JLitteraire Kanttekeningen naar vader en zoon DE Uit de schatten van het Frans Halsmuseum SCHOOLBOEKEN Zaterdag 20 Augustus 1949 A. ROLAND HOLST: „Verzamelde werken": Deel II van het Proza, Deel II der Gedichten. (C. A. J. van Dishoeck, Bus- sum; A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). IN HET TWEEDE PROZADEEL dei- Verzamelde Wei-ken heeft Roland Holst de bewerking van een in Zuid-Afrika gehouden lezing, ..De Twee Planeten", niet opgenomen. Blijkbaar is hij zich ervan be wust geweest, dat deze poging, tot bevat telijker herhaling van wat hij omtrent de zin van het menselijk wezen en de staat waarin „onze wereld" verkeert in zijn magistrale beschouwing „Van Erts tot Arend" had neergeschreven, ontoereikend was gebleven en ontoereikend blijven moest. Immers, wat men mag wel zeg gen visionnair door de dichter was opge tekend en in beelden spreekt, die men nau welijks meer zinnebeelden kan noemen, zal in de dagelijkse omgangstaal met haar af gesleten woordgebruik wel nooit kunnen worden uitgedrukt. Alleen het aan poëzie grenzend proza of het gedicht met zijn vele vertolkingsmogelijkheden (klankverhou ding, bedwongen rhythme, versvoet, rijm, enz.) zal de drager kunnen zijn van het uiterste, dat van de innerlijke ervaring nog in woorden mededeelbaar en voor mensen verstaanbaar is. Waar het werk mèt en van eeuwigheden spreekt, zoals dat in Hoists poëzie en proza het geval is, moet de com mentator, ook al is hij de dichter zelf, wel in gebreke blijven. Elk streven van anderen, om door „tekst en uitleg" Roland Hoists inderdaad moeilijk toegankelijke verzen te „verduidelijken", heeft dan ook niet veel meer opgeleverd dan een omschrijving van het zeer eigen ..toonstelsel", waarvan de dichter zich be dient. Zelfs waren de beste studies zoals van Duinkerkens „Ascese der Schoonheid" (1941), van Leeuwens .bijdrage tot het maandblad „Apollo", de zes (ieder op eigen wijze voortreffelijke) essays van Henriëtte Roland Holst, M. Vasalis, Jo de Wit, Nij- hoff, Engelman en van Vriesland (gebun deld onder de titel „Over den dichter A. Roland Holst" en uitgegeven door „De Bezige Bij", Amsterdam) meer een inlei ding tot Hoists werk dan een verklaring daarvan. Deze auteurs, die in 1948 de zes tigjarige met hun bijdrage hun hulde brachten, zijn stuk voor stuk van een te voornaam gehalte om méér te hebben wil len doen dan Roland Holst zelf deed, toen hij zijn geniale studie over de dichter Leo pold schreef: gevoelens en gedachten weer •te geven, die rezen bij de „geestelijke ont moeting" met het kunstwerk. Hieraan herinnerd zijnde, zal niemand het de schrijver van een dagbladkroniek, die zich moet richten tot een zo groot mogelijk getal van lezers, kwalijk nemen, als hij zich van elke poging tot „populari seren" onthoudt. Wanneer dan toch deze beide delen der Verzamelde Werken in de „Litteraire Kanttekeningen" ter sprake worden gebracht, gebeurt dit alleen in de hoop, in een ruimer kring gehoor gaande te maken voor het nu samengevatte werk van een dichter, die ik zonder voorbehoud de grootste noem onder de levenden, welke niet alleen de taal tot hun instrument ko zen, maar zichzelf ook als bespeelden voel den. Roland Holst, de grootste. Waarom zou men het aan het nageslacht overlaten, dit uit te spreken? Ook nu al kan men zeggen, dat er sinds een halve eeuw (en mogelijk sinds langer nog) geen ander dichter is te noemen, in wie poëtisch vermogen en zie nerschap nauwer verbonden zijn en elkan der machtiger bevleugelen, dan hij. Van de 'in het genoemde tijdsbestek