Het Hek van de Dam.
De nacht en de wind"
Zaterdag 4 Februari 1950
5
1 Lang? het Spaame
Kort verhaal door Steven Marsing
Aan de vele kolkjes die Amsterdam rijk is spiegelen de smalle oude huizen, knus-
dicht tegen elkaar geleund, stil hun vervallen geveltjes in het prille licht van de
Februari-morgen: een oase van rust in de rumoerige grote stad.
Het dronken Engeltje
Oude archieven zijn vaak een bron van
interessante kleinigheden, die een aspect
van de destijdse samenleving belichten en
een goede kijk geven op de gewoonten,
overtuigingen en gebreken der mensen die
in de oude tijden leefden. Zo troffen wij in
een vergeeld geschrift het avontuur aan
van het dronken engeltje, de belevenis van
een dienstmaagd uit omstreeks 1625, die
leefde te Haarlem.
Bij een achtenswaardige familie in deze
stad diende in die tijd een aanvallige jonge
dame, die sinds haar geboorte met de veel
belovende naam Engeltje gesierd was. Zij
was, als men dit vergeeld geschrift geloven
mag, een engelachtig kind, dat ijverig haar
dienst deed en zich op geen enkele wijze te
buiten ging aan de spaarzame wulte genoe
gens der zeventiende-eeuwse samenleving.
Op zekere dag verzocht e~n andere fami
lie een avondje van Engeltjes diensten ge
bruik te mogen maken, aangezien zij eens
uit wilde en haar huis niet onbewaakt
wilde achterlaten. Engeltje vertrok in de
schemer met vele goede raadgevingen van
haar principalen naar het huis van de be
vriende familie, waarvan het hoofd het eer
zame beroep van destillateur uitoefende.
Engeltje installeerde zich in de huiska
mer en de familie vertrok. Het vreemde
huis met zijn'onbekende ruimten oefende
aldra een geheimzinnige aantrekkings
kracht op Engeltje uit, zodat zij.besloot een
verkenningstocht te ondernemen door de
gangen en kamers. Zo belandde zij in de
kelderkamer, waar een grote hoeveelheid
brandewijn in fusten lag opgeslagen. De
geur. die haar tegemoet kwam, vond En
geltje niet onaangenaam en ofschoon zij
zich nooit aan het gebruik van geestrijk
vocht had bezondigd, kwam zij toch onder
de bekoring van het aroma, zo zelfs dat
zij besloot eens aan een glaasje van het
edele nat te nippen. Dat nippen schijnt toen
enigszins buitengewone vormen aangeno
men te hebben, want de argeloze Engeltje
werd door de thuiskomende familie later
ongeveer wezenloos in de kamer aange
troffen. Engeltje sloeg wartaal uit en
maakte gebaren die niet bij een ingetogen
engeltje passen. De familie maakte zich
ernstig ongerust, zij kon zich niet voor
stellen wat Engeltje overkomen was en
men moet de mentaliteit van de eeuw in
aanmerking nemen om te begrijpen dat
men hekserij in het spel vermoedde. Engel
tje,die misschien weer enigszins bij haar
positieven was gekomen door de discussie
rondom haar, greep de gelegenheid gretig
aan om haar onbescheidenheid te verdon
keremanen en bevestigde dat een oude
vrouw in huis was gekomen en die haar
met enige gebaren en klappen op de rug
betoverd had. Zij noemde zelfs de vrouw in
kwestie, die in de buurt woonde.
De destillateur ging onmiddellijk naar de
oude vrouw en dwong haar, ondanks haar
protesten en ontkenningen, mee te gaan
om het ongelukkige engeltje te „zegenen",
waardoor volgens de opvattingen uit die
tijd de ban der betovering' werd opgeheven.
Ds oude vrouw vrees'de de openbare ver
ontwaardiging, die in die tijd voor derge
lijke verdachte figuren tot hoogst, onaan
gename gevolgen kon leiden en ging ten
slotte mee om de zegening te verrichten.
