c K L: Leven in Zwitserland aei en Het Delftse „Prinsenhofgerestaureerd Chefarine ,4 ZATERDAG 5 JUNI 1948 Sprookjes niet de „kunst"-, maar de rasechte volkssprookjes zijn vertelsels. Geboren in tijden, waarin de mens dichter stond tot de natuurkrachten en nog door geen „wetenschap" vertrouwd was met de strekking van zijn driften, gingen ze van mond tot mond, door de eeuwen heen, zich aanpassend soms bij veranderde maat schappelijke zeden, maar in wezen zichzelf gelijk blijvend: naïef verhalend van wat de menselijke verbeelding prikkelt, het hart in verlangen of vrees beweegt en zo getui gend van datgene wat men, los van plaats en tijd, het algemeen-menselijke kan noe men. In die zin zijn ze dan ook ongewild- symbolisch: het Boze is de Heks, het Lief tallige de Fee; de Koning is representant van het Voorname, het Kasteel woonplaats van het Geluk. Reizen is een dolen door het leven, een beproefd-worden door de onvolkomenheden, die zich altijd weer plaatsen tussen de naar het onbestemde geluk verlangende mens en zijn eigen te korten. Eigenlijk moest men sprookjes niet lezen: men moest ze horen verhalen in het land schap waarin ze ontstonden, uit de volks mond, waarin ze het zuiverst en ongekun- steldst klinken. Want zij zijn de levendig ste getuigenissen van de menselijke ver beelding, de meest onbevangen uitingen van wet er in de heimelijkheid van de menselijke ziel leeft aan verlangen naar geluk on vrees, aan schuldgevoel en boet vaardigheid, aan begeren en afstand-doen aan hoogmoed en nederigheid, aan liefde en wraak, aan schuldeloosheid en zonde. En juist de onopzettelijkheid van het volks sprookje geeft er de bekoring en de waar achtigheid aan, die de luisteraar aanspoort, het gehoorde te betrekken op eigen daden en zo tot inkeer te komen alweer onge wild. Dat het sprookjesverhaal zich afspeelt buiten de grenzen der werkelijkheid, die ren doet spreken, mensen gedaanteverwis selingen laat ondergaan dat het zich in een voor de kritiek van het verstand on toegankelijke rijkdom van onverwachte beelden en situaties voltrekt dat alles maakt, dat de hoorder nog opener staat voor de kinderlijke oerwijsheid, die, wèl- geluisterd, altijd indachtig doet zijn aan wat zelfs ln de „moderne" mens nog niet geheel ls afgestompt, al weet hij er als „nuchter realist" niet meer van. Al deze algemeen-menselijke trekken zijn ook aan de twaalf Ierse sprookjes eigen en ln zover vormen zij geen uitzondering op de verhalenschat die tot elke folklore behoort. Wat er een bijzonder karakter aan verleent en er in oorsprong ook aan geeft is het specifiek Ierse volkskarakter. Dr. Knipping, die deze boeiende verzameling samenstelde, liet ook niet na, daarop in zijn nawoord de nadruk te leggen. De Ier, als eilandbewoner ln onvermengde ziele- staat, ls kind van zijn landschap: beter ver staat hij de zin van zwervende wolken luchten, glanzende wateren, dromende me ren, yie nevels die „Sluier van Betove ring" en dat mijmerende licht dat van heel ver schijnt te komen, dan enig ander volk. Diep in hem dieper wellicht dan elders ls, dank zij zijn rijke verbeelding en zijn levendige emotionaliteit, dat vaag en vreemd vermoeden van een onbeschrij felijke oneindigheid, waaraan hij eigenlijk toebehoort en waarnaar altijd met een weemoed, die getemperd wordt door zijn zin voor humor, zijn verlangen heengaat. Hij voelt zich „born with a wave of the sea ln his heart" (Fiona Macleod): geboren met een golf van de zee in zijn hart. En dit onelndigheidsgevoel, dit zeker maar onuit sprekelijk besef van verbondenheid met het oneindige, dit reiken tot over de grens van wat niet met het verstand peilbaar, maar enkel hoorbaar is in de stembuiging van de sprookspreker, hult vele Ierse sprookjes in een ijl waas, zoals de nevels de omtrek ken van het landschap verdoezelen in een peinzend verschiet, waarvan niet te zeggen is, hoever het wel reikt. Er is men voelt het in het oor spronkelijke Ierse sprookje iets dat terug gaat tot onheugelijke tijden. Niet zijn het de woorden: elke tijd geeft een, eigen in houd, verbindt met eigen gedachten- en zielsinhoud, met