gestorvenen staan Gorter en Leopold, onder de levenden van Eyck en Bloem hem het naast. Zij mogen hem vaak evenaren, hem soms over treffen, als geheel genomen gaat Hoists werk het hunne te boven, juist door een zo volmaakt samengaan van ziener- en dichterschap. In zijn vers zo goed als in zijn proza wordt woord na woord, als in be zwerende toverformules, de korst door broken, waarmee het zichzelf overschat tend intellect van vier eeuwen Europese ■beschaving de toegang heeft versperd'tot de oorsprongen van het leven. Het is waar dat de dichter, tot de openbaring daarvan, zich symbolen heeft gekozen, die als per soonlijke tekenen moeten worden be schouwd van de oer-levenskern, waartoe hij de weg heeft teruggevonden. Vervuld daarvan heeft hij het menselijk woord weer geladen met de elementaire kracht en de onthullende zin, die het eens bezield moe ten hebben, toen de mens zich in een verre voortijd oprichtte en stamelend klank gaf, in tekenen schrijvend beeld gaf, aan dat gene wat zijn eeuwige bron is. Men kan deze bron noemen zoals men wil. De be naming doet niets ter zake voor hem, die tijdens enkele uitverkoren, hoogste ogen blikken van zijn leven nog in oog heeft ge staan met wat Roland Holst „een stralen- dg" heette, „een stralende, die mij van overzee in het geheim kwam nemen van een helderen dood"; het is dit visioen, zoals het bij „Een Winterdageraad" aan deze dichter verscheen, dat de dood der sterfe- lijken overwon. Meer dan eens heb ik bij het lezen van Roland Holst moeten denken aan een ge schrift, dat mij in dezelfde mate en in de zelfde zin gewonnen heeft voor het „Rijk" van Holst: Franz Werfel's „Von der rein- sten Glückselïgkeit des Menschen" (Van 's mensen zuiverste gelukzaligheid"). Het verscheen twee jaar vóór de wereldcata- strophe, in 1938 dus. Werfel deelt daarin mee. welk een openbarende ontroering hem trof bij een bezoek aan het „Dal der Ko ningen", waar in eenzame en machtige rustplaatsen de Pharao's begraven liggen. Temidden van deze wereld der koninklijke doden staand, viel zijn blik op de muur schilderingen, die de tocht van de Zonne god door de onderwereld afbeelden. Demo nische krachten bestormen hier de Zonne god in het zielsgericht ovef goede en boze werken. Maar daarnaast viert het Leven, gevoed uit een eeuwige bron, zijn triomfen: hier dansen musicerende vrouwelijke ge stalten, hier dorsen mannen in rhythmisch bewegen het koren, trekken adellijke heren op de jacht en dit alles voltrekt zich in een mensengemeenschap, die zo hoog het leven eren kan. omdat ze met het doods beeld dér koningsgraven voor ogen de Dood overwonnen heeft. Dit mensengeslacht moet nog heugenis hebben gehad aan het oer oude, in een „gouden tijdperk" levende volk, dat niet ver van de goden woonde, zoals Plato meende. Wie bij genade een vermoeden daarvan ten deel valt. kent eens en voor al, getuigt Werfel. ..de zuiverste gelukzaligheid van de Zoals Werfel als in :er flits van herken waren voor de dichter het aanschouwelijke beeld van „helderheid en geluk in even- maat", dat Hellas aan het nageslacht naliet als teken „van wat kon zijn" in tegen stelling tot „wat geworden is". Naar een deelnemen aan deze verhelder de ménsenstaat heeft Roland Holst in al zijn werk, in hoop en wanhoop, gestreefd. Roland Hoists werk, schreef ik, is moei lijk toegankelijk. Maar het is allerminst „duister". Wie (en de Verzamelde Werken stellen daartoe in staat) hem volgt van de jaren uit, waarin zijn gedicht nog van gangbaarder en dus verstaanbaarder men selijke gevoelens sprak, en