En inderdaad scheen dat Engeltje op te
luchten, want haar maag ging in omge
keerde richting functionneren en na de
zegening keek zij heel wat helderder uit
haar engelachtige ogen.
Die zij echter meteen weer beschaamd
neex'sloeg toen de destillateur, wiens ogen
waren opengegaan nadat zijn neus hem de
waarheid had verteld, haar ongezouten de
les las en haar met een brief vol beschul
digingen naar haar oorspronkelijke me
vrouw terugzond.
Het vergeelde geschrift vermeldt niet, of
dit Engeltje voortaan voor ieder vleugje
brandewijn op de vlucht sloeg, maar het is
wel waarschijnlijk.
Hij was dc straat opgegaan, omdat hij 1
bij de wind wilde zijn. In de kamer zittend
had hij hem gehoord, het volle droge ge
luid van zijn stoten, het geraas in de ont
bladerde bomen, het klappen van een weer
loos tuinpoortje. Zelfs leek hij het stomme
verzet van de huizen te verstaan, als hij
met zijn hele wezen luisterde. En de wincl
had duizend stemmingen. Soms was hij
uitgelaten razend, ontzag niets en besefte
niets.... sloeg en rukte als een waanzin
nige. Maai* dan plotseling toomde hij zich
in, een woedende man die bedaarde om zijn
das en zijn haar in orde terug te brenger-
Hij glimlachte, terwijl hij daaraan dacht.
Ineens ging hei dan weer verder: nu met
aandrang overredend, telkens even stop
pend om de kracht van de argumenten te
laten doordringen. Soms uitvoerige argu
menten, in alinea's betoogd, soms korte,
vinnige, die de zaak terstond moesten be
slechten. Als ie maar aandachtig bleef, was
het niet moeilijk de wind te begrijpen.
geen twee keer woei hij hetzelfde, zo levend
als een mens, en eerlijker. Maar de aarde
gaf niet toe.
Zo was Frederik Hofling naar buiten ge
gaan, om één te worden met de wind. Hij
haakte Bernard aan de lijn en ging met
hem de trappen af. Toen hij de deur uit
kwam, was de wind zijn geduld weer kwijt,
en smakte zich met. volledige kracht op de
weerspannige stad. Een ruit viel rinkelend
op de stenen, verderop in de straat. Ten
minste één klein succes. Frederik voelde
zich blij voor hem en zoog diep de voch
tige schone lucht in. Hij ging rechtsaf, de
vertrouwde weg rond het blok. Van een
toren hoorde hij elf slagen, werktuigelijk
geteld. Maar hij hoefde er zich niet om te
bekommeren. Hij was vrij. los van de druk
van de tijd. Hij kon zich overgeven aan
zijn samenzijn met alle wezens, diex vroeger
slechts domme, zielloze verschijnselen
voor hem waren geweest.
De hoge huizen ter weerszijden waren
zware blokken stilte. De stilte van de leven
loosheid. Daarin weefden de nacht en de
wind een uitgelaten patroon. Boven zich
wist Frederik de diepe, donkerfluwelen
hemel, waar de wolken onder werden
langsgejaagd, slordige dotten grauw, mis
schien met randen van zilverig blauw, als
de maan door een opening scheen.
Toen hij de hoek was omgegaan, drukte
de wind recht op hem. Zijn jas klapperde
en rukte aan zijn lichaam, maar hij door
leefde genietend de zuiverheid, die over
zijn hals en zijn gezicht en zijn onrustige
I haar joeg. Hii maakte zich groter, wilde
wel tien maal zo groot zijn om meer te
kunnen inzetten in het heerlijke gevecht.
Dan eens verbeeldde hij zich te krimpen,
en zich te onttrekken aan het leven van de
wind en de ruimte, alleen nog als buiten
staander het onsterfelijke spel te beschou
wen. Daarna strekte hij zich weer, en
lachend over zijn hele gezicht stortte hij
zich op het verzet.
Na de tweede hoek was hij in de drukste
straat van de vier rond het blokje, bij de
tramhalte. Daar hoorde hij voor het eerst
een menselijk geluid, een mannestem, mee
gesleurd in de wind.
