c
J
L
itteraire
fee
RESA-ARNHEM
De 9 Muzen
Madame
la
Nieuw industrieel initiatief
door de Verenigde Staten gesteund
De grote blanke vader" heeft zich
verbaasd de ogen uitgewreven
v
FilmJ
MASSENET
ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1948
ZAT DE VIJFTIENDE, zestiende en ze
ventiende eeuw de ontdekkingsdrang
in het bloed, ook de achttiende wist van
zwerverslust, van trek naar vreemde, on
gekende werelddelen. Maar er is tussen
het verlangen naar den vreemde in beide
- perioden een wezenlijk verschil: vroegere
eeuwen kenden naast de avonturendrang
de winstzucht; de achttiende eeuw was
vol verlangen naar een rechtvaardiger
wereld, een betere meaisenstaat. Het waren
sociale motieven die sommigen boeken en
tractaten deden schrijven over gemeen
schappen, waaraan niet de onvolkomenhe
den kleefden, die men in eigen land en
eigen tijd zo bitter aan de lijve ondervond.
Anderen waren stoutmoedig genoeg, de
tocht naar het onbekende er op te wagen,
om ergens als kolonisten hun maatschap
pelijke idealen te verwerkelijken in de
stichting van nieuwe gemeenschappen.
Europa, meenden ze, had zijn tijd gehad.
De ondergangsstemming, gepaard gaande
met een idealistische levensdrang, is be
grijpelijk: men leefde in de nadagen van
een beschavingsperiode en aan de voor
avond van omwentelingen. De besten lieten
hun geloof aan een menswaardiger samen
leving niet varen, ook al werden ze als
„idealisten", als „utopisten" gehoond. Zij
kenden de gloed van een overtuiging. Zij
werden gedreven door de kracht van eeH*
gezond verlangen naar een maatschappij-
vorm, die de mens waardig is. En heel goed
wisten ze, dat een deugdelijker staat niet
verkregen zou worden door dromen, maar
door handelen, door een „denken met de
handen", zoals onze Zwitserse tijdgenoot
Denis de Rougemotot het uitdrukte.
Het is kenschetsend voor de situatie,
waarin de na-oorlogse wereld verkeert, dat
een betrekkelijk jong auteur zijn roman
stof heeft gezochttón een verleden, dat in
het hart van de ondernemendsten, die de
moed"hadden een ideaal te dienen, vol was
van verlangen naar een „geluksland".
Jacob Roggeveen, Nederlands zeevaar
der, die trail de West-Indische Compagnie
een drietal schepen ter beschikking kreeg
ter ontdekking van Terra Incognita Austra-
lis, geeft aan van der Vet's roman een
historische achtergrond. Inderdaad is er
menige trek van verwantschap tussen deze
ontdekkingsreiziger en de hoofdpersoon
van dit boek, Anton Repelaer. Beiden kre
gen van een vader, wiens avontuurlijke
drang zich beperkte tot het wetenschap
pelijk vorsen in een stille studeerkamer,
de zwerverslust mee, het romantisch "v
langen naar een wijdere wereld, naar oor
den waarvan thuis alleen de fantasie
droomt. En toch is van der Vet's roman
niet enkel een avonturenroman geworden.
Alle elementen daarvoor waren aanwezig:
het lokkend geheim van een onbestemde
verte, het vrijgevochten vagebonderen van
soldeniers op -zoek naar «een regiment,
een worsteling met een woeste zee bij or
kaan, het muiten van een vijftal opvarende
huursoldaten gedroste studenten de
aankomst en vestiging op het „eiland van
verlangen" met zijn weelderig-gulzige, tro
pische plantengroei, strijd om het bestaan;
maar ook het stillen van een vrijheids-
dorst, ook vredige kameraadschap. Een
nieuwe Robinsonade, zou men bij een
vluchtig doorbladeren denken. Wie het
„Vluchtend Geluk" met dit oog leest, zal
aan de bonte opeenvolging van gebeurte
nissen, aan de levendige natuurbeschrij
vingen (van der Vet's sterkste zijde) en de
veelal boeiende verhaaltrant al zijn ge
noegen hebben.
