c
Li
J
iteraire
Sen
De 9 Muzen
Wilhelmina van der Horst-van der Lugt Melsert
De weö naar het succes
Madame
la
Mode
I Film
Chefariite 4
ZAÏERDAG 1 MEI 1948
CHARLES JACKSON: „Het Verloren Weekend" (vertaald
door Clara Eggink). (Em. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam)
pend mensenleven zou kunnen zijn tot het
peil van het algemeen menselijke, waardoor
„een geval" tot „het geval" wordt, tot
tragiek, waarmee alles, wat er in deze
getormenteerde ziel strydt, tot woord
wordt, in de vertolking van de sober-
waarachtigste gedachten, waarvan Don
Birnam zich in kwellende zelfobservatie
bewust wordt. Men kan, als men wil, dit
alcoholisme vervangen door elke andere
vorm van vlucht voor een leven-misvor
mend verleden het boek zou er aan
menselijkheid niets doei- verliezen. En te
recht in tegenstelling tot de vervlakken
de film eindigt dit „Verloren Weekend"
dan ook niet met een „happy end": het
geeft, zomin als het leven, een oplossing
voor dit mensenbestaan, dat krachtens zijn
romantisch-zuivere en schone jeugdmoge-
lijkheden had kunnen bloeien, nog kon
bloeien, als het de moed en kracht kon
vinden tot een terugkeer naar die staat
van ongeschondenheid, waaruit het door
het lot werd los gescheurd, maar nu zijn
tragische gang moet gaan een gang die,
ontdaan van de persoonlijke problematiek,
ons veel van ons zelf kan doen verstaan
en meer nog van onze ontwortelde tijd.
Aan die algemeenheid ontleent deze
4ielaas niet overal 'smetteloos vertaalde
roman, zijn menselijke èn litteraire bete
kenis, die hem verre doet uitsteken boven
het verstandelijk-geconstrueerde „ver
haal", waarmee in een-talent-arme tijd als
de onze, leven en letterkunde worden ver
valst enbedorven.
C. J. E. DINAUX.
Men moet het betreuren, dat deze voor
treffelijke roman van de Amerikaanse
auteur Charles Jackson de beste wel
van de golf van vertalingen, waarmee ons
land in het laatste jaar is overstroomd
werd verfilmd. Niet alleen^ dat het publiek,
dat een zekere sensatiezucht kon bevredi
gen aan deze film, nu meent dat het wel
weet, hoe het Don Birnam, slachtoffer van
oe drankzucht, vergaat, en de roman onge
lezen laat. Erger is, dat men van deze film
een volslagen vervlakt en verbanaliseerd
beeld meedraagt, dat met het boek alleen
het gegeven gemeen heeft. Dit „gegeven"-
het verlopen leven van een drankzuchtige,
zou alle mogelijke aanleiding geven, met
melo-dramatische effecten te speculeren
op de grovere en primitieve instincten van
het publiek: een beeld van verliederlijking,
dat desnoods era zedelijke strekking zou
kunnen ontlenen aan' een pleidooi tegen
een verslaafd alcoholisme. En men kan
moeilijk beweren hoezeer deze film ook
geprezen is en inderdaad uitsteekt boven
wat het publiek gemeenlijk wordt voorge-
draaid dat dit in de cinematografische
roman niét gebeurt: het is en blijft de
trieste geschiedenis van een man, die zich
„verdoet" aan de drank met alle nevenver
schijnselen van dien; zelfs het „happy end"
ontbreekt niet. En daarmee is Jackson's
roman gedenatureerd: overal waar de
schrijver en hoezeer leidt het onderwerp
er niet toe zich kon verlagen tot het
peil van het alledaags-banale, heeft hij
zichzelf en zijn schriftuur hoog gehouden
en getoond, een kunstenaar te zijn van het
zuiverste allooi.
Zeker, Don Birnam is een dronkaard
hij gaat zelfs deze fatale weg tot het einde
toe daaraan laat he^ slot van deze ro
man geen twijfel. Maar wat de auteur
krachtens zijn talent vermeden heeft, is
„een geval" te schrijven van menselijke
zwakheid, in casu van drankzucht. Jackson
geeft veel meer dan dit en is in zekere zin
op één lijn te stellen met Franz Kafka:
zijn romanfiguur drinkt niet terwille van
de drank, hij is niet eens een habituële
dronkaard, die uit gebrek aan zelfbeheer
sing zijn ondergang tegemoet gaat, Dqn
Birnam is een kwartaaldrinker: één, die
bij t-den, waarin de conflictstof zich dus
danig in hem heeft opgehoopt, dat hij,
omdat dit alles product is van een diep
verborgen vernietigingsdrang, ten gronde
zou gaan, aan zijn afgrondelijke levens
onvervuldheid door gebrek aan moed zijn
roeping te volgen, vergetelheid zoekt in de
drank en zich zo, van periode tot periode,
heen helpt over een déraillement van zijn
ziel, waarvan de oorsprong ver in zijn ver
leden ligt. In hem spelen zich twee perso
nen tegen elkander uit: degeen die in het
besef, zijn bestemming niet te hebben be
reikt, zichzelf vernietigen wH èn hij die
het leven gewetensvol wil toebehoren.
