)
was hij niet onverdraagzaam: „Ik weet
zeker dat ik met plezier tolerant ben, als
ik naast de eigenschappen waarvoor de
tolerantie dan nodig is, dingen ontdek die
voldoende zijn om iemar.d en bloc te ac
cepteren. Maar het meest karakteristieke
van de „gewone mensen" is juist dat die
dingen zo pijnlijk zoek zijn". Dat zijn
Woorden uit een van zijn brieven: strijd-
lustig-tolerante woorden van een mens die
niets meer verafschuwde dan gebrek aan
persoonlijkheid. Hii, die zeker vele eigen
schappen gemeen had met de „Man van
Lebak", stak in één opzicht boven die
vijand der Droogstoppels uit: hij was even
onverschrokken tegenover zichzelf als te
genover anderen; hij nam „afstand", ook
van zichzelf, ter verdediging van datgene
wat voor hem de wel „smalle", maar enige
betrouwbare en mannelijk-waardige basis
van een oprecht mensenleven was: waar
heid.
Terwille daarvan heeft hij, achter wiens
Intellectueel tweegevecht met elke leugen
achtigheid, meer sentiment, meer „hart",
stak dan een oppervlakkige lezer vermeent,
zichzelf opgebrand: het was te voorvoelen,
in zijn „Land van Herkomst" al. „Na alle
wroeten zie ik één vrijheid: zo lang
nien leeft, te leven volgens de eigen aard
en alsof men 'de ruimte voor zich had, met
alle nieuwsgierigheid en hoop waar men
nog mee behebd is, maar ook met een vol
doend kwantum pessimisme om ons in één
minuut te verzoenen met het einde van
alles Wat ons leven mogelijk maakte
Waarschijnlijk was deze verzoening zijn
deel toen hij, enkele uren na het bekend
worden van de capitulatie, op de 14de Mei
1940, overleed, nauwelijks 40 jaar ou.d. En
misschien bracht die éne minuut van „de
harde dood" hem de vrede na een zo door-*
streden leven de vrede, waarvan hij
ééns dichtte:
„IJc stel mij voor dat jij alleen mijn hand
zult houden, als ik met de dood zal strijden
mijn vingers strelend, als zijn zeekre hand
mij worgt
Het kostbaar matei'iaal dat 's-Grave-
sande met zoveel zorg bijeenbracht is niet
voldoende, om Eddie du Perron's portret
te tekenen; niemand is zich daarvan meer
bewust dan 's-Gravesande zelf, die zich in
deze studie zo lofwaardig-bescheiden op de
achtergrond houdt. Maar het is een deug
delijke basis, die, aangevuld met de nog
ongepubliceerde briefwisseling (o.a. met
Ter Braak en Constant van Wessem) en
getoetst aan het autobiografisch residu in
zijn werk al dan niet essayistisch
breed en zinvol-gekozen genoeg is. ■om de
„Smalle Mens" te dragen die hij was: du
Perron, een „vent", die in het leven staand
de dood in zich al overwonnen had op het
verwoed veroverde stukje levensdomein
van één, die fier en zonder fraze achter
elk woord stond dat hij schreef en de con
sequentie der overtuiging dapper stelde
boven het lafhartig compromis.
C. J. E. DINAUX.
De 9 Muzen
Respijt. De Franse regering heeft van de
te Parijs wonende Nederlandse schilder Jos
Croin, die in de herfst van 1947 een exposi
tie hield, welke grote belangstelling trok,
een schilderij aangekocht.
Dit doek stelt een landschap voor uit de
omgeving van Parijs, waar de schilder tel
kens weer zijn inspiratie vindt.
Kort filmnieuws. Réné Lalou is bezig
Shakespeare's Midzomernachtsdroom te be
werken, voor poppenfilm.
Marcel Carné is van plan in October in
Italië „Eurydice" van Jean Anouihl te gaan
verfilmen. De rolprent komt uit in een
Franse en een Engelse versie.
Tevens doen geruchten de ronde, dat Carné
„Le procés" van Kafka op het witte doek
gaat brengen.
Op het internationaal film festival voor de
jeugd te Bath van 21 April1 Mei zullen als
deelnemers komen: Australië, Polen. Zweden,.
Portugal, Rusland, Canada, Lapland en
Tjsechoslowakije.
Het festival staat onder auspiciën van de
Rankorganisatie.
