c
In een Oosters boerendorp
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
itteraire Jl^anttekeoingee
De vrouw blyft achter de schermen
V_
Zaterdag 18 Juni 1949
3
D. H. LAWRENCE: „De laatste lach", Tien Verhalen, vertaald
en ingeleid door H. J. SCHEEPMAKER (Uitg. Contact, A'dam)
(Serie „Moderne Meesterwerken")
KUNST WAS VOOR Lawrence even on
ontbeerlijk als voor een ander mens
eten, drinken en slapen. Hij had niet
anders kunnen leven dan scheppend. Er
waren tijden, datv dit scheppend vermogen
voor hem een kwelling was een kwelling
vooral, omdat de aasvliegen der critiek
gulzig neerstreken op wat hij in zijn werk.
van zichzelf had prijsgegeven. Dan voelde
hij zich verraden, belaagd. En toch kon hij
niet anders. Lawrence heeft niets geschre
ven of het was een bekentenis, een uit
schrijven van het beste dat in hem leefde.
Dat dit van een geaardheid was, waarvoor
vele van zijn tijdgenoten (hij stierf in 1930)
ontoegankelijk waren, heeft hem diep ge
griefd. Des te dieper, omdat hij zich zo
natuurlijk had gegeven. „Natuurlijk" niet
zozeer in de gangbare betekenis van „onge
dwongen" (hoewel ook dat van hem gezegd
moet worden), maar in een andere zin: in
de zin van: een nauwste verbondenheid met
het geheim, het mysterie, van de Natuur,
waaruit voor hem alle levensverschijnselen,
alle levensuitingen voortkwamen. De na
tuur leeft uit haar eeuwige bronnen. Ze
werpt geen problemen op. Wij, vervreemd
van onze oorsprong, doen dat. Maar een
schrijver als Lawrence, steeds door
dringende tot de uiterste grens, waar het
„welen" van het leven ophoudt en het ge
heimenis begint, kende nog dat oergevoel
van een boom die groeit, een bloem die
bloeit, een dier en menselijk wezen dat
sterft. Hij was natuur, hij was als zeer
religieus mens een „orakel", wiens taal een
openbaring is van het diepere wezen aller
dingen.
Om die reden zie ik er ditmaal van af, de
strekking van deze tien bewonderenswaar
dige verhalen, die in "deze bundel voor het
eerst in vertaling bijeengebracht zijn, te
omschrijven. Kan men zijn blijdschap onder
woorden brengen om een eerste lentemor
gen, het gevoel van beklemming bij een na
derende onweersbui, de ontroering bij een
handdruk van een mens die men in het hart
draagt, de weemoed van een nevelige
herfstdag? Men vóélt het als iets onont
koombaars en onuitsprekelijks, waarvan het
geheim in ons binnenste ligt. Woorden al
léén kunnen er niets van mededelen:
slechts de toon waarop ze worden gespro
ken, het handgebaar, de gezichtsuitdruk
king, de taal der ogen, die hen begeleiden,
geven er de eigenlijke zin aan. En zo is het
met Lawrence's proza. Natuurlijk geldt dit
tot op zekere hoogte voor alles wat is ge
schreven, maar op een zeer bijzondere
wijze toch voor Lawrence's werk. Bijna
zou men zeggen: wat Lawrence verhaalt
isbijzaak, de „atmosfeer",, het geheim
achter de woorden, is alles. Een niet on
intelligent lezer vroeg mij onlangs, wat
Lawrence toch wel bedoeld zou hebben met
„De Laatste Lach" (de titelnovelle van deze
bundel). Hij verwachtte een uiteenzetting
als iemand die gewoon is, door schrijvers
getracteerd te worden op „symbolen",
waaruit clan de „diepere bedoeling" te ver
klaren is. Ik kon die vraag alleen maar als
volgt beantwoorden: „Lawrence bedoelt er
niets anders mee dan hij met al zijn werk
bedoelt: uitdrukking te geven aan zijn be
levenis van dood en leven, de stem van het
mysterieuze bloed, het één-zijn met de
eeuwige bronnen van de natuur, een deel
nemen aan het onzegbare geheimenis van
alles wat was, is en zijn zal, en waaraan
deze tijd, waarin het verstand, het intel
lect, maatstaf is van alle dingen, voorbij-
gaat. Waarom is die aandrijvende wolk zo
indrukwekkend, onheilspellend, machtig?
Je kijkt er naai', ontroerd door zijn groots
heid. Maar je vraagt je niet af: waarom is
die wolk zo ontroerend? Wat is er in, dat je
even buiten je dagelijks leven doet treden?
Je ondergaat hem en bent voor een ogen
blik zelf een wolk".