Maar het is dat niet alleen, wat van der
Vet tot het schrijven van deze roman heeft
gedrongen, al is er een zekere lyrische
strekking niet aan te ontzeggen. Zijn hoofd
persoon, Anton Repelaer, een patriciërs-
zoon, is in zijn dichterlijke jeugd vervuld
van een droom, waarin al het goede, dat
zijn jonge jaren hem maar matig bieden,
tot beeld wordt. Had de roman niet meer
gegeven dan een goed-gecomponeerde uit
werking van dit motief, hij zou uiting ge
geven hebben aan een levensgevoel dat
meerderen eigen is.in wankele tijden als
deze, maar het element gemist hebben,
waardoor dit boek zich nu ondanks al
lerlei bezwaren die er tegen zijn aan te
voeren onderscheidt: het Sociale element.
En dit betekent tevens: het positieve ele
ment. Er is een litteraire groep die, ge
toetst aan litteraire maatstaven, zeker het
schoonste en gaafste voortbrengt, wat in
een overgangstijd als de onze geschonken
kan worden. Maar de- schrijft en dicht
alleen voor een beperkte bovenlaag van
ons volk. Dit wil zeggen: onze letterkunde
is voor het grootste deel"1 geen volkskunst
meer. Er is een kloof ontstaan tussen het
lezend publiek en de schrijver-dichter,
waardoor deze' laatste zich is gaan terug
trekken op eigen persoonlijkheid. Waar
schijnlijk is dit in een periode van maat
schappelijke overgang niet anders mogelijk.
Maar jonge kunst is die, welke gelooft in
nieuwe mogelijkheden, in een wereld die
wij allen samen zullen moeten bouwen,
vol vertrouwen, vol geloof in een gemeen
schappelijk ideaal. Jonge kunst is positieve
kunst. En zo zte ik het hoogtepunt van
„Vluchtend Geluk" in de episode, waarin
Repelaer, die alle gevaren trotseerde om
voor zichzelf eén eiland van geluk te win
nen, zich verantwoordelijk voelt voor het
welzijn, voor de rechtschapenheid van de
gemeenschap, die in de loop der jaren op
Nieuw Beramino is gegroeid.
Daarmee gaat ,deze sociale roman
waarin het geluk moet vluchten omdat het
gemeenschappelijk welzijn vertroebeld
wordt door de menselijke ondeugden: ach
terdocht, naijver, hebzucht, eigenbaat
de litteraire uitdrukking van een persoon
lijk levensgevoel te boven. Repelaer scheept
zich ontgoocheld en berooid in naar Europa,
waar hij laatste vrede en liefde hoopt te
vinden bij Brechtje, het meisje van zijn
jeugd, dat hij door een noodlottige gebeur
tenis verliet. Hij vindt haar niet terug; zij
is inmiddels gestorven. Zijn ideaal werd
vertreden, zijn jeugd is dood. Maar on-
ANTON VAN DER VET: „Het vluchtend geluk".
(Kroonder, Bussum).
danks dit alles prevelt Repelaer op zijn
sterfbed, dat hij het beste deel meent ge
kozen te hebben: het onverwoestbaar ge
loof in een ideaal en de bereidheid, daar
voor offers te brengen. Daarom noemde
ik deze roman positief. Hij schiet in meer
dan één opzicht tekort, ik geef het grif
toe. Ik zie niet voorbij aan een soms hin
derlijke opzettelijkheid, aan zekere filmi
sche romantiek, aan een*storende neiging
tot „fraai schrijven", waaraan een auteur
als van der Vet met een zo natuurlijk
talent zeker geen gehoor behoeft te geven,
om ernstig genomen te worden. Maar af
gezien daarvan beveel ik dit boek, op
grond van zijn voortreffelijke stalen van
vertelkunst en zijn positief-sociale strek
king, in uw aandacht aan.
C. J. E, DINAUX.
EXAMENOPLEIDING
Handelswetenschappen-Wiskunde
Bekende Schriftelijke Cursus)
(Adv.)
„ZEEMEEUW" WAS VLEUGELLAM.
De „Zeemeeuw" van de Provinciale
Stoombootdiensten in Zeeland, welke de
reizigers naar Zeeuws Vlaanderen, die met
de laatste trein te Kruiningen arriveren,
naar Perkpolder overbrengt, kreeg op de
Westerschelde een motorstoring. Het anker
werd uitgeworpen en de acht passagiers
moesten de nacht aan boord doorbrengen.
De „Zeemeeuw" werd de volgende mor
gen de haven van Hansweert binnenge
sleept. Daarna hebben de passagiers een
beter geslaagde poging ondernomen om
Zeeuwsch Vlaanderen te bereiken.
Kerkmuziekcursussen. Op 18 September
vindt in de Spuikerk te Amsterdam de offi
ciële opening van de kerkmuziek-cursussen
plaats.
