L K Chefarme4 iteraire en VAUXHALL L. H. Chrispijn, de jeune premier bij uitnemendheid ZATERDAG 3 APRIL 1948 ami G. H. 's-GRAVESANDE: E. du Perron (Herinneringen en bescheiden). (A. A. M.^Stols, 's-Gravenhage). DE TIJD DIE ONS SCHEIDT van de noodlottige oorlogsjaren, welke een zo onherstelbare bres schoten in het levend hart van onze letterkunde, dat een jongere generatie het verlies van du Perron, Mars man, Ter Braak en Slauerhoff nog op geen stukken na heeft kunnen vergoeden, is nog te gering, om de blijvende waarde te be palen van hun helaas historisch geworden litteraire werkzaamheid, van zuiverende, vitale, felle, zedelijke moed, hun geladen- kernachtige persoonlijkheid, hun stuwende onvervaardheid. Zeker geldt dat voor de drie eerstgenoemden: Slauerhoff's dichter lijk en menselijk lot dreef hem uit inner lijke onafwendbaarheid op andere wegen, die niemand met fijnzinniger tastzin heeft onderkend dan Constant van Wessem in zijn (eveneens bij Stols verschenen) „Slauerhoff-studie", Du Perron's werk is autobiografisch, het kon niet anders zijn dan dat: al wat hij schreef, roman, essay, gedicht en brief, was voortgekomen uit een confrontatie van 'zichzelf met het leven niet omdat hij „zieh-zelf" moest winnen: moeilijke jaren hadden, ondanks zijn „rijkelui's-afkomst", zijn karakter als een misschien hoekige, maar sterke zelfstandigheid al gevormd; maar die strijdlustige confrontatie, welke voortdurende wrijving betekende, was noodzaak voor hem, om zich steeds wéér, steeds vernieuwd, te bevestigen, zich te sterken tot wat hij voor alles wilde zijn (en zo ten volle was): een vent. 's Gravesande had dit boek over du Perron geen kernachtiger motto kunnen meegeven dan du Perron's eigen woord: „Ik houd van een vent die zichzelf durft te zijn, die vat op zich geeft, die zich niet achter een of ander voetstukje verstopt een vent die weet wat „de dood in het leven" betekent, maar die dat niet uitslui tend in een zure kamer bij Dostojevsky heeft „bestudeerd" Deze uitspraak geeft geen uiting aan hét verlangen naar dat wat men niet is: een „vent" wès hij, één die de moed had, op de „smalle basis" van de waarachtige levenswaarden, van zijn onvervalste, open en sterke persoonlijk heid dus, te strijden verbeten, onverbid delijk, vurjg tégen alles wat onecht, onzuiver, verstard, verschrompeld en vóór alles wat hem lief was: tegen het zwaar- artistiek gepreek, tegen de veraestheti- seerde nabloei der Tachtigers, tegen een bleek-ethisch humanisme, tegen de verdog- matiseerde burgerlijkheid kortom tegen alles wat hij „Jan Lubbes" noemde: de halfbakkenheid. Nooit heeft hij zijn over tuiging verkwanseld tegen het compromis; liever nam hij, als het zo moest zijn, een ieder tegen zich in, door recht op de man af, zijn aanval te doen, „ridderlijk, met open vizier", zou men zeggen, als hy zelf zo'n gemeenplaats niet gehoond zou heb ben. Jan Lubbes was voor hem ieder die geen ruggegraat had, die geen persoonlijk heid kon zijn door een teveel aan oudbak ken „ernst": zwaarwichtigheid van princi pes, dogma's, leuzen, waaruit het leven al lang gevlucht was, in plaats van de altijd levende en levendige „esprit", waarin het fonkelt, venijnig soms, maar beweegt, strijdbaar, gewapend tegen elke bedrei ging van het provincialisme, waarvoor hij. opgegroeid in Indië en jarenlang verblijf houdend in Frankrijk, een fijner neus had dan de Jan Lubbessen, die in welbehage- lijke gezetenheid (geestelijke gezetenheid) zichzelf niet meer zagen. Nooit ontweek hij ;de strijd, verslapte zijn aandacht; de bokslessen die hij, waarachtig niet begif tigd met een sterk gestel, nam, oefenden hem in een geestelijk paraat-zijn: „omdat gebrek aan aandacht daar onmiddellijk gevoelig