Ergens, in zijn jeugd, ligt het punt van
zijn ontsporing: want Don Birnam is van
aanleg een dichter en schrijver en verkëert
al lezend met de onsterfelijken. Maar een
ontwrichtend minderwaardigheidsgevoel
belet hem steeds, zijn opzet te voltooien.
Iets dat hem onbekend blijft, en alleen in
flitsen van een aangrijpend-onthullende
en psychologisch-trefzeker-verklarende
droom aan zijn benevelde herinnering voor
bijschiet, heeft hein geschonden. Van dat
ogenblik af is hij een tweede Don Biryam,
hij vergroeit in krampachtigheid, hij ver
kommert in tweespalt. Hij heeft en het
is geen toevalligheid, dat* een tweetal
jeugdnovellen van Thomas Mann in een
zinvolle toespelling worden genoemd
het gewone, onproblematische leven van
de „gewonen, blauwogigen", de van nature
onbedreigden en simpelen, lief oneindig
liever zeker dan de zovelen, die óf hun
leven „afleven" óf, eveneens ontspoord, in
de dagelijkse sleur hun weg vinden en de
schijn aannemen en er misschien in ge
loven ook niet afgedwaald te zijn van
het pad, dat zij eigenlijk naar roeping en
aanleg hadden moeten gaan. Met een an
dere hoofdfiguur van één van Thomas
Mann's meesterlijke jeugdnovellen (ik
doel op „Der Tod in Venedig"), verkiest
hij symbolisch dan een ondergang op
de plaats waar hij het schoonste genoot,
dat het leven hem bieden kon, boven een
verloochening, die hem zou terugdrijven
naar het leven der „gewonen", waar
toe hij nu eenmaal niet behoort. Liever
redt hij zich, zolang Let gaat, in de bene
veling, trouw aan het beste wat in hem is,
al is het dan ook in een vrijwel onafge
broken tweegesprek met zijn andere Ik,
dat vragen stelt en hem, zich vrijpleitend,
doet antwoorden niet in de gangbare
dialogue inférieure, maar in een onverbid
delijke confrontatie van zijn ideaal met
zijn levenstekort. Hij heeft de moed, zich
zijn mislukking te bekennen. Maar wat
hem ontbreekt is de kracht, terug te gaan
tot dat punt van zijn leven, waar een diep-
krenkend minderwaardigheidsgevoel hem
beschadigde. Misschien is hij daartoe ook
te zeer geschonden.
Zo leeft hij voort in een leven vol geld
honger terwille van de drank, en van alco
holisme terwille van de vergetelheid: een
vlucht voor zijn fnuikend verleden, dat
zich tot in zijn heden wreekt. Met een
uiterst fijne intuïtie, een ongemeen scherpe
intelligentie, ziet hij zichzelf, ziet hij'beeld
en tegenbeeld als in een spiegel. Rampzalig
is hij er zich van bewust, hóé bedreigd
hij is, want wat men „zijn geweten" zou
kunnen noemen zijn notie van een an
der leven plaatst, hem telkens voor de
hopeloosheid van zijn verminkte leven,
waarbij hij zich, uitzichtloos, heeft neer
gelegd.
Het is niet het vermijden van elke plat
vloersheid, dat de schrijver stempelt tot
een begaafd auteur, maar het verheffen
van wat het relaas van een triestig verlo-
„Leeuwendalers" in de open lucht. De
„Ghesellen van den spele" te Oisterwijk die
telkenjare in het natuurtheater aldaar een
serie openluchtuitvoeringen geven, hebben
dit jaar hun keuze laten vallen op „De
Leeuwendalers" van Joost van den Vondel.
De regie berust bij Henk Schaer.
Litteraire export. Kortgeleden verscheen
bij Povl Branners Forlag te Kopenhagen een
Deense vertaling van Constant van Wessem's
.Jacht op Bonaparte", van de hand van
Anker Larsen, in een uitgave waarop wij
bijna jaloers zouden zijn.
Janacek-festival. Van 29 Mei zal te
Brno een muziekfestival worden gehouden
ter nagedachtenis aan Leos Janacek.
Janacek, die van 18541928 leefde, bracht
zijn jeugdjaren in Brno door. Hij schreef
opera's, orkestwerken, cantates, liederen en
kamermuziek.
