c J L itteraire fee RESA-ARNHEM De 9 Muzen Madame la Nieuw industrieel initiatief door de Verenigde Staten gesteund De grote blanke vader" heeft zich verbaasd de ogen uitgewreven v FilmJ MASSENET ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1948 ZAT DE VIJFTIENDE, zestiende en ze ventiende eeuw de ontdekkingsdrang in het bloed, ook de achttiende wist van zwerverslust, van trek naar vreemde, on gekende werelddelen. Maar er is tussen het verlangen naar den vreemde in beide - perioden een wezenlijk verschil: vroegere eeuwen kenden naast de avonturendrang de winstzucht; de achttiende eeuw was vol verlangen naar een rechtvaardiger wereld, een betere meaisenstaat. Het waren sociale motieven die sommigen boeken en tractaten deden schrijven over gemeen schappen, waaraan niet de onvolkomenhe den kleefden, die men in eigen land en eigen tijd zo bitter aan de lijve ondervond. Anderen waren stoutmoedig genoeg, de tocht naar het onbekende er op te wagen, om ergens als kolonisten hun maatschap pelijke idealen te verwerkelijken in de stichting van nieuwe gemeenschappen. Europa, meenden ze, had zijn tijd gehad. De ondergangsstemming, gepaard gaande met een idealistische levensdrang, is be grijpelijk: men leefde in de nadagen van een beschavingsperiode en aan de voor avond van omwentelingen. De besten lieten hun geloof aan een menswaardiger samen leving niet varen, ook al werden ze als „idealisten", als „utopisten" gehoond. Zij kenden de gloed van een overtuiging. Zij werden gedreven door de kracht van eeH* gezond verlangen naar een maatschappij- vorm, die de mens waardig is. En heel goed wisten ze, dat een deugdelijker staat niet verkregen zou worden door dromen, maar door handelen, door een „denken met de handen", zoals onze Zwitserse tijdgenoot Denis de Rougemotot het uitdrukte. Het is kenschetsend voor de situatie, waarin de na-oorlogse wereld verkeert, dat een betrekkelijk jong auteur zijn roman stof heeft gezochttón een verleden, dat in het hart van de ondernemendsten, die de moed"hadden een ideaal te dienen, vol was van verlangen naar een „geluksland". Jacob Roggeveen, Nederlands zeevaar der, die trail de West-Indische Compagnie een drietal schepen ter beschikking kreeg ter ontdekking van Terra Incognita Austra- lis, geeft aan van der Vet's roman een historische achtergrond. Inderdaad is er menige trek van verwantschap tussen deze ontdekkingsreiziger en de hoofdpersoon van dit boek, Anton Repelaer. Beiden kre gen van een vader, wiens avontuurlijke drang zich beperkte tot het wetenschap pelijk vorsen in een stille studeerkamer, de zwerverslust mee, het romantisch "v langen naar een wijdere wereld, naar oor den waarvan thuis alleen de fantasie droomt. En toch is van der Vet's roman niet enkel een avonturenroman geworden. Alle elementen daarvoor waren aanwezig: het lokkend geheim van een onbestemde verte, het vrijgevochten vagebonderen van soldeniers op -zoek naar «een regiment, een worsteling met een woeste zee bij or kaan, het muiten van een vijftal opvarende huursoldaten gedroste studenten de aankomst en vestiging op het „eiland van verlangen" met zijn weelderig-gulzige, tro pische plantengroei, strijd om het bestaan; maar ook het stillen van een vrijheids- dorst, ook vredige kameraadschap. Een nieuwe Robinsonade, zou men bij een vluchtig doorbladeren denken. Wie het „Vluchtend Geluk" met dit oog leest, zal aan de bonte opeenvolging van gebeurte nissen, aan de levendige natuurbeschrij vingen (van der Vet's sterkste zijde) en de veelal boeiende verhaaltrant al zijn ge noegen hebben. Maar het is dat niet alleen, wat van der Vet tot het schrijven van deze roman heeft gedrongen, al is er een zekere lyrische strekking niet aan te ontzeggen. Zijn hoofd persoon, Anton Repelaer, een patriciërs- zoon, is in zijn dichterlijke jeugd vervuld