bestraft werd", tekent 's-Grave- sande er raak-karakteriserend bij aan. Ondanks die strijdvaardigheid van zijn polemisch wakker-schudden (die hem wel de wezenlijke verwantschap móést doen gevoelen met één die een zelfde vechters- natuur had als hij zelf: met Multatuli) was hij niet onverdraagzaam: „Ik weet zeker dat ik met plezier tolerant ben, als ik naast de eigenschappen waarvoor de tolerantie dan nodig is, dingen ontdek die voldoende zijn om iemar.d en bloc te ac cepteren. Maar het meest karakteristieke van de „gewone mensen" is juist dat die dingen zo pijnlijk zoek zijn". Dat zijn Woorden uit een van zijn brieven: strijd- lustig-tolerante woorden van een mens die niets meer verafschuwde dan gebrek aan persoonlijkheid. Hii, die zeker vele eigen schappen gemeen had met de „Man van Lebak", stak in één opzicht boven die vijand der Droogstoppels uit: hij was even onverschrokken tegenover zichzelf als te genover anderen; hij nam „afstand", ook van zichzelf, ter verdediging van datgene wat voor hem de wel „smalle", maar enige betrouwbare en mannelijk-waardige basis van een oprecht mensenleven was: waar heid. Terwille daarvan heeft hij, achter wiens Intellectueel tweegevecht met elke leugen achtigheid, meer sentiment, meer „hart", stak dan een oppervlakkige lezer vermeent, zichzelf opgebrand: het was te voorvoelen, in zijn „Land van Herkomst" al. „Na alle wroeten zie ik één vrijheid: zo lang nien leeft, te leven volgens de eigen aard en alsof men 'de ruimte voor zich had, met alle nieuwsgierigheid en hoop waar men nog mee behebd is, maar ook met een vol doend kwantum pessimisme om ons in één minuut te verzoenen met het einde van alles Wat ons leven mogelijk maakte Waarschijnlijk was deze verzoening zijn deel toen hij, enkele uren na het bekend worden van de capitulatie, op de 14de Mei 1940, overleed, nauwelijks 40 jaar ou.d. En misschien bracht die éne minuut van „de harde dood" hem de vrede na een zo door-* streden leven de vrede, waarvan hij ééns dichtte: „IJc stel mij voor dat jij alleen mijn hand zult houden, als ik met de dood zal strijden mijn vingers strelend, als zijn zeekre hand mij worgt Het kostbaar matei'iaal dat 's-Grave- sande met zoveel zorg bijeenbracht is niet voldoende, om Eddie du Perron's portret te tekenen; niemand is zich daarvan meer bewust dan 's-Gravesande zelf, die zich in deze studie zo lofwaardig-bescheiden op de achtergrond houdt. Maar het is een deug delijke basis, die, aangevuld met de nog ongepubliceerde briefwisseling (o.a. met Ter Braak en Constant van Wessem) en getoetst aan het autobiografisch residu in zijn werk al dan niet essayistisch breed en zinvol-gekozen genoeg is. ■om de „Smalle Mens" te dragen die hij was: du Perron, een „vent", die in het leven staand de dood in zich al overwonnen had op het verwoed veroverde stukje levensdomein van één, die fier en zonder fraze achter elk woord stond dat hij schreef en de con sequentie der overtuiging dapper stelde boven het lafhartig compromis. C. J. E. DINAUX. De 9 Muzen Respijt. De Franse regering heeft van de te Parijs wonende Nederlandse schilder Jos Croin, die in de herfst van 1947 een exposi tie hield, welke grote belangstelling trok, een schilderij aangekocht. Dit doek stelt een landschap voor uit de omgeving van Parijs, waar de schilder tel kens weer zijn inspiratie vindt. Kort filmnieuws. Réné Lalou is bezig Shakespeare's Midzomernachtsdroom te be werken, voor poppenfilm. Marcel Carné is van plan in October in Italië „Eurydice" van Jean Anouihl te gaan verfilmen. De rolprent komt uit in een Franse en een Engelse versie. Tevens doen geruchten de ronde, dat Carné „Le procés" van Kafka op het witte doek gaat brengen. Op het internationaal film