Unesco herstelt Italiaanse boekerijen.
De Unesco zal vier historische bibliotheken
in Italië, die tijdens de oorlog werden geslo
ten en geëvacueerd opnieuw helpen inrichten.
Duizenden delen van grote archeologische
en historische waarde zullen uit de opslag
plaatsen worden gehaald en weer gecatalo
giseerd worden door studenten en weten
schappelijke assistenten.
Het betreft ;hier de archieven van de
bibliotheek Hertziana, de bibliotheek van
het voormalige Duitse archeologische insti
tuut. het Pruisische historische instituut te
Rome en de bibliotheek van het voormalige
Duitse kunsthistorische instituut te Florence.
A. Roland Holst 60 jaar. Op 23 Mei viert
de Nederlapdse dichter A. Roland Holst zijn
60ste verjaardag. Ter gelegenheid van dit
feit zal bij de Amsterdamse uitgeverij „De
bezige bij" een boekje verschijnen onder de
titel „Over de dichter A. Roland Holst". Van
verschillende letterkundigen zullen bijdragen
worden opgenomen, n.l. van Nijhoff, Engel
man, Jo de Wit, Victor van Vriesland en
Vaslis, en mevr. Henriette Roland Holst
van der Schalk biedt „een kleine ruiker
voor A. Roland Holst, van zijn oude tante"
Toneelherinncringcn en toneelportretten
Dure auto
Een 40-javige reserve-kapitein kreeg als
commandant van de Binnenlandse" Strijd
krachten te Deventer op de dag van Deven-
ters bevrijding 10 April 1945 een auto
in gebi-uik. Toen hij in militaire dienst naar
Gemert werd overgebracht, kreeg hij van
de B.S. de beschikking over de wagen. Een
reserve-luitenant verzocht hem de auto
te mogen kopen. De koop kwam tot stand
voor 1500. Later is de wagen voor 6000
in andere handen overgegaan.
De kapitein moest thans wegens verduis
tering voor de krijgsraad te Assen terecht
staan. De auditeur-militair eiste een geld
boete van ƒ7500 of 6 maanden hechtenis
met bevel tot teruggave van de verkochte
auto. De Krijsgraad veroordeelde beklaag
de tot 6 maanden voorwaardelijk met 1 jaar
proeftijd en 1500 boete of 1 jaar hechte
nis. ontslag uit de militaire dienst zonder
ontzetting uit de bevoegdheid om bij de
gewapende macht te dienen en teruggave
van de auto
Robe de bal een
magisch begrip voor
ieder meisje van „sweet
seventeen" tot(vult
u zelf maar in). Drie
creaties die dromen op
wekken van grootse en
stijlvolle festijnen of aan
een bezoek aan de opera.
Dromen van ritselende
zij naast het statig zwart
van een onberispelijke
rok. - En het aardigste
is, dat dit nu eens niet
dure en exclusieve
scheppingen zijn van
een of andere haut-cou-
turier, maargewone
confectie. Zo domweg
recht van de haak.
En eigenlijk is er nog
iets.aardigers. De nauw
verholen vreugde van
deze drie meisjes, dat
daardoor ook zij met hun
misschien wat nauwere
beurs er zo betoverend
uit kunnen zien. Wie
sprak daar van „new
look"? Ach kom, dit is de
oudste „look" ter wereld.
Hoe komt het, dat ik thans, nu ik bijna
twintig jaar, nadat Mien van der Horst
voor goed van ons heen ging over haar
schrijf, onwillekeurig denk aan de voor
stelling, die inJOecember 1924 in het Paleis
voor Volksvlijt werd gegeven ter herden
king van de toen pas gestorven schrijver
Herman Heyermans? Het is, omdat ons
nooit duidelijker dan bij die opvoering is
bewezen, welk een vooraanstaande plaats
mevrouw Van der Horst in ons toneelleven
had ingenomen.
Men gaf de derde acte van „Op Hoop van
Zegen" en wel in de oorspronkelijke bezet
ting, waarin het stuk bij de. première in
1895 was gegeven. Nooit zal ik vergeten de
overweldigende indruk, welke het spel van
mevrouw Van der Horst in de rol van Jo
toen op allen maakte. Het waren vooral
haar confraters en conf rater essen j die in de
meest enthousiaste termen hun bewonde
ring uitten over dat vitale talent. Haar spel
was voor allen een openbaring. Wij waren
door de vele verschillende opvoeringen, die
wij van Heyermans' Spel van de Zee had
den gezien, minder veeleisend geworden,
ja, wij waren eigenlijk de oorspronkelijke
Jo een weinig vergeten. En zie, daar stond
zij plotseling weer voor ons, de struise,
temperamentvolle vissersmeid, overvloeiend
van leven! En onmiddellijk zeiden wy het
tot elkaar: „Ja, dat is ze!" Toen voelden
wij allen heel duidelijk, wat de betekenis
van deze grote actrice altijd voor ons to
neel was geweest. Want met mevrouw De
BoerVan Rijk was zij de beste vertolkster
van de Heyermans-rollen, die Nederland
ooit bezeten had.