Zo is het met het werk van Lawrence.
Hij moet „op de tast" gelezen worden. Hij
moet worden ondergaan. Steeds weer komt
het mij voor. of Lawrence spreekt (schrijft)
vanuit een andere tijd, een zeer vroege
eeuw. waarin de natuur (wijzelf inbegre
pen) nog haar onmiddellijkheid had behou
den, haar rechtstreekse uitwerking op onze
gewaarwordingen, op ons gemoed. Law
rence is door en door Engels, maar Engels
dan in deze zin, dat hij nog heugenis heeft
van dit land in zijn oertijd, „bij de komst
van de Angelsaksen, zo lang reeds geleden".
Deze geciteerde zin is ontleend aan een van
zijn prachtigste vertellingen, aan „Enge
land, mijn Engeland". Dit oerinstinct is in
hem blijven voortleven. Het bepaalde zijn
levensbeschouwing, het leeft in zijn land
schappen, dieren en mensen.
Daarom doet het weinig ter zake, of men
veel of weinig weet van Lawrence's levens
loop, al kan men de sporen ervan terug
vinden in zijn werk. Hij was een mijnwei'-
kerszoon, had een trieste jeugd die herri
des te inniger aan zijn moeder bond, hij.
werd onderwijzer, studeerde universitair,
nam daarna zijn oude beroep weer op, tot
hij zich geheel aan zijn schrijverschap ging
wijden. Maar welbeschouwd is dit alles bij
komstig. Hoe dan ook zou Lawrence
Heringa Wuthrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
Coördinatie van filmjournaals
Besprekingen tussen landen
van het Brussels Pact
Op het ogenblik worden op het ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
belangrijke besprekingen gevoerd door ver-
tegenwoordigèrs van de vijf door het Pact
van Brussel verbonden landen. Deze be
sprekingen gaan uit van de Culturele Com
missie van de bij dit pact aangesloten lan
den en betreffen de coördinatie van film
journaals.
De eerste dag werd een voorstel aange
nomen om bij de secretaris-generaal van
de Permanente Commissie van het Pact
van Brussel een verzoek in te dienen er
bij de divei'se, bij dit pact aangesloten re
geringen op aan te dringen om de douane
rechten op de filmjournaals opgeheven te
krijgen. Bovendien zullen de vijf vertegen-
woordigdê delegaties hierover met haar
eigen regeringen contact opnemen.
Verder kwam ter tafel het voorstel tot
oprichting van een internationale organi
satie van filmjournaalproducenten en van
redacteuren dezer journaals. Voorts gaven
de gedelegeerden een uiteenzetting over wat
in hun land op het gebied van de productie
dat in Nederland de langste filmjournaals
worden vervaardigd.
Lawrence zijn geweest. Dat hij in een
drang naar het verre en onbekende veel
reisde, is van minder belang dan dat hij
zich een vreemde voelde in deze tijd van
industrialisme en heerschappij van het ver
standelijke. Hij was wars van alle „intel
lectualisme". Hij kon niet anders dan trach
ten, te naderen tot de uiterste grens van het
bewuste leven, om door te dringen tot de
oorsprong van onverdorvenheid, tot de
„natuurlijkheid". Hij deed %dat met een
openhartigheid, die hem soms' door een op
sensatie belust publiek kwalijk is genomen.
Ik doel op zijn roman „Lady Chatterly's
Lover", die men, uit verkeerd begrip, vul
gair genoemd heeft. Kunst is nooit vulgair
en wat vulgair is, is geen kunst.
Men weet dat de Engelsen geen vrienden
zijn van grote woorden. Indien dan een
groot schrijver als Aldous Huxley getuigt,
dat hij over Lawrence niet anders kan
schrijven dan als over een groot kun
stenaar, is dat een vermaning voor hen, die
hem misverstonden, om hun oordeel over
Lawrence, gegrondvest meestal op de eerste
(sindsdien tweemaal gewijzigde) druk van
„Lady Chatterly's Lover" (een naar mijn
mening trouwens mislukte roman) te her
zien. Wie Lawrence wil leren kennen in
zijn volle kracht en de tovermacht wil on-
dergaan_ van zijn bijna mystiek proza leze
deze tien verhalen.
Natuurlijk heeft men het „geheim" van
Lawrence's kunst op het spoor trachten te
komen met leerstellingen van Freud, die in
de handen van leken nog nooit anders dan
kwaad hebben gedaan en waarvan men de
litteratuur graag verlost zou zien. Men late
deze „onthullingen" voor wat ze zijn: dik
doenerig dilettantengepraat. Zelfs doet men
beter, elke vergelijking met andere auteurs
te vermijden en deze prachtige verhalen
(die ik niet graag in ieders handen zou
geven) te beschouwen als het uniek werk
van een auteur, die niet anders wilde en
kon zijn, dan hij was: Lawrence, een van
Engelands groten.