eigen ervaring. Maar het is het rhythme dat ver weg voert, over de woorden heen, en weten doet van dingen, die eens in vergeten tijden beleefd moeten zijn. Het is jammer: van dat zeer eigen wezen, van dit kostelijkste element is in deze bewerking van een vertaling wil ik niet spreken, omdat de samensteller, met hoeveel toewijding hij ook heeft gewerkt, soms aan eigen fantasie te vrij spel liet niet voldoende te herkennen om het spe cifiek Ierse karakter tot zijn recht te doen komen. Ligt het aan de beperking bij de keuze, waaraan de samensteller zich bond? Is ons taaleigen op een te afwijkende toon hoogte afgestemd, dan dat het deze klan kensluier der betovering zou kunnen na zingen? Maar hoe dan komt het, dat in dat tweetal wonderbaarlijke prozaverhalen van A. Roland Holst wiens „Afspraak" met het „Verborgene" heimelijk gemaakt werd in innigste samenspraak met deze toverwereld „De Dood van Cuchulainn van Murhevna" en „Deirdre en de Zonen van Usnach", dit alles zo hoorbaar, zo drin gend voelbaar wordt? Als ik uit deze twaalf sprookjes een keuze moest doen, ik koos zonder aarzelen het heroïsche sprookje van Ocheltje- „Harp van Erin", Twaalf Ierse sprookjes, verzameld en ingeleid door Dr. John B. Knipping. (Eisevier's Uitg. Mij., Amsterdam-Brussel). Bocheltje, die koningszoon, die zichzelf een weg door de wereld wilde banen op zoek naar het geluk en ondanks de afzichtelijke gestalte, waarin hij spookachtig was be toverd, de liefde won van Geelroosje, de schoonste prinses. Beter was het geweest, als dr. Knipping zijn met liefde en talent geschreven be werkingen niet het karakter had gegeven van wetenschappelijkheid waardoor deze overigens zo boeiende bundel een half slachtig karakter krijgt zijn keuze had uitgebreid tot andere sprookjes-cycli en vooral niet verzuimd had, enkele vertelsels op te nemen die zuiverder (ik citeer zijn eigen woorden) de „schone weemoed en droefheid", het „geheim verlangen naar een hoog en geestelijk Jeven" kortom het stil verbond met de oneindigheid, de Ierse ziel eigen, vertolkten. Maar wie deze bezwaren terzijde wil laten en de voortreffelijk uitgegeven bundel leest als sprookjes zonder meer, zal er litterair genot aan beleven en er hart en fantasie mee verrijken. C. J. E. DINAUX. Last van zenuwen? Mijnhardt's Zenuwtabletten helpen U er overheen. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 5 JUNI Stadsschouwburg: „Haar andere man", 8 Uur. „De Leeuwerik", gezelschap „De Draai deur". cabaret „Spuitwater", 8 uur. Doops gezinde Kerk: Nationaal Stafmuziekkorps, 8 uur. Palace: „Mijn eigen rechter", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur; Luxor: „De Lafaard", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur; City: „De klokkenluider van de Notrc-dame". 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De schrik van Parijs", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De vrouw, die de moed had", 18 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „La Bohème", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 6 JUNI Stadsschouwburg: „De Heilige", 8 uur; Gem. Concertgebouw: „Sneeuwwitje en de zeven dwergen". 2.30 uur. Frans Hals: „II Poverello". 11 30 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. MAANDAG 7 JUNI Broedergemeente, Parklaan 34, Concert Overveens ri- nrikonr. Renate Zwaardema ker en 1": .,'tilr 8 uur. Bioscopen: middag- en avondvoorstellingen. De 9 Muzen Jubileumstuk Het toneelstuk, dat A. Defresne in opdracht van de regering schreef ter gelegenheid van het jubileum van de Koningin is thans door de schrijver voltooid. Het zal worden uitgegeven en in de jubileumweek door het Amsterdams To neelgezelschap worden opgevoerd. Districtswedstrijden van het Rode Kruis Aan de in Beverwijk en Amsterdam ge houden Rode Kruis districtswedstrijden heeft de afdeling Haarlem en Omstreken van het Ned. Rode Kruis deelgenomen met twee helpstersploegen en een helpersploeg. De ploeg, bestaande uit mevrouw J. R. Wit, commandante, mevrouw A. M. van Houten, res. comm.. mevrouw Cl. E. Schmidt en me juffrouw W. M. J. Blom behaalde in Bever wijk de