Wanneer ik denk aan de jonge vrouwen
rollen in Ghetto, Het Zevende Gebod, Op
Hoop van Zegen, De Schone Slaapster, Al
lerzielen, Beschuit inet Muisjes, De Op
gaande Zon en zo veel andere stukken van
Heyermans, dan zie ik als Roos, Lotte, Jo,
Regina, Rita, Pollie, Sonja steeds weer
mevrouw Van der Horst en haar alleen.
Want haar creaties van al deze rollen zijn
later nooit overtroffen, zelfs niet benaderd.
Zij gaf er het innige leven aan.
Mevrouw Van der Horst was een der
meest serieuse kunstenaressen, die ik ge
kend heb. Haar behoefde men nooit te
vragen of zij boven of in haar rollen
stond; zij beleefde ze volkomen, mis
schien nog het meest, wanneer zij die
nooit het geluk van het moederschap ge
kend heeft moederrollen speelde. Daar
om eiste het spelen ook zo veel van haar
zenuwen; de rollen verteerden haar zenuw
gestel soms zo, dat zij er ziek van werd.
Zij onderging een rol als die van de door
haar zoon verdedigde moeder iri De Onbe
kende Vrouw volkomen en speelde die
moederrol zo ontroerend, dat zij de' draak
van Bisson erdoor op 'n hoger plan bracht.
Men heeft wel eens gezegd, dat haar
talent eenzijdig, ja, dat zij „verheyer-
mansd" was. Niets is minder waar! Zij was
de aangewezen actrice voor rollen van de
„lijdende" vrouw, zij heeft heel wat „rouw
violen" moeten spelen en wij zagen me
vrouw Van der Horst dan ook doorgaans in
de mineurstemming. Men vergete niet, dat
naast mevrouw Tartaud geen Hollandse ac
trice in staat was, zo sober en innig waar
de door smart gebroken vrouw weer te
geven als mevrouw Van der Horst. Zij
moest zo veel huilen op het toneel, dat men
onwillekeurig ging geloven, dat zij het
lachen verleerd had.
Maar dan op eens verraste zij het publiek
Het zijn sterke benen die de weelde
kunnen dragen. Deze vaderlandse, zegs
wijze drong zich onweerstaanbaar aan ons
op toen wij deze week twee films zagen
van zeer uiteenlopend karakter, maar die
desondanks door een gemeenschappelijke
eigenschap worden gedragen. Die commune
basis waaraan overigens het merendeel
der rolprenten zijn bestaan dankt wordt
gevormd door de zichtbare wil der produ
centen om koste wat kost een verkoopbaar
product te leveren hetgeen onvermijdelijk
moest leiden tot jacht op effecten, anders
?zegd tot vervalsing.
Het is jammer dit, te moeten vaststellen
van „II Poverello" een Mexicaanse film
over het leven van Franciscus van Assissi,
die in ons land niet om commerciële rede
nen werd uitgebrachtonder patronaat ;van
de Katholieke Filmactie. De verfilming
van religieuse onderwerpen is een zeer
hachelijke onderneming. Slaagt deze na
melijk niet dan zal de criticus geneigd zijn
dit te wijten aan een gemis aan gevoel bij
de vertolkers voor de wezenlijke inhoud
van de Boodschap. In het verleden her
inneren we ons eigenlijk
scheppingen
slechts twee
waarbij we
ons volkomen overgaven
aan de visie van de ci
neast: „Grazige weiden'1
en „Himlaspelet". En nu
ligt naar onze mening het welslagen van
deze twe films èr voornamelijk in dat zij
een bovenaardse werkelijkheid met de
realiteit van het dagelijkse leven hebben
verzoend en in verbinding gebracht.
In „Grazige weiden" wordt men geplaatst
tegenover het probleem van iedere neger,
in „Himlaspelet" is het contact van de
toeschouwer met het witte doek nog wezen
lijker omdat hij niet te maken heeft met
het probleem van iedere Zweedse boer,
maar zelfs met dat van ieder mens per
soonlijk.
Niets van-dat alles nu in „II Poverello".