festival voor de jeugd te Bath van 21 April1 Mei zullen als deelnemers komen: Australië, Polen. Zweden,. Portugal, Rusland, Canada, Lapland en Tjsechoslowakije. Het festival staat onder auspiciën van de Rankorganisatie. Een Amerikaanse filmmaatschappij wil een film maken naar Rodenbachs roman: „Bruges la morte". De producer Edwin Knopf, is in verband daarmee reeds naar Brugge gekomen om studies te maken. Madame Aan het spreekwoord „De kleren maken de inan" valt niet te tornen. Men kan echter niet zeg gen „De kleren maken de vrouw", want dan miskent men de karak teristieke gave der vrouw om in welke kle ren ook zich zelve te blijven. Als de kleren ook de vrouw zouden maken, zou men de hiernaast afgebeelde dochter van Eva een slangmoetennoemen. Want zij is gehuld in een gewaad, dat eertijds het eveneens slanke en buigzame lichaam van pythons omspande. Deze nieuwste vondst der Parijse modekunstenaars werd dezer dagen met veel succes geëxposeerd. De speciaal voor dit uitzonderlijke doel prepareerde slangenhuid blijkt een zeldzaam mo dieus effect te hebben en is bovendien doch dat spreekt vanzelf volkomen waterdicht, zodat zij ook voor regen kleding kan worden gebruikt. Het lied van: Een poes lm Maart De poes van onze achterburen kan uren op de muren gluren om in de stille Maartse nachten de komst des Katers te verwachten. De mensen (altijd vol pretenties) die plaatsen huw'lijksadvertenties maar poes wil, door persoonlijk waken op hoge daken kennismaken dan wel op schutting, haag "bf heg het is, bij nader overleg „de meest gebruikelijke weg". En dan weerklinkt, zo fijnbesnaard het machtig minnelied van Maart. Men zegt, dat dit geluid niet fraai is, dat het het summum van lawaai is. Men moet het mauwen van de katten bevatten en niet onderschatten! De zang is een intènse bede om Liefde, en dus ook om Vrede, rnen wil tot Liefdesdromen komen en niet tot splitsing der atomen. Precies dus, waar de mens naar snakt, maar die is reeds te veel verzwakt, ja, veel te onnatuui-lijk is-ie, de mens benoemt slechts een commissie. De witte poes van onze buren zit in de duisternis te turen gelijk een tere, blanke bruid en heeft haar leed. .en krijst het uit. Zij wacht, die soepele verschijning zij heeft een afspraak op de heining. „Aanhoor mijn lied, o Violettus. die mijn beminde tot-en-mèt is waardoor ons nage 'acht gered is ik zing mijn lied voor U, mijn kater. O wrede-mens! O emmer water! WOUTERTJE KIES DE GROTE WAGEN op Uw kleine bon. 4 cyl. 4340.— 6 cyl. 5325.— HEEREMANS EN VAN LEUVEN Nieuwe Gracht 78 - Haarlem - Tel. 21498 (Adv.) Ageodai voor Haarlem ZATERDAG 3 APRIL. Stadsschouwburg: „Dr. Knock", 8,15 u.; City: „Obsessie", 18 j., 2,00. 4,15, 7,00 en 9,15 uur: Spaarne: „Mexico Rose", alle leeft., 2,30, 7.00 en 9,15 uur; Frans Hals: „De weg zonder einde", 18 j., 2, 4,30, 7 en 9,15 uur; Rembrandt: „De beste jaren van ons leven", 14 jaar, 2,30 en 7.30 uur; Luxor: „De beste jaren van ons leven". 14 jaar, 2,30 en 7,30 uur; Palace: „Onder Hypnose", 18 jaar, 2,00, 4,15, 7,00 en 9,15 uur. ZONDAG 4 APRIL. Stadsschouwburg: „Dr. Knock", 8.15 u.; Palace: '.Proces van Neurenberg", 18 jaar, 10,30 uur; Frans Hals: Instituut voor Ar beidersontwikkeling „Brief Encounter", 10,30 uur; Bioscopen: Middag- en avond voorstellingen. MAANDAG 5 APRIL. Bioscopen: Middag- en avondvoorstel- Itofien. E.V.C. achter Twentse fabrikanten Naar aanleiding van de veroordeling van enige Twentse textielfabrikanten door de Economische politierechter te Almelo wegens de door hen te veel betaalde lonen, heeft het hoofdbestuur van de landelijke bedrijfsgroep Textiel en Kleding der E.V.C. zich gericht tot de regering en het College van Rijksbemiddelaars met het verzoek van hun bevoegdheid