JLitteraire Kanttekeningen
naar
vader
en zoon
DE
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
SCHOOLBOEKEN
Zaterdag 20 Augustus 1949
A. ROLAND HOLST: „Verzamelde werken": Deel II van het
Proza, Deel II der Gedichten. (C. A. J. van Dishoeck, Bus-
sum; A. A. M. Stols, 's-Gravenhage).
IN HET TWEEDE PROZADEEL dei-
Verzamelde Wei-ken heeft Roland Holst
de bewerking van een in Zuid-Afrika
gehouden lezing, ..De Twee Planeten", niet
opgenomen. Blijkbaar is hij zich ervan be
wust geweest, dat deze poging, tot bevat
telijker herhaling van wat hij omtrent de
zin van het menselijk wezen en de staat
waarin „onze wereld" verkeert in zijn
magistrale beschouwing „Van Erts tot
Arend" had neergeschreven, ontoereikend
was gebleven en ontoereikend blijven
moest. Immers, wat men mag wel zeg
gen visionnair door de dichter was opge
tekend en in beelden spreekt, die men nau
welijks meer zinnebeelden kan noemen, zal
in de dagelijkse omgangstaal met haar af
gesleten woordgebruik wel nooit kunnen
worden uitgedrukt. Alleen het aan poëzie
grenzend proza of het gedicht met zijn vele
vertolkingsmogelijkheden (klankverhou
ding, bedwongen rhythme, versvoet, rijm,
enz.) zal de drager kunnen zijn van het
uiterste, dat van de innerlijke ervaring nog
in woorden mededeelbaar en voor mensen
verstaanbaar is. Waar het werk mèt en van
eeuwigheden spreekt, zoals dat in Hoists
poëzie en proza het geval is, moet de com
mentator, ook al is hij de dichter zelf, wel
in gebreke blijven.
Elk streven van anderen, om door „tekst
en uitleg" Roland Hoists inderdaad moeilijk
toegankelijke verzen te „verduidelijken",
heeft dan ook niet veel meer opgeleverd
dan een omschrijving van het zeer eigen
..toonstelsel", waarvan de dichter zich be
dient. Zelfs waren de beste studies zoals
van Duinkerkens „Ascese der Schoonheid"
(1941), van Leeuwens .bijdrage tot het
maandblad „Apollo", de zes (ieder op eigen
wijze voortreffelijke) essays van Henriëtte
Roland Holst, M. Vasalis, Jo de Wit, Nij-
hoff, Engelman en van Vriesland (gebun
deld onder de titel „Over den dichter
A. Roland Holst" en uitgegeven door „De
Bezige Bij", Amsterdam) meer een inlei
ding tot Hoists werk dan een verklaring
daarvan. Deze auteurs, die in 1948 de zes
tigjarige met hun bijdrage hun hulde
brachten, zijn stuk voor stuk van een te
voornaam gehalte om méér te hebben wil
len doen dan Roland Holst zelf deed, toen
hij zijn geniale studie over de dichter Leo
pold schreef: gevoelens en gedachten weer
•te geven, die rezen bij de „geestelijke ont
moeting" met het kunstwerk.
Hieraan herinnerd zijnde, zal niemand
het de schrijver van een dagbladkroniek,
die zich moet richten tot een zo groot
mogelijk getal van lezers, kwalijk nemen,
als hij zich van elke poging tot „populari
seren" onthoudt. Wanneer dan toch deze
beide delen der Verzamelde Werken in de
„Litteraire Kanttekeningen" ter sprake
worden gebracht, gebeurt dit alleen in de
hoop, in een ruimer kring gehoor gaande
te maken voor het nu samengevatte werk
van een dichter, die ik zonder voorbehoud
de grootste noem onder de levenden, welke
niet alleen de taal tot hun instrument ko
zen, maar zichzelf ook als bespeelden voel
den.