Een Amerikaanse filmmaatschappij wil een
film maken naar Rodenbachs roman: „Bruges
la morte". De producer Edwin Knopf, is in
verband daarmee reeds naar Brugge gekomen
om studies te maken.
Madame
Aan het spreekwoord
„De kleren maken de
inan" valt niet te tornen.
Men kan echter niet zeg
gen „De kleren maken
de vrouw", want dan
miskent men de karak
teristieke gave der
vrouw om in welke kle
ren ook zich zelve te
blijven. Als de kleren
ook de vrouw zouden
maken, zou men de
hiernaast afgebeelde
dochter van Eva
een slangmoetennoemen.
Want zij is gehuld in
een gewaad, dat eertijds
het eveneens slanke en
buigzame lichaam van
pythons omspande. Deze
nieuwste vondst der
Parijse modekunstenaars
werd dezer dagen met
veel succes geëxposeerd.
De speciaal voor dit
uitzonderlijke doel
prepareerde slangenhuid
blijkt een zeldzaam mo
dieus effect te hebben
en is bovendien doch
dat spreekt vanzelf
volkomen waterdicht,
zodat zij ook voor regen
kleding kan worden
gebruikt.
Het lied van:
Een poes lm Maart
De poes van onze achterburen
kan uren op de muren gluren
om in de stille Maartse nachten
de komst des Katers te verwachten.
De mensen (altijd vol pretenties)
die plaatsen huw'lijksadvertenties
maar poes wil, door persoonlijk waken
op hoge daken kennismaken
dan wel op schutting, haag "bf heg
het is, bij nader overleg
„de meest gebruikelijke weg".
En dan weerklinkt, zo fijnbesnaard
het machtig minnelied van Maart.
Men zegt, dat dit geluid niet fraai is,
dat het het summum van lawaai is.
Men moet het mauwen van de katten
bevatten en niet onderschatten!
De zang is een intènse bede
om Liefde, en dus ook om Vrede,
rnen wil tot Liefdesdromen komen
en niet tot splitsing der atomen.
Precies dus, waar de mens naar snakt,
maar die is reeds te veel verzwakt,
ja, veel te onnatuui-lijk is-ie,
de mens benoemt slechts een commissie.
De witte poes van onze buren
zit in de duisternis te turen
gelijk een tere, blanke bruid
en heeft haar leed. .en krijst het uit.
Zij wacht, die soepele verschijning
zij heeft een afspraak op de heining.
„Aanhoor mijn lied, o Violettus.
die mijn beminde tot-en-mèt is
waardoor ons nage 'acht gered is
ik zing mijn lied voor U, mijn kater.
O wrede-mens!
O emmer water!
WOUTERTJE
KIES DE GROTE WAGEN
op Uw kleine bon.
4 cyl. 4340.— 6 cyl. 5325.—
HEEREMANS EN VAN LEUVEN
Nieuwe Gracht 78 - Haarlem - Tel. 21498
(Adv.)
Ageodai voor Haarlem
ZATERDAG 3 APRIL.
Stadsschouwburg: „Dr. Knock", 8,15 u.;
City: „Obsessie", 18 j., 2,00. 4,15, 7,00 en
9,15 uur: Spaarne: „Mexico Rose", alle
leeft., 2,30, 7.00 en 9,15 uur; Frans Hals:
„De weg zonder einde", 18 j., 2, 4,30, 7 en
9,15 uur; Rembrandt: „De beste jaren van
ons leven", 14 jaar, 2,30 en 7.30 uur; Luxor:
„De beste jaren van ons leven". 14 jaar,
2,30 en 7,30 uur; Palace: „Onder Hypnose",
18 jaar, 2,00, 4,15, 7,00 en 9,15 uur.
ZONDAG 4 APRIL.
Stadsschouwburg: „Dr. Knock", 8.15 u.;
Palace: '.Proces van Neurenberg", 18 jaar,
10,30 uur; Frans Hals: Instituut voor Ar
beidersontwikkeling „Brief Encounter",
10,30 uur; Bioscopen: Middag- en avond
voorstellingen.
MAANDAG 5 APRIL.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstel-
Itofien.