Wat maar zelden gebeurt: ik moet de be
werker. H. J. Scheepmaker, gelukwensen
met zijn onberispelijke en kunstzinnige
vertaling. Wie meer wil welen omtrent
Lawrence dan Scheepmaker in zijn Inlei
ding samenvatte, leze eens Huxley's studie
over hem in de essay-bundel „The Olive
Tree", het kernachtigste wat er in een pun
tig Engels over Lawrence is geschreven.
Maar ook deze tien verhalen zijn al meer
dan voldoende, om Lawrence te doen ken
nen en de mens Lawrence te doen hoog
schatten, die door zovelen in zijn veel
omstreden roman „Lady Chatterly's Lo
ver"misverstaan is.
C. J. E. DINAUX.
Proef met Fries als voertaal
op school van Rottevalle
Op het Friese onderwijscongres, dat het
vorige jaar te Leeuwarden werd gehouden,
kwam zeer duidelijk naar voren, dat men
het verantwoord acht om in de eerste klas
sen van de lagere scholen alle onderwijs in
het Fries te geven. Omdat dif een totale
omschakeling van het onderwijs vraagt,
werd de wenselijkheid uitgesproken om
spoedig op enkele scholen hiermee een
proef te nemen.
In het dorpje Rottevalle is het nu zo ver.
De openbare lagere school aldaar heeft
toestemming gekregen om in het vervolg
in de eerste klasse hét Fries als voer- en
leertaal te gebruiken.
Groeten hoofdschotel van
Strijdkrachtenprogramma
Aan de leiding van het radioprogramma
voor de Nederlandse strijdkrachten in In
donesië is gebleken, dat de verjaars- en
persoonlijke groeten buitengewoon popu
lair zijn. Daarom is besloten deze groeten
in de dagelijkse uitzending tot de hoofd
schotel van het programma te maken.
Daarom heen zullen de uitzendingen wor
den gegroepeerd, die burgerrecht hebben
verworven.
Groeten zullen voortaan uitsluitend van
vooraf gemaakte gi'amofoonplaten worden
uitgezonden. Bedrijven, thuisfronten, de
Band Nederland-Indonesië, vakvereni
gingen, bedrijven, scholen, sportclubs en
verenigingen zullen nauwer bij de uitzen
dingen worden betrokken. Speciale zorg
zal voorts worden besteed aan de samen
werking met de regionale omroepen en
aan andere streekuitzendingen.
De Engelse. B.B.C. is druk bezig met opnamen voor de televisie-uitzendingen, waar
voor in Engeland grote belangstelling bestaat. De bedrijvigheid op de Theems in
Londen is natuurlijk een dankbaar onderwerp voor een actuele reportage.
Foto: De televisiecamera speurt de Theems af.
Humanistisch Verbond bezorgd
over verwi|derde Van Dongens
Het bestuur van de gemeenschap Rot
terdam van het Humanistisch Verbond
heeft aan het College van B. en W. te Rot
terdam een brief doen toekomen, waarin
het zegt met bezorgdheid kennis genomen
te hebben van het feit, dat een aantal
werken uit de Van Dongen-tentoonstelling
is verwijderd, op grond van buiten-artis
tieke motieven. Geen bezwaren van des
kundige zijde, doch enkele reacties uit de
burgerij moeten het gemeentebestuur
hebben gebracht tot deze betreurenswaai-
dige maatregel, aldus het bestuur, dat ver
volgt: Dit ingrijpen van overheidswege
schept een gevaarlijk precedent met be
trekking tot de waarborg van die geeste
lijke vrijheid, die voor het scheppen van
cultuur de eerste voorwaarde is.
De maatregel zal bovendien in de na
tionale en internationale culturele wereld
grote afbreuk doen aan het prestige van
de stad Rotterdam, die zich op cultureel
terrein slechts moeizaam haar plaats kan
en moet veroveren: het geldt hier het
levenswerk van een kunstenaar van
wereldreputatie.
Het plaatselijk bestuur van het Huma
nistisch Verbond meent daarom zijn ern
stige bezorgdheid kenbaar te moeten
maken.
Benoeming. Met ingang van 1 Septem
ber is de eerste dirigent van het Residentie
orkest, Willem van Otterloo. benoemd tot
directeur van de Haagse afdeling van
„Toonkunst" als opvolger van mr. Johannes
den Hertog,
De 9 Muzen
Litteratuiirprijzen. Behalve de Constan-
tijn Huygensprijs, die dit jaar is toegekend
aan de dichter J. C. Bloem, stelt de Jan Cam-
pertstichting in 1949 twee prijzen beschik
baar.