van een droom, waarin al het goede, dat zijn jonge jaren hem maar matig bieden, tot beeld wordt. Had de roman niet meer gegeven dan een goed-gecomponeerde uit werking van dit motief, hij zou uiting ge geven hebben aan een levensgevoel dat meerderen eigen is.in wankele tijden als deze, maar het element gemist hebben, waardoor dit boek zich nu ondanks al lerlei bezwaren die er tegen zijn aan te voeren onderscheidt: het Sociale element. En dit betekent tevens: het positieve ele ment. Er is een litteraire groep die, ge toetst aan litteraire maatstaven, zeker het schoonste en gaafste voortbrengt, wat in een overgangstijd als de onze geschonken kan worden. Maar de- schrijft en dicht alleen voor een beperkte bovenlaag van ons volk. Dit wil zeggen: onze letterkunde is voor het grootste deel"1 geen volkskunst meer. Er is een kloof ontstaan tussen het lezend publiek en de schrijver-dichter, waardoor deze' laatste zich is gaan terug trekken op eigen persoonlijkheid. Waar schijnlijk is dit in een periode van maat schappelijke overgang niet anders mogelijk. Maar jonge kunst is die, welke gelooft in nieuwe mogelijkheden, in een wereld die wij allen samen zullen moeten bouwen, vol vertrouwen, vol geloof in een gemeen schappelijk ideaal. Jonge kunst is positieve kunst. En zo zte ik het hoogtepunt van „Vluchtend Geluk" in de episode, waarin Repelaer, die alle gevaren trotseerde om voor zichzelf eén eiland van geluk te win nen, zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn, voor de rechtschapenheid van de gemeenschap, die in de loop der jaren op Nieuw Beramino is gegroeid. Daarmee gaat ,deze sociale roman waarin het geluk moet vluchten omdat het gemeenschappelijk welzijn vertroebeld wordt door de menselijke ondeugden: ach terdocht, naijver, hebzucht, eigenbaat de litteraire uitdrukking van een persoon lijk levensgevoel te boven. Repelaer scheept zich ontgoocheld en berooid in naar Europa, waar hij laatste vrede en liefde hoopt te vinden bij Brechtje, het meisje van zijn jeugd, dat hij door een noodlottige gebeur tenis verliet. Hij vindt haar niet terug; zij is inmiddels gestorven. Zijn ideaal werd vertreden, zijn jeugd is dood. Maar on- ANTON VAN DER VET: „Het vluchtend geluk". (Kroonder, Bussum). danks dit alles prevelt Repelaer op zijn sterfbed, dat hij het beste deel meent ge kozen te hebben: het onverwoestbaar ge loof in een ideaal en de bereidheid, daar voor offers te brengen. Daarom noemde ik deze roman positief. Hij schiet in meer dan één opzicht tekort, ik geef het grif toe. Ik zie niet voorbij aan een soms hin derlijke opzettelijkheid, aan zekere filmi sche romantiek, aan een*storende neiging tot „fraai schrijven", waaraan een auteur als van der Vet met een zo natuurlijk talent zeker geen gehoor behoeft te geven, om ernstig genomen te worden. Maar af gezien daarvan beveel ik dit boek, op grond van zijn voortreffelijke stalen van vertelkunst en zijn positief-sociale strek king, in uw aandacht aan. C. J. E, DINAUX. EXAMENOPLEIDING Handelswetenschappen-Wiskunde Bekende Schriftelijke Cursus) (Adv.) „ZEEMEEUW" WAS VLEUGELLAM. De „Zeemeeuw" van de Provinciale Stoombootdiensten in Zeeland, welke de reizigers naar Zeeuws Vlaanderen, die met de laatste trein te Kruiningen arriveren, naar Perkpolder overbrengt, kreeg op de Westerschelde een motorstoring. Het anker werd uitgeworpen en de acht passagiers moesten de nacht aan boord doorbrengen. De „Zeemeeuw" werd de volgende mor gen de haven van Hansweert binnenge sleept. Daarna hebben de passagiers een beter geslaagde poging ondernomen om Zeeuwsch Vlaanderen te bereiken. Kerkmuziekcursussen. Op 18 September vindt in de Spuikerk te Amsterdam de offi ciële opening van de kerkmuziek-cursussen plaats. Deze cursussen, die onder auspiciën van de Nederlandse Organisten Vereniging in kerkgebouwen