E.V.C. achter Twentse fabrikanten
Naar aanleiding van de veroordeling van
enige Twentse textielfabrikanten door de
Economische politierechter te Almelo
wegens de door hen te veel betaalde lonen,
heeft het hoofdbestuur van de landelijke
bedrijfsgroep Textiel en Kleding der E.V.C.
zich gericht tot de regering en het College
van Rijksbemiddelaars met het verzoek
van hun bevoegdheid gebruik te maken en
de bindende loonregeling door het opnemen
van een clausule zo te wijzigen, dat de be
staande lonen opgetrokken moeten wor
den tot het in de loonregeling toegestane
maximale bedrag.
De Twentse textielfabrikanten zijn tegen
het vonnis van de Economische politie
rechter in cassatie gegaan.
Toineelherinneringen en toneelportretten
Er zijn weinig acteurs, met wie ik meer
bevriend ben geweest dan L. H. Chrispijn.
Toen hij in 1914 in Haarlem aan de Hol-
landia-Film van Maurits Binger verbonden
was, woonde hij in het huis. waar ik door
mijn vertrek naar Bergen op Zoom pas was
uitgetrokken. Toen ik een half jaar later
terugkwam, werden wij buren en spra
ken wij elkaar bijna dagelijks.
Chrispijn was een geestig causeur. Pittig
en levendig kon hij, meestal heen en weer
lopend, van het toneel vertellen. Onuitput
telijk was hij in toneel-anecdotes, vooral
uit de dagen van Morin, mevrouw Kleine
Gartman,Veltman, Van Zuylen en de
Haspelsen. In toneelkringen zei men,
dat Chrispijn wat te veel fantasie had en
men zijn verhalen daarom met 'n korreltje
zout moest nemen, maar hoe dan ook.
amusant waren ze in hoge mate.
Fel-critisch als hij was, kon zijn oordeel
over anderen soms vlijmend scherp zijn. Ik
heb weinig acteurs gekend met een zo hel
der oordeel en zo scherp verstand als Chris
pijn. Hij was één en al geest en vernuft. Al
tijd was hij vol plannen en illusies en vol
geloof ook in de toekomst, zelfs wanneer
ieder ander alle hoop zou hebben laten
varen.
Chrispijn had een enorme werkkracht en
was nooit vermoeid. Hoe dikwijls heb ik
hem niet midden in de nacht, om 2 uur,
wanneer ik mijn kritiek voor de krant had
weggebracht, in zijn kamer onder de lamp
zien zitten typen, geheel vervuld van de
scenario's, die hij voor zijn filmmaat
schappij bewerkte. Ik hoor nog zijn opge
wekt „Hallo!" .als antwoord op mijn aan
roep, ik zie weer zijn jonge, slanke figuur
voor het open raam verschijnen want
ook midden in de winter werkte hij met
zijn raam hoog opgeschoven zijn lachend,
spottend gezicht, als hij mij toeriep: „Wie
heb je d'er nou weer afgemaakt?"
Chrispijn is de man geweest, die in de
tijd, toen het toneel in ons land dreigde t^
verstarren, in de Artis-schouwburg baan
brekend werk heeft verricht.
Maar ook in de jaren daarna, toen hij
was overgegaan bij Het Nederlands Toneel
toonde hij een voortreffelijk modern regis
seur te zijn. Het waren niet de slechtste
jaren van de Koninklijke Vereniging, toen
op het Leidse Plein onder Chrispijn's regie
Voerman Henschel, Rosa Berndt, Nacht-
asyl, De Ster, Coriolanus om slechts en-
kele stukken te noemen gingen. Chris
pijn was een dergenen, die het felst hebben
gestreden tegen rhetoriek en vals pathos op
het toneel, hij was een der mannen, die ook
in de kunst van het theater eenvoud en
natuurlijkheid predikte en daar altijd voor
gevochten heeft. Daarom is zijn invloed zo
groot geweest op velen, die in de tijd, toen
hij regie voerde, jong waren. Adriaan en
Mien van der Horst, Rika Hopper, Emma
Morel, de Lobo's, Ko van Dijk. ze spraken
altijd met enthousiasme over Chrispijn als
regisseur en erkenden allen van hem on
noemelijk veel geleerd te hebben.
Eenvoud en natuurlijkheid kenmerkten
ook zijn spel als acteur. En zijn vernuft en
geest kwamen hem te hulp in rollen, die
fijne geest en ironie verlangden. Maar bo
ven alles zal hij in mijn herinnering blijven
als de onovertroffen jeune premier.