Een prijs van fl-500 voor een roman van
een Nederlands schrijver, verschenen niet
later dan 31 December 1948. Het bestuur
heeft besloten aan de zo mogelijk jaarlijks
toe te kennen romanprijs van de Jan Cam-
pertstiehting de naam ..Vijverbergprijs" te
verbinden. Voorts de Jan Campertprijs. groot
f 500. voor een gedicht of gedichtenbundel, of
In ons vorig artikel hebben wij de lezers
beloofd dieper in te gaan op de positie van
de vrouw in het Oosten. In de Westerse
wereld overheerst de opvatting a\s zou de
positie van de Oosterse vrouw verre van
benijdenswaardig zijn. Nu berust deze op
vatting op een serie misverstanden waar
van het meest verwonderlijke de hardnek
kigheid is waarmee zij voortwoekeren zon-
een essay of bundel essays op letterkundige der dat Westerse schrijvers ook maar enige
gebied van een Nederlands schrijver, die
niet ouder is dan 30 jaar.
Voor de Vijverbergprijs worden geen in
zendingen ingewacht. Auteurs, die naar de
Jan Campertprijs willen mededingen, moe
ten hun werken voor 1 Augustus 1949 doen
toekomen aan het secretariaat der Jan Cam-
pertstichting, Lijnbaan 32, Den Haag.
De jury voor de beide prijzen bestaat uit
de heren mr. F. Bordewijk, dr. J. Hulsker
en mr. M. Nijhoff. Haar uitspraak zal uiter
lijk 1 November'1949 worden bekend ge
maakt.
Operaprijsvraag-. De besturen van de
Johan Wagenaarstichting en de Jan Campert-
stichting te 'sGravenhage hebben besloten
gezamenlijk het componeren van een Ne
derlandse opera te stimuleren.
Om de mogelijkheden van uitvoering te
vergroten stellen zij zich voor, dat deze opera
een eenvoudige enscènering en een kleine
bezetting heeft, zowel wat de solisten, het
koor als het orkest betreft.
Voorstellen hiertoe, hetzij van een libret
tist, hetzij van een componist op grond van
een bestaand libretto, hetzij van een compo
nist in samenwerking met een librettist,
worden voor 1 December 1949 ingewacht bij
het gezamenlijk secretariaat, Lijnbaan 32,
Den Haag.
Indien de stichtingen op grond hiervan
besluiten tot het geven van een opdracht zal
de uitvoering van de opdracht worden be
loond met een bedrag van f2500. Voor de
muziek, en van f500 voor het schrijven van
het libretto.
Moderne strijkinstrumenten. In het
kader van de internationale rrtanifestaties
van hedendaagse vioolbouw zal van 19 Juni
tot 17 Juli in het Haagse Gemeentemuseum
een tentoonstelling van moderne strijkinstru
menten worden gehouden.
Friese novelle gevraagd. Het succes van
de Friese boekenweek 1948 is voor de stich
ting „It Fryske boek" aanleiding geweest
een prijsvraag onder de Friese auteurs te
houden tot het schrijven van een novelle. De
bekroonde novelle zal worden uitgegeven en
het boekje kan dan dienst doen als geschenk
in de eerstvolgende Friese boekenweek.
Hoofdpijn - Kiespijn
SA MSP
Pijnverdrijver bij uit
Zenuwpijn
a R i N
nemendheid
Buisje 40-75 ct.
moeite doen om op dit punt hun lezers
beter voor te lichten.
In ons vorige artikel hebben wij reeds
gepoogd het schrikbeeld als zou iedere
Oosterse vrouw na haar huwelijk levens
lang de gevangene van een harem zijn, uit
de wereld te helpen. In een land als Egypte
zal men tevergeefs naar een harem zoeken.