gebruik te maken en de bindende loonregeling door het opnemen van een clausule zo te wijzigen, dat de be staande lonen opgetrokken moeten wor den tot het in de loonregeling toegestane maximale bedrag. De Twentse textielfabrikanten zijn tegen het vonnis van de Economische politie rechter in cassatie gegaan. Toineelherinneringen en toneelportretten Er zijn weinig acteurs, met wie ik meer bevriend ben geweest dan L. H. Chrispijn. Toen hij in 1914 in Haarlem aan de Hol- landia-Film van Maurits Binger verbonden was, woonde hij in het huis. waar ik door mijn vertrek naar Bergen op Zoom pas was uitgetrokken. Toen ik een half jaar later terugkwam, werden wij buren en spra ken wij elkaar bijna dagelijks. Chrispijn was een geestig causeur. Pittig en levendig kon hij, meestal heen en weer lopend, van het toneel vertellen. Onuitput telijk was hij in toneel-anecdotes, vooral uit de dagen van Morin, mevrouw Kleine Gartman,Veltman, Van Zuylen en de Haspelsen. In toneelkringen zei men, dat Chrispijn wat te veel fantasie had en men zijn verhalen daarom met 'n korreltje zout moest nemen, maar hoe dan ook. amusant waren ze in hoge mate. Fel-critisch als hij was, kon zijn oordeel over anderen soms vlijmend scherp zijn. Ik heb weinig acteurs gekend met een zo hel der oordeel en zo scherp verstand als Chris pijn. Hij was één en al geest en vernuft. Al tijd was hij vol plannen en illusies en vol geloof ook in de toekomst, zelfs wanneer ieder ander alle hoop zou hebben laten varen. Chrispijn had een enorme werkkracht en was nooit vermoeid. Hoe dikwijls heb ik hem niet midden in de nacht, om 2 uur, wanneer ik mijn kritiek voor de krant had weggebracht, in zijn kamer onder de lamp zien zitten typen, geheel vervuld van de scenario's, die hij voor zijn filmmaat schappij bewerkte. Ik hoor nog zijn opge wekt „Hallo!" .als antwoord op mijn aan roep, ik zie weer zijn jonge, slanke figuur voor het open raam verschijnen want ook midden in de winter werkte hij met zijn raam hoog opgeschoven zijn lachend, spottend gezicht, als hij mij toeriep: „Wie heb je d'er nou weer afgemaakt?" Chrispijn is de man geweest, die in de tijd, toen het toneel in ons land dreigde t^ verstarren, in de Artis-schouwburg baan brekend werk heeft verricht. Maar ook in de jaren daarna, toen hij was overgegaan bij Het Nederlands Toneel toonde hij een voortreffelijk modern regis seur te zijn. Het waren niet de slechtste jaren van de Koninklijke Vereniging, toen op het Leidse Plein onder Chrispijn's regie Voerman Henschel, Rosa Berndt, Nacht- asyl, De Ster, Coriolanus om slechts en- kele stukken te noemen gingen. Chris pijn was een dergenen, die het felst hebben gestreden tegen rhetoriek en vals pathos op het toneel, hij was een der mannen, die ook in de kunst van het theater eenvoud en natuurlijkheid predikte en daar altijd voor gevochten heeft. Daarom is zijn invloed zo groot geweest op velen, die in de tijd, toen hij regie voerde, jong waren. Adriaan en Mien van der Horst, Rika Hopper, Emma Morel, de Lobo's, Ko van Dijk. ze spraken altijd met enthousiasme over Chrispijn als regisseur en erkenden allen van hem on noemelijk veel geleerd te hebben. Eenvoud en natuurlijkheid kenmerkten ook zijn spel als acteur. En zijn vernuft en geest kwamen hem te hulp in rollen, die fijne geest en ironie verlangden. Maar bo ven alles zal hij in mijn herinnering blijven als de onovertroffen jeune premier. Hij was één der zeer weinigen, die voor dit moeilijk emplooi alle eigenschappen meebracht, ja, hij was op vier-en-vijftig- jarige leeftijd, toen hij Fré in De Verove raar van mevrouw SimonsMees speelde, nog de enige werkelijk jonge rol in ons land. Chrispijn was met zijn slanke lichaam, zijn.vlugheid, zijn