zich van dicht bundel tot dichtbundel, van beschouwing tot beschouwing laat opvoeren tot een taal, waarin een zich steeds verdiepend en ver- helderend dichterschap uitdrukking weet te geven aan het hoogste dat zich aan hem openbaarde omtrent de oorspronkelijke be ginselen van het menselijk leven, zal bolster en bolster zien afvallen, tot een kern over blijft een oer-kern, waarvan steeds anders, maar steeds wéér, de grootste aller eeuwen gedicht hebben en die aan hun werk de onsterfelijkheid verleende. C. J. E. DINAUX Vrolijkheid met een ernstige grondtoon 1949 wordt een herdenkingsjaar voor beiden Welkom thuis, Bourgondie" - De blokkade loopt'op haar einde, de bewoners van Pim- lico zullen weer deel uil-naken van het Britse Gemenebest. Professor Hatton (een mooie rol van Margaret Rutherford) houdt een wakend oog op de middeleeuwse vlag van het Franse hertogdom. E BUURT heeft geen geld voor lucht- I kastelen constateert het lid van een Londense wijkraad kruidenier Pemberton van Pimlico bitter, wanneer zijn voorstel tot aanleg van een speeltuin op de door de Duitse bombardementen ontstane vlakte door de andere raadsleden wordt afgeketst. Op datzelfde ogenblik echter worden de fundamenten gelegd voor het machtigste luchtkasteel, dat ooit althans op de film werkelijkheid werd: de jongens van de X buurt laten een brok puin jP'l rollen in de trechter, waar- I jL llXïl *n een blindganger op zijn v demontering wacht, wonder S boven wonder vallen er bij de ontploffing geen slachtoffers en de di verse ouders kunnen er dus mee volstaan hun kroost wegens hun onvoorzichtigheid te beknorren. Een dag later zal ieder ouder paar zijn zoon de bekentenis afpersen, dat hij het was die de steen in de bomkrater liet wentelen, want de explosie is, in stede van fataal uitzonderlijk zegenrijk geble ken: onder de grond werd een geheime bergplaats met een indrukwekkend aantal kostbaarheden gevonden. De rechtbank zal dienen uit te maken wie al die schatten toebehoren en een vrouwe lijke getuige-deskundige, professor Hatton, komt met de opzienbarende verklaring, dat volgens een middeleeuws en nimmer in getrokken charter de buurt Pimlico eigen lijk Bourgondisch gebied is. Intelligente dwaasheid Van dat ogenblik af munt het jongste product van de Ealingstudio's, „Luchtbrug naar Pimlico", waarvan we de aanhef van het door T. E. B. Clarke geschreven draai boek hierboven weergaven, uit door een in telligente dwaasheid, die alleen ontstaan kon door de consequentie, waarmee het ge geven werd uitgewerkt. De bewoners van Pimlico maken aan vankelijk een grapje met de nieuwe situatie. Zij hebben maling aan het slui tingsuur van het buurtcafé en honen de brigadier die orde en rust komt herstellen onder een sneeuwjacht-achtige confetti van de snippers van hun Engelse persoons bewijzen weg. Maar deze goedmoedige re bellie vertolkte in Whitehall de volgende dag al even veel bezorgdheid als de intocht van het leger zwarte handelaren, dat van de „onafhankelijkheid" van Pimlico ge bruik wil maken om zijn negotie in volle openbaarheid te drijven. Als die van Pim lico politie-assistentie vragen om deze jongens van de vlakte te verwijderen, krij gen zij laconiek nul op hun request: dat is een „binnenlandse" aangelegenheid van Bourgondië. De Engelse regering neemt overigens wel een maatregel die hetzelfde effect heeft: het stelt een scherpe douane controle in aan de grenzen van de jonge staat, die inmiddels reeds zijn hertog, af stammeling in rechte lijn van Karei de Stoute, uitbundig heeft verwelkomd. De