„Hare Majesteit Koningin Juliana is ingehuldigd!" Plechtigheid om nooit te vergeten „Ik ben bereid, deze roeping te volgen Ridderkruis voor Prinses Wilhelmina Weerbericht 63e Jaarganf No. 19033 TT T^ 11 1 Dinsdag 7 September 1948 Koningin Juliana Leden van de Staten-Generaaï. Dat ik hier op het ogenblik in uw mid den ben om de eed op de Grondwet af te leggen, vervult mij met weemoed. Want het is een gevolg van het feit, dat mijn lieve moeder een halve eeuw lang haar krachten in dienst van het vaderland en het rijk heeft gegeven in een mate, dat zij nu eindelijk de zware last niet verder dragen kan. Maar het vervult mij ook met de troost, dat ik haar mag verlichten door die last met mijn onervaren handen, maar sterkere want jongere kracht, over te nemen en dat ik daarmee iets voor mijn moeder doen kan voor haar, aan wie ik samen met de goede mens die mijn vader was, het levenslicht en alles te danken heb. Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zo zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zo mooi dat ik alleen maar zeggen kan: Wie ben ik. dat ik dit doen mag? De mogelijkheden, die mij hierdoor worden gegeven, om in het algemeen welzijn werkzaam te kunnen wezen, zijn zo groot, dat ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping te volgen waarop mijn ouders mij met zorg heb ben voorbereid. Overeenkomstig de bepalingen van de Grondwet ben ik tot het koningschap ge roepen, maar de moed om deze roep te volgen vind ik in vertrouwen op God en in de grote liefde, waarmede ons volk mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voor spoed en geluk, maar nooit bleek de kracht daarvan sterker, dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben ik gelukkig in mijn man een levensgezel naast mij te heb ben, die een grote steun voor mij is en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een koningin haar taak als moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw. Lieve Moeder, Geleid door de liefde, de wijsheid en het verstand van grootmoeder, zijt gij uw zware taak begonnen met later naast u vaders gezegende persoonlijkheid. Hoe moeilijk ge het hebt gehad in een wereld van conventionele vooroordelen, waar door speciaal de tijd waarin ge begon, zich kenmerkte, weet ik nog maar alleen, en dat zeer ten dele. Met uw scherpe visie en uw in de grond van uw hart zo sterke verbonden heid met de medemens, hebt gij echter onverstoord voor het heil der gemeen schap gewerkt. Ik zelf en allen hadden altijd het ge voel dat gij er waart, als een rots. Toen de stormen kwamen, merkte men dat pas goed. Want die rots stond daar onwrikbaar: Saevis tranquillus in undis, rustig te midden der woedende golven. Ik weet dat ge in uw overgrote be scheidenheid en nederigheid, na een halve eeuw van offeren en dienen en nooit uzelf zoeken, van onafgebroken werken, zwoegen en scheppen, zegt: maar ik heb toch immers niets gedaan. Waarvoor dan al deze dank? Nederland en de rijksdelen over zee hebben u een halve eeuw als „De Ko ningin" gekend en zelfs reeds acht moei lijke jeugdjaren daarvoor. Nu hoopt ge op een welverdiende rust, het geven van eigen zinvolle vorm aan uw levensavond. Een uiterlijk zinnebeeld, hoe ontoe reikend ook, moge u nog sterker gevoel van verbondenheid geven met de besten uwer wapenbroeders in de grote strijd. In de hoop dat uw bescheidenheid u niet zal beletten, het te aanvaarden, worde u thans als symbool van het hoogtepunt van uw regering, uw leider schap in de zwarte tijd van oorlog en onderdrukking, het ridderkruis der mili taire Willemsorde, eerste klas, aange boden. Het tekenen van dit besluit was mijn eerste regeringsdaad als Koningin. Leden van de Staten-Generaal, Wij bevinden ons op dit ogenblik van de wereldgeschiedenis in een toestand, waarin alles aankomt op onze houding tegen over het onheil van het