distinctie en zijn natuur lijke charme de jeune premier bij uit nemendheid. Als de Veroveraar heeft hij - indertijd triomfen gevierd en zelden zal het zeker gebeurd zijn, dat een toneel speler op zeventig-jarige leeftijd zijn gou den jubileum als jeune premier in/ de zelfde rol van Fré heeft gevierd, zoals Chrispijn heeft gedaan. Twee jaar na zijn gouden jubileum kwam de tragiek in het leven van deze kunste naar. Chrispijn was zonder emplooi en al leen en verlaten leefde hij in behoeftige omstandigheden op een kamertje in Am sterdam. Hij was te trots om steun te vra-r gen en droeg zijn leed fier en zonder kla gen. Totdat op een avond de directeur van het Tuschinsky-theater, die van het moei lijk lot van de kunstenaar gehoord had, bij hem kwam en hem zijn medewerking vroeg in een eenacter in het cabaret-programma voor de volgende weken. Vol blijdschap nam Chrispijn het aanbod aan en, optimist als hij was, maakte -hij dadelijk al weer plannen voor de toekomst. Toen kwam de grote ontgoocheling. Chris pijn, die honderden rollen gespeeld had. kon de tek,st van die betrekkelijk kleine rol niet in zijn hoofd krijgen. Zijn geheu gen liet hem in de steek. Men stelde hem voor de rol door een ander te laten spelen, maar hij verzekerde, dat het wel anders zou worden, als hij maar eerst voor het publiek stond. De voorstelling werd de meest tragisqhe avond ih het leven van Chrispijn. De man, die altijd zijn rollen had gekend, hakkelde, bleef steken en -kon slechts met de grootste moeite tot het einde toe spelen. Het was een drama in een drama op het toneel. De vol gende avond stond er op het programma, dat wegens ziekte van de heer Chrispijn de rol door een ander zou worden gespeeld. Goddank heeft Chrispijn die avond niet lang overleefd. Enige maanden later is hij gestorven, maar voor mij, die gelukkig niet getuige ben geweest van dit pijnlijke laatste optreden van Chrispijn, zal hij altijd in mijn herinnering blijven als de frisse, geestige, elegante eeuwige jeune premier, met de Wilsonskop, zoals ik hem tot het laatst toe heb gekend. J. B. SCHUIL. Blijf rustig sitten! U hoeft er zelfs met voor uit Uw stoel te komen; zó ge makkelijk vliegt Uw baard er af met Philips „PHILI- SHAVE", het electrisch droogscheerapparaat. Vraag Uw handelaar een demon stratie. (Adv.) Badplaatsen waren vorige zomer overvol Maar Valkenburg spande de kroon De stralende zomer van 1947 heeft tien duizenden stadsbewoners naar buiten ge lokt. Vboral zee en strand oefenden dat jaar een grote aantrekkingskracht op de stedelingen uit. Vooral de badplaatsen waren overvol. Volgens een telling van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden door de bezoekers niet minder dan 580.000 nach ten in hotels en pensions doorgebracht. Men bleef gemiddeld een week logeren. De ruim 25.000 personen, die zo gelukkig zijn geweest op een zomerhuisje of gemeubi leerde kamers beslag te leggen, genoten ongeveer vier weken van de zee. In totaal werden ruim 1.3 millioen nachten ge registreerd. Daarbij komen dan nog vele duizenden kampeerders. In het Zuiden van ons land ligt een plaatsje, waar het nog veel voller was: Valkenburg. Dit herbergde 46.000 gasten. Volgens een telling, die vermoedelijk aan de lage kant is, brachten deze bezoekers er 23.000 nachten door, grotendeels in hotels. NACHTDIENST APOTHEKEN. Bos en Vaart-apotheek, Bos en Vaart straat 26, tel. 13290: Apotheek Florijn, Grote Houtstraat 78. tel. 10500 (niet voor leden van ziekenfondsen); H. Remmers en Zoon, Kruisstraat 25, tel. 10354; Noorder apotheek. Jan Gijzenkade 181, tel. 23821, MARCEL CARNé bevestigt in zijn jong- verfilming ste, in Nederland in circulatie geko^ men werk, „Les portes de la nuit", de zienswijze van