Aanslag bij Woestehoe ve op 6 Maart '45
was niet op Rauter gemunt
Het tweede Te Deum van Marinus Monnikendam
wordt door „De Stem des Volks'' uitgevoerd
variété tot
De kleine Wereld
VRIJDAG 18 MAART 1949
HAARLEMS DAGBLAD
Illegale werkers wilden slechts
een auto organiseren
Zij hebben Rauter
niet herkend
Nu de Bijzondere Raad van Cassatie het
vonnis dat door het Bijzonder Gerechtshof
in Den Haag is geveld, heeft bekrachtigd,
publiceert „Nederland in Oorlogstijd", het
orgaan van het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie, een groot aantal bijzon
derheden over de persoon en het beleid van
Rauter. Deze bijzonderheden zijn voor een
belangrijk deel ontleend aan brieven, welke
Rauter in de jaren 19401945 aan Himm-
ler heeft geschreven en die door het Rijks
instituut in Berlijn zijn opgespoord.
Voorts hebben twee vertegenwoordigers
van het Rijksinstituut, prof. mr. N. W. Post
humus en drs. L. de Jong, begin 1947 lange
gesprekken gevoerd met Rauter, waarbij
deze vrijelijk aan het woord werd gelaten.
De Jodenvervolgingen.
„Op 15 October worden de Joden in Ne-
"derland vogelvrij verklaard", schreef Rau
ter op 24 Septejnber 1942 in een geheime
brief aan Himmler.
Tijdens zijn proces beweerde Rauter, dat
hij van het lot der gedeporteerde Joden tot
na de Duitse capitulatie onkundig was ge
bleven. Hij zeide er voor het eerst van ge
hoord te hebben in de gevangenis te Arn
hem, waar prof. Posthumus en drs. L. de
Jong het hem hadden verteld. Over dit ge
sprek schrijft drs. De Jong:
„Tijdens ons onderhoud met Rauter op
3 April 1947 in de gevangenis te Rotterdam,
confronteerden wij Rauter met het lot dei-
Nederlandse Joden, die op zijn bevel ge
deporteerd waren. Fragmenten uit zijn
brieven werden hem getoond, en passages
werden voorgelezen uit een toespraak, door
hem in 1943 gehouden, waarin hij de SS
tot onbarmhartig optreden aanmaande. Hij
kreeg te horen, wat er in Auschwitz, in
Sobibor, op bevel van de „Reichsführer-SS"
met zoveel tienduizenden mannen, vrouwen
en kinderen gebeurd was, die h ij uit Wes-
terbork doorgezonden had.
„Ich habe es nicht gewusst".
De slag bij Arnhem, Silbertanne-moor-
den, executies en de aanslag, die in Maart
1945 op Rauter gepleegd werd bij. Woeste
Hoeve, zijn onder meer onderwerpen, waar
over hij zich in zijn'gevangenis heeft uit
gelaten.
Een erkenning van schuld aan de ooi'logs-
misdaden in ons land is nimmer over zijn
lippen gekomen, niet in enig verhoor, niet
op de procesdagen, niet in de gesprekken
met prof. Posthumus en drs. De Jong, en
ook niet in een onderhoud, dat de laatste
met hem voerde na zijn veroordeling in
Januari j.l. „Hij was bij die gelegenheid
rustiger dan voorheen", zo schrijft drs. De
Jong, „maar toonde toch geen begrip voor
het subjectieve aandeel, dat hij in de schuld
had, die op het natïonaal-socialisme rustte.
Hij was „schmutzige Sachen" uit de weg
gegaan dat die „schmutzige Sachen" een
integrerend onderdeel vormden van het
systeem, dat hij diende, heeft hij nooit in
gezien, althans nooit erkend.
De aanslag.
Op 6 Maart 1945 werd bij Woeste Hoeve
op de grote verkeersweg van Arnhem naar
Apeldoorn toevallig een aanslag op Rauter
gepleegd. De vier illegale strijders van de
op de Veluwe opererende G.G.-groep heb
ben niet geweten, dat zij de wagen aan
hielden, waarin zich een der belangrijkste
leiders van het Duitse bezettingsapparaat
in Nederland bevond. Zij hebben na de
korte veldslag op de duistere verkeersweg
met een zaklantaarn in de wagen ge
schenen. Daarin zaten vier personen. De
drie begeleiders van Rauter waren dood.
Rauter hield zich dood. Zij hebben Rauter
niet herkend. Zij hebben niet gezien dat
hij het uniform van een generaal droeg en
i zij hebben er daardoor niet aan gedacht de
I inzittenden te fouilleren of de wagen te
doorzoeken. Het grootste voordeel dat de
I aanslag zou hebben opgeleverd, het ten be-
I hoeve van het geallieerde leger in beslag
nemen van de belangrijke militaire kaar
ten, waarmee Rauter op weg was naar
I generaal Blumentritt, ging daardoor ver
loren.