De ontwikkeling van de Mexicaanse film
industrie kan hier veel verklaren. Zij kwam
eerst tot bloei in de oorlogsjaren toen men
inzag dat het natuurlijke décor van Mid-
den-Amerika in hoge mate fotogeniek is
en de inheemse bevolking in het algemeen
met een dramatisch talent is begaafd. Er
kwamen in betrekkelijk korte tijd vier
werken tot stand-die,algemeen erkenning
en waardering vonden: Bougainvillia, Las
Abandonadas, Flor Silvestre en Maria
Candelaria. Nauwe aansluiting bij folklöre,
landschap, geschiedenis en economische en
politieke situatie van het land waarin zij
ontstonden kunnen gerust als de voor
naamste oorzaak van het succes beschouwd
worden. Een ontwikkelde filmindustrie eist
evenwel een kapitaalsinvestering, die ren
dabel moet worden gemaakt. Zo is het ver
klaarbaar dat de Mexicanen experimen
teren op welke wijze zij dit doel kunnen
bereiken. Navolging is daartoe nog steeds
de zekerste weg, die hen door „Het lied van
Bernadette" werd gewezen. Maar zelfs een
vergelijking met dit Hollywood-product
valt nog ten nadele van „II Poverello" uit.
In „Bernadette" was de regisseur bijna be-
schèiden en kies bij de behandeling van
het Wonder en hij verloor nooit de reali
teit nit het oog. Zo kon „Het lied van Ber
nadette" nog worden gezien als een hymne
van alle gelovigen die streven naar ver
lossing van de aardse kwalen en plagen.
In „II Poverello" gaat het wat men noemt
„van dik hout zaagt men planken". In
zwart en wit worden de goeden en de kwa
den doortastend naast elkaar gezet. Geen
raadsel wordt ons geheim gehouden, of
het nu de stigmatisering of de genezing
.van de pest betreft.
De boze Hugolino wordt voordat het licht
opgaat door Franciscus bekeerdmen
kan gerust zijn: het kwade wordt gestraft
en het goede beloond. Van de sociale, maar
ook van de kerkelijke strijd die Franciscus
voor de erkenning van zijn orde heeft
moeten voeren geen spoor. Een weeë zoe
tigheid doortrekt deze beelden, waarvan
blijkbaar zelfs de producenten gemeend
hebben dat zij wel gekruid konden worden,
waartoe van tijd tot tijd massale opnamen
van gevechten en eetpartijen moeten die
nen.
Hoofdbezwaar blijft de karakterverval
sing van de held. Franciscus was beslist
geen halve zachte, maar een mens van
vlees en bloed. En wij geven de jonge rid
der, die zich ergert aan de goedkope manier
(Vaarop Franciscus een gevangenschap
zoekt te verlichten, groot gelijk.
Een andere film. waarop analoge over
wegingen van toepassing zijn, is een pro
duct van Alexander Korda en doet ons
denken aan een bekende grap van boek-
handelaren-onder-elkaar. Er was een tijd,
dat romans over grote mannen, honden en
artsen tot de best-sellers gerekend werden.
Een boekverkoper merkte toen eens op,
dat de roman die over de dokter van de
hond van Lincoln ging dan wel het sum
mum van een succes moest worden.
Alexander Korda heeft zoiets naar het
schijnt niet alleen gedacht, maar ook in
praktijk gebracht. „Mijn eigen rechter"
bevat elementen die aan alle kasstukken
van de laatste jaren zijn ontleend. Er komt
een psychiater in voor zoals men weet
is de ordinaire dokter al lang vervangen
door degeen die met zulke enge dingen
'als ons onderbewuste te maken heeft
een driehoeks-verhouding maar dan
een griezelig nette, hetgeen de zaak alleen
maar pikanter maakt er is een
spannend stukje oorlog, er is het aan
staande, abnormale slachtoffer, dat in een
„grootse" scène zich op het dak van een
wolkenkrabber voor het hoofd schiet en
tuimelt, nadat de psycholoog-redder net
een branweerladder is opgezwoegd om hem
te bereiken er is een rechtzaalscène en
een verzoening der echtelieden tot bevre
digend slot.
Deze film zou eigenlijk een bespreking
in deze rubriek niet eens waard zijn, ware
het niet, dat hij met behulp van de boek
handel tot super-succes gebombardeerd
wordt. De uitgever van het boek het
,i£ opvallend hoe tegenwoordig de boeken
bekend worden na de verfilming en niet
omgekeerd zoals men verwachten zou
laat de film voor de boekverkopers ver
tonen, omgekeerd wordt de film aange
prezen met een verwijzing naar het boek.
Zo werkt de smaakbederving naar twee
kanten.