kersverse Bourgondiërs beantwoor den die daad met een van gelijke strekking; ze voeren a bout portant een onderzoek naar persoonsbewijzen en bagage uit in het station van de „Aube", dat niet nalaat de tegenstellingen te verscherpen. De Engelse regering gaat het opstandige gebied blok keren de deugd van de nationale zelf spot is in „Luchtbrug naar Pimlico" over vloedig present doch de afgeschei denen kunnen zich in de publieke populari teit verheugen (allicht, want wie zou er on gevoelig kunnen zijn voor de kreet ..Zijn we Engelsen of zijn we geen Engelsen? Dan hebben we ook het recht om Bourgon diërs te willen zijn!") en de voedselpaket- ten worden hen van alle kanten over het „ijzeren gordijn" een door gemoedelijke Bobbies bewaakte prikkeldraadversper- Heren, we zijn weer thuis, we zijn weer in Engeland", zegt premier Pemberton van Pimlico verheugde, waarop prompt een fikse regenbui een eind aan het festijn en aan de film maakt. Ere wie ere toekomt: productieleider Michael Balcon bevestigde zijn goede repu tatie sinds hij in de Exaling-studio's met Powell en Pressburger en met Cavalcanti samenwerkte en de naam Henry Cornelius zullen we aan het lijstje verdienstelijke En gelse regisseurs toevoegen. Hij heeft het oorspronkelijke gegeven ten volle uitgebuit en. zijn film de vaart en de pit gegeven die bij dit genre past. Dat hij daarbij veel heeft geleerd van de „Archers" en ook van René Clair, strekt hem niet tot oneer. Men doet de makers zeker tekort, indien men in „Luchtbrug naar Pimlico" alleen een geestige film ziet, overigens al compli ment genoeg, het gehalte der meeste zoge naamde vrolijke films in aanmerking geno men. In het scenario van Clarke wordt evenwel gespeeld met die tegenstelling tus sen het eindige en het oneindige in het leven, die de basis vormt van de humor. De sympathie die wij gevoelen voor de bewo ners van Pimlico spruit voort uit onze heimwee naar het absolute individuele zelf beschikkingsrecht. dat meer in de knel komt, naarmate de ons omringende maat schappij gecompliceerder wordt. Daartegenover blijken dan weer genoeg bindingen met de belendende wereld te be staan om de kleine gemeenschap blijmoedig te verruilen voor de grotere. In zoverre kan men met een beetje fantasie en durf nog een brug slaan tus sen Pimlico en Straatsburg. J. H. B. Eerst een spel met getallen om de af standen in tijd tussen vader en zoon aan te geven: De zoon, in 1825 geboren, was twintig jaar jonger dan de vader en stierf vijftig jaar na deze, in 1899. Zo wordt 1949 een herdenkingsjaar voor beiden: de vader ging honderd jaar, de zoon vijftig jaar ge leden heen. En nu een paar dingen, die ze gemeen hebben en die deze buitengewone vader en deze nog meer buitengewone zoon als boom en vrucht doen kennen: beiden zijn niet alleen van geboorte Wener, maar ook naar het bloed en de geest; de verrukking van de dans, die door hen tot verrukking van de wals wordt, vloeit als elementair kun stenaarschap van de vader in de zoon over. En deze laatste lijkt ook uiterlijk op de vader: donker de zware snor, het krullende haar, de dichte wenkbrauwen, de vurige ogen: de slanke buigzame gestalte, die de rode rok van de „Hofballmusikdirektor" zo kostelijk staat, het koene zwaaien van de viool, het dansende voeren van de strijk stok en de dirigeerstaf. Ook dat was het, wat Wenen, de keizerstad, deed jubelen, wanneer bekend werd: „Heut' spielt der J Strauss". Begenadigde scheppers en onver moeide werkers beiden. Strauss, de stichter van de Walzerdynas- tie, groeide op