Als men de woëstijnen van het Oosten zou
ziften, zou men er ongetwijfeld nog wel
een vinden, maar dat zou dan een zeldzaam
heid zijn. De harem, waarin de vele- vrou
wen die aan één man behoren opgesloten
leven, is reeds lang afgesleten tot de on
schuldige vrouwenafdeling in het huis,
waar de ene wettige vrouw van de Oosterse
man bij voorkeur verkeert. Gebruikt men
het tegenwooi'dige Oosten het woord
sen van de situatie. Laten wij beginnen
met een boerendorp. Wij stappen een dorp
binnen in het zuiden van Egypte en aan
gezien wij hier geheel onbekend zijn, vra
gen wij een knaap naar het huis van de
..Omdeh", de Oosterse burgemeester
Blootsvoets leidt hij ons door de wirwar
van lemen huizen naar een fraai en wit
gekalkt huis en even later treedt ons glim
lachend een man tegemoet in een lang zij
den gewaad en met de hoofddoek om het
hoofd. Buigend brengt hij zijn hand aan
zijn hoofd en zijn hart en bezweert ons
bij de profeet zijn gast te zijn. Hetgeen wij
gaarne aannemen, zonder te weten wat
ons te wachten staat. Want na een stort
vloed van glazen thee en kleine kopjes
Turkse koffie verschijnt daar ineens een
maal op de tafel zoals wij het ons in onze
hinderlijkste luilekkerland-fantasieën niet
gedroomd hebben. Een schaap of een kal
koen, kippen, duiven, koeken, er komt
geen einde aan de stroom gerechten. Het
is een maaltijd gelijk Abraham er een aan
zijn drie vreemdelingen de engelen
voox-zeite. Heeft u dat menu wel eens be
keken? Er komt een kalf in voor en 37 li
ter meel aan gebak! Bij zulk een overvloe-
hax-em dan duidt men daarmee dat gedeelte I dig maal gaan onze gedachten vanzelf naai
de onzichtbare handen die dit zo wonder
lijk snel bereid hebben. Wij zullen die han
den nooit dankbaar kunnen drukken en,
zelfs de draagster ervan nimmer te zien
krijgen. Want het is ondenkbaar dat wij
de vrouw van de „Omdeh" of een zijner
oudere dochtei'S in zijn huis van aangezicht
tot aangezicht zouden ontmoeten.
van het huis aan waar de vrouw meesteres
is. Menige vrouw in het Westen zou ver
moedelijk gaarne zo'n harem bezitten, om
er zich terug te trekken op eigen gebied.
Onze 18e eeuwse joffers waren maar wat
blij met hun kabinet.
Mannenmaatschappij
Maar laten wij deze vrouwenafdeling
in het Oosten ook niet idealiseren. De voor
delen ervan gaan gepaard met sterke be
perkingen. De Oosterse maatschappij is
sinds duizende jaren een mannenmaat
schappij. De lezer van het Oude en het
Nieuwe Testament zal die ontdekking
sinds lang gedaan hebben. De rol van de
vrouw in de Schriften is, een enkele uit
zondering daargelaten, een volkomen
dienstbare. Alle maatschappelijke beslis
singen worden door mannen genomen en
uitgevoerd. Dat is altijd zo geweest en het
is nog zo. De man beheerst de straat, het
plein, de vei-gaderzaal en het departement.
Het domein van de vrouw daarentegen is
niet groter dan het vi-ouwenvertrek. Zij
moet zich daar zelfs terugtrekken als haar
man bezoek van mannen krijgt. Een heel
klein domein zal men zeggen. En toch, in
werkelijkheid is het een bastion van waar
uit de vrouw meer gebied bestrijkt en in
haar macht heeft dan men denken zou.
Een Bijbelse maaltijd
Maar laten wij de lezer zelf'een blik
slaan in enkele Oosterse huisgezinnen, op
dat hij zich met eigen ogen kan vergewis-
Hoewel het gemeentelijk schilderijen-
bezit verre van volledig is ten aanzien van
de diverse aspecten der 17e-eeuwse portret
kunst, kan het Frans Halsmuseum tóch
worden beschouwd als een apotheose van
het portret-genre uit de gouden eeuw.
Uiteraard is deze apotheose sterk afgestemd
op Haarlem, maar de roem van onze por
tretkunst is zonder de artistieke activiteit
van deze stad, onder aanvoering van Hals,
ondenkbaar. Als permanent verblijf voor
de „mysterieuze" lezende man, die, krach
tens relatie met Casteleyn, oorspronkelijk
uit Haarlem afkomstig moet zijn, is het
Frans Halsmuseum dan ook de aangewezen
plaats.
Terecht is over deze genre-achtige beel
tenis opgemerkt, dat het een opvallend
schilderij is, dat in onze portretkunst een
eigen plaats inneemt. Afkomstig uit een
oude Engelse verzameling, belandde het
doek in de Hollandse kunsthandel. Be
paalde elementen in de techniek, alsmede
de vermeende vage aanduiding van signa-
tuurresten op de boekband, gaven aanlei
ding tot toeschrijving aan Vermeer van
Delft. Deze toeschrijving bleek echter
dubieus, niet slechts op stijl-critische gron- Portret van een lezende man. Toegeschre-
den dodi bovendien door het feit, dat na aan Jan Castel (Haarlemse schml
publicatie van het portret als Vermeer de
aandacht werd gevestigd op een tekening,
identiek met onsportret en ondertekend
Jail Casteleyn fee. Deze tekening vertoont
in de détails diverse afwijkingen, vooral ten
aanzien van de physionomie van de voor
gestelde, hetgeen schrijver dezes mede
gezien analoge gevallen in de kunsthistorie
de indruk geeft, dat zij door andere
hand, namelijk die van Casteleyn, werd ge
maakt naar het geschilderde portret; als
copie dus door een niet onverdienstelijk
onder ook de huidige eigenaar van de teke-
omstreeks 1660). Doek 87.5 bij 66 cm. Een
aanwinst uit Duits kunstbezit.