Roland Holst, de grootste. Waarom zou
men het aan het nageslacht overlaten, dit
uit te spreken? Ook nu al kan men zeggen,
dat er sinds een halve eeuw (en mogelijk
sinds langer nog) geen ander dichter is te
noemen, in wie poëtisch vermogen en zie
nerschap nauwer verbonden zijn en elkan
der machtiger bevleugelen, dan hij. Van de
'in het genoemde tijdsbestek gestorvenen
staan Gorter en Leopold, onder de levenden
van Eyck en Bloem hem het naast. Zij
mogen hem vaak evenaren, hem soms over
treffen, als geheel genomen gaat Hoists
werk het hunne te boven, juist door een
zo volmaakt samengaan van ziener- en
dichterschap. In zijn vers zo goed als in zijn
proza wordt woord na woord, als in be
zwerende toverformules, de korst door
broken, waarmee het zichzelf overschat
tend intellect van vier eeuwen Europese
■beschaving de toegang heeft versperd'tot
de oorsprongen van het leven. Het is waar
dat de dichter, tot de openbaring daarvan,
zich symbolen heeft gekozen, die als per
soonlijke tekenen moeten worden be
schouwd van de oer-levenskern, waartoe
hij de weg heeft teruggevonden. Vervuld
daarvan heeft hij het menselijk woord weer
geladen met de elementaire kracht en de
onthullende zin, die het eens bezield moe
ten hebben, toen de mens zich in een verre
voortijd oprichtte en stamelend klank gaf,
in tekenen schrijvend beeld gaf, aan dat
gene wat zijn eeuwige bron is. Men kan
deze bron noemen zoals men wil. De be
naming doet niets ter zake voor hem, die
tijdens enkele uitverkoren, hoogste ogen
blikken van zijn leven nog in oog heeft ge
staan met wat Roland Holst „een stralen-
dg" heette, „een stralende, die mij van
overzee in het geheim kwam nemen van
een helderen dood"; het is dit visioen, zoals
het bij „Een Winterdageraad" aan deze
dichter verscheen, dat de dood der sterfe-
lijken overwon.
Meer dan eens heb ik bij het lezen van
Roland Holst moeten denken aan een ge
schrift, dat mij in dezelfde mate en in de
zelfde zin gewonnen heeft voor het „Rijk"
van Holst: Franz Werfel's „Von der rein-
sten Glückselïgkeit des Menschen" (Van
's mensen zuiverste gelukzaligheid"). Het
verscheen twee jaar vóór de wereldcata-
strophe, in 1938 dus. Werfel deelt daarin
mee. welk een openbarende ontroering hem
trof bij een bezoek aan het „Dal der Ko
ningen", waar in eenzame en machtige
rustplaatsen de Pharao's begraven liggen.
Temidden van deze wereld der koninklijke
doden staand, viel zijn blik op de muur
schilderingen, die de tocht van de Zonne
god door de onderwereld afbeelden. Demo
nische krachten bestormen hier de Zonne
god in het zielsgericht ovef goede en boze
werken. Maar daarnaast viert het Leven,
gevoed uit een eeuwige bron, zijn triomfen:
hier dansen musicerende vrouwelijke ge
stalten, hier dorsen mannen in rhythmisch
bewegen het koren, trekken adellijke heren
op de jacht en dit alles voltrekt zich in
een mensengemeenschap, die zo hoog het
leven eren kan. omdat ze met het doods
beeld dér koningsgraven voor ogen de Dood
overwonnen heeft. Dit mensengeslacht moet
nog heugenis hebben gehad aan het oer
oude, in een „gouden tijdperk" levende
volk, dat niet ver van de goden woonde,
zoals Plato meende. Wie bij genade een
vermoeden daarvan ten deel valt. kent eens
en voor al, getuigt Werfel. ..de zuiverste
gelukzaligheid van de
Zoals Werfel als in :er flits van herken
waren voor de dichter het aanschouwelijke
beeld van „helderheid en geluk in even-
maat", dat Hellas aan het nageslacht naliet
als teken „van wat kon zijn" in tegen
stelling tot „wat geworden is".
Naar een deelnemen aan deze verhelder
de ménsenstaat heeft Roland Holst in al
zijn werk, in hoop en wanhoop, gestreefd.