Hoe het scenario slechts dient als aanloopje
voor een levend prentenboek wordt, kan
het best met het volgende geïllustreerd
worden. De psychiater schrijft op de kaart
van de patiënt, dat deze aan schizophrenic
lijdt. En tussen haakjes voegt hij er (nog
altijd op de kaart) aan toe: splitsing der
persoonlijkheid. Alsof een dokter deze
aanduiding van node zou hebben! En alsof
de toeschouwers nu opgelucht uitgeroepen:
O, is dat dat! In feite dient het gehele
woord „schizophrenic" hier slechts als een
wetenschappelijke vlag om een kwalzal-
versinhoud te dekken. Maar de kwakzal
vers worden in dit geval niet onder de
medici gevonden
J. H: B.
Een rechtzaakscène doet het altijd goed
met een schitterend gespeelde soubrette-rol
in de blijspelen van Molière en Langendijk.
zo levendig, uitbundig en vrolijk, dat zij
heel de zaaF met haar stralende frisse lach
meesleepte. Hoe prachtig, rond Hollands
was haar meid in Het Wederzijds Huwe
lijksbedrog! Was er een beter, vrolijker,
pittiger Toinetfe in „Geneesheer tegen wil
en dank" denkbaar dan van Mien van der
Horst? Wat kon zij in een gewone klucht
ik meen Een Dolle Dag een Parys
luchthartig juffertje spelen met een verve,
een brio en een temperament, dat de stuk
ken er af vlogen. En diezelfde actrice speel
de in Peer Gynt een ontroerend mooie Ase
o. dat onvergetelijk spel van Jan Musch
en Mien van der Horst in de scène van
Ase's Dood! in De Paradijsvloek een
Eva, die monumentaal was 5n haar smart.
Eenzijdig? Integendeel, zij was van een
veelzijdigheid als maar weinigen onder
onze actrices.
Tenslotte nog iets over Mien %ran der
Horst als vrouw. Zij was een lieve, ernstige
Over Muziek
PUCCINI
Wie de eerste twee maten van de opera
„Tosca" hoort moet zich gewonnen geven
aan de muzikale, kracht van deze inval.
Dit thema (van Scarpia) komt ettelijke
malen in het werk terug, dikwyls in an
dere accoord-groepering en altijd heeft net
zijn overtuigende werking. Men mag wel
vaststellen dat de persoonlijke kracht van
Puccini in felle thema's als dit ligt, hoewel
men oppervlakkig oordelend hem eerder
als de componist der brede lyriek wil eren.
Mascagni en Leoncavallo zijn zijn min
deren niet in de macht der grote melo
dieën; ik geloof dat Puccini hen overtreft
waar hij. alle conventie ten spijt, voor de
muzikale vertolking van een karakter een
geconcentreerde formule weet te vinden.
Deze verwoede muzikale grepen zijn
evenzeer prachtig-ltaliaans als de mee
slepende lyriek. Het is niet-goed te begrij
pen waarom men dikwyls de opera-muziek
der Italianen bedwelmend vindt; is ze dan
niet helder als de blauwe lucht? Zij is
meeslepend, maar dit is toch niet hetzelf
de. Voor vele Noorderlingen, die niet ge-
nursi üis vrouw, Zjij was ecu neve, eiiisuge -„i,
vrouw, die voor haar vnw weei geworden
broer Cor van der Lugt Melsert een zorg
zame tweede moeder was en voor haar
man, Adriaan van der Horst, een liefheb
bende, trouwe echtgenote. En zij was een
dappere, heldhaftige vrouw, een voorbeeld
van wilskracht en energie, zoals er maar
weinigen zijn geweest.
Het is bekend, dat zij heel lang aan soms
bijna ondragelijke zenuwpijnen leed. Me
vrouw de Boer, die met haar steeds de
kleedkamer deelde, heeft mij wel eens ver
teld en zij heeft het ook beschreven
dat mevrouw Van der Horst tijdens de pau
zes soms krimpend van pijn op de vloer
lag, zodat mevrouw De Boer twijfelde, of
zij het stuk tot het einde toe uit kon spelen.
Maar als het haar beurt was om „op" te
komen, sleepte zij zich naar het toneel en
er was niemand in de zaal die bemerkte,
dat deze vrouw haar scène speelde, terwijl
zij even te voren zelfs niet staan kon van
de pijn. En als zij dan even later in de
kleedkamer terugkwam, moe en afgemat
van de pijn, was het eerste, wat zij zeide
tot mevrouw De Boer: „Niet aan Adriaan
zeggen! Hij maakt zich altijd zo gauw on
gerust."
Zo was Mien van der Horst als vrouw.
J. B. SCHUIL.
Krachtig pijnstillend middel
verovert wereldmarkt
Dt vier werkzame bestanddelen van
CHEFARINE*„4" zijn in de hele wereld al be
roemd. In Amerika - hal land van overvloed -
werden de voornaamste bestanddelen zelfs
al schaars. Eén ervan - Chefarox - zorgt
dat. al is de werking zéér krachtig, zelfs
een gevoelige maag niet van streek raakt.
TEGEN PUNEN EN GRIEP - V> TABLETTEN I 0.75
(Adv.)