derde prijs en de eerste comman- dantsprijs. De ploeg, bestaande uit mevrouw H. C. Donkervoort, commandante, mevrouw E. M. Niemöller, res. comm., mevrouw M. Pierlot en mevrouw E. Mookhoek behaalde de vijf de prijs en de tweede commandantsprijs. Naar Amsterdam ging de helpersploeg, bestaande uit: C. van Rhijn, ploegcomman- dant. A. Mookhoek, res. ploegcomm., W. Bra- kel, L. A. Ophuysen; deze ploeg behaalde de tweede prijs en de eerste commandantsprijs. Een nieuw avondkapsel van de beroemde Parijse haarkunstenaar Antoine, compleet met inge bouwdetulband in stro en zijde annex parelsnoer. De Gret- chen" vlechten, strak langs het hoofd opge maakt, suggereren on schuld; tulband en exo tische parelversiering doen daarentegen oriën taals en bijzonder ge raffineerd aan. Een cre atie, Antoine waardig, al blijft het de vraag, welke vrouw er zich in ons nuchtere landje mee zou durven vertonen. NA ACHT JAREN De Tachtigjarige oorlog zal er deze zomer herleven Nu al eeuwen achtereen hebben de contouren van het „Prinsenhof" zich weerspiegeld in het stille water van de „Oude Delft", die een van de meest pittoreske grachtjes van Delft mag worden genoemd. Maar er is in die eeuwen bijkans voortdurend gebouwd, verbouwd en soms ook weer afgebroken. Het omstreeks 1380 door de priester Jacob Jan gestichte „Heilige Huys" is een van de rijkste kloosters in de Nederlanden geworden, het kreeg nog meer faam toen vorstelijke personen en andere aanzienlijke vreemdelingen een gedeelte van het klooster als logement gingen gebruiken bij hun bezoek aan Delft, het is beroemd geworden en van historische betekenis sinds Prins Willem van Oranje er zich in November 1572 voor goed vestigde en er op 10 Juli 1584 om het leven werd gebracht. Bouwmeesters met zeer uiteenlopende inzichten hebben door de jaren heen de hand geslagen aan het omvangrijke gebouwencomplex, dat nu „Prinsenhof" heet, en een restauratie zoals die, welke thans heeft plaats gevonden, onder leiding van prof. N. Lansdorp, kan dan ook slechts een compromis zijn van diverse architectonische bouwstijlen en begrippen. Principieel kon er maar één goed uit gangspunt zijn, te weten: het comr'-x, waarvan de architectuur minstens vijf tijdsfasen aanduidt, weer zó op te trekken, dat het voldoet aan de vormgeving, zoals de Prins die gekend heeft! Prof. Lansdorp heeft ons verzekerd, dat hij in die opzet volledig geslaagd zou zijn, als men hem zijn gang had laten gaan. „Monumenten zorg" tolereerde dat echter niet, had soms andere inzichten en weigerde bovendien enige noodzakelijk geachte veranderingen toe te staan, waardoor bijvoorbeeld niet alle muren en ramen in hun oude vorm konden worden getransformeerd. „Jammer", zei prof. Lansdorp, „dood jammer. Gelukkig is alles in tekening vastgelegd, zodat een volledige restauratie later toch nog uitgevoerd zou kunnen worden. Ondanks de Duitsers. De werkzaamheden hebben in totaal ruim acht jaren geduurd. Voor een zo om vangrijk object en voor een arbeid, die bovendien met de grootst mogelijke piëteit moest geschieden, is dat niet veel, vooral niet als men bedenkt, dat de oorlogsjaren belangrijke vertraging, hoewel niet stil stand van het werk hebben gegeven. On danks alle verboden van de bezetters is alle dagen doorgewerkt en voor één van de kelders zag men zelfs kans tienduizend kilogram cement te gebruiken, welke be stemd was voor bunkerbouw! Een ernstig bezwaar was bij de restau ratie gelegen in het feit, dat niet van alles een behoorlijke tekening of gravure be waard is gebleven. Zo zijn deskundigen er van overtuigd, dat het torentje aan de ach terzijde van de kapel, welke in gebruik zal blijven bij de Waalse gemeente, indertijd een spits heeft gedragen, maar nergens vindt men een aanduiding daaromtrent. De spits staat er nu op en architectonisch zo wel als historisch is zijn vorm verant woord, zegt prof. Lansdorp. Het kon echter niet anders, of bij de bouw moest hier de fantasie aanvullen, wat de tekening naliet te bewijzen. Als ln de AbdU van Middelburg. Intussen staat het wel vast, dat met de restauratie van het „Prinsenhof", voltooid in een