De aanslag leidde tot een der onmense
lijkste représailles van de bezettend®
macht: 117 goede Nederlanders, die als
politieke gevangenen waren opgesloten in
Arnhem of Apeldoorn werden op bevel van
Rauters plaatsvervanger, Schoengarth, op
de plek van de aanslag gefusilleerd.
Bovendien werden overal elders in den
lande gevangenen uit hun kerkers gehaald
en ter dood gebracht. Het juiste aantal als
représaille voor de aanslag op Rauter ge
fusilleerde Nederlanders is niet bekend,
j maar volgens het verzetsboek „Ik draag u
I op" zijn het er ongeveer 1000 geweest. In
j dit boek van de Apeidoornse illegaliteit
wordt de aanslag op Rauter uitvoerig be-
I schreven.
Rauter is van mening, dat de aanslag niet
op toeval berustte. Uit het relaas van de
j illegaliteit blijkt, dat dit wel het geval is
geweest.
Illegale strijders wilden slechts
een auto „organiseren".
De G.G.-groep uit Apeldoorn, die in Ede
door in Duitse uniformen gestoken illegalen
een partij voor de Duitsers bestemd vlees
in de wacht wilde slepen, moest daartoe een
vrachtwagen „organiseren". Tot dit doel
begaven vier leden van deze groep zich op
6 Maart 1945 des avonds naar Woeste
Hoeve. Zij waren gekleed in de uniformen
van „Oberschartfiihrer en Rottenführer der
SS". Zij lieten twee Nederlandse personen-
Wagens passeren. Toen hoorden zij in de
Verte geronk, dat zij voor het geluid van een
Vrachtwagenmotor hielden. Een hunner
Toor Haarlem
VRIJDAG IS MAART
Gem. Concertgebouw: Ledenconcert HOV,
8 uur. Parklaan 21, openbare vergadering,
spreker qs. Taekema, 7.30 uur. Frans Hals:
„In "t geheim getrouwd", 18 j., 2.30. 7.00 en
9.15 uur. Rembrandt: „Weekend in Waldorf
hotel", 18 j.. 2.00, 4.15. 7.00 en 9.15 uur..Palace:
„Vrouwen in de nacht", 18 j., 2.00, 4.15, 7.00
en 9.15 uur. Luxor: „Een kind klaagt aan",
2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. City: „Waternimf",
alle leeft., 2.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne:
„Gedoemd te' sterven". 14 j., 2.30, 7.00 en 9.15
Uur. LISSE: Tentoonstelling „Hollands Glo
rie", 4 tot 10 uur.
ZATERDAG 19 MAART
Stadsschouwburg: „Tramlijn begeerte", 7.30
Uur. Brinkman»: Conferentie „Bevrijd Chris
tendom" 4 en 8 uur. Gem. Concertgebouw:
Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond,
feestavond, 8 uur. Bioscopen: Middag- en
avondvoorstellingen.
ontstak een zaklantaarn en zwaaide ermee.
De auto stopte langs de kant van de weg.
Er zaten vier Duitsers in uniformen in. Een
kleine open B.M.W. was echter niet, wat
de groep nodig had, maar de wagen was
tot staan gebracht en twee illegale strijders
stonden er bij. Een vroeg de inzittenden in
het Duits naar hun papieren.
„Was ist denn los, Mensch, wissen Sie
den nicht wer wie sind?" werd hem toe
gesnauwd. Meteen zag hij dè Duitsers in
de wagen naar hun wapens grijpen. Toen
begon het vuurgevecht, dat spoedig beslist
was. Bij het schijnsel van de zaklantaarn
meenden de illegale strijders vier doden te
ontwaren. Onmiddellijk daarop naderde,
een vrachtwagen met .Duitse soldaten. De
illegale strijders verscholen zich achter de
berm en brachten hun wapens in gereed
heid. Nauwelijks 5 seconden stond de
vrachtauto stil. Daarna klapten de Duitsers,
die waarschijnlijk de schoten hadden ge
hoord, het portier dicht en snel verdween
de wagen in de richting Beekbergen.
De vier illegalen verlieten daarop het
gevaarlijke terrein. Twee van hen zijn
weken later zelf het slachtoffer geworden
van hun aanslag. De Duitsers kamden toen
alle bossen in de omgeving uit. In die bos
sen waren wapens verborgen van de G.G.-
groep. Zij trachtten deze nog in veiligheid
te brengen. Het ontzielde lichaam van een
van hen werd later in de bossen aange
troffen. Van de ander is nimmer een spoor
teruggevonden.