Opleiding aan de K.M.A.
wordt 1 September hervat
Dè opleiding der cadetten aan de Konink
lijke Militaire Academie te Breda zal op
1 September worden hervat, aanvankelijk
met 100 cursisten.
Op 1 September begint de opleiding der
cadetten voor de infanterie, de cavalerie,
de artillerie en de militaire administratie.
Op 1 Januari 1949 zal de opleiding begin
nen voor de cadetten van de genie, de
pioniers, de verbindingsdienst, de techni
sche troepen en voor de grondtroepen van
de legerluchtmacht.
Als nieuwe gouverneur zal optreden de
luienant-kolonel K. F. Puffius, als zijn
adjudant jhr. W. H. de Savornin Lohman,
als hoofd van onderwijs de majoor der ar
tillerie J. J. Fens en als eerste officier,
tevens commandant van het cadetten-
bataljon de majoor J. H. A. K. Gualtherie
van Weezei, commandant van de Storm-
school te Bloemendaal, die voorlopig met
laatstgenoemd commando belast blijft.
Huisvrouwen bedanken
Marshall
In Amsterdam is de 32ste algemene ver
gadering van de Nederlandse Vereniging
van Huisvrouwen gehouden. Op voorstel
van een der afgevaardigden zal het hoofd
bestuur namens de vereniging aan minister
Marshall een telegram zenden, waarin de
dank van de leden wordt uitgesproken
voor de steun, welke volgens het herstel
programma aan ons land verleend zal
worden.
Het hoofdbestuur werd gemachtigd zyn
besprekingen inzake een regeling van lo
nen en arbeidsvoorwaarden voor huisper
soneel met de betreffende organisaties en
autoriteiten voort te zetten. Het hoofdbe
stuur deed dit voorstel, daar het ministerie
van Sociale Zaken in tegenstelling tot zijn
houding in 1947 thans wel belangstelling
toont voor de ontwerpregeling, welke het
hoofdbestuur van de vereniging heeft op
gesteld. „De huisvrouw in de wereld" was
het onderwerp, waarover in de middagver
gadering mevr. N. Spoor-Bergmeyer en
mevrouw dr. W. H. Postumus van der
Groot spraken. In de vacatures van het be
stuur werd tnevrouw A. J. Mansholt-Klein
(Haren) herkozen en mevrouw H. G. van
Anrooy de Kempenaer (Den Haag) ge
kozen.
Iets meer brood en vet
voor Horecabedrijven
Sedert enige tijd is overleg gepleegd tus
sen de overheid en het georganiseerde be
drijfsleven over een nieuwe regeling voor
de verzorging der maaltijden in hötels en
restaurants.
Er is thans overeenstemming bereikt
over een aantal voorschriften, die een ver
zorging op redelijke voet in het restaurant-
en aanverwante bedrijf beogen. De nieuwe
regeling houdt in, dat van Juli af gedistri
bueerde levensmiddelen in wat ruimere
mate aan de Horeca-bedrijven ter beschik
king zullen worden gesteld.
De verruiming der toewijzingen betreft
in hoofdzaak de beschikbaarstelling van
voedingsvetten voor warme maaltijden,
brood voor de koffietafel en wat koek of
beschuit voor het ontbijt. Ook voor correc
tie van de toewijzinger -?r onderneming
wegens wijziging in dr et is de moge
lijkheid geschapen.
De Centrale Controledienst heeft op
dracht ontvangen de controle op Horeca
bedrijven te verscherpen, zodra de nieuwe
voorschriften van kracht zijn.
erkenning van dit meeslepende een niet
zeer edele waardering, in de zin van: het
is wel aardig, je een keertje te laten gaan
in dat zingen. Maar (lit zou betekenen, dat
het sentiment dezer muziek een soort licht
zinnig apartje is. En daarmee is misschien
ook die bedwelming te verklaren. Zouden
dan deze Noorderlingen onmogelijk kunr
nen meevoelen, dat de kern der muziek
van de Italianen een gezonde natuurkracht
is en niet een vrolijke zwakheid? In vele
opzichten is de meesterlijke muziek van
Wagner's Tristan belangrijker dan al het
wqrk van Puccini. Voor mij is de muziek
van Tristan bedwelmend zonder meesle
pend te zijn; een artistieke en technische
analyse van de Tristan levert aan de on
derzoeker in iedere maat interessante
zaken op; men moet echter de fameuze
componist prijzen, dat hij bij zoveel geeste
lijke overwegingen een werkelijke muzi
kale gevoelskracht kan laten spreken. Het
wezen van Wagner's gevoelskracht plus
zijn geestelijke macht is voor de een alles,
voor de ander een soort gecompliceerde
betovering. Voor een complex nu staat men
bij een Italiaans componist als Puccini
nooit. Pleit dit tegen de Italiaanse muziek?