Deze cursussen, die onder auspiciën van
de Nederlandse Organisten Vereniging in
kerkgebouwen te Amsterdam en Rotterdam
gegeven zullen worden, zijn bedoeld als een
richting-aangevende aanvulling van het con
servatorium- en privé-onderwijs, dat zich
uiteraard niet aan de schakeringen, die het
Nederlandse kerkelijke leven beheerst, kan
wijden. Ze worden nodig geacht omdat de
opleiding van de organisten in overeenstem
ming moet zijn met het de laatste jaren sterk
oplevende besef van de liturgische waarden
in de erediensten.
Als docenten zijn onder meer benoemd:
prof. dr. G. v. d. Leeuw en prof. dr. W.
Kooiman.
Als organisten werken mee: Adriaan
Engels, Cor Kee, dr. Anthon van der Horst,
George Stam, Adriaan C. Schuurman én
Willem Mudde.
De bevallige dames van
geperst papier die in aller
lei meelijwekkende hou
dingen in winkel-étalages
plegen te staan om de
voorbijgangsters te be
wegen tot aankoop van het
mantelpakje of de jurk die
deze roerloze noppen sie
ren, hebben blijkbaar hun
langste tijd gehad. De
grote modehuizen in Parijs
hebben ingezien dat de
houterige kiinstmannequins
niet voldoen aan de eis des
tijds en zijn er toe overge
gaan om echte dames in
hun étalages te zetten, die
zich niet zoals haar
voorgangsters bepalen
tot het liefelijk vasthouden
van een prijskaartje en een
bevroren glimlachje, doch
de te koop aangeboden
kledingstukken al wande
lend en kerend „aan den
lijve" demonstreren. Er
blijven nu veel meer
dames voor de étalages
staan dan vroeger. Ook
meer heren trouwens, maar
dat interesseert de mode
huizen minder dan de
mannequins.
Het mag tot voldoening stemmen, dat de
Amsterdamse Beurs in een periode, waarin
activiteit en productiviteit door de vacan-
ties worden geremd en ondanks het depri
merende Viermogendhedenconflict, haar
goede humeur niet heeft verloren. Men
kan integendeel zeggen dat zij doorgaans
van een zeker optimisme blijk geeft, al
blijven de omzetten gering en komt er in
het koersniveau weinig verandering. Ge
constateerd kan worden dat de beurs ge
voeliger wordt voor gunstige factoren.
Alan Valentine, het hoofd van de E.C.A.
(Economie Cooperation Administration)
missie, welke zich thans in ons land be
vindt, heeft er aan herinnerd dat de
Marshallhulp in het gezamenlijke plan van
de economische wederopbouw van Europa
slechts een ondergeschikte positie inneemt.
Slechts 5 pet. van de nodige goederen komt
van het Marshall-plan; de overige 95 pet.
zal door de betrokken 16 landen zelf moe
ten worden voortgebracht. De dollarbedra
gen, welke Amerika verstrekt, zijn welis
waar belangrijk, maar nog belangrijker
zijn de krachtinspanningen in de 16 landen
zelf. Temeer is -dit het geval omdat de hulp
in 1949 zal afhangen van de in 1948 be
reikte resultaten, m.a.w. hoe meer we zelf
hebben gepresteerd, hoe groter en vlotter
die hulp zal zijn.
Daarom is het van zo grote betekenis
dat zowel door de Beneluxlanden in klei
ner als door de 16 landen in groter ver
band plannen beraamd en maatregelen ge
nomen worden om door een verruiming
van de onderlinge uitwisseling van goe
deren, de nationale productie en afzet
mogelijkheden te vergroten.
Wanneer, als gevolg van de functionering
van een centrale dollarpool, het tekort op
de betalingsbalans met het ene land door
een overschot op de betalingsbalans met
een ander land kan worden gerescontreerd,
zal de import uit dat ene^land niet meer
door het tekort op de betalingsbalans wor
den belemmerd. België zal zijn uitvoer
naar ons land, die 20 a 30 millioen per
maand groter is dan zijn invoer uit ons
land, dan niet behoeven in te krimpen en
hetzelfde geldt van de Nederlandse uit
voer naar Engeland, waar wij tengevolge
van ons exportexcedent thans over een
pondensaldi beschikken, dat straks voor
betaling van importexcedenten'met andere
landen zal kunnen worden gebruikt.