IN DE ZOMERMAANDEN worden op
Woensdagavond rondleidingen in het
Frans Halsmuseum gehouden om 7.30
en 7.45 uur.
ning, menen, dat deze ontstond als voor-
tekenaar. Anderen daarentegen, waar
studie, hetgeen impliceert, dat Casteleyn
inderdaad ook de portrettist kan zijn ge
weest en in welk geval het „fee." dus zou
moeten worden, opgevat als „Invenit" (Cas
teleyn „heeft" deze beeltenis „ontwerpen").
Van deze Casteleyn is niets békend, dat ons
hieromtrent enig houvast of zekerheid kan
verschaffen. In het licht van onze opvatting
omtrent de prioriteit van tekening en ge
schilderd portret, zou de mogelijkheid blij
ven bestaan, dat dit laatste tóch van Ver
meer was. De koele belichting, die veeleer
Amsterdamse (Karei Dujai'din?) dah
Delftse invloed ven-aadt. alsook de ganse
mise-en-scène, die een volkomen contrast
vormt met het compositie-schema van Ver
meer, maken de aanvankelijk gemaakte
toeschrijving echter onaanvaardbaar.
Summa summarum staan wij dus voor
een merkwaardig portret, dat ons reeds
eerder hel praedicaat „mysterieus" ontlok
te. De sterk gecontoui-eerde habitus van de
geportretteerde staat tegen de landschap
achtergrond op een wijze, die voor de 17e
eeuw zeer uitzonderlijk is. De schildering
heeft wel geleden, doch we onderkennen,
vooral in de linten van hoed, mouw en
boek, nog een gevoelige hand. De behande
ling van de boomstammen doet haast im
pressionistisch aan. De verbondenheid tus
sen figuur en omgeving is niet overtuigend,
hetgeen de compositie een heterogeen
kaï-akter geeft. Hoe het ook zij, met deze
aanwinst is een boeiend portret toegevoegd
aan de verzameling, een portret, dat op de
kunsthistorici een speciale aantrekkings
kracht zal blijven uitoefenen zolang de
voorgestelde het geheim van £ijn afkomst
nog niet heeft prijsgegeven.
H, P, BAARD
Het domein van de vrouw
Al burgemeester's mannelijke bloedver
wanten en zijn zoons hebben wij reeds de
hand gedrukt, zijn kinderen hebben wij
over de zwarte lokken gestreken, maar zijn
vrouw en oudere dochters zyn, zolang er
mannelijk bezoek aan huis is, naar de vrou
wenafdeling verbannen. Ik kan er u dus
niet brengen, lezer, en moet als bondgenote
mijn eigen vrouw in de arm nemen, die
mee aan tafel zit. Voor haar zijn de
vrouwenvertrekken altijd open en zij is
een gast waarnaar nu al een uur lang vu
rig wordt uitgezien. Nauwelijks is zij de
vrouwenafdeling binnengetréden of zij is
omringd door de bewoonsters, zij wordt
getracteerd op bonbons en thee, zij be
hoeft maar bewonderend naar een fraaie
hoofddoek te kijken of het ding wordt haar.
vergezeld van vele zegenwensen, ten ge
schenke gegeven. Drieduizend jaar geleden
zag het er in een Oud-Testamentïsch vrou
wenvertrek precies zo uit. Er heerst een
vriendelijke atmosfeer als in de vrouwen
vertrekken uit de romans van Walter Scott.
De moderne lezeres zal wellicht een verzet
in zich voelen groeien tegen dit isolement.
Maar Sara en Rebecca, de schone Aleida
en de blonde Mathilde uit vroegere tijden
voelden dit niet. Het was nu eenmaal zo
en het was altijd zo geweest. De schrijver
van het Boek der Spreuken had tenslotte
precies zulk een vrouw op het oog toen hij
sprak: „Eene kloeke huisvrouw is eene
kroon des heeren". Wanneer men de Oos
terse samenleving in haar historische
structuur aanvaardt, dan is het niet moei
lijk ook de voordelen van de stand van
zaken te erkennen. Een Oosterse vrouw
beeft binnen de muren vair haar huis een
buitengewoon grote invloed en macht en
haar huweliik is meestal even onverbreke
lijk en hecht als de muren van haar vrou-
wenvertrek. En wie zal de grote waarde
daarvan miskennen?