Nieuwe reddingshaken
aan alie bruggen
In het jaarverslag van de Haarlemse
Reddingsbrigade voor Drenkelingen wordt
meegedeeld, dat enige leden in het begin
van het vorig jaar een rapport hebben
samengesteld over de gesteldheid, waarin
de reddingshaken aan de bruggen zich be
vonden. Van de 69 bruggen waren er nog
slechts 17 van haken voorzien. De toestand
van de overige liet te wensen over. Overleg
is gepleegd met de gemeente en het resul
taat was. dat aan het einde van het jaar
vrijwel alle bruggen van nieuwe haken
waren voorzien.
De secretaris, de heer Joh. G. van Gennip
merkt op, dat het aantal leden van de bri
gade, dat aangesloten is bij de Ongevallen-
dienst ieder jaar kleiner wordt. Een grote
kern van goed geoefende eerste helpers is
vooral in deze tijd met zijn intensief snel
verkeer een eerste vereiste en een gebie
dende noodzaak. Dat de ongevallendienst
in een grote behoefte voorziet, blijkt uit het
aantal ongelukken. Voor 197 straatongeval
len, één gasongeval en drie water ongeval
len werd de hulp van leden van de brigade
ingeroepen. Drie maal begeleidde een lid
een boottocht. Dit werdt te gering geacht.
Lang nog niet alle organisatoren van der
gelijke tochten zijn doordrongen van het
belang van een doeltreffende begeleiding.
De secretaris schrijft, dat het afgelopen
jaar zich kenmerkte door een opbloeiend
brigade-leven, gepaard gaande aan een
actief en daadwerkelijk optreden van alle
leden, zowel in als builen eigen kring. Het
aantal leden nam iets toe en steeg van 154
tot 162.
Anton Krelage dirigeert in Bern. Dè
Nederlandse dirigent Anton Krelage is uit
genodigd Maandag 21 Maart het „Bcrner
Stadtorchester" te dirigeren. Hij heeft deze
uitnodiging aanvaard en zal onder meer
werken van Nederlandse componisten doen
uitvoeren.
De met kogels doorzeefde auto waarin Rauter zich tijdens de overval bevond
gefotografeerd daags na het gebeurde.
Poging tof doodslag?
Twee gevallen van meineed
De Haarlemse Rechtbank zette Donderdag
dé op 20 Januari geschorste zaak voort
tegen de vijf en veertigjarige spijkermaker
M„ aan wie ten laste was gelegd poging tot
doodslag,subsidiair het toebrengen van
zwaar lichamelijk letsel. M. was op 21 No
vember, toen in Antwerpen België—Neder
land gespeeld werd. dronken thuis gekomen
in zijn woning aan de Scheeperslraat. Een
huisgenoot luisterde naar het radio-verslag
en M. viel hem lastig. De spijkermaker
maakte zich zo kwaad, dat hij een mes r
en de ander hiermee te lijf ging. Het mes
ging in de arm. De aangevallene werd naar
een ziekenhuis overgebracht en later bleek
het nogal mee te vallen.
De zaak was op 20 Januari geschorst, om
dat twee getuigen verdacht werden van
meineed. Dezen, een moeder en een zoon,
verklaarden voor de rechtbank geen mes ge
zien te hebben, hoewel zij voor de politie
een andere verklaring hebben afgelegd. Na
hun aanhouding herriepen zij hun verkla
ring. Sedert 20 Januari zitten zij in voor
arrest.
De rechtbank behandelde eerst de zaken
tegen moeder en zoon. Eerstgenoemde deel
de mee, dat haar zoon gezegd had, niet te
veel te vertellen. Thans heeft zij er spijt
van meineed gepleegd te hebben.
De officier noemde het een gelukkig ver
schijnsel, dat beiden spoedig bekend heb
ben. Het feit blijft ernstig en er moet voor
gezorgd worden, dat getuigen de waarheid
zeggen. Hij eiste tegen beide een gevange
nisstraf van één jaar.
De verdediger, mr. H. J. M. Tonino, merk
te op. dat de verdachten dom gehandeld
hebben. Eigenlijk moet men medelijden met
hen hebben. Zij hebben geen voordeel, ge
noten van het plegen van meineed en ook
was hun niets beloofd. Pleiter verzocht cle
mentie.
Bij de voortzetting van de zaak tegen M.
wérd eerst de dokter, een Hongaar van ge
boorte, die de patiënt behandeld had in het
ziekenhuis, gehoord. Deze sprak van een
licht lichamelijk letsel. Wel is een diepe
wonde toegebracht en de steek zal met
kracht gegeven zijn.
De officier van justitie zei. dat het toe
brengen van een zwaar of licht lichamelijk
letsel een kwestie van waardering is. Moge
lijk denkt men er in Hongarije anders over.