Roland Hoists werk, schreef ik, is moei
lijk toegankelijk. Maar het is allerminst
„duister". Wie (en de Verzamelde Werken
stellen daartoe in staat) hem volgt van de
jaren uit, waarin zijn gedicht nog van
gangbaarder en dus verstaanbaarder men
selijke gevoelens sprak, en zich van dicht
bundel tot dichtbundel, van beschouwing
tot beschouwing laat opvoeren tot een taal,
waarin een zich steeds verdiepend en ver-
helderend dichterschap uitdrukking weet
te geven aan het hoogste dat zich aan hem
openbaarde omtrent de oorspronkelijke be
ginselen van het menselijk leven, zal bolster
en bolster zien afvallen, tot een kern over
blijft een oer-kern, waarvan steeds
anders, maar steeds wéér, de grootste aller
eeuwen gedicht hebben en die aan hun
werk de onsterfelijkheid verleende.
C. J. E. DINAUX
Vrolijkheid met een ernstige grondtoon
1949 wordt een
herdenkingsjaar voor beiden
Welkom thuis, Bourgondie" - De blokkade loopt'op haar einde, de bewoners van Pim-
lico zullen weer deel uil-naken van het Britse Gemenebest. Professor Hatton (een mooie
rol van Margaret Rutherford) houdt een wakend oog op de middeleeuwse vlag van
het Franse hertogdom.
E BUURT heeft geen geld voor lucht- I
kastelen constateert het lid van
een Londense wijkraad kruidenier
Pemberton van Pimlico bitter, wanneer zijn
voorstel tot aanleg van een speeltuin op de
door de Duitse bombardementen ontstane
vlakte door de andere raadsleden wordt
afgeketst.
Op datzelfde ogenblik echter worden de
fundamenten gelegd voor het machtigste
luchtkasteel, dat ooit althans op de film
werkelijkheid werd: de jongens van de
X buurt laten een brok puin
jP'l rollen in de trechter, waar-
I jL llXïl *n een blindganger op zijn
v demontering wacht, wonder
S boven wonder vallen er bij
de ontploffing geen slachtoffers en de di
verse ouders kunnen er dus mee volstaan
hun kroost wegens hun onvoorzichtigheid
te beknorren. Een dag later zal ieder ouder
paar zijn zoon de bekentenis afpersen, dat
hij het was die de steen in de bomkrater
liet wentelen, want de explosie is, in stede
van fataal uitzonderlijk zegenrijk geble
ken: onder de grond werd een geheime
bergplaats met een indrukwekkend aantal
kostbaarheden gevonden.
De rechtbank zal dienen uit te maken wie
al die schatten toebehoren en een vrouwe
lijke getuige-deskundige, professor Hatton,
komt met de opzienbarende verklaring, dat
volgens een middeleeuws en nimmer in
getrokken charter de buurt Pimlico eigen
lijk Bourgondisch gebied is.
Intelligente dwaasheid
Van dat ogenblik af munt het jongste
product van de Ealingstudio's, „Luchtbrug
naar Pimlico", waarvan we de aanhef van
het door T. E. B. Clarke geschreven draai
boek hierboven weergaven, uit door een in
telligente dwaasheid, die alleen ontstaan
kon door de consequentie, waarmee het ge
geven werd uitgewerkt.
De bewoners van Pimlico maken aan
vankelijk een grapje met de nieuwe
situatie. Zij hebben maling aan het slui
tingsuur van het buurtcafé en honen de
brigadier die orde en rust komt herstellen
onder een sneeuwjacht-achtige confetti van
de snippers van hun Engelse persoons
bewijzen weg. Maar deze goedmoedige re
bellie vertolkte in Whitehall de volgende
dag al even veel bezorgdheid als de intocht
van het leger zwarte handelaren, dat van
de „onafhankelijkheid" van Pimlico ge
bruik wil maken om zijn negotie in volle
openbaarheid te drijven. Als die van Pim
lico politie-assistentie vragen om deze
jongens van de vlakte te verwijderen, krij
gen zij laconiek nul op hun request: dat is
een „binnenlandse" aangelegenheid van
Bourgondië. De Engelse regering neemt
overigens wel een maatregel die hetzelfde
effect heeft: het stelt een scherpe douane
controle in aan de grenzen van de jonge
staat, die inmiddels reeds zijn hertog, af
stammeling in rechte lijn van Karei de
Stoute, uitbundig heeft verwelkomd.