Een verzegelde fontein
Maar laten wij van décor verwisselen
en dit keer ons zelf uitnodigen in een ander
milieu, dat van de moderne Egyptenaar,
die een Westerling ontvangt. Hier zit de
vrouw wél mee aan de maaltijd en neemt
deel aan het gesprek. Wij zullen dit keer
noch de maaltijd noch de gesprekkën be
schrijven en alleen in het kort onze er
varingen meedelen, die wij opdeden bij
vele van zulke bezoeken. De ervaring n.l.
dat de Oosterling een zeer grote liefde voor
zijn vrouw koestert. Hij laat het aan bijna
niets merken en toch merkt men het aan
bijna alles. Hoe gemakkelijk een Oosterling
ook in het algemeen zijn gevoel laat blijken,
inzake de liefde is hij strikt gereserveerd
Het is een zware belediging een Oosterse
echtgenoot naar de gezondheid of welstand I
van zijn vrouw te vragen. Dit punt map men
in het gesprek absoluut niet aanrake" F - j
Oosterling zal ook u op geen enkele wijze
mededelen dat zijn vrouw hem dierbaar is 1
Maar zijt gij bij hem te gast en zit zr mee I
aan tafel.dan is hij tegen haar even res-
pectueus en hoffelijk als tegen zijn gast.
ja, nog meer. Hij behandelt haar als een J
vorstin, verleent haar het woord en zwijgt.
is kennelijk trots op wat zij zegt. Kortom
als een Oosterling zijn vrouw toont, dan
pronkt hij in stilte met haar als een klein
ood. De idee ate zou de vrouw in het Oos
ten niet tellen is een absurde misvatting.
Prijzen „Kunstenaarsverzet"
In het Stedelijk museum te Amsterdam
werden de jury's geïnstalleerd, die voor de
eerste keer de kunstenaars zullen aanwij
zen. die in aanmei'king komen voor een
duizend-gulden-prijs van de Stichting
„Kunstenaarsverzet 19421945".
De prijzen behoeven niet voor een be
paald werk te worden verleend, doch moe
ten speciaal de persoonlijkheid in het licht
stellen van kunstenaars, die in hun uitingen
tonen dat zij zich richten naar zuivere
maatstaven, waardoor zij zowel de kunst
bevorderen als een juiste verhouding tus
sen kunstenaars en samenleving.
De jury voor de literatuurprijs (toe te
kennen aan een romanschrijver) bestaat
uit: mevrouw Henriëtte van Eyk, mevrouw
A. RomeinVerschoor en de lieren H. M.
van Randwijk, B. Stroman en Theun de
Vi-ies.
De jury voor de beeldende kunstprijs (toe
te kennen aan een beoefenaar der wand-1
schilderkunst) bestaat uit de heren: W. J.
H. B. Sandberg, M. Andriessen, L. P. J.
Braat, A. M. Hammacher, G. Rietveld en
Charles Roelofs.
Kerkconcert Koninklijk
Mannenkoor „Caecilia"
Het Koninklijk Mannenkoor „Caecilia"
organiseerde een volksconcert in de Grote
Kerk, ten bate van het Hobo-d'amore-
foiids van de H.O.V. De belangstelling was
echter niet bijster groot, zodat het goede
doel er niet erg mee zal gebaat zijn. Het
was tenslotte toch een sympathiek gebaar.
„Caecilia" deed deze avond zijn reputatie
als goed bezet en soepel reagerend mannen
koor gestand. Toch vallen de grote dyna
mische contrasten, die directeur Hooger-
werf afdwingt, in de kerk tamelijk uit de
toon. In een echt liedertafelstuk, als
„Vexilla Regis" van Mathieu Neumann,
kan men dit desnoods aanvaarden, daarin
behoort het zowat tot de stijl; maar bij
Schubert en vooral bij Michaël Haydn en
Palestrina is het meer dan overbodig, ja
werkt het storend en dit zekerfcin deze
weidse ruimte, die de ontwikkeling van
het geluid sterk beïnvloedt. Wat klank en
nuancering betreft voelde men zich vol
komen veilig, in stukjes als „Vale Caris-
sima" en „Grabgesang", en in „Vexilla
Regis" kon het koor terdege uitpakken en
ziin kracht tonen.