als zoon van de waard in de kroeg „Zum guten Hirten". Straatmuzikan- I ten en in herbergen spelende violisten zijn de wekkers en voorbeelden. De veertien jarige fiedelt in de muziekkapel van de drinklustige Pamer, om dan de vierde in het „orkest" van die Josef Lanner te wor den, die als de grootvader van de „Wiener Walzer" beschouwd kan worden; van die zachte, blonde Lanner, met wie de drie jaar jongere Strauss tenslotte zo hevig in botsing kwam, dat later ieder nog slechts apart speelde en dat Straussianer en Lan- nerianer elkaar jn de haren vlogen, totdat pas dood en gedenkteken beiden weer naast elkaar plaatsten. Op negentienjarige leeftijd heeft de vader, de beroemde feest en balarrangeur van Wenen, zijn eigen kapel; met twee-en-lwintig barst het grote succes los; met vijf-en-twintig is zijn or kest tot 200 man gegroeid. Zijn eerste con certreis naar Duitsland was een verovering; zijn tweede, in 1837, naar Amsterdam, Brus sel. Frankrijk en Engeland een triomftocht. Klaagde Lortzing al, was Chopin er in 1830 al woedend over, dat hij door Strauss en Lanner op de achtergrond raakte, Richard Wagner vond in 1832 de lucht in' Wenen „geschwangert von Strauss"; en Liszt zat buiten in een café in de voorstad overgelukkig naar Strauss te luisteren. En in Parijs werpt Auber de vioolspelende Strauss viooltjes toe, daar spreekt Berlioz van een „muzikale gebeurtenis", Faganini huldigt hem, de „burgerkoning" betoont zich even charmant als Engeland, dat de Wener bij de kroning van koningin Vic toria viert. Zo kende vader Strauss „servitude et grandeur" van dit beroep en bestemde zijn zoon Johann tot koopman; hij verbood eens en voor altijd de vijftienjarige, die niet alleen zijn vader nabootste, maar ook het ontembare kunstenaarsbloed voelde, viool te spelen, en nam hem tenslotte het instru ment af. Wat hielp het? Terwijl de leraar REPRODUCTIES naar oude foto's neum/ LANGE VSERSTB.n-15-HAARtEH commerciële wijsheid tapt, zoemt Strauss Jr. walsen, terwijl de oude Drechsler hem met het gewijde contrapunt verveelt, be- 1 toveren hem de weke melodieën, en eens j gaan zelfs zijn vingers op hol en verandert I het koraal op het orgel tot schrik van de vrome toehoorders in een wals. De vader overtroffen Als hij negentien jaar is, geeft de zoon. precies als de vader, zijn eerste concert i met zijn eigen orkest en zijn eerste wals, t „Die Gunstwerben", wordt toegejuicht als nog geen wals tevoren. De vader zit onder de toehoorders, de zoon bewijst hem eer en dirigeert diens Lorelei - Rheinklange". Een krant zegt het de volgende morgen met niets ontziende openhartigheid: „Gute Nacht, Lanner. guten Abend. Strauss Vater, guten Morgen. Strauss Sohn". De kloof bleef: de vader heeft de zoon zijn successen, die de zijne deden vergeten, nooit vergeven. Het „Sturmjahr" 1848 vindt de beiden in verschillende kampen; terwijl Strauss Jr. revolutionaire marsen componeert, maakt Strauss Sr. zijn mees- j terstuk, de Radetzkymars. Reeds een jaar daarna sterft vader Strauss aan roodvonk. Het was een ellen- 4ig einde: de vrouw, met wie hij, van de zijnen meer en meer vervreemd, samen leefde, had hem van bijna, alles beroofd. De zoon Zo vond men hem „bijna naakt op een beddeplank". Maar voor de zoon, die de troon van de Walzerkönig al bestegen had, toen zijn vader nog leefde,lag nu de wereld wijd open, om er onbeperkt te heersen. Rusland en Amerika veroverd Strauss Jr, is vier-en-twintig jaar oud. De eerste violist van het orkest van zijn vader biedt hem de dirigeerstaf aan. En daarmee werk, w|tk