jongste verleden en tegenover de dreiging van nieuwe onheilen. Nederland moet niet alleen drijvende blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren, het moet zelf zijn koers bepalen, en bovendien trachten met de andere volken samen de koers uit te zetten van de ganse wereld- vloot. Wij moeten er niet op zien of dat offers kost. Als het nodig blijkt, moeten wy bereid zijn ballast uit te werpen. Alle hens aan dek: „Eendracht en nog eens eendracht", heeft Koningin Wilhelmina ons op het hart gebonden. Veel goede voornemens worden geuit, veel plannen worden gemaakt. Zullen wij ze ook waar maken: WARMER. Verwachting, medegedeeld door het K.N.M.I. in De Bilt. geldig van Dins dagavond tot Woensdagavond: Nu en dan overdrijvende wolkenban ken. Overwegend droog weer met ho gere temperaturen vooral overdag in het Zuid-Oosten van het land. Aan de kust tijdelijk vrij krachtige Zuid-Wes telijke wind, overigens zwakke tot matige wind tussen Zuid-West en Zuid. 8 September: Zon op 6.02 uur. onder 19.12 uur Maan op 12.49 uur, onder 21.09 uur Bureaux: Grote Houtstr. 93, Tel. Adv. en Admin. I iTV V I ft I J /V g /"f Verschijnt dagelijks behalve Zon-en Feestdagen. 10724, 14825, Redactie 10600. Direct-Hoofdred. I If iff 1 I M I I 1^ I Mi II JKJIIJKJ Abonnementsprijs per week 31 cent, per kwarual 15054. Bijkantoor H.N., Soendaplein 37, Tel. 12230 X X VJL VaX X X X X lij Xta^ Ata/ X VX 1 Franctl P" »°st 4'30; P°ff™ "3I°7i Drukkerij Z.B. Spaarne 12, Tel. 12713, 10132. AdverUarieven op aanvraag b.j de Adm.mstratie. Directeur-HoofdredacteurRobert Peereboom Uitgave van de Stichting Voorlichting te Haarlem BIJ HAAR INHULDIGING in de Nieuwe Kerk heeft Koningin Juliana woorden gesproken, die bij allen die luisterden in de kerk en aan de radio ontroering moeten hebben gewekt. Wij hebben ailen gevoeld hoe onze nieuwe Koningin ons. volk en de tijd, waarin wij leven, verstaat. Wij hebben de moed en vastberadenheid ge hoord. die wij kennen als het wezen en de uiting der Oranjes. En zozeer voelen wij ons het vanouds zeevarende volk, dat de beeldspraak die Hare Majesteit voor het koningschap koos de rots in zee die beeldspraak waarmee zij ook de regering ran haar Moeder kenschetste, ons trof als je enige ware. Tallozen hebben het tot elkaar gezegd, na de krachtige, welluidende stem die vastbesloten rede te hebben horen uitspreken, na haar in bezieling de eed te hebben horen afleggen: Dit had niet beter gekund; hier sprak de nieuwe Koningin! Wij hebben op deze zesde September ten volle beseft dat een geluk ons volk opnieuw |en deel is gevallen in de persoon van deze Koningin. Wij hebben de eigen taal ver staan van een zuivere, sterke persoonlijk heid, die ons diep getroffen heeft door de woorden waarin zij haar Moeder dankte en eerde en waarin zij persoonlijke gevoe lens tot uiting bracht omtrent -de zware taak, die zij op zich heeft genomen. Het zo te kunnen zeggen, dat gaf op wonderlijk aangrijpende wijs het vertrouwen weer, dat tussen het Huis van Oranje en het volk altijd heeft bestaan. De Koningin heeft erkenning van de nieuwe ontwikkeling onzer tijden niet geschroomd uit te spreken. Zij heeft, zich richtend tot de leden van de Staten-Gene raal, de dreiging van nieuwe onheilen na de tweede wereldoorlog niet verbloemd, maar daaraan deze veelbetekenende woor den toegevoegd: „Nederland moet niet al leen drijvende'blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren, het. moet zelf zijn koers bepalen en bovendien trachten met de andere volken samen de koers uit te zetten van de ganse wereldvloot. Wij moe ten er niet op zien of dat offers kost. Als het nodig blijkt, moeten wij bereid zijn ballast uit te werpen. Alle hens aan dek: Eendracht en nog eens eendracht", heeft koningin Wilhelmina ons op het hart ge bonden. Veel goede voornemens worden geuit, veel plannen worden