jaar, zo vol herinneringen als 1948, een belangrijke daad is verricht, die ook buiten onze grenzen de aandacht zal trek ken. Vandaar dat de gemeente Delft ln het naastliggende pand een café-restaurant wil bouwen, naar het voorbeeld van de be roemde Abdij te Middelburg. Gezeten on der het bladerdak van oude bomen zullen de bezoekers daar een prachtig uitzicht hebben op het fraaie gebouwen-complex en op de moestuin, die als in vroeger tijden door ouden van dagen zal worden onderhouden. En dwalend door het „Prin senhof" zullen zij rijke stof vinden voor historische overpeinzingen, niet het minst in de kamer op de eerste verdieping, hoek Schoolstraat-Oude Delft, die door de Prins is bewoond, op de wenteltrap met de door glas beschermde kogelgaten, en in de Spin- kamer, die enige jaren achtereen als ver gaderzaal heeft gediend voor de Staten van Holland, in een tijd, waarin de sterke vesting Delft meer veiligheid bood dan Den Haag! Unieke expositieruimte. Het „Prinsenhof" is nu merendeels inge richt als tentoonstellingsgebouw. Van he den af tot en met 30 September zal men er in niet minder dan 25 zalen een expositie kunnen aanschouwen, betrekking hebbende op de Vrede van Munster, een expositie, die ten doel heeft ons de tijd van de Tach tigjarige Oorlog zo levendig mogelijk voor ogen te voeren. In hoofdzaak geschiedt dat door gravures, welke in die jaren bij alle belangrijke gebeurtenissen werden ver vaardigd. Maar vele documenten, kostbare schilderijen, gobelins, tekeningen en pren ten, wapens en harnassen werken er toe mede aan deze tentoonstelling een zeer bij zonder cachet te verlenen. Jacht op relikwieën. Een jaar lang is men van Spanje tot Zweden op jacht geweest naar relikwieën. Veel persoonlijke dingen heeft men niet achterhaald, behalve harnassen (zoals die van Alva en Prins Maurits), die door een aartshertog in Tirol zijn verzameld. Deze harnassen zijn opgesteld door de „Waffen- meister" van het Weense museum, wel licht de enige man ter wereld, die met harnassen kan omgaan en die zelfs de kunst verstaat om zwaarden te smeden. Het „Smeekschrift der Edelen", welks aanbieding aan Margaretha van Parma te Brussel het begin is geweest van de breuk met de Spaanse macht, zocht men tever geefs in Brussel, Madrid en Wenen, maar vond men door een toeval op het Rijksarchief in Den Haag in een kist met papieren, welke jaren geleden met tal van andere zaken op een veiling in Brussel was aangekocht en nog steeds ongeopend was gebleven Een buste van Philips I kwam uit de Hofburg te Wenen, gobelins en tapijten werden in bruikleen afgestaan door de Koning van Zweden. In de romantische sfeer van het histo rische en unieke „Prinsenhof" zal dat- alles-bijeen een stellig onvergetelijke In druk geven van het leven en werken, van het strijden en lijden van onze voor ouders in jaren, die in menig opzicht her inneren aan de periode, welke wij korte lings achter ons hebben liggen! Een oase in een woestijn van nood Toch ook daar problemen Men kan onder voorwaarde van het nodige kleine geld naar Zwitserland reizen, om eindelijk eens niets te zien en te bevredigen dan zich zelf en zijn wensen, de wereld weer eens voor een paar dagen schijnbaar zo te laten lopen, alsof er geen twee wereldoorlogen achter ons lagen. Daarbij zal men zich ongetwijfeld het beste ontspannen en de meest welkome gast zijn. Maar men kan ook anders gaan. En dan doet het leven in Zwitserland helemaal niet zo naief-arcadisch aan, als al die aanlokkelijke prospecti het ons schil deren; dan bekijken we die overladen maal tijden, die overvolle étalages, die druk be zochte cafés van welke soort ook, bijna met een huivering als voor het te grote geluk van Polycrates. Door meer of minder hongerlijdende landen omgeven, door sta ten, die door de oorlog, door oorlogen tel kens weer op de wreedste wijze geteisterd werden, ligt daar Zwitserland, groen en bloeiend, als een door puin omgeven, vrien delijk en voornaam huis, als een door de woestijn van de nood omgeven oase; het ligt daar, ook als een voorbeeld, wat dit Europa nu zou kunnen zijn, als het zich door betere