Volgens spreker is er van poging tot dood
slag sprake. Weliswaar was verdachte on
der invloed van drank, maar hij is, omdat
hij bezwaren had tegen de vrouw van het
slachtoffer, kwaad geworden, heeft een mes
tevoorschijn gehaald en heeft een stekende
beweging gedaan. Gelukkig zijn de gevol
gen van de messenstekerij niet ernstig ge
weest. De eis luidde een gevangenisstraf
van één jaar.
De verdediger, mr. A. W. Hellema Jr.,
achtte de poging tot doodslag niet bewezen
en vroeg voorts clementie.
Uitspraak in deze zaken op 31 Maart.
Nieuwe bonnen voor
werkkleding
Het Centraal Distributiekantoor deelt
mede. dat de bonnen voor werkkleding
H 12 en L 12 thans geldig zijn voor het kopen
van werkkleding. Op' de bonnen H 12 kan
men kopen een overall of een werkpak van
drill, keper of satijn, een lange stofjas, een
lange witte jas, een laboratorium jas of een
mpuwschort. Op de bonnen L 12 kan men
kopen een werkbroek of werkjasje van
keper, drill, satijn, beaverteen, Engels leer,
manchester of pilow, een korte witte jas, een
koksbuis of een korte stofjas.
De bonnen H 1 t.m. 11 en L 1 t.m. 11 en
de rantsoenbonnen FC en FD blijven voor
lopig geldig.
Een polloodfabriek in Zaandam is met
de productie begonnen. Per jaar zullen twin
tig millioen potloden worden vervaardigd:
dit is twee-derde van de binnenlandse be
hoefte.
Wat ratelt daar toch
Dinsdagavond omstreeks tien uur wan
delde een Bloemendaalse agent met zijn
fiets aan de hand op het trottoir van het
Staten Bolwerk. Wij haasten ons er bij te
voegen dat hij het rijwiel, zoals een agent
betaamd, naast de stoep op de rijweg mee
voerde. Had hij dat maar niet gedaan,
want dan zou een achteropkomende auto
het stalen ros niet geraakt en meegesleurd
hebben. De agent wandelde' dus alleen
verder en de auto nam de fiets aan de bum
per mee. Maar op het Kennemerplein stond
een verkeersagent en dacht: „Wat krast
daar toch?" en ontwaarde het rijwiel van
zijn Bloemendaalse collega. Hij hief de
hand, doch de chauffeur merkte het niet
of te goed en gaf vol gas.
Op de Rijksstraatweg stond weer een ver
keersagent, die eveneens de fiets voor de
wagen opmerkte. Stop! deed, evenmin zon
der resultaat overigens.
„De zwaar beschadigde tweewieler bleef
aan mijn voeten liggen", kon hij echter in
zijn verbaal vermelden. Zo iets laat de
Haarlemse Verkeerspolitie niet op zich
zitten, al moet ze daarvoor de grens van
de gemeente overschrijden. Donderdag
avond werden haar nasporingen met succes
bekroond en de auto, plus de bestuurder,
in Velsen gevonden. De man verklaarde
van een aanrijding noch van de agenten
iets gemerkt te hebben. Wel had hij zo nu
en dan gedacht: „Wat ratelt daar toch?"
De heer J. J. Lamme te Haarlem is aan
de Vrije Universiteit te Amsterdam geslaagd
voor het propaedeutisch examen theologie.
Een halve eeuw schriftverbetering
Het Instituut Reiber-Nan in Haarlem heeft
zich 50 jaar aan schriftverbetering gewijd.
Het heeft in die jaren met zijn lessen die
gevolgd werden door personen van 15 tot 75
jaar veel bereikt.
De oprichter is de beer C. Nan. die op 2
April 1899 het Instituut opende aan de
Kampersingel. Na 22 jaar zette zijn dochter
mevrouw M. ReiberNan de lessen voort
met haai- echtgenoot de heer P. J. Reiber,
eerst in de Tetterodestraat en in Hillegom,
thans aan de Kleine Houtweg 8.
In de jaren 19291931 werden ook cursus
sen gegeven via de KRO; tot 1940 werd ook
les gegeven aan de werklozen en de school
vrije jeugd in Haarlem. Het was de Stich
ting „Jong Haarlem Vooruit", die na de
oorlog, en wel in 1947, jonge mannen en
vrouwen in de gelegenheid stelde wederom
de pen ter hand te nemen. De drukste periode
is geweest van 1940 tot 1945. Toen werd er
gemiddeld 13 uur per dag les gegeven.