De kersverse Bourgondiërs beantwoor
den die daad met een van gelijke strekking;
ze voeren a bout portant een onderzoek
naar persoonsbewijzen en bagage uit in het
station van de „Aube", dat niet nalaat de
tegenstellingen te verscherpen. De Engelse
regering gaat het opstandige gebied blok
keren de deugd van de nationale zelf
spot is in „Luchtbrug naar Pimlico" over
vloedig present doch de afgeschei
denen kunnen zich in de publieke populari
teit verheugen (allicht, want wie zou er on
gevoelig kunnen zijn voor de kreet ..Zijn
we Engelsen of zijn we geen Engelsen?
Dan hebben we ook het recht om Bourgon
diërs te willen zijn!") en de voedselpaket-
ten worden hen van alle kanten over het
„ijzeren gordijn" een door gemoedelijke
Bobbies bewaakte prikkeldraadversper-
Heren, we zijn weer thuis, we zijn weer in
Engeland", zegt premier Pemberton van
Pimlico verheugde, waarop prompt een
fikse regenbui een eind aan het festijn en
aan de film maakt.
Ere wie ere toekomt: productieleider
Michael Balcon bevestigde zijn goede repu
tatie sinds hij in de Exaling-studio's met
Powell en Pressburger en met Cavalcanti
samenwerkte en de naam Henry Cornelius
zullen we aan het lijstje verdienstelijke En
gelse regisseurs toevoegen. Hij heeft het
oorspronkelijke gegeven ten volle uitgebuit
en. zijn film de vaart en de pit gegeven die
bij dit genre past. Dat hij daarbij veel heeft
geleerd van de „Archers" en ook van René
Clair, strekt hem niet tot oneer.
Men doet de makers zeker tekort, indien
men in „Luchtbrug naar Pimlico" alleen
een geestige film ziet, overigens al compli
ment genoeg, het gehalte der meeste zoge
naamde vrolijke films in aanmerking geno
men. In het scenario van Clarke wordt
evenwel gespeeld met die tegenstelling tus
sen het eindige en het oneindige in het
leven, die de basis vormt van de humor. De
sympathie die wij gevoelen voor de bewo
ners van Pimlico spruit voort uit onze
heimwee naar het absolute individuele zelf
beschikkingsrecht. dat meer in de knel
komt, naarmate de ons omringende maat
schappij gecompliceerder wordt.
Daartegenover blijken dan weer genoeg
bindingen met de belendende wereld te be
staan om de kleine gemeenschap blijmoedig
te verruilen voor de grotere.
In zoverre kan men met een beetje
fantasie en durf nog een brug slaan tus
sen Pimlico en Straatsburg.
J. H. B.
Eerst een spel met getallen om de af
standen in tijd tussen vader en zoon aan
te geven: De zoon, in 1825 geboren, was
twintig jaar jonger dan de vader en stierf
vijftig jaar na deze, in 1899. Zo wordt 1949
een herdenkingsjaar voor beiden: de vader
ging honderd jaar, de zoon vijftig jaar ge
leden heen.
En nu een paar dingen, die ze gemeen
hebben en die deze buitengewone vader en
deze nog meer buitengewone zoon als boom
en vrucht doen kennen: beiden zijn niet
alleen van geboorte Wener, maar ook naar
het bloed en de geest; de verrukking van
de dans, die door hen tot verrukking van
de wals wordt, vloeit als elementair kun
stenaarschap van de vader in de zoon over.
En deze laatste lijkt ook uiterlijk op de
vader: donker de zware snor, het krullende
haar, de dichte wenkbrauwen, de vurige
ogen: de slanke buigzame gestalte, die de
rode rok van de „Hofballmusikdirektor" zo
kostelijk staat, het koene zwaaien van de
viool, het dansende voeren van de strijk
stok en de dirigeerstaf. Ook dat was het,
wat Wenen, de keizerstad, deed jubelen,
wanneer bekend werd: „Heut' spielt der
J Strauss". Begenadigde scheppers en onver
moeide werkers beiden.