te Amsterdam en Rotterdam gegeven zullen worden, zijn bedoeld als een richting-aangevende aanvulling van het con servatorium- en privé-onderwijs, dat zich uiteraard niet aan de schakeringen, die het Nederlandse kerkelijke leven beheerst, kan wijden. Ze worden nodig geacht omdat de opleiding van de organisten in overeenstem ming moet zijn met het de laatste jaren sterk oplevende besef van de liturgische waarden in de erediensten. Als docenten zijn onder meer benoemd: prof. dr. G. v. d. Leeuw en prof. dr. W. Kooiman. Als organisten werken mee: Adriaan Engels, Cor Kee, dr. Anthon van der Horst, George Stam, Adriaan C. Schuurman én Willem Mudde. De bevallige dames van geperst papier die in aller lei meelijwekkende hou dingen in winkel-étalages plegen te staan om de voorbijgangsters te be wegen tot aankoop van het mantelpakje of de jurk die deze roerloze noppen sie ren, hebben blijkbaar hun langste tijd gehad. De grote modehuizen in Parijs hebben ingezien dat de houterige kiinstmannequins niet voldoen aan de eis des tijds en zijn er toe overge gaan om echte dames in hun étalages te zetten, die zich niet zoals haar voorgangsters bepalen tot het liefelijk vasthouden van een prijskaartje en een bevroren glimlachje, doch de te koop aangeboden kledingstukken al wande lend en kerend „aan den lijve" demonstreren. Er blijven nu veel meer dames voor de étalages staan dan vroeger. Ook meer heren trouwens, maar dat interesseert de mode huizen minder dan de mannequins. Het mag tot voldoening stemmen, dat de Amsterdamse Beurs in een periode, waarin activiteit en productiviteit door de vacan- ties worden geremd en ondanks het depri merende Viermogendhedenconflict, haar goede humeur niet heeft verloren. Men kan integendeel zeggen dat zij doorgaans van een zeker optimisme blijk geeft, al blijven de omzetten gering en komt er in het koersniveau weinig verandering. Ge constateerd kan worden dat de beurs ge voeliger wordt voor gunstige factoren. Alan Valentine, het hoofd van de E.C.A. (Economie Cooperation Administration) missie, welke zich thans in ons land be vindt, heeft er aan herinnerd dat de Marshallhulp in het gezamenlijke plan van de economische wederopbouw van Europa slechts een ondergeschikte positie inneemt. Slechts 5 pet. van de nodige goederen komt van het Marshall-plan; de overige 95 pet. zal door de betrokken 16 landen zelf moe ten worden voortgebracht. De dollarbedra gen, welke Amerika verstrekt, zijn welis waar belangrijk, maar nog belangrijker zijn de krachtinspanningen in de 16 landen zelf. Temeer is -dit het geval omdat de hulp in 1949 zal afhangen van de in 1948 be reikte resultaten, m.a.w. hoe meer we zelf hebben gepresteerd, hoe groter en vlotter die hulp zal zijn. Daarom is het van zo grote betekenis dat zowel door de Beneluxlanden in klei ner als door de 16 landen in groter ver band plannen beraamd en maatregelen ge nomen worden om door een verruiming van de onderlinge uitwisseling van goe deren, de nationale productie en afzet mogelijkheden te vergroten. Wanneer, als gevolg van de functionering van een centrale dollarpool, het tekort op de betalingsbalans met het ene land door een overschot op de betalingsbalans met een ander land kan worden gerescontreerd, zal de import uit dat ene^land niet meer door het tekort op de betalingsbalans wor den belemmerd. België zal zijn uitvoer naar ons land, die 20 a 30 millioen per maand groter is dan zijn invoer uit ons land, dan niet behoeven in te krimpen en hetzelfde geldt van de Nederlandse uit voer naar Engeland, waar wij tengevolge van ons exportexcedent thans over een pondensaldi beschikken, dat straks voor betaling van importexcedenten'met andere landen zal kunnen worden gebruikt. Wat de Beneluxlanden betreft, zal naar geleidelijke nivellering van het loon- en prijspeil moeten worden