gemaakt. Zullen wij ze ook waar maken: Bij het nastreven van sociale rechtvaar digheid, culturele ontwikkeling en econo mische welvaart j.n ons kleine land met zijn grote bevolking, in het regelen op voet van vrijheid, zelfstandigheid en gelijkwaar digheid van onze verhouding tot de volken van Indonesië, Suriname en de Neder landse Antillen, in het vervullen van onze taak tussen de volken, in de .wijde ruimte der wereldverhoudingen? Ja, wij kunnen en zullen waar maken, „ij kunnen en zullen verwezenlijken wat tn onze macht is om te bereiken. God helpt hen, die zich zelf helpen. Doen wij dit niet en zien wij te veel op de offers, die het ons kosten zal, dan lopen ij het gevaar in de golven onder te gaan." Deze passages uit de Koninklijke rede zijn het, die wij vandaag vooral tweemaal willen vermelden: in het volledige verslag en op deze plaats, om ze in het bijzonder naar voren te brengen. Want zij drukken zo klaar en voor ieder verstaanbaar datgene uit, dat voor sommigen nog zo moeilijk aanvaardbaar schijnt te zijn en dat ons noopt, van oude gewoonten, sceptische hou dingen en afwachtende bedachtzaamheden afscheid te nemen in een tijd, waarin die niet meer passen. Zij spreken in termen van de zee, door H. M. zo goed gekozen omdat iedere Nederlander ze verstaat, van een actieve buitenlandse politiek, van het vooruitzicht om terwille van samenwerking met andere volken offers te brengen, van de noodzaak zelfs om dat te doen, ook ten aanzien van onze verhouding met de over zeese gebiedsdelen, als wij niet het gevaar willen lopen in de golven ten onder te gaan. De stem van Koningin Juliana, zo sterk tn welluidend, heeft niet tot ons gesproken als die van een verleden, dat historie ge- Worden is, maar als die van een moedige Vorstin van deze tijd, die hoopvol vooruit tiet en nieuwe ontwikkeling erkent. Hoop vol, aanmoedigend, een nieuwe weg wijzend aan ons volk. God zegene haar. R. P. Julianadochter van De Zwijger Terwijl de Staten-Generaal hoofdelijk hun plechtige eden jegens Koningin Juliana af legden. hadden wij ruimschoots gelegenheid Hare Majesteit te aanschouwen, temidden van drieduizend bevoorrechten. Wij zaten op een tribune in het dwarsschip aan de Gravenstraatkant op misschien vijftien meter van de troonzetels; en recht tegenover ons was het grote gebrandschilderde glas met links-onder het beeld van Prins Willem I. Met een schok toerden wij plotseling de treffende gelijkenis gewaar tussen de Zwijger en zijn nazate, die wij nu tezamen als in één beeld voor ons hadden; dezelfde kleur van gelaat en haar; dezelfde verstan dige, wereldwijze ogen, het hoge voor hoofd, de neus, en de betrekkelijk korte af stand tussen neus en kin, die van beraden wil getuigt. We hebben onze bril opgepoetst die wij erkennen het zonder schaamte - zulks nodig had na de emotie, en hebben zelfs een toneelkijker genomen: Het was frappant! Hier leken tien geslachten te wijken. Hier zat de eigen dochter van de Zwijger. Zulk een gelijkenis, vooral in half profiel. Zij leek mij te hidden. En het schoot mij te binnen, dat bidden voor het volk tot de essentie behoort van hel Koningschap bij de gratie Gods. Zo bad Prins Willem voor zijn volk; zelfs nog toen het dodelijk lood hem had ge troffen. Zo bad Wilhelmina de Grote voor ons, bijzonder in de jaren van oorlog en bezetting. Want de Koning staat voor zijn volk bij God. Maar heel het volk, daarin voorgegaan en aangespoord door de kerken, bidt voor de Koningin. En de drieduizend in de Nieuwe Kerk baden vurig; in stilte en samen met het Toonkunstkoor en met het ruisende orgel: Heere, spaar onze Koningin! Onderscheiding. De eerste concert meester van het Residentieorkest, de heer Adolphe Poth, is benoemd tot Officier in de Kroonorde van België. (Van een eigen verslaggever) „Ik zweer aan het Nederlandsche volk, dat ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer dat ik de onaf hankelijkheid en het grondgebied van den Staat met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle mid delen zal aanwenden, welke de wetten te mijner beschikking stellen, zooals een goed koning schuldig is te doen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig". Tijdens de eerste rijtoer van Koningin Juliana door de hoofdstad werd haar door de ouden van dagen in de Jordaan een bloemstuk aangeboden. De Koninklijke Familie kijkt belangstellend toe tijdens de korte toespraak, waarmede de afgezante der oudjes deze aanbieding vergezeld deed gaan. voor de kunstenaars. Op het koorbalkon zit ir. G. Friedhoff, de Rijksbouwmeester, die een groot aandeel had in het totstand komen van de inrichting der kerk. Om half tien klinkt het uit de luidspre kers: „De genodigden worden verzocht hun plaatsen in te nemen." Op dat ogenblik zien wij hoe de Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, de in staatsiege waad gestoken heer M. A. Reinalda, met een stevige handdruk een ambtgenoot, begroet. Een lantaarnopsteker gaat van kroon tot kroon en ontsteekt kaars voor kaars. Ge durende enkele minuten flonkeren de gou den kroon, de rijksappel en de scepter, ja zelfs de goud-op-snee-grondwet op de met een rood tapijt bedekte „credenstafel" in het midden voor het troonplatform in het zachte schijnsel. Deze initimiteit duurt niet lang. Om vijf minuten voor tien, juist als de patriarchiale gestalte van prof. mr. R. van Kranenburg aan het hoofd van de stoet Kamerleden in de ingang aan de Dam- zijde zichtbaar wordt, flitsen 34 gemas keerde. gigantische lichtbronnen: het zijn de schijnwerpers, die de Polygoonreporters in staat stellen de Inhuldiging in celluloid vast te leggen. Een kwartier na de leden van de Staten- Generaal arriveert een groep, die zeer vele contrasten in zich bergt. Voorop gaan de Nederlandse ministers, allen in een ingetogen zwart, gevolgd door de leden van de Raad van State. Maar dan, zonder overgang, de bonte verscheidenheid der Indonesische delegatie, zowel in lichaamsbouw als in klederdracht. De ver tegenwoordiging der West-Indische gebie- .den in haar jaquets deed daarbij haast Europees aan. Zij allen worden met een hartelijk applaus ontvangen. De ministers gaan op de stoelen ter weerszijden van de Credenstafel zitten, minister-president W. Drees naast de voorzitterstafel, waarachter professor Kranenburg met de griffiers der Kamers heeft plaats genomen. Om tien minuten over tien luidt de deur waarder met zijn schel en opent professor Kranenburg de verenigde vergadering der Staten-Generaal. Hij doet de griffier 't op de Inhuldiging betrekking hebbende Konink lijk Besluit voorlezen en benoemt een Com missie van in- en uitgeleiding der Koningin, die bestaat uit de fractie-voorzitters van beide Kamers onder presidium van de voorzitter der Tweede Kamer, mr. L. G. Kortenhorst. Tevens wordt mededeling gedaan, dat vier leden bericht van verhindering had den gezonden: de heren Stokvis, Wagenaar, De Groot en Hermans, allen afgevaardig den van de C.P.N. En zó deftig en zó ernstig en zó plechtig kan de bijeenkomst niet zijn, of daar wordt heel eventjes, heel fijntjes en heel bedeesd een vleugje hilariteit hoorbaar: een korte rimpeling op het wa tervlak, doch in zijn eenvoud veelzeggend. gard in een eenvoudige zwarte robe met witte bontjas. De vier prinsessen nemen plaats op de eerste rij stoelen voor de buitenlandse gas ten, links van het platform met de troon zetels. Prinses Irene kijkt daarbij belang stellend en geamuseerd in het rond. Het grote ogenblik Het is duidelijk, dat het grote ogenblik nu niet ver meer kan zijn. Klokgelui, aan zwellend en dan weer wegstervend, klinkt tot in de nu stil geworden kerk door. Vaag hoort men flarden van het volkslied. Een aide-ceremoniemeester buigt zich in de