De methode heeft zich bij de moderne
tijd aangepast. Vroeger was het eindresul
taat: „Schoonschrift", thans is het „Handels-
schiïfl", dat men zeer snel kan schrijven (90
a 100 letters per minuut). Hiermede is be
reikt. dat men door het snelle schrijven een
persoonlijk, een karakteristiek handschrift
verkrijgt en geen „aangeleerd"'.
Van 26 Maart af tot de jubileumsdag 2
April wordt een ieder in de gelegenheid ge
steld handschriften van 1899 tot 1949 van voor
en na de cursus te bezichtigen.
Zaterdag 2 April is er receptie van 35
uur aan het Instituut, Kleine Houtweg 8.
De uitbreidingsplannen van Amsterdam waren onlangs onderwerp van een televisie
reportage, waarbij de „kijkers-luisteraars" ook de maquettes te zien kregen.
Ook het Stabat Mater van Rossini op het programma
,De Stem des Volks" heeft een belang
wekkend programma voor haar uitvoering
van Maandag aanstaande. Benevens het
beroemde „Stabat Mater" van Rossini, dat,
voor zover ik weet,- de laatste 35 jaar in
Haarlem niet werd uitgevoerd (en ik be
twijfel of het voordien wél gebeurde) zal
vertolkt worden het „Te Deum laudamus"
dat onze oud-stadgenoot Marinus Monni
kendam in 1945-'46 schreef, ter herdenking
van onze bevrijding, alé een persoonlijke
uiting van dank. Enkele jaren geleden
heeft hij deze tekst al eens getoonzet, zodat
dit zijn ,Te Deum II" is geworden.
Als ik mij niet bedrieg is het nieuwe
werk één keer door de radio gegaan; doch
daar bleef het bij. En nu dan zal de diri
gent Maurice van-IJzer het met zijn Haar
lemse afdeling van „De Stem des Volks"
en de H.O.V. voor het eerst rechtstreeks
voor het publiek brengen; een feit dat ons
aanleiding geeft er een korte voorbespre
king aan te wijden.
De lofzang „Te Deum laudamus" (U.
o God loven wij) is reeds van de vierde
eeuw af de dankhymne bij uitstek. In de
oorspronkelijke Gregoriaanse vorm is het
wellicht het merkwaardigste voorbeeld
van een soort reciterend zingen, dat zich
ontwikkelt uit één muzikale kern. En zes
tien eeuwen van muzikale evolutie hebben
de indruk van deze verheven melodieën
niet vermogen te verzwakken. Maar de
ontwikkeling van de toonkunst heeft ook
haar rechten, en zij heeft deze laten
gelden door het gegeven van de aloude
dankhymne op velerlei wijzen en in aller
hande stijlvormen te verklanken. Voor
zover wij weten zijn de oude Nederlan
ders Jacob Vaet, Jacob de Kerle en Orlando
Lasso er mee begonnen en het „Te Deum"
is een onderwerp gebleven dat tal van
componisten aantrok: citeren wij slechts
de voornaamste: Purcell. Handel, Lully,
Mozart, Haydn, Berlioz, Bruckner. Verdi,
Benoit. Tinei, Diepenbrock, Kodaly. Deze
reeks vertegenwoordigt heel wat stijlen.
Monnikendam voegt er daar nog één aan
toe. want het stuk heeft ontegenzeggelijk
een eigen karakter; het doet niet eens een
beroep op de aloude liturgische motieven,
wat bij verschillende componisten wel het
geval is. Wel wendt hij eigen gevonden
melodieën aan, die met het wezen van de
oude zeer verwant zijn.
Monnikendam schreef zijn „Te Deum"
voor gemengd koor en orkest, zonder vo
cale solisten. Hij gaf het de vierdelige
symphonische vorm: I. Inleiding (Andan
te). II. Hoofdvorm (Allegro), III. Motet
(Andante), IV. Finale (Allegro vivace).
Het orkest speelt een uitgebreide zelfstan
dige rol. Echter in deel III (Andante) laat
hij het koor alleen aan 't woord. Dit „Mo
tet" is een welkom rustpunt in het werk,
dat, als contrast, naar ik verwacht zijn
effect niet zal missen. Hier heeft het koor
zijn dankbaarste taak.
Wanneer ik hierboven over een eigen
karakter in Monnikendam's compositie
sprak, dacht ik in de eerste plaats aan de
veelvuldig voorkomende obstinate rhyth-
mische figuren, die er de motorische stu
wing aan moeten geven. En dat geldt niet
alleen voor het orkest, doch ook voor het
koor, en wel zeer bijzonder in de finale,
waar op de tekst „non confundax in aeter-
nam" (in eeuwigheid zullen wij niet be
schaamd worden) een motief van gelijk
waardige noten als 't ware koppig wordt
doorgevoerd.