De meesterhoboi'st Jaap Stotijn gaf een
boeiende vertolking van een sonate van de
Vlaamse componist J. B. Loeillet, die vóór
Handel in Londen fortuin maakte met zijn
werken voor kamermuziek en zijn con
certen.
Steeds brengen de gracieuse melodische
vondsten van deze componist verrassingen,
wat ook nu niet uitbleef bij de stijlvolle
verklanking door Stotijn. Bovendien liet
deze ook het zogenaamde Concei-to horen,
dat John Babirolli samenstelde uit vocale
en instrumentale gegevens van Pex-golesi.
Het is een effectvol, doch vrijwel over
bodig stuk, dat zijn pot-pourri-karakter
kwalijk verbergt. Maar Stotijn weet, als het
er op aankomt, alles apetijtelijk te maken.
Hij had een vaardige begeleider aan de
organist Dolf Hendrikse. Als solist gaf deze
een zeer goede vertolking van de „Chro
matische fantasie" van Sweelinck, Zeer
bezonken en effectvol klonk ook „Prelu
dium" in d van Reger. De „Fuga" in D
van deze componist kwam minder gunstig
tot haar recht. Tot besluit bracht Hendrikse
nog de feestelijke „Toccata" van Hendi-ik
Andriessen ten gehore.
JOS. DE KLERK.
Nederland krijgt voor 1949
35.000 ton rijst toegewezen
Rijst is thans het enige voedingsmiddel,
dat nog aan een internationale verdeling
is gebonden. Een en ander blijft het gevolg
van de ongunstige rijstsituatïe in de we
reld. die de exportmogelijkheden van dit
product sterk beperkt.
Voor het eerste halfjaar van 1949 was
aan Nedei'land reeds een hoeveelheid rijst
toegewezen van 18.000 ton. Thans is de
Nederlandse toewijzing voor geheel 1949
vastgesteld op 35.000 ton.
Deze hoeveelheid betekent echter slechts
een klein deel van het kwantum, dat ons
land gemiddeld per jaar voor de oorlog
importeerde Toen bedroeg de Nederlandse
rijstimport 170.000 ton, waarvan echter
ruim 100.000 ton weer werd uitgevoerd en
16.000 ton voor veevoederdoeleinden werd
gebruikt, zodat ruim 50.000 ton of onge
veer zes kilo per hoofd voor de bevolking
beschikbaar kwam. Thans is dit kwantum
ongeveer 3,5 kg per persoon.
Congres Ex-politieke gevangenen
Mr. B. W. Stomps werd op het dezer
dagen te Apeldoorn gehouden congres van
de Nederlandse Vereniging van Ex-poli
tieke Gevangenen uit de bezettingstijd als
algemeen voorzitter herkozen. Ook de re
dacteur van het orgaan „Aantreden", de
heer K. R. van Staal uit Heemstede, werd
herbenoemd.
Het congres besloot met algemene stem,-
men tot uittreding uit de communistisch
getinte internationale organisatie van oud-
politieke gevangenen, do FIAPP.
Gevolggevend aan de reeds eerder uit
de vergadering naar voren gebrachte wens,
stelde het hoofdbestuur een motie voor,
waarin met aandrang aan de regering
wordt verzocht, de missie voor het opspo
ringswerk haar arbeid te doen voortzetten
en de vereniging weer zendtijd toe te staan
voor haar radio-appèl-kwartier.
Onder applaus werd besloten deze motie
telegrafisch ter kennis te brengen van de
minister-nresident.
Het volgende congres wordt in de zomer
van 1950 te 's-Gravenhage gehouden.
De wisselvlag. die ieder jaar wordt uit
gereikt aan de afdeling welke in het af
gelopen verenigingsjaar zich de grootste
verdiensten i heeft verworven, werd aan
Amsterdam overgedragen.
Zij telt anders dan in het Westen. Zij telt
uitsluitend als echtgenote en moeder. Om"
haar verdere activiteiten is een muur op
gebouwd, die haar van al te grote deel
name aan het maatschappelijke levé* af
sluit. Zij is. om met de dichter van het
Hooplied snrekeo een bpsiofeo s»-on_
•vei «enr ./erzepeldr fonfein" maa>- het
s nvsschien iiite' dpnrnm ''af de soring aar
-^zer bronwel do liefde - zo zelden op
droogt. r
Nog een stap verder en wij zijn in de
centra der grote steden. Daar is sinds lang
de emancipatie begonnen die de Oosterse
vrouw de gelijke maatschappelijke rechten
wil verlenen als haar Westerse zuster. Op
het ogenblik is het, vrouwenkiesrecht aan
de orde. Maar daarover een volgende kei^-.
BERTHS AATJES.