gestreefd en naai de opheffing van de prijs- en exportcon troles, kortom naar de vermindering van overheidsbemoeiing, vooi' zover die met het oog op de nog altijd heersende schaar- ste-economie niet dringend noodzakelijk is. Dat ook de deze week afgelegde regerings verklaring daarvan de tendenzen bevat en blijk geeft van een grotere werkelijkheids zin bij het nieuwe kabinet heeft daarom ook op de Amsterdamse Beurs de hoop op een voortgaand herstel van onze nationale welvaart versterkt. Overheid en particu liere ondernemingsgeest zullen moeten sa menwerken om voor het economische redres nieuwe wegen te banen. Het is moedgevend dat durf en commer cieel initiatief voor nieuwe industrieën kapitaal weten aan te trekken en dat ook dit opzicht Amerika bereid is met Ne derland samen te werken. Een derde groots opgezette onderneming is als vrucht van die samenwerking in oprichting. Na de Nederlands-Amerikaanse Autoban denf a- briek en de Nederlands-Amerikaanse Fit- tingfabriek zal binnen korte tijd de N.V. Rheem-Evenblij in ons land de meest mo derne fabriek van ijzeren vaten in bedrijf stellen, waardoor evenals door de beide andere Nederlands-Amerikaanse concerns onze economische afhankelijkheid vermin derd en uiteraard onze deviezenpositie ver sterkt wordt. Amerika is, .zo zeide de heer Valentine, bereid aan het inhalen van de technische achterstand op velerlei terrein mede te werken, niet alleen door het fourneren van kapitaal, maar ook door Amerikaanse tech nici hierheen te laten komen teneinde op die wijze de industrialisatieplannen te hel pen verwezenlijken. Amerika's verpeten man, Navaho Klein Marshallplan voor de Indianen (Van onze correspondent te New York) Milliarden dollars stromen Amerika uit ter leniging van de noden over de gehele wereld. En in hun lemen hutten in het Verre Westen zitten de Navaho's en hebben alle tijd voor overpeinzingen omtrent hun lot, het lot van de enige en oorspronkelijke Amerikaan, die tot voor enige maanden ge heel in het vergeetboek was geraakt. Wie.Cooper, Aimard en Karl May heeft 'gelezen zal zich de naam Navaho nog wel herinneren, en wanneer wij de beschrijvin gen dier dagen volgen dan ontbraken daar ook niet de scalpeerpartijen en de over vallen op de huifkarren van de blanke for tuinzoekers die het Verre Westen in trok ken. Maar de „bleekgezichten" hebben zich wel honderdvoudig op de roodhuid ge wroken. Niet door het zenden van straf expedities, het platbranden van Indiaanse nederzettingen en grootscheepse uitroeiin gen, maar eenvoudig door hen economisch om te laten komen. De laatste veldslag tussen blanke rege ringstroepen en Navaho's had plaats in 1868 en sedertdien- leefden laatstgenoemden teruggetrokken in de zogenaamde Indian Reservations, een gebied van 25.000 vier kante mijlen. Daar bleven zij onaangetast door de zegeningen van de Amerikaanse beschaving, daar handhaafden zij hun eigen cultuur, hun eigen taal, gebruiken en kle derdracht. Geen wolkenkrabbers, onder grondse treinen, snelle auto's, vakvereni gingen en Hollywoodfilms voor hen, maar ook geen doktoren, geen ziekenhuizen, zelfs geen wegen en geen stromend water en daarbij een gebrek aan alles, wat wij tegen woordig als noodzakelijk beschouwen voor de hygiène. Dat zij in armelijke omstandigheden ver keerden was ook de Amerikaanse regering bekend en de Navaho's tezamen met andere rest-stammen ontvingen een steunuitkering uit de kas van het Indian Bureau in Washington. Maar het was maar een karige ondersteuning die, als men de resultaten thans ziet, de Navaho's in de diepste ellende liet voortleven. De Navaho's zijn een stam van 60.000 personen, zij hebben de hoogste tbc-graad van alle bevolkingsgroepen der Verenigde Staten, de kindersterfte is tien maal zo hoog als het gemiddelde van het land, hun levenskansen zijn geringer dan