Hij was één der zeer weinigen, die voor
dit moeilijk emplooi alle eigenschappen
meebracht, ja, hij was op vier-en-vijftig-
jarige leeftijd, toen hij Fré in De Verove
raar van mevrouw SimonsMees speelde,
nog de enige werkelijk jonge rol in ons
land. Chrispijn was met zijn slanke lichaam,
zijn.vlugheid, zijn distinctie en zijn natuur
lijke charme de jeune premier bij uit
nemendheid. Als de Veroveraar heeft hij
- indertijd triomfen gevierd en zelden zal
het zeker gebeurd zijn, dat een toneel
speler op zeventig-jarige leeftijd zijn gou
den jubileum als jeune premier in/ de
zelfde rol van Fré heeft gevierd, zoals
Chrispijn heeft gedaan.
Twee jaar na zijn gouden jubileum kwam
de tragiek in het leven van deze kunste
naar. Chrispijn was zonder emplooi en al
leen en verlaten leefde hij in behoeftige
omstandigheden op een kamertje in Am
sterdam. Hij was te trots om steun te vra-r
gen en droeg zijn leed fier en zonder kla
gen. Totdat op een avond de directeur van
het Tuschinsky-theater, die van het moei
lijk lot van de kunstenaar gehoord had, bij
hem kwam en hem zijn medewerking vroeg
in een eenacter in het cabaret-programma
voor de volgende weken. Vol blijdschap
nam Chrispijn het aanbod aan en, optimist
als hij was, maakte -hij dadelijk al weer
plannen voor de toekomst.
Toen kwam de grote ontgoocheling. Chris
pijn, die honderden rollen gespeeld had.
kon de tek,st van die betrekkelijk kleine
rol niet in zijn hoofd krijgen. Zijn geheu
gen liet hem in de steek. Men stelde hem
voor de rol door een ander te laten spelen,
maar hij verzekerde, dat het wel anders zou
worden, als hij maar eerst voor het publiek
stond.
De voorstelling werd de meest tragisqhe
avond ih het leven van Chrispijn. De man,
die altijd zijn rollen had gekend, hakkelde,
bleef steken en -kon slechts met de grootste
moeite tot het einde toe spelen. Het was een
drama in een drama op het toneel. De vol
gende avond stond er op het programma,
dat wegens ziekte van de heer Chrispijn
de rol door een ander zou worden gespeeld.
Goddank heeft Chrispijn die avond niet
lang overleefd. Enige maanden later is hij
gestorven, maar voor mij, die gelukkig niet
getuige ben geweest van dit pijnlijke laatste
optreden van Chrispijn, zal hij altijd in mijn
herinnering blijven als de frisse, geestige,
elegante eeuwige jeune premier, met de
Wilsonskop, zoals ik hem tot het laatst toe
heb gekend. J. B. SCHUIL.
Blijf rustig sitten!
U hoeft er zelfs met voor uit
Uw stoel te komen; zó ge
makkelijk vliegt Uw baard
er af met Philips „PHILI-
SHAVE", het electrisch
droogscheerapparaat. Vraag
Uw handelaar een demon
stratie.
(Adv.)
Badplaatsen waren
vorige zomer overvol
Maar Valkenburg spande
de kroon
De stralende zomer van 1947 heeft tien
duizenden stadsbewoners naar buiten ge
lokt. Vboral zee en strand oefenden dat
jaar een grote aantrekkingskracht op de
stedelingen uit. Vooral de badplaatsen
waren overvol.
Volgens een telling van het Centraal
Bureau voor de Statistiek werden door de
bezoekers niet minder dan 580.000 nach
ten in hotels en pensions doorgebracht.
Men bleef gemiddeld een week logeren. De
ruim 25.000 personen, die zo gelukkig zijn
geweest op een zomerhuisje of gemeubi
leerde kamers beslag te leggen, genoten
ongeveer vier weken van de zee. In totaal
werden ruim 1.3 millioen nachten ge
registreerd. Daarbij komen dan nog vele
duizenden kampeerders.
In het Zuiden van ons land ligt een
plaatsje, waar het nog veel voller was:
Valkenburg. Dit herbergde 46.000 gasten.
Volgens een telling, die vermoedelijk aan
de lage kant is, brachten deze bezoekers er
23.000 nachten door, grotendeels in hotels.
NACHTDIENST APOTHEKEN.