„Kijk, daar heb je het al, daar gaat mijn
hoed. De vervloekte wind ook! Hoeveel
uren moeten we hiev nog staan? Tot de
eerste ochtendtram soms?" Een vrouw scha
terde en riep: -Kijk hem eens vrolijk dan
sen. Laat hem toch. hij is coiblij met zijn
vrijheid! Je kunt het begrijpen; ik zou er
ook genoeg van krijgen, als ik voortdurend
op jouw hoofd moest zitten".
„Het is zo prettig, dat jij altijd de grap
pige kant ziet van de dingen, die iemand
anders overkomen", schreeuwde de man
hijgend terug. Frederik hoorde hem hollon.
„O kijk. de boom houdt hem voor ;e
tegen. Zeg dan: dankjewel, boom! Hè,
Ernst, doe toch niet zo bokkig. Het kan de
wind niets schelen of jij hem aardig vindt
of niet. Ik begrijp niet dat je niet geniet.
Het is zo heerlijk fris, ik voel me zo opge
wonden als een wollig kalfje met lange
beentjes in de lente".
Frederik luisterde in verrukking. Het ge
sprek tussen de man en de vrouw had dc
onpersoonlijkheid van zijn vreugde ver
vuld met iets, dat hem nu onontbeerlijk
leek. Hij voelde, dat hij uren verder kon
wandelen, drinkend van de wind en den
kend aan de vrolijke vrouwenstem en de
voetstappen van de vertoornde man.
Hij gjng snel door. Maar nog geen twintig
schreden verder hoorde hij de stem van
de vrouw weer, gedempter, maar hoorbaar
voor hem op een suizende windvlaag.
„Ernst, die man daar, met die hond. Zie
je? 't Is een blinde. Wat ontzettend, hè?
Iedere keer als ik iAnand zie, die blind is,
kan ik wel huilen. Ik vind het zo afschu
welijk".
Een kille storm vocht met Frederik, toen
hij zich door Bernhard naar huis liet lei
den, huiverend en angstig.
(Nadruk verboden).
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 4 FEBRUARI
Stadsschouwburg;: Nachtrepetitie'' (Come-
dia>. 8 uur. Spaame: „Butch past op de baby"
en „De spookmijn", 14" j.. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Wozzeck". 13 j.. 2.30, 7 en 9.15
uur. Rembrandt: „Dokter Elisabeth", 18 j„ 2.
4.15. 7 en 9.15 uur. Palace: „Jeartne d'Arc.
2.30 en 8 uur. Luxor: ..Nightstop in Dakar",
14 j., 2. 4.15 7 en 9.15 uur. City: „Doodlopen
de straat18 j.. 2.15. 4.30. 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 5 FEBRUARI
Stadsschouwburg: ..Nachti-epetitie" (Comc-
dia), 8 uur. Frans Hals: Haarlems Kunst Ge
meenschap ..Monsieur Verdoux", 10.30 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Hel is nu al weer voorbij. Ergens van
daan zijn warme winden gekomen en de
koude lucht, die zich hier hecht genesteld
leek te hebben, is spoorslags weggeblazen.
IJs en sneeuw en heldere blauwe luchten
met zich voerend. De lucht is nu weer
grauw en egaal bewolkt, De stralen zijn
weer schoon. Of het zo blijft? De Enkhuizer
Almanak vertelt aan een ieder, die hel
weten wil, dat Februari koude maand zal
zijn en Maart ook.