Wat de Beneluxlanden betreft, zal naar
geleidelijke nivellering van het loon- en
prijspeil moeten worden gestreefd en naai
de opheffing van de prijs- en exportcon
troles, kortom naar de vermindering van
overheidsbemoeiing, vooi' zover die met
het oog op de nog altijd heersende schaar-
ste-economie niet dringend noodzakelijk is.
Dat ook de deze week afgelegde regerings
verklaring daarvan de tendenzen bevat en
blijk geeft van een grotere werkelijkheids
zin bij het nieuwe kabinet heeft daarom
ook op de Amsterdamse Beurs de hoop op
een voortgaand herstel van onze nationale
welvaart versterkt. Overheid en particu
liere ondernemingsgeest zullen moeten sa
menwerken om voor het economische
redres nieuwe wegen te banen.
Het is moedgevend dat durf en commer
cieel initiatief voor nieuwe industrieën
kapitaal weten aan te trekken en dat ook
dit opzicht Amerika bereid is met Ne
derland samen te werken. Een derde groots
opgezette onderneming is als vrucht van
die samenwerking in oprichting. Na de
Nederlands-Amerikaanse Autoban denf a-
briek en de Nederlands-Amerikaanse Fit-
tingfabriek zal binnen korte tijd de N.V.
Rheem-Evenblij in ons land de meest mo
derne fabriek van ijzeren vaten in bedrijf
stellen, waardoor evenals door de beide
andere Nederlands-Amerikaanse concerns
onze economische afhankelijkheid vermin
derd en uiteraard onze deviezenpositie ver
sterkt wordt.
Amerika is, .zo zeide de heer Valentine,
bereid aan het inhalen van de technische
achterstand op velerlei terrein mede te
werken, niet alleen door het fourneren van
kapitaal, maar ook door Amerikaanse tech
nici hierheen te laten komen teneinde op
die wijze de industrialisatieplannen te hel
pen verwezenlijken.
Amerika's verpeten man, Navaho
Klein Marshallplan voor de Indianen
(Van onze correspondent te New York)
Milliarden dollars stromen Amerika uit
ter leniging van de noden over de gehele
wereld. En in hun lemen hutten in het
Verre Westen zitten de Navaho's en hebben
alle tijd voor overpeinzingen omtrent hun
lot, het lot van de enige en oorspronkelijke
Amerikaan, die tot voor enige maanden ge
heel in het vergeetboek was geraakt.
Wie.Cooper, Aimard en Karl May heeft
'gelezen zal zich de naam Navaho nog wel
herinneren, en wanneer wij de beschrijvin
gen dier dagen volgen dan ontbraken daar
ook niet de scalpeerpartijen en de over
vallen op de huifkarren van de blanke for
tuinzoekers die het Verre Westen in trok
ken. Maar de „bleekgezichten" hebben zich
wel honderdvoudig op de roodhuid ge
wroken. Niet door het zenden van straf
expedities, het platbranden van Indiaanse
nederzettingen en grootscheepse uitroeiin
gen, maar eenvoudig door hen economisch
om te laten komen.
De laatste veldslag tussen blanke rege
ringstroepen en Navaho's had plaats in 1868
en sedertdien- leefden laatstgenoemden
teruggetrokken in de zogenaamde Indian
Reservations, een gebied van 25.000 vier
kante mijlen. Daar bleven zij onaangetast
door de zegeningen van de Amerikaanse
beschaving, daar handhaafden zij hun eigen
cultuur, hun eigen taal, gebruiken en kle
derdracht. Geen wolkenkrabbers, onder
grondse treinen, snelle auto's, vakvereni
gingen en Hollywoodfilms voor hen, maar
ook geen doktoren, geen ziekenhuizen, zelfs
geen wegen en geen stromend water en
daarbij een gebrek aan alles, wat wij tegen
woordig als noodzakelijk beschouwen voor
de hygiène.
Dat zij in armelijke omstandigheden ver
keerden was ook de Amerikaanse regering
bekend en de Navaho's tezamen met andere
rest-stammen ontvingen een steunuitkering
uit de kas van het Indian Bureau in
Washington. Maar het was maar een karige
ondersteuning die, als men de resultaten
thans ziet, de Navaho's in de diepste ellende
liet voortleven.