De orkestratie kan aan het geheel veel
glans bijzetten; enig oordeel daarover kan
ik echter vooruit niet geven, want ik zag
alleen het piano-uittreksel, dat uiteraard
slechts de beknopte inhoud van de orkest
partij weergeeft, en wat de kleur betreft
alles laat raden. Te meer mogen wij be
nieuwd zijn hoe het totaal-effect van de
compositie wezen zal.
Het „Stabat Mater" van
Rossini.
Het „Stabat Mater" bezingende de smar
ten van Maria onder het kruis, is evenals
het „Te Deum" een tekst die vaak en in
verschillende stijlen op muziek is gezet.
Van Rossini zal men allicht niet anders
verwachten dan dat hij het op theatrale
wijze deed. Dat is ook in hoofdzaak het
geval; doch in de tweede helft van het
werk wordt men verrast door de diepe
ernst, begaafdheid en kunde waarmee hij
zich van zijn taak kweet. Ordelijkheid,
klaarte en welluidendheid geven het werk
een bevallig maar ook soms een voornaam
klassiek karakter. Voor de vier solisten in
het koor biedt het een vocaal-muziek van
uitstekend gehalte. Niet minder dan door
zich in te spannen om het werk van een
tijd- en landgenoot te lanceren, heeft „De
Stem des Volks" een belangrijke taak op
zich genomen net haast vergeten „Stabat
Mater" van Rossini weer eens een kans te
geven. JOS. DE KLERK.
De windkorenmolen bij Goor. bekend
onder de naam van „Braakmolen". is sedert
1937 buiten bedrijf en de laatste jaren
steeds meer in verval geraakt. Dank zij
de bemoeiingen van o.a. de Vereniging
„De Hollandse Molen" heeft men thans
de gelden voor het herstel bijeen kunnen
brengen. Van de restauratiekosten, die
meer dan f 10.000 bedragen, betaalt
het Rijk 40 procent.
Wanneer er één ding volslagen onmoge
lijk geacht kan worden, dan is dat om in
deze beperkte ruimte een volledig overzicht
te geven van de kunst, zoals die op het
ogenblik in Wenen in al zijn vormen en
gestalten wordt bedreven. Als ik mij dus
in het geruststellend besef van die on
mogelijkheid ontslagen acht van deze
taak. dan is dat bovendien helemaal in
de Weense geest, die van zwaarwichtige,
volledige en studieuze betogen het zalig
makende volstrekt niet inziet. Bepalen wij
ons dus tot het symptomatische.
Dat begon al toen de bevrijding zich
nauwelijks voltrokken had. Honderden
vrijwilligers begonnen het puin te ruimen
van de Opera
en het Burg
theater, die
beide zwaar
door de oorlog
getroffen wa-
ren. Twee we
ken na die bevrijding repeteerde het gezel
schap van de Opera al weer en nóg een
week later gaven de Wiener Philhavmo-
niker hun eerste concert. En de Weners
stroomden toe. Zij stonden uren in de rij
om een plaatsje te bemachtigen en hoewel
hun magen knorden van de honger, kon
dat hun geestdrift voor het gebodene aller
minst doen luwen.
Het is te begrijpen dat men in de eerste
plaats teruggreep op het oude répertoire en
de oude vormen van voor de Anschluss,
omdat eerst de basis hervonden moest wor
den, die in de zeven jaar culturele sterili
teit teloor was gegaan. Weliswaar kwam er
al ras een avant-garde, die sterk door de
oorlog en de ellende beïnvloed, deze en
haar naweeën in al haar abnormale gru
welijkheid zocht uit te beelden, maar per
slot is dat een tijdsverschijnsel, dat wel
weer verdwijnen zal.
Maar al zou men bezwaar kunnen hebben
dat er in Wenen nog zo weinig nieuws ge-
Het Wenen
van nu
maakt en gedaan wordt al zijn er op
toneelgebied enige opmerkelijke stukken
geschreven en opgevoerd, zoals „Der Teu-
fels-general" van Zuckmayer en „Der öf-
fentliche Anklager" van Hochwelder
men kan dit volk niet kwalijk nemen dat
het gretig drinkt aan de bron van zijn oude
cultuur.
Nog steeds is ieder concert van de Wie
ner Philharmor.iker uitverkocht. Ik hoorde
van dit volmaakte orkest onder leiding
van Wilhelm Furtwangler de Vde van
Bruckner en ik hoorde haar nooit mooier.
Misschien moet men de muziek van deze
Oostenrijkse toondichter hier horen om
haar geheel te kunnen ondergaan. Nog
steeds viert de Weense Staatsopera haar
triomfen, niet alleen in Oostenrijk maar ook
in het buitenland. Wel is dit troetelkind
van de Weners niet al te best behuisd
het treedt thans op in het Theater an der
Wien, een oud theater dat al een hele tijd
geleden gesloten was en in de Volksopera,
maar men bouwt met man en macht aan
de Opera op de Ring en hoopt het gebouw
over anderhalf jaar klaar te hebben.