Het goede oude Spaarne trekt zich daar
niets van aan. Voorlopig is het weer ijsvrij
en op de kalme, zwarte oppervlakte varen
weer de „Josephina" en de „Drie Gebroe-
ders" en de „Op Hoop van Zegen". Alsof
er niets gebeurd is. Maar Maandag zaten
die schippers uit Huizum en Rotterdam en
Wolvega nog mistroostig hun neuswarmer
te roken in de kleine kajuit. Het Spaarne
lag dicht. Bijna dicht tenminste, want toen
laat in de ochtend een onbehoorlijk smo
kende ijsbreker door de Spaarndammer
sluizen was gekomen, had het Spaarne-ijs
moeten wijken. Krakend en steunend was
het gespleten onder de aandrang van zo
veel paardekrachlen achter zulk hard,
puntig staal. Midden door het Spaarne
werd een vaargeul gemaakt, die 's mid
dags weer dicht lag. Alleen de sterke mo
torschepen konden erdoor. Schipper Schaap
uit Zaandam wilde niet wachten en ma
noeuvreerde de zestig-tons „Commerce"
behoedzaam door de Catharijnebrug.
Dit eerste schaap deed niet meer volgen.
De andere schippers op de „Neeltje Jaco-
ba" en de „Nooit Gedacht" en de „Eben-
liaëzer 111" bleven zitten roken: later op
de middag dronken zij zwijgend een bier
tje in het kroegje op de hoek. In het kroegje
was het stil en buiten leek het ook rustig,
maar door de dubbele ramen en het gesnor
van de potkachel heen, was toch het gekrijs
van de meeuwen te horen. Bij honderden
tegelijk groepten ze op het ijs. En lelijk
krijsend cirkelden daarboven nog vele
andere meeuwen, wachtend tot het ijs zich
zou openen en de vissen weer bereikbaar
zouden zijn.
Scliaatsenrijders zijn daar niet geweest.
Zii sloorden de meeuwen nog niet, zoals
ook 377 jaar geleden Wigbold Ripperda en
Kenau Kokende Olie Hasselaer tij
dens het beleg van Haarlem een dag of zes,
zeven vorst voorbij moesten laten gaan
voor zij op het Spaarne konden rijden. En
zoals altijd de Haarlemmers geleerd heb
ben pas van een strenge winter te spreken,
als het Spaarne bereden kon worden.
Daarom hebben we nu nog geen strenge
winter gehad. Maar als men de Enkhuizer
Almanak gelooft, dan zullen wij nog wel
schaatsen op onze Haarlemse ex-rivier.
Zal de scheepvaart nog wel helemaal stil
komen te liggen en zullen de meeuwen hun
rustige plek op het ijs nog wel kwijt raken.
Wie niet in dit alwetende boekje gelooft
en bovendien de warmte boven de schaat
sen verkiest, zal hopen en rekenen op een
onmiddellijk ingaan van de lente: en op
een genoegelijk klotsend Spaarne. Zo open
Kruis of Munt
Toen wij dezer dagen van de Vijzel
straat naar het Rokin moesten, ver
heugden wij er ons reeds ter hoogte
van Sittard op, dat wij niet meer met
de valse munters van de verkeers-
brigade-generaal Cohen in conflict zou
den komen. Want had burgemeester
d'Ailly niet met één druk op de knop
diezelfde ochtend de groene, rode en
oranje lichten als bakens in de ver-
keersstróom op de Munt doen aanflit
sen? Waren met die ene druk op die
ène knop niet alle verkeersagenten
mitsgaders raadselborden en bonboek
jes van de kaart geveegd?
Nou maar heus niet!
Terwijl wij vreedzaam aan kwamen
tuffen in hel verrukkelijk besef, dat
wij, om te weten of wij door konden
rijden, niet meer hoefden te letten op:
a. de onbegrijpelijkste stopborden
ter wereld
b. de armen van de verkeersagent
c/de taal van de verkeersagent
d. andere weggebruikers die ook in
de war verkeren
e. het schattige meisje bij de kiosk,
terwijl wij bepeinsden, dat één blik op
het stoplicht ons zou vertellen of de
heer Kaasjager voorlopig al dan niet
prijs stelde op onze aanwezigheid op
het Rokin, viel ons oog ineens op een
witte pet. Wat zeggen wij? Eén witte
pet? Mens, het krioelde er van de witte
petten. Het leek wel alsof de ganse
witte petten-productie van Fibenei
zich op de Munt had samengetrokken.