aan de dirigentenlés- senaar en aan de schrijftafel, dirigeren, componeren, dag en nacht. Hij reist niet graag, deze Strauss. Toch verovert hij het Oosten en het Wes ten, Rusland en Amerika. Eerst Rusland. Daar speelt hij ook voor de Tsaar, groot vorst Alexander vraagt hem een avond lang als „gemeiner Musiksoldat" onder Strauss te laten spelen. Later kwam de verovering van Amerika door de Weense wals, die Johann Strauss daar in eigen persoon voltooide. Het was Ongetwijfeld zal zo langzamerhand me nigeen de behoefte voelen aan een schut- ters-maaltijd, opgedist natuurlijk door de meester die deze „Kunst" ongeëvenaard beheerste: Frans Hals! Het is geen onhoffelijkheid, noch gebrek aan enthousiasme onzerzijds, dat Hals' banketterende officieren eerst heden aan de lezers worden voorgesteld. In feite is er van late kennismaking zelfs geen sprake, daar we Hals' schutters en regenten in chronologisch verband eerst thans op onze weg ontmoeten. De lezer moge zich hier door „geleid" weten, in tegenstelling tot de talrijke bezoekers, die vroeger de gehele rechtervleugel van het museum „links" lieten liggen, om zich in de tegenover ge legen kabinetten onvoorbereid en achtereen aan Hals'en te verzadigenEvenals de huidige opstelling der kunstwerken de be zoeker dwingt de ontwikkeling der Hol landse schilderkunst van het eind der 15e eeuw af te volgen, zo komen we ook in deze rubriek eerst heden in on- tact met de „oude schuts" van 1616. En zo zal ook de lezer, die zich aldus met de kunst der Haarlemse academici enigszins vertrouwd heeft kunnen maken, nu een beter inzicht hebben in de overweldigende tijd! ealiteit. waarmee Frans Hals in dit eerste ^it „stilleven' Frans Hals (geboren in Antwerpen, omstreeks 1580overleden vi Haarlem in 1666). Maaltijd van Officieren van de St. Jorisdoelen. Doek 175 x 324, gedateerd: 1616, afkomstig van de Stadsdoelen. wat onze schutters samenbracht: de maal- meed Hals het isole er ook een helicopter aan te pas. „Buitenlandse Zaken" komt onderhande len en een' Pimlicoiaan vindt een pracht- oplossing voor het kernprobleem van de nen zich daarvan bewust werd in het „Dal I hele zaak: van wie zijn de gevonden rijk- uitwijkende beweging, die hij daarbij na tuurlijkerwijze maakt, verbindt hij het ge noemde middelpunt van de groep met de „geestelijke" kern-figuur: dc burgemeester- gemeenlijk wordt geconfronteerd met zijn kolonel, als tweede van links zetelende „stilleggent leven"; hij liet deze fenome- met oranje-sjerp onder de breed gepen- raal geschilderde maaltijd delen in de alles seelde draperie, aan hel hoofd van de tafel. Vergelijking met de op deze plaats reeds beheersende sfeer, die geladen is van appe- Zijn hele voorkomen duidt op zoete ver- van tijt.Hals toont zich hier ook een geni- zadigdheid na tafelgenéugtenMet aal regisseur. Als reactie op de ietwat hete- schijnbaar vaste hand brengt hij de toast rogene orde in de schuttersstukken der uit op de binnenkomende vaandrigs, van over ruimte en materie behaalde. Hier geen oudere confraters, bracht hij een volmaak- wie de tweede zijn hoed afzwaait in ae klemmend kader meer als afsluiting van te binding tot stand, door de officier in het richting van zijn kolonel, ring toegeworpen. En natuurlijk komt opeengedrongen schutters-portretten. De midden (die het „hoen ontgint"!) tot mid- Het verdient aanbeveling een bezoek te schuttersstuk als met een paukenslag een ment van het atelier, waar de kunstenaar nieuw aera in de geschiedenis der beel- dende kunst inluidde. aangetreden schutters