hen, die menen dat de Franse filmkunst reeds geruime tijd is vastgelopen in een slop van geestelijke malaise, waarin zelfs geen spoor van een vernieuwing van de filmische methode en middelen meer te ontdekken valt. Want met hoeveel bewogenheid en be wondering men deze beelden van het na oorlogse Parijse volksleven ook mag aan schouwen, men kan zich niet ontveinzen, dat men in de allereerste plaats gepakt wordt door de sfeer van het décor, door het beeldrhythme vaak, door de fotografi sche nuances van licht en schaduw, van het laatste vooral. Doch het scenario van Jacques Prévent wijkt in wezen niet af van hetgeen fiij voor „Les visiteurs du soir" en voor „Les enfants du paradis" schreef: hij maakt voortdurend gebruik van de geijkte thema's der poëzie: het avontuur, de ontvluchting uit de reali teit, de noodlottige liefde. Zeker: er zijn ook andere elementen in „Les portes de la nuit". Problemen, type rend voor de na-oorlogstijd, worden aan geroerd. Het verra_ad, de collaboratie, de zwaVte handel vinden hun plaats in deze tragedie, doch zonder lijn of oplos sing. De politieke en so ciale moeilijkheden dienen kader bij de tragische de van Eugène Dabit's roman nodig was. De vervaardiger van deze kartonnen wereld, Traumer, kan trots zijn op zijn welgeslaagde imitaties, doch juist door de bereikte identiteit rijst de vraag of een openluchtopneming van het betrokken stadsdeel niet doeltreffender engoed koper zou geweest zijn. Met het spoorweg emplacement wekt ook de geluidsachter grond daarvan het steeds weer, steeds dringender fluiten der locomotieven her inneringen aan „Hotel du Nord" op. Dit neemt niet weg, dat deze fragmen ten tot de beste delen van de film behoren, ook al omdat zij Carné .gelegenheid geven zij fijn ontwikkeld gevoel voor beeld rhythme uit te spelen. Een fraai voorbeeld hiervan vindt men ook in het begin, waar de opneming van een paar minnekozende kinderen overgaat in de zachte kabbeling van het water, waarna de camera terecht komt bij de filosoferende Diego, die ge dachteloos een scheepje tekent. De alge mene lijn, die deze beelden verbindt is duidelijk. Obsederend is ook de verfilming van de ogenblikken, die -aan de zelfmoord van de verrader Guy voorafgaan: de toe schouwer ziet niets dan rails en dwarsleg- gers en hoort slechts het geknerp van voetstappen op het grint. Men kan zich anderzijds niet onttrekken aan het gevoel, dat de „litteratuur" zwaar drukt op dit werk. Er is een overmatig gebruik gemaakt van het „film-rijm": het steeds herhalen van dezelfde gestes en dialogen in wisselend verband, dat geac centueerd wordt door de blijkbaar voor dit doel ingelaste kindervrijage. Men wordt dan gewaar dat kunst en kitsch ge vaarlijk dicht naast elkaar kunnen liggen. Wij denken slechts aan de langgerekte liefdesscène tussen Malou en Diego in de sloperswerkplaats van haar vader, die eindigt in een wervelende wals tussen de afbraak. Carné en Prévent zijn weer op ver trouwd terrein in die taferelen, waarin zij het volksleven van Parijs moeten, oproe pen. De sombere, onontkoombare, neer slachtige atmosfeer van dat grensgebied tussen Montmartre en Saint Denis heeft hen tot overtuigende onvergetelijke op nemingen geïnspireerd. Het draaiboek biedt bovendien aan Jean Vilar. Pierre Brasseur, Serge Reggiani, Yves Montand en Nathalie Nattier gelegenheid te over hun hoogste troeven in de karakterisering van hun rollen uit te spelen. Aparte vermelding verdient behalve de cameraman Agostïni de componist Joseph Kosma, die zich door zijn meesle^- pende partituren een waardig, opvolger toonde van Maurice Jaubert en Maurice Thiriet. J. H. B. Twee mannen voor het chec van hun leven de O.W.'er (links: Pierre Brasseur) en de verrader (rechts: Serge Reggiani), Daar- echter in serene rust: het Lot (Jean Vilar). Vier beroemde middelen in genees- één tablet. Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz„ is CHEFARINE „4" een bijzonder Krachtig maar toch weldadig middel, want het bevat eter tcerkzame bestanddelen, stuk voor stuk in de gehele wereld al beroemd. Eén bestanddeel - Chefarox - zorgt dat. al ls dc werking zeer krach tig, zelfs een gevoelige maag niet van streek raakt Prijs f 0.75 per 20 tabletten. Over Muziek De Vrijheid slechts tot botsing der levens van vier mensen: zangeres Malou, die haar jeugd in de morsige voorsteden van Parijs wil hervin den, haar broer Guy, die geestelijk ten onder gaat aan zijn verraad, haar echtge noot, een onbeduidende O.W.'er en Diego, de romantische zwerver wiens psyche een opvallende symmetrie vertoont met die van Malou. En evenals dat het geval was in „Les visiteurs du soir" en in „Les enfants du paradis" is ook hier het geïncarneerde Lot onophoudelijk present: een oude muzikant, die al mondorgelend de componenten van dit drama hun niet te ontwijken toekomst aanzegt. Heeft de scenario-schrijver teruggegre pen naar bekende, en beproefde gegevens, de regisseur deed het niet minder. Men kan het genre van dit filmduo het best aanduiden met poëtisch realisme en Marcel Carné vertegenwoordigt dan het laatste. Ook hij heeft zich niet kunnen losmaken van het procédé van zijn eerste werken, van „Quai des brumes", van „Le jour se léve" en nog het minst van „Hótel du Nord". Vooral de décors die het kanaal Saint- Martin en de spoorwegemplacementen van Aubervilliei's voorstellen lijken zo over gekomen uit de inventaris, die voor de Men kan zich op verschillende manieren met muziek bemoeien; men kan zich zelfs op verschillende manieren niet piet mu ziek bemoeien. Om met het'laatste te be ginnen: iemand die door een of andere psychologische kronkel een afkeer heeft van muziek en door deze kunst geïrriteerd wordt, staat er anders tegenover dan iemand, die volkomen onverschillig is voor elke muzikale aandoening. Beide gevallen komen voor, In deze beide soorten zijn weer velerlei nuancen. Een groep van mensen, die menen zich wel met muziek te bemoeien vormen degenen die de muziek alleen ontmoeten in verband met dansen of met de film. Voor hen is de muziek een soort noodzakelijk animato van een of ander amusement; dit is na tuurlijk eigenlijk geen liefde voor de muziek. Een andere groep bestaat uit hen, die feitelijk geen behoefte hebben aan muziek, maar datgene wat ze van de kunst ontmoeten, voor zover het leven het af en toe meebrengt, met' een zekere tevre denheid of belangstelling opnemen. Zij aanvaarden het verschijnsel in 't algemeen, hebben geen speciale interesse, maar zijn er in geen geval afkerig van. Velen van hen erkennen in gelijke mate de zoge naamde amusementsmuziek en datgene wat men klassiek pleegt te noemen. Zij laten het aan de omstandighedeh over, wat hun in de oren wordt gegeven. Een groot aantal mensen bepaalt zijn belang stelling alleen tot jazz en swing. Bij hen zijn weer enige verschillen waar te nemen: er zijn er, die enigszins huiveren voor de ernst der zogenaamde klassieke muziek en er zich maar liever buiten houden; ande ren hechten aan jazz en swing eén posi tieve betekenis en verdedigen het muzikale recht dezer muztek met een zeker fana tisme. Het groYe aantal mensen dat werkelijk behoefte heeft aan de muziek, die men dus in 't algemeen met „klassiek" betitelt, is ook weer te verdelen. Men kent daarbij de speciale liefhebbers: ,zij die hun positieve voorkeur geven aan oratoria, anderen die zich speciaal tot ka mermuziek aangetrokken voelen, zij die bijvoorbeeld bijzonder van orgelmuziek houden, anderen die