geesten had laten leiden. Ongetwijfeld, Zwitserland had geluk, in de eerste en nog veel meer in de tweede wereldoorlog. Maar het had en heeft ook hoofden en harten, die dapper en vroom zijn, doelbewust en standvastig, „Eidgenossen" in de beste betekenis. Hier ademt de vrede. En toch ligt er ook een beetje après-nous-stemming over dit leven. Dikwijls heeft men de in druk, dat ieder alles in volle teugen genie ten wil, zolang het nog gaat. Maar hoe lang zal het nog gaan? Die vraag schijnt op al ler lippen te zweven! Het is niet gemak kelijk, een vetvlek op de magere soep te zijn, nog minder makkelijk, het te blijven; en vooral niet, als men een klein, zeer op de anderen aangewezen land is, een berg land, een binnenstaat met o. zulke hoge eisen aan het leven. Men weet, dat de crisis komen moet, men hoort het noodlot van Europa ook aan deze poort kloppen. Nog houdt men zich een beetje doof en gunt zich iedere dag, die een mens onder de onbewolkte Zwitserse voor oorlogse hemel beschoren is. Een duur paradijs. En toch problemen overal! Slechts enkele mogen er hier genoemd worden, uit iedere hoek één: Daar is de duurte. En het is te duur, als de eenvoudigste kamer voor een student per maand 100 francs kost, ieder telefoon gesprek 20 centimes (uit het hótel 5 centi mes meer!), het kleinste traject op de tram 20 centimes en de koffer naar het station brengen dadelijk 70. Het is te veel, als een stenotypiste (zonder vreemde talen!) on geveer 5 a 600 francs in de maand krijgt, een dienstmeisje, met zo mogelijk twee vrije dagen per week, een maandloon van 200 francs; om van textiel en schoenen, van boeken en schouwburg nu maar te zwijgen. Men, dat is de industrie, het bedrijf, de zakenwereld, de arbeider en employé, ver dient schitterend; maar de ambtenaren, de intellectuelen staan daar betrekkelijk ver bij achter en kunnen tegen de duurte niet op. Die blijven daarom thuis. Maar de anderen zijn, met de vreemdelingen, genoeg om al de luxueuze restaurants, de „stamm- tische" en de kj-oegen dag en nacht te vul len. En juist nu, nu zelfs de slagroom vrij kwam, verbaast de gast uit een minder be deeld land zich telkens weer over de hoe veelheden, die daar verzwolgen worden en over het gezegde: „Ja, nu we het al die jaren zo schraal hadden Politiek en defensie. De binnenlandse politiek werpt haar kleine schaduwen en lichtjes: de afschei ding tussen sociaal-democraten en commu nisten is nu duidelijk. De laatsten zijn overigens als partij van generlei belang. Wel zijn er zekere intellectuele kringen, die nu eenmaal van het extreme houden, die graag een bepaalde rol vervullen, inte ressant willen doen en graag met vuur spe len. In ieder geval is men vast besloten, geen enkele concessie te doen. Maar dan staat men ook al in de schaduw van de grote, de buitenlandse politiek. Natuurlijk was men na Praag nerveus, berekende men de afstand tussen Buchs en Enns en vond deze rond 400 kilometer een niet al te veilige afstand. Hier en daar ontdekt men plotseling zijn belangstelling voor Tunis, Algiers of Marokko, al hangt men ook of ficieel het dogma van de eeuwige neutrali teit aan en doet moeite, zijn wondergeloof Vier beroemde en betrouwbare geneesmiddelen. Bij zware hoofdpijn, rheumatiek, zenuwpijnen, enz. is het een veilig gevoel te kunnen ver trouwen op de 4 geneesmiddelen, verenigd in één tablet Chefarine „4". Eén der bestanddelen ls Chefarox. Hierdoor hebben de tabletten een krachtige maar toch weldadige werking, zonder zelfs een gevoelige maag van streek te maken. Na zes borrels In de Rodenburgstraat te Rotterdam raakte de chauffeur van een 10-tons vrachtauto de macht over het stuur kwijt. De zware wagen reed het trottoir op, waar spelende kinderen net bijtijds op zij kon- den springen en kwam via een tuin tegen een huis terecht, waarvan de gevel werd ingedrukt. De chauffeur reed onmiddellijk achteruit, hetgeen opnieuw een deel van de gevel deed bezwijken, en verdween met grote snelheid. Een paar uur later had de politie hem reeds opgespoord. Hij bleek de 20-jarige H. B. uit Schiedam te zijn, die bekende dat hij zes glazen