Is zij minder goed omdat zij minder inte
ressant zou zijn? Of vergeten de Noorder
lingen. dat ook de bruuske schoonheid in
teressant is? Zijn de Noorderlingen ftiet
geneigd te menen, dat de artistieke cultuur
in deze streken hoger staat dan de mu
ziekbeoefening der Italianen? Is dit zuiver-
muzikaal beschouwd we! waar? Zijn de
Noorderlingen niet verschrikkelijk eigen
wijs? Ik bedoel: wordt de kracht der mu
ziekbeoefening door weten of door over
gave bepaald? Ik weet dat 't ons, in deze
koele streken, misstaat om te wenen en te
juichen» maar wij behoeven daar geenszins
trots op te zijn. Is een Italiaan, wiens
wezen in lichterlaaie staat by de opera
niet dichter bij het hart der muziek dan
een Noorderling, die een opera maar zo-zo
vindt? Zijn de dramatische werken van
Wagner dan niet maar zo-zo omdat zij
artistiek-psychologisch interessant zijn?
De betekenis van Wagner's werk ligt niet
in zijn psychologische methode, maar in
de kracht zijner persoonlijkheid, en zelfs
als u wilt ondanks zijn methode.
Het is bekend van Verdi, dat hij in later
jaren grote belangstelling voor Wagner
had. Hij kon *t zich veroorloven, hij bleef
toch Verdi. Ook Puccini nam na 1900 ern
stig nota van werken als Tristan; in de
„Butterfly" zijn èr bijvoorbeeld een paar
sporen van te vinden, hoewel in hetzelfde
werk ook invloed van Debussy te horen
is. Deze invloeden zijn mijns inziens niet
muzikale verbeteringen te achten; ik ge
loof dat de zuiverste en sterkste kracht
van Puccini in de opera's „La Bohème" en
„Tosca" ligt. De componist zingt er in volle
vrijheid en in dramatisch opzicht met een
grote tref-zekerheid. Eh wie niet doof is
voor de uitdrukkingsmogelijkheden van
instrumenten, moet toegeven dyt het orkest
bij Puccini formidabel klinkt. Het is geen
muziek die zo maar georkestreerd is, maar
een muziek die het orkest als duidelijke
muzikale mededeling laat klinken; de
zelfde zekerheid waarmee hij bij 't compo
neren de menselijke stemmen hoorde, had
hij bij het instrumenteren. Iemand die zo
tot in détails zijn partituren schrijft is
geen oppervlakkig man.
Al te gemakkelijk spreekt men in ons
land van „onnatuur" wanneer de opera ter
sprake komt. Waar men onnatuur meent
waar te nemen klinkt onbevangen sponta
neïteit. Het is niet waar dat alleen de
Italianen het vermogen van de onbevangen
spontaneïteit zouden bezitten; andere vol
ken hebben haar evenzeer, zij het met alle
nuances naar hun aard. Ten opzichte van
dit primaire wezen in het muzikale leven
zijn de Hollanders geremd. En men be
hoeft waarlijk niet te vrezen zich in een
gevaarlijk avontuur te storten, want de
zelfgenoegzame intellectualiteit blyft weJ
waakzaam.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Prof. dr. B. D. Eerdmans
overleden
Te Leiden is.overleden prof. dr. B. D.
Eerdmans, oud-hoogleraar aan de univer
siteit te Leiden die op 24 April 80 jaar
was geworden.
Van 18984 tot 1896 studeerde prof. Eerd
mans semietische talen aan de universitei
ten te Straatsburg, Leipzig en Heidelberg.
In 1896 werd hjj privaat-docent in de as-
syriologie aan de universiteit te Leiden,
hij was tevens predikant te Midwolid. Van
1898 tot 1938 was hij te Leiden hoogleraar
in de oud-testamentische wetenschappen.
Hij was oud-lid van de Tweede Kamer en
oud-gemeenteraadslid van Leiden.
Voorts was prof. Eerdmans doctor ho
noris causa van de Harvard University te
Cambridge en Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw.
Tien jaar geëist tegen Orts.
konnnandant van Nunspeet
Voor het Arnhemse Bijzondere Gerechts
hof had zich te verantwoorden de voor
malige „Ortskommandant" van Nunspeet,
de Duitser L. G. B. Hij werd er van be
schuldigd een hem ondergeschikt militair
op te hebben gedragen twee illegale wer
kers en twee fabrikanten uit Amsterdam
en Amersfoort te executeren.
De procureur-fiscaal meende dat hier
van een oorlogsmisdrijf kan worden ge
sproken. Hij wilde als verzachtende om
standigheid laten celden d» ancst -■ ^ike
13. voor de SD koesterde. Hy eisle tien jaar
J gevangenisstraf.