van Cornelis Haarlem (ao. 1583) doet ons de overwin ning beseffen die Hals eens en voor De vader een verovering, maar ook een teleurstelling voor Strauss; Dit hele Amerika begreep niets van muziek, was überhaupt niets dan .,a Pflanz" (bluf), zoals hij't in goed Weens uitdrukt. Telkens weer vertelde hij, hoe hij bij 't monsterconcert in Boston, door een half dozijn agenten begeleid, de houten to ren besteeg, hoe een kanon het begin, het startschot voor de duizenden zangers en muzikanten aangaf, hoe al de onderdiri genten met hem de klankmassa's probeer den te leiden, en zijn hele zorg was, dat allen tegelijk de finish bereikten. Zijn be diende deed ondertussen zijn privé-zaken; hij verkocht aan de dwaze Yankees kool zwarte lokken van Johann Strauss. En in de geestdrift merkte niemand, dat deze Strauss bij zo'n omzet 16 hoofden had moe ten hebben. Slechts één voelde het, de zwarte poedel van de meester, die kaalge schoren moest rondlopen. Inderdaad, de 100.000 dollar, die deze reis Strauss opbracht, waren geen bluf. Ja, hij was rijk, de zoon, zo rijk, dat hij zich al in 1853, dus met 28 jaar, van het dirigeren kon terugtrekken, en slechts bij bijzondere gelegenheden gastdirigent van zijn' orkest was. Des te vaker leidden de jongere broers, Joseph en Eduard, :t orkest. Maar „de zoon" componeerde. Buiten, in het nieuwe huis in Hietzing, ging de droom van de vader in vervulling: de Weense wals en de Weense operette die hun toppunt be reikten. Bleef van Vader Strauss eigenlijk alleen de wervelende, mousserende Radetz kymars, de meest Oostenrijkse van alle marsen, men weet niet, waar men bij het optellen van het wereldbekende en eeuwig- blijvende van de zoon beginnen moet. Allemaal zijn het meesterwerken uit één stuk, van de „Schone blaue Donau" en het „Wiener Blut" af tot aan de „G'schichten aus dem Wienerwald" en vanaf het „Künstlerleben" tot aan de „Rosen aus dem Süden". En naast de walsen de operettes vanaf „Indigo" van 1871, over „Die Fle- dermaus" van 1874, „Das Spïtzentuch der Königin", „Eine Nacht in Venedig", tot aan de „Zigeunerbaron", van 1885, en „Wald- meister", een jaar voor zijn dood voltooid. In Johann Strauss vonden allen elkaar,- sloten allen vrede, zelfs Richard Wagner en Johannes Brahms. Wagner hield al daarom van Strauss, pmdat deze het gewaagd had, in zijn concerten het publiek voor de eerste keer de ouverture van „Tannhauser" en later fragmenten uit de „Tristan" voor te zetten. En Brahms, de onomkoopbare, de wrange, schetste voor een jonge Weense de eerste maten van de „Blaue Donau" op haar waaier en schreef ernaast „Leider nicht von mir". Ook de dood naderde de gelukkige zoon zacht. Zijn generatie werd al in het alge meen veel ouder dan die van zijn vader; die was 44 jaar, toen hij stierf, de zoon 72. Strauss Sr. was spoedig vergeten en her leefde voornamelijk als vader van zijn zoon. Voor deze echter richtte men in het hart van Wenen een monument op. En daar staat hij invrolijk, maar zwijgend, de viool onder de kin, de strijkstok geheven, omzweefd door dansende jeugd. Zijn klan ken echter schenken over de hele aarde verrukking en geluk aan „unzahlige", selige Leute. So ging es und geht es noch heute". H. St. Radiodistributie duurder Met ingang van 1 October a.s. wordt het ibonnement op de radiodistributie op 2 ;er maand gebracht. Dit betekent, dat met nbegrip van de luisterbijdrage 3 per maand zal moeten worden betaald. Deze maatregel moest worden genomen, omdat de zeer sterk gestegen exploitatiekosten 3oor de ontvangsten r.iet konden