Strauss, de stichter van de Walzerdynas-
tie, groeide op als zoon van de waard in de
kroeg „Zum guten Hirten". Straatmuzikan-
I ten en in herbergen spelende violisten zijn
de wekkers en voorbeelden. De veertien
jarige fiedelt in de muziekkapel van de
drinklustige Pamer, om dan de vierde in
het „orkest" van die Josef Lanner te wor
den, die als de grootvader van de „Wiener
Walzer" beschouwd kan worden; van die
zachte, blonde Lanner, met wie de drie
jaar jongere Strauss tenslotte zo hevig in
botsing kwam, dat later ieder nog slechts
apart speelde en dat Straussianer en Lan-
nerianer elkaar jn de haren vlogen, totdat
pas dood en gedenkteken beiden weer
naast elkaar plaatsten. Op negentienjarige
leeftijd heeft de vader, de beroemde feest
en balarrangeur van Wenen, zijn eigen
kapel; met twee-en-lwintig barst het grote
succes los; met vijf-en-twintig is zijn or
kest tot 200 man gegroeid. Zijn eerste con
certreis naar Duitsland was een verovering;
zijn tweede, in 1837, naar Amsterdam, Brus
sel. Frankrijk en Engeland een triomftocht.
Klaagde Lortzing al, was Chopin er in
1830 al woedend over, dat hij door Strauss
en Lanner op de achtergrond raakte,
Richard Wagner vond in 1832 de lucht in'
Wenen „geschwangert von Strauss"; en
Liszt zat buiten in een café in de voorstad
overgelukkig naar Strauss te luisteren. En
in Parijs werpt Auber de vioolspelende
Strauss viooltjes toe, daar spreekt Berlioz
van een „muzikale gebeurtenis", Faganini
huldigt hem, de „burgerkoning" betoont
zich even charmant als Engeland, dat de
Wener bij de kroning van koningin Vic
toria viert.
Zo kende vader Strauss „servitude et
grandeur" van dit beroep en bestemde zijn
zoon Johann tot koopman; hij verbood eens
en voor altijd de vijftienjarige, die niet
alleen zijn vader nabootste, maar ook het
ontembare kunstenaarsbloed voelde, viool
te spelen, en nam hem tenslotte het instru
ment af. Wat hielp het? Terwijl de leraar
REPRODUCTIES
naar oude foto's
neum/
LANGE VSERSTB.n-15-HAARtEH
commerciële wijsheid tapt, zoemt Strauss
Jr. walsen, terwijl de oude Drechsler hem
met het gewijde contrapunt verveelt, be- 1
toveren hem de weke melodieën, en eens j
gaan zelfs zijn vingers op hol en verandert I
het koraal op het orgel tot schrik van de
vrome toehoorders in een wals.
De vader overtroffen
Als hij negentien jaar is, geeft de zoon.
precies als de vader, zijn eerste concert i
met zijn eigen orkest en zijn eerste wals, t
„Die Gunstwerben", wordt toegejuicht als
nog geen wals tevoren. De vader zit onder
de toehoorders, de zoon bewijst hem eer
en dirigeert diens Lorelei - Rheinklange".
Een krant zegt het de volgende morgen
met niets ontziende openhartigheid: „Gute
Nacht, Lanner. guten Abend. Strauss
Vater, guten Morgen. Strauss Sohn". De
kloof bleef: de vader heeft de zoon zijn
successen, die de zijne deden vergeten,
nooit vergeven. Het „Sturmjahr" 1848
vindt de beiden in verschillende kampen;
terwijl Strauss Jr. revolutionaire marsen
componeert, maakt Strauss Sr. zijn mees- j
terstuk, de Radetzkymars.
Reeds een jaar daarna sterft vader
Strauss aan roodvonk. Het was een ellen-
4ig einde: de vrouw, met wie hij, van de
zijnen meer en meer vervreemd, samen
leefde, had hem van bijna, alles beroofd.
De zoon
Zo vond men hem „bijna naakt op een
beddeplank". Maar voor de zoon, die de
troon van de Walzerkönig al bestegen had,
toen zijn vader nog leefde,lag nu de
wereld wijd open, om er onbeperkt te
heersen.
Rusland en Amerika
veroverd
Strauss Jr, is vier-en-twintig jaar oud.