van enige andere groep. De helft van de Navaho-kin- deren sterft voor zij de schoolgaande leef tijd bereiken, hetgeen men onbarmhartig redenerend ook een oplossing zou kun nen noemen van het schoolvraagstuk: immers voor de 24.000 kinderen van school gaande leeftijd zijn er slechts schoolfacili- teiten voor 6000. Het gevolg is dat 2/3 van de gehele Navaho-bevolking nimmer op school gaat. Men kan het hun dan ook nauwelijks kwalijk nemen, dat zij niet kunnen lezen of schrijven en dat hun alge mene ontwikkeling en" kennis om zichzelf een bestaan te verschaffen minimaal is of geheel ontbreekt. Hun voornaamste voedsel bestaat uit brood, schapenvlees en koffie, maar hun rantsoenen zijn ten enenmale onvoldoende en de Duitsers in de Ameri kaanse bezettingszone hebben een voedsel rantsoen dat enkele honderden calorieën per dag hoger is dan dat van de Navaho. De oorzaak van de ellende schuilt in het feit dat de Navaho's, die een verouderde landbouw bedrijven, met €0.000 personen leven op een dor gebied, dat aan niet meer dan 35.000 een karig bestaantje zou kunnen verschaffen. En het wonderlijk verschijnsel doet zich voor, dat, terwijl de grondkwali- teit van hun gebied nog voortdurend af neemt, de Navaho's in aantal groeien. Het netto-overschot der bevolking bedraagt thans 1000 per jaar. Terwijl volgens de klassieke beginselen de bevolking zal af nemen in een gebied dat hen niet kan voe den, ziet men bij de Navaho's het omge keerde: zij hebben klaarblijkelijk een nieuw „evenwicht" gevonden tussen gg- boorten en sterften op een voedingspeil dat ver beneden de norm ligt. Voor tientallen jaren had de Navaho ge leefd in deze ellende. En zo er dan niets aan zijn lot gedaan werd, was dit niet toe te schrijven aan kwaadwilligheid van het volk der Verenigde Staten, maar doodeen voudig aan het feit dat er in het gehele land klaarblijkelijk niemand meer aan dacht, dat de Indiaan eens heer en meester was van wat wij thans de Verenigde Staten noemen, en dat het alleen de Indiaan is, die zich „Amerikann" mag noemen. Totdat vorig jaar een geïllustreerd tijdschrift een reportage gaf van het leven in het Navaho- gebied. Amerika wreef zich de ogen uit en spontaan kwamen er geldsbedragen binnen om een ondersteuningsfonds te vormen. Maar de sensatie te Washington was niet geringer en het overbezette Amerikaanse Congres vond tijd om een wetgeving te in troduceren ter verhoging van de Navaho- Ievensstandaard. De noden der Navaho's kunnen gemakkelijk worden samengevat: opvoeding, wegen en water voor irrigatie. Onder een tienjarenplan is thans 80 mil lioen dollar uitgetrokken voor een bevloei- ingsproject, dat 117.000 acres, thans vol komen verloren voor landbouw, in cultuur zal brengen. Een verder bedrag van 22 mil lioen dollar zal besteed worden aan wegenbouw, en dan nog zal het Navahoge- bied het wegenarmste deel van Amerika zijn. Wat thans weg genoemd wordt is een stofwolk in de zomer en een modderpoel in de winter, waar mer. ternauwernood met paard en wagen doorheen kan komen. Het plan is bedoeld om de jonge Navaho vertrouwd te maken met een schoolse op voeding, met stromend water dat uit de kraan komt, met een bed, met kunstmest voor zijn akker, met ziekenhuisverpleging, met moderne doktoren en geneesmiddelen. Op deze wijze hoopt men een min of meer modern boerenbedrijf op te bouwen, het handwerk te bevorderen en een kleine han deldrijvende stand te stichten voor de ver koop van eigen handwerkproducten. En hoewel het misschien nog wel een generatie zal duren voor de resultaten in een brede kring voelbaar worden, is de Navaho thans door het dieptepunt van zijn bestaan heen. De „Grote Blanke Vader" in Washington, waarmee de Indianen de Amerikaanse regering aanduiden, heeft thans zijn be schermende hand uitgestrekt én een betere toekomst ligt in het verschiet. Ook