jenever had gedronken voor hü met de vrachtauto naar Rotter dam reed. te bewaren: hoe zou het zijn, als Zwitser land in de derde wereldoorlog zich als een soort reparatiewerkplaats zou kunnen handhaven? Eerst voor de Russen en dan, na de uiteindelijke bevrijding, waaraan niemand twijfelt, voor de Amerikanen? En dan nog een soort Rode Kruis-statuut voor de hele Eidgenossenschaft. Zo zou men ook door de derde brandingsgolf onbeschadigd heen kunnen zwemmen. Maar men glim lacht zelf over zoveel vriendelijke fantasie en prijst zichzelf gelukkig met zijn handels betrekkingen naar alle kanten; en vooral ook met zijn leger, waarvoor de Zwitser in ieder opzicht alles over heeft. En hij is er niet weinig trots op, aan deze zijde van het gordijn, zo al niet de grootste, dan toch de slagvaardigste strijdmacht van Europa te bezitten. Alles is „echt". Wat blinkt toch alles in dit lichte Zwit serse huis, wat is alles toch echt! Om met het kleine te beginnen: dat is chocolade, dat i s koffie, dat i s tabak, dat i s bier, dat is olie, dat is kaas (uit Holland!) en zijde en zilver en geitenleer en geschept papier, alles onvervalst en zonder bijmeng sels en helemaal niet „alsof". Dat is voor oorlogse kwaliteit, en dan voelen we pas, hoe onze kwaliteit en onze eisen gedaald zijn. Bij het afhalen uit het bagagedepöt wordt ons koffertje door de beambte zorg vuldig afgestoft, onze vulpen na het vullen (20 centimes) blinkend opgepoetst; daar zijn de brandschone telefooncellen, waarin men, dank zij de virtuose automatisering, zijn beetje geld zou willen vertelefoneren, daar snellen de treinen van licht metaal voort, snel en licht, dat het aluminium maar zo door de lucht suist! En daar zijn de grote en kleine huizen, goed gepleisterd, met heldere kleuren, goed gefundeerd, ver zorgd en vrolijk. En daar is dit prachtige volk en land, met blinkende ogen en dikke wangen; vruchtbaar en machtig. Vergeten we daarom alle gemaakt spre kende arrogantie en dombrutaal machts vertoon van de portier (des te lofwaardi ger de paar uitzonderingen!) en gedenken we tot slot nog het eeuwige Zwitserland: het plotselinge gloeien van het Berner Oberland tot midden in zijn oude stad, die er toen van de toren van de kathedraal af zo oud en vertrouwd uitzag: de goede spreuk op de Munt in Zug: Tu fac officium, caetera cura dei; het uitzicht van de ko kette Renaissance Lorette-kapel op het Romaanse dicht opeengedrongen Fribourg; de nog winters stille platanenlaan in Lu- zern, aan de oever van het meer, met het uitzicht op de in de middagzon glinsterende toppen; de universiteit van Bazel, haar hoekige, donkere, oude zalen en trappen en gangen, waarin men zonder verbazing Erasmus om de hoek zou kunnen zien ko men, en haar uit een wonderbaarlijk zuiver gevoel ontstane nieuwe gebouwen, geheel en al in de geest van onze tijd en toch ook geheel en al Bazel; de volheid der klokke- tonen, die iedere Zaterdag over Zürich ruist, het sombere Isleten, de eenzame aan legplaats aan het Urimeer in de schaduw van de Gitschen en de Rotstock, waar een nauw dal, dat omhoog leidt naar de krui nen van de ijsreuzen, zich een weg baant tussen de rotsen. Maar gedenken we ten laatste Riehen, de zonnige, gezegende voor stad van Bazel. Daar bloeit alles altijd het eerst, daar staat alles het rijkst in blad, en midden door dit paradijs loopt de grens. Aan de andere kant, in Duitsland, in Baden, zie, daar bloeit het niet minder rijk en geurt het niet minder zoet, zo, als was de hele wereld één grenzenloos Zwitserland! H. St. Prov. Ziekenhuis heeft 360.000 bezettingsschade Gedeputeerde Staten van Noordholland hebben de Provinciale Staten een supple- toire begroting van buitengewone ontvang sten en uitgaven van het Provinciaal Zie kenhuis nabij Santpoort aangeboden, waar op een post van 260.000 vermeld staat voor herstel van bezettingsschade, veroor zaakt door de Duitse weermacht en de ge allieerde strijdkrachten. In 1946 is reeds voor het herstel van de linkervleugel van het nieuwe gedeelte van het ziekenhuis een bedrag van 100.000 beschikbaar gesteld. Daarna is onderzocht hoe groot de schade was. De totale kosten wegens herstel van bezettingsschade wer den op 360.000 geraamd, in welk bedrag de achterstallige onderhoudswerken niet zijn inbegrepen. Uitbreiding P.E.IV.