De eerste violist van het orkest van zijn
vader biedt hem de dirigeerstaf aan. En
daarmee werk, w|tk aan de dirigentenlés-
senaar en aan de schrijftafel, dirigeren,
componeren, dag en nacht. Hij reist niet
graag, deze Strauss.
Toch verovert hij het Oosten en het Wes
ten, Rusland en Amerika. Eerst Rusland.
Daar speelt hij ook voor de Tsaar, groot
vorst Alexander vraagt hem een avond lang
als „gemeiner Musiksoldat" onder Strauss
te laten spelen.
Later kwam de verovering van Amerika
door de Weense wals, die Johann Strauss
daar in eigen persoon voltooide. Het was
Ongetwijfeld zal zo langzamerhand me
nigeen de behoefte voelen aan een schut-
ters-maaltijd, opgedist natuurlijk door de
meester die deze „Kunst" ongeëvenaard
beheerste: Frans Hals!
Het is geen onhoffelijkheid, noch gebrek
aan enthousiasme onzerzijds, dat Hals'
banketterende officieren eerst heden aan
de lezers worden voorgesteld. In feite is
er van late kennismaking zelfs geen sprake,
daar we Hals' schutters en regenten in
chronologisch verband eerst thans op onze
weg ontmoeten. De lezer moge zich hier
door „geleid" weten, in tegenstelling tot de
talrijke bezoekers, die vroeger de gehele
rechtervleugel van het museum „links"
lieten liggen, om zich in de tegenover ge
legen kabinetten onvoorbereid en achtereen
aan Hals'en te verzadigenEvenals de
huidige opstelling der kunstwerken de be
zoeker dwingt de ontwikkeling der Hol
landse schilderkunst van het eind der
15e eeuw af te volgen, zo komen we
ook in deze rubriek eerst heden in on-
tact met de „oude schuts" van 1616. En
zo zal ook de lezer, die zich aldus met de
kunst der Haarlemse academici enigszins
vertrouwd heeft kunnen maken, nu een
beter inzicht hebben in de overweldigende tijd!
ealiteit. waarmee Frans Hals in dit eerste ^it „stilleven'
Frans Hals (geboren in Antwerpen, omstreeks 1580overleden vi Haarlem in 1666).
Maaltijd van Officieren van de St. Jorisdoelen. Doek 175 x 324, gedateerd: 1616,
afkomstig van de Stadsdoelen.
wat onze schutters samenbracht: de maal-
meed Hals het isole
er ook een helicopter aan te pas.
„Buitenlandse Zaken" komt onderhande
len en een' Pimlicoiaan vindt een pracht-
oplossing voor het kernprobleem van de
nen zich daarvan bewust werd in het „Dal I hele zaak: van wie zijn de gevonden rijk-
uitwijkende beweging, die hij daarbij na
tuurlijkerwijze maakt, verbindt hij het ge
noemde middelpunt van de groep met de
„geestelijke" kern-figuur: dc burgemeester-
gemeenlijk wordt geconfronteerd met zijn kolonel, als tweede van links zetelende
„stilleggent leven"; hij liet deze fenome- met oranje-sjerp onder de breed gepen-
raal geschilderde maaltijd delen in de alles seelde draperie, aan hel hoofd van de tafel.
Vergelijking met de op deze plaats reeds beheersende sfeer, die geladen is van appe- Zijn hele voorkomen duidt op zoete ver-
van tijt.Hals toont zich hier ook een geni- zadigdheid na tafelgenéugtenMet
aal regisseur. Als reactie op de ietwat hete- schijnbaar vaste hand brengt hij de toast
rogene orde in de schuttersstukken der uit op de binnenkomende vaandrigs, van
over ruimte en materie behaalde. Hier geen oudere confraters, bracht hij een volmaak- wie de tweede zijn hoed afzwaait in ae
klemmend kader meer als afsluiting van te binding tot stand, door de officier in het richting van zijn kolonel,
ring toegeworpen. En natuurlijk komt opeengedrongen schutters-portretten. De midden (die het „hoen ontgint"!) tot mid- Het verdient aanbeveling een bezoek te
schuttersstuk als met een paukenslag een ment van het atelier, waar de kunstenaar
nieuw aera in de geschiedenis der beel-
dende kunst inluidde.