het tweede slachtoffer van de ontploffing in de metaalgieterij in de Wal dorpstraat te Den Haag, de 36-jarige B. W., is thans overleden. De film „Crossfire" (Kruisverhoor) die dezer dagen tot „Film van de maand" is uitgeroepen, is in meer dan één opzicht merkwaardig. Tot nu toe was de naam van de regisseur, Edward Dmytryk, slechts bekend door „Murder my sweet", die het publiek van de wijs bracht door een verward scenario en aantrok door een bewonderenswaardig geschapen sfeer. Door „Crossfire'-' verwierf hij zich een plaats op de eerste rang. De film triom feerde in het voorjaar van 1947 te New York en de Europese toeschouwers schij nen deze plotselinge voorliefde te delen, getuige de toekenning van een prijs op het Festival te Cannes. Deze rolprent zou men kunnen toevoegen aan de lange lijst na-oorlogse werken, die hun ziekelijk behagen in verdachte milieux en gewaagde situa ties „existentialistisch" zou kunnen noemen. Men zou zelfs naast de films, waarin de toeschouwers de stroop der sentimentaliteit krijgen voorgezet, het genre kunnen onderscheiden van de „zwar te" film, waarin men .verplaatst woïdt naar de zelfkant der samenleving. Het is op deze plaats al meer opgemerkt, dat de eenvoudige detective en de „thril ler" tegenwoordig graag van een psycho logisch tintje worden voorzien en „Cross fire" maakt daarop geen uitzondering. In dit werk is evenwel een zeer oorspronke lijke drijfveer voor een moord gegeven één die men van een Amerikaanse film, spelende in Washington nog wel, zeker niet zou verwachten namelijk het anti semietisme. De helden van deze historie zijn soldaten met de een of andere admini stratieve functie, die zich op de drempel van de demobilisatie bevinden. Hun een tonig bestaan is zo samengeweven met een dodelijke verveling, dat zij slechts één uit weg hebben: wijntje en trijntje. Nu wordt deze atmosfeer door Dmytryk voortreffelijk weergegeven, doch in feite wordt de aandacht van de toeschouwer naar het goedkope element in dit verhaal ge trokken: het politiële onderzoek naar de moordenaar, die tenslotte zijn misdaad uit primitieve gevoelens van afkeer van een bepaald ras wie weet heeft de regisseur hier een bedekte toespeling op het neger probleem willen maken blijkt te hebben begaan. Wanneer men de weergeving van dit recherchewerk vergelijkt met dat in „Quai des orfèvres" dan moet „Crossfire" hoe wel het drama hier beter in elkaar zit en de intrigue waarschijnlijker is het tegen het werk van Clouzot afleggen. Voor Clou zot was de hele affaire een pracht-aanlei- ding om in scherpe trekken een rake milieu-schildering te tekenen, de Ameri kaan wijkt geen ogenblik van de rechte lijn die tot de ontmaskering van de mis dadiger leidt, af. Men kan zelfs opmerken, dat de praktijk van het kruisverhoor bij de politie juist een geheel andere is, dan die ons in „Cross fire" wordt gesuggereerd. In werkelijkheid wordt tijdens een kruisverhoor de hoofd zaak niet aangeroerd en kaatsen de vragen en antwoorden via zijpaden over en weer. De regisseur had dus juist een mooie ge legenheid zijn hoogste troeven op het twee de plan der intrigue uit te spelen, waardoor de film aan diepte gewonnen zou hebben. Slechts één ogenblik staat hij stil om een vluchtige schets te geven van het bestaan van een animeer-meisje in een nachtclub en haar „echtgenoot". Dit fragment is wel licht het beste uit de gehele film. Men kan zich niet aan de indruk van een" handig in elkaar gezette legpuzzle onttrekken eri dit bewijst eens te meer, dat men te maken heeft met een speurdersfilm van 't bekende schema, zij het dan in vervolmaakte vorm. Technisch gezien heeft men ongetwijfeld te doen met een man, die alle kunstgrepen van het vak door heeft en het is slechts te betreuren, dat hij zich nogal eens aan over drijving"in de belichtingseffecten te