De Navaho's zijn een stam van 60.000
personen, zij hebben de hoogste tbc-graad
van alle bevolkingsgroepen der Verenigde
Staten, de kindersterfte is tien maal zo hoog
als het gemiddelde van het land, hun
levenskansen zijn geringer dan van enige
andere groep. De helft van de Navaho-kin-
deren sterft voor zij de schoolgaande leef
tijd bereiken, hetgeen men onbarmhartig
redenerend ook een oplossing zou kun
nen noemen van het schoolvraagstuk:
immers voor de 24.000 kinderen van school
gaande leeftijd zijn er slechts schoolfacili-
teiten voor 6000. Het gevolg is dat 2/3 van
de gehele Navaho-bevolking nimmer op
school gaat. Men kan het hun dan ook
nauwelijks kwalijk nemen, dat zij niet
kunnen lezen of schrijven en dat hun alge
mene ontwikkeling en" kennis om zichzelf
een bestaan te verschaffen minimaal is of
geheel ontbreekt. Hun voornaamste voedsel
bestaat uit brood, schapenvlees en koffie,
maar hun rantsoenen zijn ten enenmale
onvoldoende en de Duitsers in de Ameri
kaanse bezettingszone hebben een voedsel
rantsoen dat enkele honderden calorieën
per dag hoger is dan dat van de Navaho.
De oorzaak van de ellende schuilt in het
feit dat de Navaho's, die een verouderde
landbouw bedrijven, met €0.000 personen
leven op een dor gebied, dat aan niet meer
dan 35.000 een karig bestaantje zou kunnen
verschaffen. En het wonderlijk verschijnsel
doet zich voor, dat, terwijl de grondkwali-
teit van hun gebied nog voortdurend af
neemt, de Navaho's in aantal groeien. Het
netto-overschot der bevolking bedraagt
thans 1000 per jaar. Terwijl volgens de
klassieke beginselen de bevolking zal af
nemen in een gebied dat hen niet kan voe
den, ziet men bij de Navaho's het omge
keerde: zij hebben klaarblijkelijk een
nieuw „evenwicht" gevonden tussen gg-
boorten en sterften op een voedingspeil dat
ver beneden de norm ligt.
Voor tientallen jaren had de Navaho ge
leefd in deze ellende. En zo er dan niets
aan zijn lot gedaan werd, was dit niet toe
te schrijven aan kwaadwilligheid van het
volk der Verenigde Staten, maar doodeen
voudig aan het feit dat er in het gehele
land klaarblijkelijk niemand meer aan
dacht, dat de Indiaan eens heer en meester
was van wat wij thans de Verenigde Staten
noemen, en dat het alleen de Indiaan is,
die zich „Amerikann" mag noemen. Totdat
vorig jaar een geïllustreerd tijdschrift een
reportage gaf van het leven in het Navaho-
gebied. Amerika wreef zich de ogen uit en
spontaan kwamen er geldsbedragen binnen
om een ondersteuningsfonds te vormen.
Maar de sensatie te Washington was niet
geringer en het overbezette Amerikaanse
Congres vond tijd om een wetgeving te in
troduceren ter verhoging van de Navaho-
Ievensstandaard. De noden der Navaho's
kunnen gemakkelijk worden samengevat:
opvoeding, wegen en water voor irrigatie.
Onder een tienjarenplan is thans 80 mil
lioen dollar uitgetrokken voor een bevloei-
ingsproject, dat 117.000 acres, thans vol
komen verloren voor landbouw, in cultuur
zal brengen. Een verder bedrag van 22 mil
lioen dollar zal besteed worden aan
wegenbouw, en dan nog zal het Navahoge-
bied het wegenarmste deel van Amerika
zijn. Wat thans weg genoemd wordt is een
stofwolk in de zomer en een modderpoel
in de winter, waar mer. ternauwernood met
paard en wagen doorheen kan komen.
Het plan is bedoeld om de jonge Navaho
vertrouwd te maken met een schoolse op
voeding, met stromend water dat uit de
kraan komt, met een bed, met kunstmest
voor zijn akker, met ziekenhuisverpleging,
met moderne doktoren en geneesmiddelen.
Op deze wijze hoopt men een min of meer
modern boerenbedrijf op te bouwen, het
handwerk te bevorderen en een kleine han
deldrijvende stand te stichten voor de ver
koop van eigen handwerkproducten. En
hoewel het misschien nog wel een generatie
zal duren voor de resultaten in een brede
kring voelbaar worden, is de Navaho thans
door het dieptepunt van zijn bestaan heen.
De „Grote Blanke Vader" in Washington,
waarmee de Indianen de Amerikaanse
regering aanduiden, heeft thans zijn be
schermende hand uitgestrekt én een betere
toekomst ligt in het verschiet.