Is Wenen al sinds eeuwen de stad van de
muziek, waar tallozen van de grootste com
ponisten woonden en werkten, zij is het
niet minder van het theater. In al zijn vor
men en dat zijn er vele. Daar zijn de ope
rettes en de Singspiele, soms wat stoffige
overblijfselen van de barokperiode, die des
ondanks om hun onbezorgde charme de
Wener nog steeds in verrukking brengen,
daar zijn de kleine, intieme theaters zoals
het Theater an der Josephstadt en het
Akaaemie-thater waar kleinere, maar voor
treffelijke groepen een immense activiteit
ontplooien (zo zagen wij in het laatste een
voorstelling van „Het glazen speelgoed"
waarvoor een Hollands publiek de zaal uit
enthousiasme zou hebben afgebroken) en
er zijn de piep-jonge groepen zoals het
„Theater der 49" en het „Theater der Cou
rage" die met moed, enthousiasme en een
lege maag op een café-podium spelen.
Maar boven dat alles is er het Burg
theater. Een begrip in de toneelkunst van
de gehele wereld. Ook zijn schouwburg ligt
in puin en het heeft onderdak gekregen in
een enorm variété-theater, de „Rohnaeher",
dat niet alleen enorm is door zijn afmetin
gen, maar vooral door de afschuwelijke
lelijkheid van zijn rood-pluche-met-gou-
den-engeltjes-interieur en zijn volkomen
gebrek aan accoustiek.
In die volgepakte zaal zag ik het Burg
theater-ensemble „Elisabeth von England"
spelen. Of liever Maria Eis en het Burg
theater. Of nog liever „die Eis" en het
Burgtheater. Wanneer men een kunstena-
resse in Wenen namelijk niet meer bij haar
complete naam noemt, maar volstaat met
de achternaam met het lidwoord „die" er
voor, dan bekent zulks dat zij tot de top
klasse behoort. En dat doet „die Eis". Zij
speelde Elisabeth met alle stormachtigheid
van haar rode haren, met de bittere twijfel
en de moede humor van deze koningin.
Achter haar nauwelijks-bewogen gezicht
drong de onmetelijke, innerlijke spanning
van dit conflict-rijke stuk. En na haar
desillusie over Essex vielen haar woorden
als eenzame regendruppels tegen een raam
in de nacht en zij drongen door tot in de
uiterste hoeken van de zaal waar een adem
loos publiek zat.
Zo hoog torende zij boven dit gezelschap
van louter sterren, die er in slagen zelfs
voor Hollandse oren Duits als de mooiste
taal ter wereld te doen klinken, dat ik. toen
het doek viel, als een bezetene begon te
klappen, zonder te merken dat de rest van
het publiek slechts een bedeesd applausje
deed rimpelen.
Toen tikte een Weense vriend mij op de
schouder en zei: „Waarom klap je zo hard?"
„Omdat het zo boven alle beschrijving
geweldig was", zei ik verbaasd.
„Dat is het hier altijd", zei hij heel vrien
delijk, „daarom wordt er in het Burgtheater
nooit hard geklapt."
Zeg daar eens wat op.
W. L. B.
Kleine mensen
Als ge wat ouder zijt zult ge wel merken
dat bet niet allemaal rozegeui- en suiker
brood is op de wereld, ge zijt nu nog klein
en onbezorgd, ge leeft van de ene dag in
de andere zonder dat ge merkt hoe hard
het leven is. Dat zeggen we tegen onze
peuters van zeventig centimeter hoog, die
kijken naar ons op in groot ontzag om de
wijsheid die wij weten te verkondigen.
Wij denken dat we het allemaal goed we
ten te vertellen wat er op de wereld te
koop is, wij denken dat wij dat kleine grut
eens moeten waarschuwen. Dat kleine
mensje met zijn sprookjes en zijn angst
voor Sinterklaas dat leeft daar in de
zachte watten van de jeugd met een zon
nig hart en het denkt dat het leven marse
pein is, waar hU nu en dan een stukje mag
afbijten tot het op is geraakt.
Dat denken wij. Maar het is allemaal zo
betrekkelijk. Wij vrezen voor oorlog en
geweld, voor ziekte en dood, voor armoe
de en werkloosheid. Zij hebben daar geen
weet van maar zij vrezen evenzeer. Zij
vrezen de kleine gevaren van hun kleine
leventje en zij beleven de kleine tragedies
van hun zeventig centimeter hoge bestaan.