Bos en Vaart-apotheek, Bos en Vaart
straat 26, tel. 13290: Apotheek Florijn,
Grote Houtstraat 78. tel. 10500 (niet voor
leden van ziekenfondsen); H. Remmers en
Zoon, Kruisstraat 25, tel. 10354; Noorder
apotheek. Jan Gijzenkade 181, tel. 23821,
MARCEL CARNé bevestigt in zijn jong- verfilming
ste, in Nederland in circulatie geko^
men werk, „Les portes de la nuit", de
zienswijze van hen, die menen dat de
Franse filmkunst reeds geruime tijd is
vastgelopen in een slop van geestelijke
malaise, waarin zelfs geen spoor van een
vernieuwing van de filmische methode en
middelen meer te ontdekken valt.
Want met hoeveel bewogenheid en be
wondering men deze beelden van het na
oorlogse Parijse volksleven ook mag aan
schouwen, men kan zich niet ontveinzen,
dat men in de allereerste plaats gepakt
wordt door de sfeer van het décor, door
het beeldrhythme vaak, door de fotografi
sche nuances van licht en schaduw, van
het laatste vooral.
Doch het scenario van Jacques Prévent
wijkt in wezen niet af van hetgeen fiij voor
„Les visiteurs du soir" en voor „Les enfants
du paradis" schreef: hij maakt voortdurend
gebruik van de geijkte thema's der poëzie:
het avontuur, de ontvluchting uit de reali
teit, de noodlottige liefde.
Zeker: er zijn ook andere elementen in
„Les portes de la nuit". Problemen, type
rend voor de na-oorlogstijd, worden aan
geroerd. Het verra_ad, de collaboratie, de
zwaVte handel vinden hun
plaats in deze tragedie,
doch zonder lijn of oplos
sing. De politieke en so
ciale moeilijkheden dienen
kader bij de tragische
de
van Eugène Dabit's roman
nodig was.
De vervaardiger van deze kartonnen
wereld, Traumer, kan trots zijn op zijn
welgeslaagde imitaties, doch juist door de
bereikte identiteit rijst de vraag of een
openluchtopneming van het betrokken
stadsdeel niet doeltreffender engoed
koper zou geweest zijn. Met het spoorweg
emplacement wekt ook de geluidsachter
grond daarvan het steeds weer, steeds
dringender fluiten der locomotieven her
inneringen aan „Hotel du Nord" op.
Dit neemt niet weg, dat deze fragmen
ten tot de beste delen van de film behoren,
ook al omdat zij Carné .gelegenheid geven
zij fijn ontwikkeld gevoel voor beeld
rhythme uit te spelen. Een fraai voorbeeld
hiervan vindt men ook in het begin, waar
de opneming van een paar minnekozende
kinderen overgaat in de zachte kabbeling
van het water, waarna de camera terecht
komt bij de filosoferende Diego, die ge
dachteloos een scheepje tekent. De alge
mene lijn, die deze beelden verbindt is
duidelijk. Obsederend is ook de verfilming
van de ogenblikken, die -aan de zelfmoord
van de verrader Guy voorafgaan: de toe
schouwer ziet niets dan rails en dwarsleg-
gers en hoort slechts het geknerp van
voetstappen op het grint.
Men kan zich anderzijds niet onttrekken
aan het gevoel, dat de „litteratuur" zwaar
drukt op dit werk. Er is een overmatig
gebruik gemaakt van het „film-rijm": het
steeds herhalen van dezelfde gestes en
dialogen in wisselend verband, dat geac
centueerd wordt door de blijkbaar voor
dit doel ingelaste kindervrijage. Men
wordt dan gewaar dat kunst en kitsch ge
vaarlijk dicht naast elkaar kunnen liggen.
Wij denken slechts aan de langgerekte
liefdesscène tussen Malou en Diego in de
sloperswerkplaats van haar vader, die
eindigt in een wervelende wals tussen de
afbraak.
Carné en Prévent zijn weer op ver
trouwd terrein in die taferelen, waarin zij
het volksleven van Parijs moeten, oproe
pen. De sombere, onontkoombare, neer
slachtige atmosfeer van dat grensgebied
tussen Montmartre en Saint Denis heeft
hen tot overtuigende onvergetelijke op
nemingen geïnspireerd. Het draaiboek
biedt bovendien aan Jean Vilar. Pierre
Brasseur, Serge Reggiani, Yves Montand
en Nathalie Nattier gelegenheid te over
hun hoogste troeven in de karakterisering
van hun rollen uit te spelen.