boven alles de orkest muziek stellen. Er is ook een verdeling te maken tussen hen die alléén van instru mentale muziek houden en zich «iet op hun' gemak voelen bij vocale muziek en hen, die zich juist aangetrokken voelen tot vocale muziek en min of meer onaan gedaan blijven bij de instrumentale kunst. Dit onderscheid is een interessant ver schijnsel; het is bekend dat velen die zich met het aanhoren of beoefenen der instru mentale muziek gelukkig voelen, zich on wennig voelen met muziek, die de inhoud van een tekst weergeeft. Niet om de aard der weergave, maar wel om het feit, dat zij de mededeling van de tekst confron teren met hun gevoelsleven en zich daar mee in hun muzikale hehoefte onvrij voelen. In tegenstelling met hen, die een positieve gevoelsmededeling of gedach- tengang in tekst gaarne geïdealiseerd horen in muziek. Een apart genre van muziekliefhebbers wordt gevormd door hen die meestal .zonder het zelf te weten de concert wereld op zichzelf boven alles stellen; zij vinden het regelmatig gedoe van de mu- ziek-drukte gezellig en zouden ook voor geen goud de pauze willen missen, om vooral met elkaar over de uitvoerders enz. te kunnen praten. Zij bezitten een speciale Hollandse kant van de muziekliefhebber heel sterk: beoordelen en ko(fie drinken. De verstandige lezer zal deze opmerking niet zwaarder nemen dan ze is: men kan het een doen zonder het ander te laten; dat wil zeggen, men kan oprecht van mu ziek houden en toch teveel over concerten praten. Er valt over nog een verdeling te spi'eken, een verdeling van meer intieme aard. Deze betreft de .voorkeur voor be paalde componisten of voor bepaalde stij len. Dit verschil van voorkeur komt ook bij n^usici voor. Onder hen (musici zowel als liefhebbers) is weer een onderscheid te maken: de meesten hebben hun muzi kale hart open voor velerlei schoonheid, al hebben zij een zwak voor een bepaalde muziek, sommigen echter zweren bij een paar componisten of soms zelfs bij één componist. Dit hangt in het ganstige geval samen met persoonlijke aard, in het on gunstige geval met minder muzikale heb belijkheden. Het is tragisch wanneer een bepaalde voorkeur dermate dogmatisch heerst, dat men er verblind door wordt. Hiermee ben ik eigenlijk aan de bedoe ling van de titel. De muziek is een vrije gave van de natuur aan alle liefhebbers. Niemand kan voor een bepaalde componist of een bepaalde stijl het recht opeisen, te heersen over mens en wil der muzieklief hebbers; het is geen belediging van een godheid, wanneer men zegt van een bepaalde componist niet te houden. Ik houd zeer veel van Bruckner, maar ben niet blind voor zijn zwakke zijde; ik houd niet van Brahms maar erken zijn meester schap. De muziekliefhebber is met de muziek zo vrij als een wandelaar met de keuze van zijn landschap. Men heeft zelfs het recht te houden van een muziek, waar van men weet dat zij niet tot dc hoogste orde behoort. Ik houd bijvoorbeeld van Gvieg. Het is ook een naar snobisme om alleen zijn aandacht te schenken aan modieuse veelgeroemdheid. Dit is geen muziekliefde; men kan beter de wereld laten wat ze is en zijn eigen hart volgen. Zelfs al zou de jonge wetenschap der mu- ziek-aesthetiek op den duur aannemelijke theorieën over objectieve waarde, bieden, dan nog behoudt de muziekliefhebber zijn volle vrijheid: wanneer hij zijn muzikale hart niet bedriegt is hij in 'zijn recht. Een muziekliefhebber is een gelukkig mens, maar een afgodendienaar is op zijn minst niet pleizierig. Het aanhangen van een muzikaal ideaal is goed, wanneer het uit levenskunst voortkomt, het is tragisch wanneer het een hyper-serieuse angstval ligheid verraadt, HENDRIK ANDRIESSEN»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5