Zij leven in een kleine wereld die even
vol is van wreedheid en angst als onze
grote. Het zijn kleine wreedheden en klei
ne klappen die zij meemaken, maar zij zijn
zelf klein en zij zullen er onder wankelen
zoals wij, grote mannen en vrouwen, wan
kelen onder de vlagen van ons lot in het
grote leven.
Het is maar een weet, het is maar dat
ge het niet vergeet. Want ge kunt daar nu
en dan wel eens wat aan doen, ge kunt er
wel eens wat aan verhelpen.
Ge moet eens denken aan die kleine
blonde jongedame van vier. die bij haar
omzwervingen over de oneindigheid van
de stoep voor het huis in brandende liefde
ontvlamt voor het magere vuile hondje,
dat rillerig en bescheiden in de vuilnisbak
ken snuffelt naar een korst brood, omdat
hij op die grote wereld de weg naar huis al
weken geleden is kwijt geraakt en nu zijn
flodderig vel moet vullen met wat er op
straat ligt. Zij neemt hem mee. zij wil hem
niet meer kwijt. Want zij heeft misschien
in zijn ogen gelezen dat hij zijn ellende
niet meer alleen kan dragen en men moet
er kind voor zijn om te weten wanneer
men een hand moet uitsteken ter liefko
zing en ter redding. Als men ouder is
schijnt men dat niet precies meer te kun
nen uitrekenen. Dan steekt men handen
uit als het niet nodig is, dan loopt men
voorbü als er geholpen moeten worden.
Hij heeft het goed uitgemikt, dat kleine
gele hoopje verdriet op vier poten, hij komt
in een huis waar hij zijn natje en zijn
droogje op tijd geserveerd ziet. Hij is er
bovenop, hij heeft een maatschappelijke
positie veroverd met de genegenheid van
een kleine blonde jongedame. Dat komt
bij de mensen ook wel eens voor, maar er
zullen niet veel mensen zo dankbaar daar
om zijn als hij. Hij heeft zijn hart voor
eeuwig aan zijn blondje verpand, voor
eeuwig, dat kan alleen een hond zeggen,
die heeft kans dat er niets tussen komt.
Trouw tot in de dood. ja, een hond kan dat
zeggen, hij heeft de zekerheid dat hij zijn
gelofte niet breken zal.
Zo wandelen ze samen over de wereld,
de kleine gele hond die geen vuilnisbak
meer aankijkt en de kleine meid, die niet
uitgekeken raakt op de dolle grappen van
dat levendige, beweeglijke brokje hond.
Hij is de zorgen van zijn landlopersleven
tje vergeten, hij is fatsoenlijk en net ge
worden. Hij heeft er plezier in een orden
telijke hond te zijn. Hij heeft er plezier in,
daar moet bij gesprongen en gestoeid wor
den. Hij rent van zijn blondje weg alsof
hij nooit meer terug zal komen, maar in
dolle bochten scheert hij rechtsomkeert,
hij weet niet wat te doen om haar te zeg
gen hoe hij het naar zijn zin heeft.
Hij had een beetje beter uit zijn helle
ogen moeten kijken. Hij had moeten weten
dat een stoeprand de grens van het leven
kan betekenen. Er zijn grenzen voor een
hondenleven, een stoeprand kan men als
hond niet achteloos over het .hoofd- zien.
Die dolle ren over de straat is'zijn laatste
ren. De auto krijgt maar een klein schokje,
dat kraakt zijn ribben en zijn leven. Zo
gaat dat dagelijks, dat hoort bij de dingen
die iedere dag gebeuren. Daar moet men
geen grote tragedie van maken, een hond
is maar een hond.
Maar op de stoep staat de kleine blonde
van vier. zij ziet hemel en aarde ineen
storten. Zij ziet het kleine gele lijfje in een
plasje rood bloed, heel stil en zonder een
enkele zucht.
Als ge groot zijt, dan zult ge wel mer
ken hoe hard het leven is. Dan zult ge zien
dat er heel wat ellende op de wereld ge
leden wordt. Zij heeft dat nu al gemerkt.
De kleine blonde is groot geworden. Zij
is nóg blond, zij heeft haar lief en leed ge
had zoals de mensen dat krijgen.
Maar als zij nog denkt aan dat kleine
gele lijfje dat dartel om haar heen sprong
en plotseling stil en star in bloed versmoord
lag, moet zij zeggen dat haar toen het
grootste leed van haar leven overkomen is.
Het was maar een hond. Maar het was ook
maar een kind. Een kind is een volwassen
klein mens op een kleine echte wereld. Wij
zullen daar nu en dan eens aan moeten
denken als wij onze wijsheid loslaten op
die mensen van zeventig centimeter hoog.
J. L.