aangetreden schutters van Cornelis
Haarlem (ao. 1583) doet ons de overwin
ning beseffen die Hals eens en voor
De vader
een verovering, maar ook een teleurstelling
voor Strauss; Dit hele Amerika begreep
niets van muziek, was überhaupt niets dan
.,a Pflanz" (bluf), zoals hij't in goed Weens
uitdrukt. Telkens weer vertelde hij, hoe hij
bij 't monsterconcert in Boston, door een
half dozijn agenten begeleid, de houten to
ren besteeg, hoe een kanon het begin, het
startschot voor de duizenden zangers en
muzikanten aangaf, hoe al de onderdiri
genten met hem de klankmassa's probeer
den te leiden, en zijn hele zorg was, dat
allen tegelijk de finish bereikten. Zijn be
diende deed ondertussen zijn privé-zaken;
hij verkocht aan de dwaze Yankees kool
zwarte lokken van Johann Strauss. En in
de geestdrift merkte niemand, dat deze
Strauss bij zo'n omzet 16 hoofden had moe
ten hebben. Slechts één voelde het, de
zwarte poedel van de meester, die kaalge
schoren moest rondlopen.
Inderdaad, de 100.000 dollar, die deze
reis Strauss opbracht, waren geen bluf.
Ja, hij was rijk, de zoon, zo rijk, dat hij
zich al in 1853, dus met 28 jaar, van het
dirigeren kon terugtrekken, en slechts bij
bijzondere gelegenheden gastdirigent van
zijn' orkest was. Des te vaker leidden de
jongere broers, Joseph en Eduard, :t orkest.
Maar „de zoon" componeerde. Buiten, in
het nieuwe huis in Hietzing, ging de droom
van de vader in vervulling: de Weense wals
en de Weense operette die hun toppunt be
reikten. Bleef van Vader Strauss eigenlijk
alleen de wervelende, mousserende Radetz
kymars, de meest Oostenrijkse van alle
marsen, men weet niet, waar men bij het
optellen van het wereldbekende en eeuwig-
blijvende van de zoon beginnen moet.
Allemaal zijn het meesterwerken uit één
stuk, van de „Schone blaue Donau" en het
„Wiener Blut" af tot aan de „G'schichten
aus dem Wienerwald" en vanaf het
„Künstlerleben" tot aan de „Rosen aus dem
Süden". En naast de walsen de operettes
vanaf „Indigo" van 1871, over „Die Fle-
dermaus" van 1874, „Das Spïtzentuch der
Königin", „Eine Nacht in Venedig", tot aan
de „Zigeunerbaron", van 1885, en „Wald-
meister", een jaar voor zijn dood voltooid.
In Johann Strauss vonden allen elkaar,-
sloten allen vrede, zelfs Richard Wagner en
Johannes Brahms. Wagner hield al daarom
van Strauss, pmdat deze het gewaagd had,
in zijn concerten het publiek voor de eerste
keer de ouverture van „Tannhauser" en
later fragmenten uit de „Tristan" voor te
zetten. En Brahms, de onomkoopbare, de
wrange, schetste voor een jonge Weense de
eerste maten van de „Blaue Donau" op
haar waaier en schreef ernaast „Leider
nicht von mir".
Ook de dood naderde de gelukkige zoon
zacht. Zijn generatie werd al in het alge
meen veel ouder dan die van zijn vader;
die was 44 jaar, toen hij stierf, de zoon 72.
Strauss Sr. was spoedig vergeten en her
leefde voornamelijk als vader van zijn
zoon. Voor deze echter richtte men in het
hart van Wenen een monument op. En
daar staat hij invrolijk, maar zwijgend, de
viool onder de kin, de strijkstok geheven,
omzweefd door dansende jeugd. Zijn klan
ken echter schenken over de hele aarde
verrukking en geluk aan „unzahlige",
selige Leute. So ging es und geht es noch
heute". H. St.