deur-opening spiedend voorover, de loper wordt voor de laatste keer geveegd en recht getrokken. Minister-president Drees heeft zijn lectuur, waarmee hij de tijd gekort heeft, weggeborgen. Van het Paleiscarillon tinkelen de eerste malen van het Wilhelmus. Om zeven mi nuten over elf overschrijden de Herauten van Wapenen in blauw fluwelen en geel satijnen buizen met hun trompetters de drempel, op de voet gevolgd door de Ko ningen van Wapenen, fel contrasterénd met hun voorgangers door hun scharlaken rode rok en hun witte pantalon. Een zwarte steek met witte struisveren dekt hun hoofd. Na hen komen de Ceremoniemeester, de Ka merheren, de Hoofden van Departementen, de Groot-Officieren van de kroon, de een al fraaier uitgedost dan de ander, tot de aandacht gevangen blijft door de martiale figuur van mr. H. J. Kruis, chef van de Generale Staf, die fier het ontblote Rijks zwaard voor zich uit houdt. Na hem verschijnt luitenant-admiraal C. E. L. Helfrich, die de Rijksstandaard het oude Nederlandse wapen op witte moiré zijden achtergrond draagt. Dan dragen op hun beurt de regiments vaandels, omgeven door de in gala-tenue gestoken aanvoerders, tot het feeërieke schouwspel bij, waarna de opperceremonie- meester van de Koningin, mr, G. C. D. baron van Hardenbroek, met zijn lange ceremonie-staf de komst der vorstin aan kondigt. De Koningin Zichtbaar onder de indruk schreed Ko ningin Juliana de vijfde Oranje die in de Nieuwe Kerk zou zweren de Grondwet te handhaven en het volk te beschermen vergezeld van haar gemaal, Prins Bern- hard der Nederlanden langs de buigen de rijen naar hun zetel op het platform. Het door de jeugdige Zwitser Erwin Dolder ont worpen statie-gewaad van bleu-royal wordt gesierd door het brede lint van het Groot kruis der Nederlandse Leeuw, terwijl het blauwe gewaad omgolfd wordt door de reeds door drie Oranjes gedragen rood fluwelen koningsmantel, met gouden leeu wen bestikt en met hermelijn gevoerd en omzoomd. Het haar wordt gedekt door een kapje van edelstenen, omringd door dia manten sterren. De gehele tooi, waarin voorts robijnen en paarlen prijken, rust met een rand van paarlen op het hoofd. Nog is de bonte stoet niet ten einde: de Grootmeesteres, de Dames du Palais, de chef van het Militaire Huis der Koningin, de adjudanten van de Prins en die in bui tengewone dienst en tenslotte nog een aan tal vlag- en opperofficieren voltooien het geheel. Tableau vivant Terwijl het Amsterdamse Toonkunstkoor het Wilhelmus zingt en de stoet langzaam zijn plaats inneemt rond de troonzetels: de hofhouding achter de Koningin, de Wapen koningen en Ceremoniemeesters aan de uiterste zijden van het platform, iets meer naar binnen de vaandels van de Regimen ten Prinses Irene, Grenadiers en Jagers en Mariniers en op de hoeken der treden de dragers van het Rijkszwaard en de Rijks standaard, dringt de gedachte van met een enorm tableau vivant, met een levend Gou- deneeuws schuttersstuk te doen te hebben, zich onweerstaanbaar aan de toeschouwer op. Het is de bewogen stem van Koningin Juliana, die hem tot de werkelijkheid terug roept. Spanning stijgt Zo tegen half elf begint de spanning merkbaar te stijgen. Regelmatig zwenken de limousines voor de Dam-ingang, vaak begeleid door wit- gehelmde M.P.'s. Dan arriveert weer een bijzondere missie. Eerst die van de Ver enigde Staten met de eerwaardige Herman Baruch aan het hoofd: dan die van Frank rijk, waarin wij Paul Ramadier herkennen en de man in de groene dracht van de „Académie" is natuurlijk Georges Duhamel, Nederlands grootste vriend in Frankrijk. De Pauselijke nuntius mgr. Valerio Valeri en generaal H. D. Crerar namens Canada arriveren en na hen nog vele anderen: Ar gentinië, Brazilië, Mexico, China, Zwitser land, Portugal, Venezuela, Finland en Siam hebben hun bijzondere afgezanten gezon den. Vorstelijke gasten Dit is