Ook het tweede slachtoffer van de
ontploffing in de metaalgieterij in de Wal
dorpstraat te Den Haag, de 36-jarige B. W.,
is thans overleden.
De film „Crossfire" (Kruisverhoor) die
dezer dagen tot „Film van de maand" is
uitgeroepen, is in meer dan één opzicht
merkwaardig.
Tot nu toe was de naam van de regisseur,
Edward Dmytryk, slechts bekend door
„Murder my sweet", die het publiek van
de wijs bracht door een verward scenario
en aantrok door een bewonderenswaardig
geschapen sfeer.
Door „Crossfire'-' verwierf hij zich een
plaats op de eerste rang. De film triom
feerde in het voorjaar van 1947 te New
York en de Europese toeschouwers schij
nen deze plotselinge voorliefde te delen,
getuige de toekenning van een prijs op het
Festival te Cannes.
Deze rolprent zou men kunnen toevoegen
aan de lange lijst na-oorlogse werken, die
hun ziekelijk behagen in verdachte
milieux en gewaagde situa
ties „existentialistisch" zou
kunnen noemen. Men zou
zelfs naast de films, waarin
de toeschouwers de stroop
der sentimentaliteit krijgen voorgezet, het
genre kunnen onderscheiden van de „zwar
te" film, waarin men .verplaatst woïdt naar
de zelfkant der samenleving.
Het is op deze plaats al meer opgemerkt,
dat de eenvoudige detective en de „thril
ler" tegenwoordig graag van een psycho
logisch tintje worden voorzien en „Cross
fire" maakt daarop geen uitzondering. In
dit werk is evenwel een zeer oorspronke
lijke drijfveer voor een moord gegeven
één die men van een Amerikaanse film,
spelende in Washington nog wel, zeker niet
zou verwachten namelijk het anti
semietisme. De helden van deze historie
zijn soldaten met de een of andere admini
stratieve functie, die zich op de drempel
van de demobilisatie bevinden. Hun een
tonig bestaan is zo samengeweven met een
dodelijke verveling, dat zij slechts één uit
weg hebben: wijntje en trijntje.
Nu wordt deze atmosfeer door Dmytryk
voortreffelijk weergegeven, doch in feite
wordt de aandacht van de toeschouwer naar
het goedkope element in dit verhaal ge
trokken: het politiële onderzoek naar de
moordenaar, die tenslotte zijn misdaad uit
primitieve gevoelens van afkeer van een
bepaald ras wie weet heeft de regisseur
hier een bedekte toespeling op het neger
probleem willen maken blijkt te hebben
begaan.
Wanneer men de weergeving van dit
recherchewerk vergelijkt met dat in „Quai
des orfèvres" dan moet „Crossfire" hoe
wel het drama hier beter in elkaar zit en
de intrigue waarschijnlijker is het tegen
het werk van Clouzot afleggen. Voor Clou
zot was de hele affaire een pracht-aanlei-
ding om in scherpe trekken een rake
milieu-schildering te tekenen, de Ameri
kaan wijkt geen ogenblik van de rechte
lijn die tot de ontmaskering van de mis
dadiger leidt, af.
Men kan zelfs opmerken, dat de praktijk
van het kruisverhoor bij de politie juist
een geheel andere is, dan die ons in „Cross
fire" wordt gesuggereerd. In werkelijkheid
wordt tijdens een kruisverhoor de hoofd
zaak niet aangeroerd en kaatsen de vragen
en antwoorden via zijpaden over en weer.
De regisseur had dus juist een mooie ge
legenheid zijn hoogste troeven op het twee
de plan der intrigue uit te spelen, waardoor
de film aan diepte gewonnen zou hebben.
Slechts één ogenblik staat hij stil om een
vluchtige schets te geven van het bestaan
van een animeer-meisje in een nachtclub
en haar „echtgenoot". Dit fragment is wel
licht het beste uit de gehele film. Men kan
zich niet aan de indruk van een" handig in
elkaar gezette legpuzzle onttrekken eri dit
bewijst eens te meer, dat men te maken
heeft met een speurdersfilm van 't bekende
schema, zij het dan in vervolmaakte vorm.
Technisch gezien heeft men ongetwijfeld te
doen met een man, die alle kunstgrepen
van het vak door heeft en het is slechts te
betreuren, dat hij zich nogal eens aan over
drijving"in de belichtingseffecten te buiten
gaat Maar ook dit schijnt bij het genre te
behoren.