Aparte vermelding verdient behalve
de cameraman Agostïni de componist
Joseph Kosma, die zich door zijn meesle^-
pende partituren een waardig, opvolger
toonde van Maurice Jaubert en Maurice
Thiriet. J. H. B.
Twee mannen voor het chec van hun leven
de O.W.'er (links: Pierre Brasseur) en de
verrader (rechts: Serge Reggiani), Daar-
echter in serene rust: het Lot (Jean Vilar).
Vier beroemde
middelen in
genees-
één tablet.
Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz„
is CHEFARINE „4" een bijzonder Krachtig maar
toch weldadig middel, want het bevat eter
tcerkzame bestanddelen, stuk voor stuk in de
gehele wereld al beroemd. Eén bestanddeel -
Chefarox - zorgt dat. al ls dc werking zeer krach
tig, zelfs een gevoelige maag niet van streek raakt
Prijs f 0.75 per 20 tabletten.
Over Muziek
De Vrijheid
slechts tot
botsing der levens van vier mensen:
zangeres Malou, die haar jeugd in de
morsige voorsteden van Parijs wil hervin
den, haar broer Guy, die geestelijk ten
onder gaat aan zijn verraad, haar echtge
noot, een onbeduidende O.W.'er en Diego,
de romantische zwerver wiens psyche een
opvallende symmetrie vertoont met die
van Malou.
En evenals dat het geval was in „Les
visiteurs du soir" en in „Les enfants du
paradis" is ook hier het geïncarneerde Lot
onophoudelijk present: een oude muzikant,
die al mondorgelend de componenten van
dit drama hun niet te ontwijken toekomst
aanzegt.
Heeft de scenario-schrijver teruggegre
pen naar bekende, en beproefde gegevens,
de regisseur deed het niet minder. Men
kan het genre van dit filmduo het best
aanduiden met poëtisch realisme en
Marcel Carné vertegenwoordigt dan het
laatste. Ook hij heeft zich niet kunnen
losmaken van het procédé van zijn eerste
werken, van „Quai des brumes", van „Le
jour se léve" en nog het minst van „Hótel
du Nord".
Vooral de décors die het kanaal Saint-
Martin en de spoorwegemplacementen van
Aubervilliei's voorstellen lijken zo over
gekomen uit de inventaris, die voor de
Men kan zich op verschillende manieren
met muziek bemoeien; men kan zich zelfs
op verschillende manieren niet piet mu
ziek bemoeien. Om met het'laatste te be
ginnen: iemand die door een of andere
psychologische kronkel een afkeer heeft
van muziek en door deze kunst geïrriteerd
wordt, staat er anders tegenover dan
iemand, die volkomen onverschillig is voor
elke muzikale aandoening. Beide gevallen
komen voor, In deze beide soorten zijn
weer velerlei nuancen. Een groep van
mensen, die menen zich wel met muziek
te bemoeien vormen degenen die de
muziek alleen ontmoeten in verband met
dansen of met de film. Voor hen is de
muziek een soort noodzakelijk animato
van een of ander amusement; dit is na
tuurlijk eigenlijk geen liefde voor de
muziek. Een andere groep bestaat uit hen,
die feitelijk geen behoefte hebben aan
muziek, maar datgene wat ze van de
kunst ontmoeten, voor zover het leven het
af en toe meebrengt, met' een zekere tevre
denheid of belangstelling opnemen. Zij
aanvaarden het verschijnsel in 't algemeen,
hebben geen speciale interesse, maar zijn
er in geen geval afkerig van. Velen van
hen erkennen in gelijke mate de zoge
naamde amusementsmuziek en datgene
wat men klassiek pleegt te noemen. Zij
laten het aan de omstandighedeh over,
wat hun in de oren wordt gegeven. Een
groot aantal mensen bepaalt zijn belang
stelling alleen tot jazz en swing. Bij hen
zijn weer enige verschillen waar te nemen:
er zijn er, die enigszins huiveren voor de
ernst der zogenaamde klassieke muziek en
er zich maar liever buiten houden; ande
ren hechten aan jazz en swing eén posi
tieve betekenis en verdedigen het muzikale
recht dezer muztek met een zeker fana
tisme. Het groYe aantal mensen dat
werkelijk behoefte heeft aan de muziek,
die men dus in 't algemeen met „klassiek"
betitelt, is ook weer te verdelen.