hèt moment van de Inhuldiging. Koningin Juliana, staande, de rechter arm met twee gestrekte vingers omhoog, legt voor haar ganse volk met vaste, hel dere stem het „zoals een goed koning .behoort te doen" met nadruk gescandeerd de Eed af, die nu, na de warme woor den, waarin zij haar grote liefde en dank jegens haar Moeder heeft beleden en haar diep inzicht in de vragen en problemen van de natie heeft geopenbaard, tot de beves tiging van een belofte en de bezegeling van het „Oranje kan nooit genoeg voor Neder land doen" wordt. Climax Deze in zijn soberheid zo indrukwek kende eedsaflegging vormt de apotheose van een plechtigheid die reeds aanving toen de deuren van de feestelijk versierde Nieuwe Kerk werden geopend, terwijl bui ten nauw hoorbaar de saluutschoten weerklonken, de kerkklokken begonnen te beieren en de eerste commando's tot de ere wachten werden gegeven. Zij, die vroeg' zijn gekomen en dat zijn vaak de eenvoudigen, die het geluk hebben gehad van de griffier der Eerste Kamer een kaart voor de plechtigheid te mogen ontvangen kunnen nu nog hun ogen uitkijken naar de versiering van pal men, laurieren en zalmkleurige begonia's, naar het blinkende koper van koorhek en kaarsenkronen, naar het diep-rode tapijt dat het troonplatform, waarop twee een voudige zetels, één voor Koningin Juliana en één voor Prins Bernhard, zijn geplaatst, bedekt. Om een uur of negen is het gebouw al voor een goed deel gevuld: het wemelt van de uniformen en de toga's: Vlag- en opper officieren in het zwart, het wit, het grijs, het bruin, het groen; rechters en advocaten, professoren en predikanten. Daartussen zorgen de dames voor de élégance, die bij het hoge feest past. Opvallend is overigens, dat niemand in het bijzonder opvalt, al rekken zich de halzen zo nu en dan wel eens voor een wel zeer geslaagde creatie, doch dat duurt al leen, zolang de gelukkige "zich nog in het gangpad bevindt: onniiddellijk daarna wordt zij opgenomen in het geheel en smelt ook haar gratie en haar toilet samen met het kleurige mozaiek, dat al deze hoog waardigheidsbekleders tezamen vormen. Dat mozaiek is dan tevens een afspiegeling van de verscheidenheid van het Neder landse volk: geen groep of hij heeft hier zijn vertegenwoordigers. Haarlemmers Uit Haarlem en omgeving treffen we mr. Cremers aan en natuurlijk de Commissaris der Koningin met het College van Gedepu teerden, mevrouw J. M. BosVincent, de gebroeders Hendrik en Willem Andriessen en mejuffrouw Annie Woud in de banken In de Nieuwe Kerk: Koningin Juliana en Prins Bernhard na de eedsaflegging, omgeven door de hofhouding. Om kwart vóór elf werd aan de over weldigende aanblik der Nieuwe Kerk nog meer luister bijgezet door de aankomst der vorstelijke gasten. Aan het hoofd schreed Koningin Elisa beth van België, gevolgd door kroonprins Gustav Adolf en kroonprinses Louise van Zweden; kroonprins Olav en kroonprinses Martha van Noorwegen; prins Axel en prin ses Margaretha van Denemarken; prins George van Griekenland; erf-groothertog Jan van Luxemburg en tussen deze veelal bejaarde personen een fleurig figuurtje: prinses Margaret van Engeland in een toi let van rose Atlaszijde. Op het hoofd droeg zij een wit kapje met rose veren. Prins Aschwin, die ook tot deze groep behoorde, was in jaquet. De imposante intocht der buitenlandse vorsten werd gevolgd door een zeer huise- lijk, Hollands tafereel, dat door de duizen- den met vertedering en ontroering werd j gadegeslagen. Via de ingang aan de N.Z. Voorburgwal I betraden Beatrix en Irene in blauwe tulen jurken en met witte bloemen in het haar 1 hand in hand de gewijde ruimte. Daar- i achter liepen de beide grootmoeders: prin- Ises Wilhelmina in een zacht fraise japon met donker bloemmotief, overdekt door een paars fluwelen manteltje en prinses Arm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 1