Opvallend lofwaardig zijn de prestaties
der spelers in „Crosfire". George Cooper,
Steve Brodie, Robert Ryan, Robert Mit-
chum en Paul Kelly geven iedere reactie
fijn geschakeerd weer, terwijl men Gloria
Grahame als het meisje uit de nachtclub
niet licht zal vergeten.
Ondanks deze positieve eigenschappen
hebben we ons dit keer over de keuze van
„De film van de maand" enigszins verwon
derd.
Tot nu toe werden producten gekozen,
die niet in de lopende Hollywood-band pas
ten. Wij denken aan werken met een origi
nele visie of vormgeving of met een „bran
dende kwestie" als inhoud, aan „Citizen
Kane", aan „Farrebique", aan „De beste
jaren van ons leven". „Crossfire" onder
scheidt zich echter alleen door een uit
stekende afwerking van een bekend merk
artikel en dit kan eens te meer als bewijs
dienen voor de stelling, dat de heren Mayer,
Selzmick, Goldwyn, Warner en alle andere
grootheden van het Californische strand
geen andere ambitie hebben dan veel geld
te verdienen en rijk te blijven. Het is dui
delijk, dat zij dan geen risico kunnen
nemen. J. H. B.
De barpovere oase in de woestijn der verveling.
Over Muziek
Totaal geruïneerd door de revolutie van
1848 trok de oud-officier der genie Mas
senet met zijn gezin uit Montaud bij Saint-
Etienne (Loire) naar Parijs. Wij zullen
ons niet afvragen waarom hij •aar de
hoofdstad trok; het zal in ieder geval wel
een ongemakkelijke reis geweest zijn want
er wanen een-en-twintig kinderen en de
ordelijkheid in de troep werd alleen door
de vader gehandhaafd, want er leefde een
sprankelende fantasie in het gezin, dat aan
de moeder een pittige muzikaliteit dankte.
De jongste van de kinderen was Jules
Emile Frédéric, die al als kleine jongen in
het geboorte-dorp een bijzondere begaafd
heid had getoond. In 1851 werd hij aan het
Parijse Conservatorium toegelaten; na al
lerlei voorbereidende studies kwam hij
tenslotte in de compositie-klasse van de
directeur Ambroise Thomas. In 1863 kreeg
hij met de Scène Unique „David Rizzio"
de Prix de Rome.
Van Italië uit heeft de jonge componist
Duitsland en Hongarije bezocht. Zijn rei
zen hebben hem niet verhinderd te vol
doen aan de eis, elk jaar van Rome uit
naar Parijs een enigszins omvangrijke
compositie te zenden. Het waren achter
eenvolgens een ouverture symphonique,
een achtstemmig „Requiem" en het drama
„Marie-Magdeleine". Het Requiem is nooit
gepubliceerd, de beide andere werken
werden bekend en gewaardeerd. In de
Romeinse Campagna had hij volksmelo
dieën genoteerd, die hij verwerkte in
„Marie-Magdeleine" en volksfeesten in
Napels inspireerden hem tot zijn bekende
„Scènes de bal". Hij ontmoette in Venetië
Alfred de Musset, toen de dichter hand
aan hand met Georg Sand uit een gondel
stapte. De componist neuriede de dicht
regel: „a Saint-Blaise, a la Zuecca", waar
van het rhythme overeenstemde met een
wijsje, dat de gondelier zong. De Musset
zei, dat hij zijn gedicht had gevormd
naar deze melodie, die hij al vroeger had
gehoord. Ik weet niet wat er precies waar
is van •eze geschiedenis, maar ik vind dat
hier de waarheid wordt bepaald door de
romantische schoonheid; in ieder geval is
het aardiger te geloven in deze idylle, dan
te weten hoe laat het was op dat ogen
blik. De jonge Massenet noteerde de me
lodie op de woorden. Een poosje later werd
de componist verliefd op een donkere
schone in Rome en nam haar trots en wel
mee naar Parijs.
Het was geen terugkeer naar een pro
zaïsche werkelijkheid; men kan zeggen dat
Massenet zich uit zijn amoureuze muzikali
teit eèn rozentuin schiep, waarin hij zou
wonen en musiceren. Niet dat hij senti
menteel lanterfantte; hij was actief en
werklustig; hij had van zijn moeder de
artisticiteit, van zijn vader de typisch -
Franse zin voor nauwkeurig en punctueel
werken. Men kan gemakkelijk zeggen dat
de componist Massenet oppervlakkig en
zoet was, maar het is oppervlakkig om
niet verder te denken en te erkennen dat
de levensvreugde in de muzikaliteit van
een componist een positieve kracht is die
overvloedig vruchtbaar kan zijn, die ele
gante melodieën kan voortbrengen, die
zonnig-verlichte instrumentaties oplevert,
zwierige rhythmen geeft, preciese harmo
nieën vormt en distinctie handhaaft in de
zakelijk constructies.