buiten gaat Maar ook dit schijnt bij het genre te behoren. Opvallend lofwaardig zijn de prestaties der spelers in „Crosfire". George Cooper, Steve Brodie, Robert Ryan, Robert Mit- chum en Paul Kelly geven iedere reactie fijn geschakeerd weer, terwijl men Gloria Grahame als het meisje uit de nachtclub niet licht zal vergeten. Ondanks deze positieve eigenschappen hebben we ons dit keer over de keuze van „De film van de maand" enigszins verwon derd. Tot nu toe werden producten gekozen, die niet in de lopende Hollywood-band pas ten. Wij denken aan werken met een origi nele visie of vormgeving of met een „bran dende kwestie" als inhoud, aan „Citizen Kane", aan „Farrebique", aan „De beste jaren van ons leven". „Crossfire" onder scheidt zich echter alleen door een uit stekende afwerking van een bekend merk artikel en dit kan eens te meer als bewijs dienen voor de stelling, dat de heren Mayer, Selzmick, Goldwyn, Warner en alle andere grootheden van het Californische strand geen andere ambitie hebben dan veel geld te verdienen en rijk te blijven. Het is dui delijk, dat zij dan geen risico kunnen nemen. J. H. B. De barpovere oase in de woestijn der verveling. Over Muziek Totaal geruïneerd door de revolutie van 1848 trok de oud-officier der genie Mas senet met zijn gezin uit Montaud bij Saint- Etienne (Loire) naar Parijs. Wij zullen ons niet afvragen waarom hij •aar de hoofdstad trok; het zal in ieder geval wel een ongemakkelijke reis geweest zijn want er wanen een-en-twintig kinderen en de ordelijkheid in de troep werd alleen door de vader gehandhaafd, want er leefde een sprankelende fantasie in het gezin, dat aan de moeder een pittige muzikaliteit dankte. De jongste van de kinderen was Jules Emile Frédéric, die al als kleine jongen in het geboorte-dorp een bijzondere begaafd heid had getoond. In 1851 werd hij aan het Parijse Conservatorium toegelaten; na al lerlei voorbereidende studies kwam hij tenslotte in de compositie-klasse van de directeur Ambroise Thomas. In 1863 kreeg hij met de Scène Unique „David Rizzio" de Prix de Rome. Van Italië uit heeft de jonge componist Duitsland en Hongarije bezocht. Zijn rei zen hebben hem niet verhinderd te vol doen aan de eis, elk jaar van Rome uit naar Parijs een enigszins omvangrijke compositie te zenden. Het waren achter eenvolgens een ouverture symphonique, een achtstemmig „Requiem" en het drama „Marie-Magdeleine". Het Requiem is nooit gepubliceerd, de beide andere werken werden bekend en gewaardeerd. In de Romeinse Campagna had hij volksmelo dieën genoteerd, die hij verwerkte in „Marie-Magdeleine" en volksfeesten in Napels inspireerden hem tot zijn bekende „Scènes de bal". Hij ontmoette in Venetië Alfred de Musset, toen de dichter hand aan hand met Georg Sand uit een gondel stapte. De componist neuriede de dicht regel: „a Saint-Blaise, a la Zuecca", waar van het rhythme overeenstemde met een wijsje, dat de gondelier zong. De Musset zei, dat hij zijn gedicht had gevormd naar deze melodie, die hij al vroeger had gehoord. Ik weet niet wat er precies waar is van •eze geschiedenis, maar ik vind dat hier de waarheid wordt bepaald door de romantische schoonheid; in ieder geval is het aardiger te geloven in deze idylle, dan te weten hoe laat het was op dat ogen blik. De jonge Massenet noteerde de me lodie op de woorden. Een poosje later werd de componist verliefd op een donkere schone in Rome en nam haar trots en wel mee naar Parijs. Het was geen terugkeer naar een pro zaïsche werkelijkheid; men kan zeggen dat Massenet zich uit zijn amoureuze muzikali teit eèn rozentuin schiep, waarin hij zou wonen en musiceren. Niet dat hij senti menteel lanterfantte; hij was actief en werklustig; hij had van zijn moeder de artisticiteit, van zijn vader de typisch - Franse zin voor nauwkeurig en punctueel werken. Men