-centrale De Provinciale Staten van Noordholland hebben enige maanden geleden besloten een bedrag van 10.000.000 op de begroting van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf te plaatsen, als eerste termijn voor de uitbrei ding van de Centrale van het bedrijf, tot een vermogen van 200.000 KW. Destijds is medegedeeld, dat het bedrag niet toerei kend was. De zeer binnenkort te plaatsen bestellingen voor ketels en turbine zullen het bedrag van 10.000.000 voor het groot ste deel binden en 't laat zich aanzien, dat vele andere bestellingen door de lange levertijden eveneens nog dit jaar geplaatst zullen moeten worden. Gedeputeerde Sta ten delen aan de Provinciale Staten mee, dat als tweede termijn thans een bedrag van 5.000.000 aangevraagd moet worden, zonder dat nog zekerheid bestaat, dat dit bedrag tenslotte voldoende zal blijken te zijn voor het gehele werk. Ook is het nodig een bedrag van 750.000 beschikbaar te stellen voor uit breidingswerken aan laagspanningsnetten. Ter toelichting wordt meegedeeld, dat het weder opbouwen van woningen in de ver woeste gebieden in Noordholland enige omvang begint aan te nemen. Ook de wo ningbouw in overige delen neemt toe. Aan het einde van 1948 zullen ongeveer 2100 woningen gereed komen. Om de electrici- teitsvoorziening mogelijk te maken is een bedrag nodig, dat Gedeputeerde Staten op 750.000 ramen. DISTRI BUTIENIEUWS Maandag bestaat er gelegenheid tot het afhalen van distributiebescheiden te: Haarlem: Restant M. Na tot en met Ni Overveen (Bloemendaalseweg 188) A. C en D. Heeraitede: Restant letter M. Over Muziek WEDSTRIJDEN HET GROTE SOLISTENCOM oURS ifl Schevcningcn is een bijzondere ge beurtenis geweest op het veld-van-eer van de muziek. Dit is de algemene opmerking. Zo iets was in Nederland nog niet voor gekomen. En er was deze eerste keer met een enorme belangstelling. Dit was ook wel te verwachten: wedstrijden zijn in de wereld de echte brandpunten. Spel. sport en vermaak leveren onuitputtelijk voedsel voor de eeuwige honger naar vreedzame strijd en vooral voor de behoefte aan het zien en horen van strijd. Men behoeft helemaal niet door rust en stilte gekweld te worden er is altijd wel ergens een wedloop naar boven, naar beneden, of in de rondte. Waarom zou ook de muziek geen materiaal zijn om er strijd mee te voeren" Muziek wordt toch niet voor de luie aardigheid gecomponeerd? Het is te hopen dat de componisten zullen blijven begrijpen dat zij materiaal moeten leveren en dat zij niet tot de dwaze gedachte moeten komen dat zij niets met het alge meen-menselijke heil van de wedstrijden te maken hebben. Vooral stukken met zéér veel noten zijn welkom. Hoe meer noten en hoe groter snelheid, hoe beter. Voorlo pig nog alleen voor één strijdpaard, des noods met begeleiding. Het is echter zeker te verwachten dat mettertijd ook gehele orkesten in het strijdperk kunnen treden. Er zijn zeer veel geschikte strijd-sym- phonieën; Haydn en Mozart zijn misschien een beetje te tam, maar Beethoven is bruikbaar. De dirigenten kunnen dan hun geniale krachten meten; waarom zouden ze niet? Ze kennen de stukken uit het hoofd en tenslotte die stukken.... als ze maar doelmatig zijn, dan doen ze er alles mee wat ze willen en kunnen, kunnen en willen. Maar laten wij voorlopig tevreden zijn met deze internationale solistenconcoursen. Dit is reeds een enorme hoogte in de olym pische cultuur. Misschien zijn de concert zalen niet de ideale gebouwen voor deze grootse gebeurtenissen. Het komt mij voor dat een circustent meer voor de stijl van deze feesten geschikt is. Alles bij de in richting van het circus wekt de juiste ge voelens en gedachten voor de kracht meting op. Dit viel mij in toen ik de vorige week een circusvoorstelling bijwoonde. Met passend modcrnitcits-besef werden er met muziek kunsten vertoond: een in 't wit gekleed man bespeelde achtereenvolgens als ik goed telde twintig muziek