worden ;edekl. Hoewel het peil van deze kosten hans aanmerkelijk boven het vooroorlogse liveau ligt, beperkt de wijziging in het ibonnement zich tot het herstel van de jude toestand. Voor de aangeslotenen op een radiodistri- jutienet, dat nog niet over een ontvangst- mogelijkheid voor de twee binnenlandse omroepprogramma's beschikt, blijft het .ibonnement 1.25 plus 1 luisterbijdrage dus 2.25 per maand. voor alle inrichtingen van onderwijs SCHOOLBOEKHANDEL H. DE VRIES facobijnesiraat 3 Ged. Oude Gracht 27-273 der Koningen", zo beving Roland Holst zeker niet voor het eerst de duizeling van een onthulling toen. staande voor de tempel van de Atheense Akropolis die men het Erfcchtheion noemt, voor hem de uitein delijke zin van het menselijk wezen zicht baar werd in de gestalten der vrouwen, die ae zuilen vervangen; de Karyatiden. Zij dommen, door voor te stellen, dat „Bour gondië" deze bij wijze van lening aan En geland afstaat en dat de rente daarvan aan Pimlico ten goede zal komen. Op dat ei van Pimlico zal eens duchtig gegeten en geklonken worden. Overal breekt de feestvreugde over de hereniging van deze „volken van één stam" zich baan. omvangrijke lichamen der officieren zete- delpunt te maken van de groep, geaccen- brengen aan het museum om de talrijke len vrij en plastisch in een Doelenzaal, die tueerd door de jubeling van kleur in de details te bewonderen, die in een sterk van hun aanwezigheid vervuld is. Hals vaandelpracht boven hem, die de stemmig- verkleinde zwart-wit reproductie uiteraard doorbreekt de stereotiepe opeenstapeling iieid der zwarte schutterskleding open- totaal verloren gaan. Alleen reeds deze der figuren over het ganse vlak en doet de breekt. Levendige accenten vormen ook de schuttersmaaltijd is de tocht naar het ruimte vrij over de tafende schutters wel- officierssjerpen, die de Haarlemse stads- Groot Heiiiglar.ci ten volle waard. Het ven. Deugdelijk van bouw zijn de stoere kleuren, wit-rooa, uit het vendel repeteren, taaie conservatisme der Haarlemse aca- koppen, waarin het wélleven weerkaatst, Links van de compositionele kern-l'iguur, öemici ten spijt, gaf Hals in dit sublieme dat zijn bron vindt in de overdaad van spijs stelt de jonge vaandeldrager de hoogste corporatie-stuk. 22 jaar voor do bekrach- en drank, inhaerent met de oud-Hollandse autoriteit aan het gezelschap voor, getuige tiging onzer staatkundige vrijheid, de even zeden. Nadrukkelijker dan in tevoren ge- o.m. de vingers van de linkerhand, die we onverwachte a's spontane bevestiging on- j schilderde maaltijden dwingen deze wel- juist achter de kraag van de op de voor- zer artistieke onafhankelijkheid' doorvoede koppen de blik naar datgene, grond zetelende officier ontwaren. Door de H. P. BAARD Agenda voor Haarlem ZATERDAG 20 AUGUSTUS City: „Op glad ijs", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. (Vacantieprogramma 11 uur). Spaarne^ „Amsterdam bij nacht", 14 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Die dwaze mr. Jones", alle leeft.. 2.30, 7 en 9.15 uur. Rem brandt: „Mickey", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De Jantjes", 14 j„ 10 30 uur. „Mariandel", 18 j.. 2. 4.15, 7 en 9 15 uur. Luxor: ,,'t Is feest vandaag", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 21 AUGUSTUS Frans Hals Museum: tentoonstelling van werken van Matthieu Wiegman. 1 tot 5 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstel lingen. MAANDAG 22 AUGUSTUS Bioscopen: Middag- en avondvoorstel lingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5