Radiodistributie duurder
Met ingang van 1 October a.s. wordt het
ibonnement op de radiodistributie op 2
;er maand gebracht. Dit betekent, dat met
nbegrip van de luisterbijdrage 3 per
maand zal moeten worden betaald. Deze
maatregel moest worden genomen, omdat
de zeer sterk gestegen exploitatiekosten
3oor de ontvangsten r.iet konden worden
;edekl. Hoewel het peil van deze kosten
hans aanmerkelijk boven het vooroorlogse
liveau ligt, beperkt de wijziging in het
ibonnement zich tot het herstel van de
jude toestand.
Voor de aangeslotenen op een radiodistri-
jutienet, dat nog niet over een ontvangst-
mogelijkheid voor de twee binnenlandse
omroepprogramma's beschikt, blijft het
.ibonnement 1.25 plus 1 luisterbijdrage
dus 2.25 per maand.
voor alle inrichtingen van onderwijs
SCHOOLBOEKHANDEL
H. DE VRIES
facobijnesiraat 3 Ged. Oude Gracht 27-273
der Koningen", zo beving Roland Holst
zeker niet voor het eerst de duizeling
van een onthulling toen. staande voor de
tempel van de Atheense Akropolis die men
het Erfcchtheion noemt, voor hem de uitein
delijke zin van het menselijk wezen zicht
baar werd in de gestalten der vrouwen, die
ae zuilen vervangen; de Karyatiden. Zij
dommen, door voor te stellen, dat „Bour
gondië" deze bij wijze van lening aan En
geland afstaat en dat de rente daarvan aan
Pimlico ten goede zal komen.
Op dat ei van Pimlico zal eens duchtig
gegeten en geklonken worden. Overal
breekt de feestvreugde over de hereniging
van deze „volken van één stam" zich baan.
omvangrijke lichamen der officieren zete- delpunt te maken van de groep, geaccen- brengen aan het museum om de talrijke
len vrij en plastisch in een Doelenzaal, die tueerd door de jubeling van kleur in de details te bewonderen, die in een sterk
van hun aanwezigheid vervuld is. Hals vaandelpracht boven hem, die de stemmig- verkleinde zwart-wit reproductie uiteraard
doorbreekt de stereotiepe opeenstapeling iieid der zwarte schutterskleding open- totaal verloren gaan. Alleen reeds deze
der figuren over het ganse vlak en doet de breekt. Levendige accenten vormen ook de schuttersmaaltijd is de tocht naar het
ruimte vrij over de tafende schutters wel- officierssjerpen, die de Haarlemse stads- Groot Heiiiglar.ci ten volle waard. Het
ven. Deugdelijk van bouw zijn de stoere kleuren, wit-rooa, uit het vendel repeteren, taaie conservatisme der Haarlemse aca-
koppen, waarin het wélleven weerkaatst, Links van de compositionele kern-l'iguur, öemici ten spijt, gaf Hals in dit sublieme
dat zijn bron vindt in de overdaad van spijs stelt de jonge vaandeldrager de hoogste corporatie-stuk. 22 jaar voor do bekrach-
en drank, inhaerent met de oud-Hollandse autoriteit aan het gezelschap voor, getuige tiging onzer staatkundige vrijheid, de even
zeden. Nadrukkelijker dan in tevoren ge- o.m. de vingers van de linkerhand, die we onverwachte a's spontane bevestiging on- j
schilderde maaltijden dwingen deze wel- juist achter de kraag van de op de voor- zer artistieke onafhankelijkheid'
doorvoede koppen de blik naar datgene, grond zetelende officier ontwaren. Door de
H. P. BAARD
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 20 AUGUSTUS
City: „Op glad ijs", alle leeft., 2.15, 4.30,
7 en 9.15 uur. (Vacantieprogramma 11 uur).
Spaarne^ „Amsterdam bij nacht", 14 j„ 2.30,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Die dwaze mr.
Jones", alle leeft.. 2.30, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „Mickey", alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Palace: „De Jantjes", 14 j„ 10 30
uur. „Mariandel", 18 j.. 2. 4.15, 7 en 9 15
uur. Luxor: ,,'t Is feest vandaag", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 21 AUGUSTUS
Frans Hals Museum: tentoonstelling van
werken van Matthieu Wiegman. 1 tot 5 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstel
lingen.
MAANDAG 22 AUGUSTUS
Bioscopen: Middag- en avondvoorstel
lingen.