Men kent daarbij de speciale liefhebbers:
,zij die hun positieve voorkeur geven aan
oratoria, anderen die zich speciaal tot ka
mermuziek aangetrokken voelen, zij die
bijvoorbeeld bijzonder van orgelmuziek
houden, anderen die boven alles de orkest
muziek stellen. Er is ook een verdeling te
maken tussen hen die alléén van instru
mentale muziek houden en zich «iet op
hun' gemak voelen bij vocale muziek en
hen, die zich juist aangetrokken voelen
tot vocale muziek en min of meer onaan
gedaan blijven bij de instrumentale kunst.
Dit onderscheid is een interessant ver
schijnsel; het is bekend dat velen die zich
met het aanhoren of beoefenen der instru
mentale muziek gelukkig voelen, zich on
wennig voelen met muziek, die de inhoud
van een tekst weergeeft. Niet om de aard
der weergave, maar wel om het feit, dat
zij de mededeling van de tekst confron
teren met hun gevoelsleven en zich daar
mee in hun muzikale hehoefte onvrij
voelen. In tegenstelling met hen, die een
positieve gevoelsmededeling of gedach-
tengang in tekst gaarne geïdealiseerd
horen in muziek.
Een apart genre van muziekliefhebbers
wordt gevormd door hen die meestal
.zonder het zelf te weten de concert
wereld op zichzelf boven alles stellen; zij
vinden het regelmatig gedoe van de mu-
ziek-drukte gezellig en zouden ook voor
geen goud de pauze willen missen, om
vooral met elkaar over de uitvoerders enz.
te kunnen praten. Zij bezitten een speciale
Hollandse kant van de muziekliefhebber
heel sterk: beoordelen en ko(fie drinken.
De verstandige lezer zal deze opmerking
niet zwaarder nemen dan ze is: men kan
het een doen zonder het ander te laten;
dat wil zeggen, men kan oprecht van mu
ziek houden en toch teveel over concerten
praten.
Er valt over nog een verdeling te
spi'eken, een verdeling van meer intieme
aard. Deze betreft de .voorkeur voor be
paalde componisten of voor bepaalde stij
len. Dit verschil van voorkeur komt ook
bij n^usici voor. Onder hen (musici zowel
als liefhebbers) is weer een onderscheid
te maken: de meesten hebben hun muzi
kale hart open voor velerlei schoonheid,
al hebben zij een zwak voor een bepaalde
muziek, sommigen echter zweren bij een
paar componisten of soms zelfs bij één
componist. Dit hangt in het ganstige geval
samen met persoonlijke aard, in het on
gunstige geval met minder muzikale heb
belijkheden. Het is tragisch wanneer een
bepaalde voorkeur dermate dogmatisch
heerst, dat men er verblind door wordt.
Hiermee ben ik eigenlijk aan de bedoe
ling van de titel. De muziek is een vrije
gave van de natuur aan alle liefhebbers.
Niemand kan voor een bepaalde componist
of een bepaalde stijl het recht opeisen, te
heersen over mens en wil der muzieklief
hebbers; het is geen belediging van een
godheid, wanneer men zegt van een
bepaalde componist niet te houden. Ik
houd zeer veel van Bruckner, maar ben
niet blind voor zijn zwakke zijde; ik houd
niet van Brahms maar erken zijn meester
schap. De muziekliefhebber is met de
muziek zo vrij als een wandelaar met de
keuze van zijn landschap. Men heeft zelfs
het recht te houden van een muziek, waar
van men weet dat zij niet tot dc hoogste
orde behoort. Ik houd bijvoorbeeld van
Gvieg. Het is ook een naar snobisme
om alleen zijn aandacht te schenken aan
modieuse veelgeroemdheid. Dit is geen
muziekliefde; men kan beter de wereld
laten wat ze is en zijn eigen hart volgen.
Zelfs al zou de jonge wetenschap der mu-
ziek-aesthetiek op den duur aannemelijke
theorieën over objectieve waarde, bieden,
dan nog behoudt de muziekliefhebber zijn
volle vrijheid: wanneer hij zijn muzikale
hart niet bedriegt is hij in 'zijn recht. Een
muziekliefhebber is een gelukkig mens,
maar een afgodendienaar is op zijn minst
niet pleizierig. Het aanhangen van een
muzikaal ideaal is goed, wanneer het uit
levenskunst voortkomt, het is tragisch
wanneer het een hyper-serieuse angstval
ligheid verraadt,
HENDRIK ANDRIESSEN»