Men merkt dikwijls, dat in Noordelijker
streken een opera van Massenet wordt
beschouwd als een vlotte luchthartigheid,
die zonder diep muzikaal besef geschreven
werd; dat alles in zo'n werk alleen maar
uiterlijke ijdelheid en behaagzucht is. Dit
oordeel is te hard; het is ook Farizeeïsch
en voor een deel gebaseerd op een stroeve
zwaarwichtigheid. Het is niet banaal lucht
hartig te zijn; het is benijdenswaardig
elegant te zijn. Wij missen de vitaliteit
van Massenet, terwijl wij menen krach
tiger te zijn. Wij missen de romantiek van
Massenet, terwijl wij overtuigd zijn van
onze ernst. Men bewondert eerder de Kunst
van Richard Strauss, omdat men die voor
interessant en diepgaand houdt, maar deze
muziek is brutaal en grof; de zogenaamde
ernstige diepte van Strauss' dramatiek is
afstotend. Men kan zeggen dat een tragedie
door Massanet met een glimlach werd op
genomen en weergegeven, maar men kaa
niet van hem zeggen, dat hij de elementen
der muziek gebruikte om realistische sen
saties te maken. Ik erken het meester
schap van Richard Strauss en ik vrees dat
hy voorlopig niet zal verouderen; men ge
looft nu eenmaal eerder in de zwaarte der
Duitse kunst dan in de lichtheid der Franse
muziek. Het is een onuitroeibaar misver
stand.
Maar laat ik niet in de schaduw blijven
en liever eindigen in aangename herinne
ringen. Want herinneringen moeten het
zijn: Massenet is nu eenmaal verouderd.
Of zal bij de glorieuze opkomst en groei
van de Nederlandse opera het publiek
vragen naar „Manon", naar „Thaïs". naar
„Hérodiade", naar „Esclarmonde", naar
„Le jongleur de Notre-Dame"? Ik denk het
niet en begin geen verdere bespiegelingen.
Ter informatie van hen, die het niet moch
ten weten, noteer ik nog da' Tules Mas
senet enige jaren compositi 4 gaf aan
het Parijse Conservatorium en lelangrijke
invloed had op jongere artisten als Debussy
en zijn tiidgenoten. Wie bij Massenet het
contrapunt en de orkestratie studeerde
leerde het vak nauwkeurig, d.w.z. hij
leerde de schoonheid der muzikale logica
kennen en daarbij vanzelf de beheersing
van de stijl. HENDRIK ANDREESSEN.
Jeugdig Amerikaans echtpaar
leed schipbreuk
De bemanning van het zeiljacht „Sisken",
dat Vrijdagnacht voor de Nederlandse kust
in moeilijkheden geraakte, is behouden in
Den Helder aangekomen.
Het zijn de heer en mevrouw Dunaway
Bill uit Seattle (Amerika), respectievelijk
24 en 22 jaar oud en studenten aan de
universiteit in Washington.
Zij maken een vacantietrip naar Europa
en hadden in Nottingham het jacht ge
kocht. Samen met twee Engelse architec
ten, mr. Charles Hyde en Ted Lloyd, die de
bemanning vormen van het Engelse jacht
„Baronet", waren zij enkele dagen geleden
uit de haven van Lowestoft vertrokken
met de bedoeling naar Nederland over te
steken, een rondreis door de Nederlandse
binnenwateren te mak". dan via België
nanr Frankrijk te reizen..
In de nacht van Donderdag op Vrijdag
"mstreeks 1 uur zijn zij in slacht weer ge
raakt op 30 mijl ten Noord-Westen van
IJmuiden. Een van de masten van de „Sis
ken" brak. De „garonet" trachtte de „Sis
ken" op sleeptouw te nemen, maar de tros
brak. Het is toen gelukt aan mr. en mrs.
Bill om op de „Baronet" over te stappen,
waarop dit schip koers heeft gezet naar
Den Helder. Men liet de „Sisken" op zee
achter. Het jacht is later door een trawler
opgepikt.