instrumenten. Hij deed dit met virtuosi teit. Op een bepaald ogenblik blies hij op twee trompetten-tweestemmig. Het wdH ongelooflijk; zou één der virtuozen van de Scheveningse wedstrijd tot zo iets in staat zijn? Er was ook een kleine, gedrongen neger, die een gedeelte van de beroemde trombone-mars uit dc Aïda van Verdi blies; niet zo maar domweg als Verdi dat schreef, maar met een salto in de lucht na iedere toon! Dit was in het circus helemaal niet gek. maar adem-benemend. Het aardige is dat men bij dergelijke prestaties geen behoefte heeft aan wed ijver en dat men toch dc sensatie van virtuositeits-genot heeft Virtuositeitsge not en wedstrijd-spanning zijn broertje en zusje; dit moet iedereen duidelijk zijn. Het is niet onmogelijk dat het hoor- en schouwspel der muziek-virtuozen nog tref fender zou werken wanneer het spannende zeildoek zich cr boven zou welven. Bo vendien zou het circus-orkestje dat zo goed getraind is op effect, na elke prestatie het applaus kunnen stimuleren, voor zover dit nodig mocht zijn. Een gedeelte van de stallen zou ontruimd kunnen worden om de artisten te herbergen en 't publiek zou ze in de pauze dan kunnen gaan bezichti gen. Op 't punt van de accoustiek zouden natuurlijk eerst enige onderzoekingen moeten plaats vinden; stel u voor dat iets van de schoonheid of wat 't dan is, zou verloren raken in de hoogte tussen de apparaten van de andere kunstenaars. Neen, er moet voor gewaakt worden dat de virtuozen niets tekort komen, want dan zouden de toeschouwers en toehoorders ook tekort komen. De volle maat, de on gelooflijke maat moeten we hebben. Mis schien zouden de componisten die het ma teriaal voor de wedstrijd leveren voor zover zij nog leven de voorstelling voor half geld mogen bijwonen. Dit zou enige aanbeveling verdienen: overigens mogen zij blü zijn dat hun stukken gebruikt wor den. Zij moeten waarderen dat jonge men sen tot virtuozen opgroeien en 't zover mo gelijk met hun stukken willen brengen. Neen, als men dit overweegt, moet men besluiten dat de componisten eigenlijk alleen verdienen om in de pauze hun dank te gaan brengen aan dè virtuozen. Hoewel men de jeugd niet vroeg genoeg kan opleiden in de kennis der schoonheid, zou men toch voorlopig de solisten-con coursen niet op de middagvoorstellingen moten plaatsen. Het zou hun niet amusant genoeg zijn: neen slechts de volwassenen kunnen begrijpen wat er op zo'n concours gepresteerd wordt: en zij kunnen dan thuis altijd nog met veel paedagogische tact de jeugd bijbrengen wat kunst is en wat kunst niet is. En daarmee zal dan de toekomst van de muziek verzekerd zijn. HENDRIK ANDRIESSEN. Militaire luchtvaart houdt tentoonstelling op Ypenburg De tentoonstelling, die door de Lucht strijdkrachten van 19 Juni tot en met 4 Juli op het vliegveld Ypenburg wordt ge houden ter gelegenheid van het vijf-en- dertig jarig bestaan der militaire lucht vaart, zal tevens een proef zijn, om te on derzoeken, of ook in Nederland in de toe komst een internationale luchtvaartten toonstelling mogelijk is. De bedoeling der tentoonstelling is te tonen, hoe de opbouw van de militaire luchtvaart na 1940 voortgang heeft gevon den. Van alle onderdelen zal op Ypenburg iets te zien zijn: van het Commando Luchtvaarttroepen te Nijmegen, waar de militaire luchtvaart begint, van de vlieger opleidingen te Woensdrecht, Gilze Rijen en Twenthe, van de technische opleiding te Deelen, van de transportvliegtuigenaf deling te Valkenburg (Z.-H.), van de mi litaire luchtvaart in Indië en van de Ma rine-luchtvaartdienst. De baten van de tentoonstelling komen ten goede aan de stichting „Het Va» Weer den Poelman Fonds", dat beoogt de nage laten betrekkingen van Nederlandse mili taire vliegers te steunen, gedemobiliseerd luchtvaartpersoneel te helpen en het in dienst zijnde personeel bijstand te ver lenen. Op 3 en 4 Juli worden op Ypenburg vliegfeesten gehouden. Het hoogtepunt daarvan zal het voorvlierron ziin van drie Glcstcr ..Meteor" straalvliegtuigen, waar van de Nederlandse luchtmacht er binnen kort zestien zal bezitten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5