kan gemakkelijk zeggen dat de componist Massenet oppervlakkig en zoet was, maar het is oppervlakkig om niet verder te denken en te erkennen dat de levensvreugde in de muzikaliteit van een componist een positieve kracht is die overvloedig vruchtbaar kan zijn, die ele gante melodieën kan voortbrengen, die zonnig-verlichte instrumentaties oplevert, zwierige rhythmen geeft, preciese harmo nieën vormt en distinctie handhaaft in de zakelijk constructies. Men merkt dikwijls, dat in Noordelijker streken een opera van Massenet wordt beschouwd als een vlotte luchthartigheid, die zonder diep muzikaal besef geschreven werd; dat alles in zo'n werk alleen maar uiterlijke ijdelheid en behaagzucht is. Dit oordeel is te hard; het is ook Farizeeïsch en voor een deel gebaseerd op een stroeve zwaarwichtigheid. Het is niet banaal lucht hartig te zijn; het is benijdenswaardig elegant te zijn. Wij missen de vitaliteit van Massenet, terwijl wij menen krach tiger te zijn. Wij missen de romantiek van Massenet, terwijl wij overtuigd zijn van onze ernst. Men bewondert eerder de Kunst van Richard Strauss, omdat men die voor interessant en diepgaand houdt, maar deze muziek is brutaal en grof; de zogenaamde ernstige diepte van Strauss' dramatiek is afstotend. Men kan zeggen dat een tragedie door Massanet met een glimlach werd op genomen en weergegeven, maar men kaa niet van hem zeggen, dat hij de elementen der muziek gebruikte om realistische sen saties te maken. Ik erken het meester schap van Richard Strauss en ik vrees dat hy voorlopig niet zal verouderen; men ge looft nu eenmaal eerder in de zwaarte der Duitse kunst dan in de lichtheid der Franse muziek. Het is een onuitroeibaar misver stand. Maar laat ik niet in de schaduw blijven en liever eindigen in aangename herinne ringen. Want herinneringen moeten het zijn: Massenet is nu eenmaal verouderd. Of zal bij de glorieuze opkomst en groei van de Nederlandse opera het publiek vragen naar „Manon", naar „Thaïs". naar „Hérodiade", naar „Esclarmonde", naar „Le jongleur de Notre-Dame"? Ik denk het niet en begin geen verdere bespiegelingen. Ter informatie van hen, die het niet moch ten weten, noteer ik nog da' Tules Mas senet enige jaren compositi 4 gaf aan het Parijse Conservatorium en lelangrijke invloed had op jongere artisten als Debussy en zijn tiidgenoten. Wie bij Massenet het contrapunt en de orkestratie studeerde leerde het vak nauwkeurig, d.w.z. hij leerde de schoonheid der muzikale logica kennen en daarbij vanzelf de beheersing van de stijl. HENDRIK ANDREESSEN. Jeugdig Amerikaans echtpaar leed schipbreuk De bemanning van het zeiljacht „Sisken", dat Vrijdagnacht voor de Nederlandse kust in moeilijkheden geraakte, is behouden in Den Helder aangekomen. Het zijn de heer en mevrouw Dunaway Bill uit Seattle (Amerika), respectievelijk 24 en 22 jaar oud en studenten aan de universiteit in Washington. Zij maken een vacantietrip naar Europa en hadden in Nottingham het jacht ge kocht. Samen met twee Engelse architec ten, mr. Charles Hyde en Ted Lloyd, die de bemanning vormen van het Engelse jacht „Baronet", waren zij enkele dagen geleden uit de haven van Lowestoft vertrokken met de bedoeling naar Nederland over te steken, een rondreis door de Nederlandse binnenwateren te mak". dan via België nanr Frankrijk te reizen.. In de nacht van Donderdag op Vrijdag "mstreeks 1 uur zijn zij in slacht weer ge raakt op 30 mijl ten Noord-Westen van IJmuiden. Een van de masten van de „Sis ken" brak. De „garonet" trachtte de „Sis ken" op sleeptouw te nemen, maar de tros brak. Het is toen gelukt aan mr. en mrs. Bill om op de „Baronet" over te stappen, waarop dit schip koers heeft gezet naar Den Helder. Men liet de „Sisken" op zee achter. Het jacht is later door een trawler opgepikt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5