Het was .al witte pet wat de klok sloeg.
Wij hadden gewoon geen ogen genoeg
om te laten vallen. Er stonden, wel ge
teld, negen politie-mannen en voor het
eerst in ons leven betreurden wij, dat
wij geen negenoog hadden.
Deze agenten nu stonden onder de
stoplichten opgesteld om te kijken of
alles goed liep. Zij staarden af en toe
verbaasd omhoog om te kijken of die
lampen werkelijk brandden en wanneer
zij zich daarvan hadden overtuigd be
gaven zij zich verheugd naar een pas
serend automobilist om £un bevindin
gen te verifiëren. Ook ons geviel de
eer om het politieel gezichtsvermogen
te toetsen, want wij werden aangehou
den en de agent vroeg: „Dat licht is
rood nietwaar?"
„Weljazeker", zeiden wij kordaat.
„Waarom rijdt U er dan doorheen?",
vroeg de agent en of wij nu al betoog
den, dat wij dat nu juist als een aardig
geheimpje zouden willen beschouwen,
op de bon gingen wij. Nadat wij ons
zoveelste münt-biljet hadden opgebor
gen, daalde het besef op ons neer, dat
er eigenlijk weinig vex-anderd was. Ex-
waren dan wat meer verkeersagenten,
maar de wanorde werd daar nauwe
lijks groter door. Wij konden de drukte
trouwens bijna een vol etmaal obser
veren, want wij moesten tweemaal dit
knooppunt passeren, eenmaal heen erx
eenmaal terug.
Op het laatst kregen wij er echt slag
van. Het eerste wat wij leerden was,
dat men op de lichtbakken, waar af en
toe het woordje „Tram" op verschijnt,
niet hoeft te letten. Zo'n ding dient ex-
alleen maar voor om een trambestuur
der in te lichten, dat hij er wérkelijk
aankomt. Wanneer het licht rood wordt
mag men niet doorrijden en wanneer
het groen wordt, kan men niet door
rijden. Wanneer het licht op oranje
springt, rtxoet mep vol gas geven. Gii
hoort dan een agent het eerste artikel
uit de politie-vex-ordening voordragen,
dat luidt: „Hé, hé, wat mottattaar?"
Boven dat alles troont op sex-ene
hoogte een agent in de duiventil, die
gij op bijgaand diorama aan de rech
terkant van de strubbelingen ziet. Deze
man beslist over nxensenlevens. Hij
kan namelijk de groene of rode ver
lichting met tien seconden veiJengen.
Dat kan hij duizenden keren op een
dag doen. Dan moeten duizenden men
sen tien secoxiden wachten. En wan
neer gij nu eens een paar duizend ver
menigvuldigt met een paar duizend
maal tien en dan nog eens maal 365 en
dat weer een keer met zeg 25 jaar
trouwe dienst, dan zult ge beseffen wat
een tijd zo'n man verknoeid heeft.
't Is een kruis die Munt.
Engelse suite
Voor zover wij u kennen, beste vx-ien-
den, komt gij vermoedelijk zelden in de
Wagenstraat. Men vindt daar een huis
halvex-wege, met op waai-lijk Oosterse
wijze gedx-apeerde gordijnen, dat Shéhé-
razade heet en waar men zich alle
sprookjes van de 1001-nacht in een
klein glaasje kan laten schenken. Overi
gens is dat een liefhebberij, die u duur
komt te staan.
Maar in diezelfde Wagenstraat, waar
enkele guitige lichtjes de duisternis van
dit stuk Amstei-dam onderstx-epen, kan
het gebeuren dat men des avonds, hoe
wel er geen burgennanswoning te be
kennen is. geheel onverwacht de Engelse
suite van Bach of de Duitse dansen van
Brahms hoort spelen. Het zoeken naai
de bron van hei-komst wordt bemoeilijkt
door het getrappel van de samba in de
naburige concertzalen. We zullen u
echter zorgvuldig op het goede pad lei
den: ge moet zijn in de Cori-ida Club op
de hoek „van de Amstel, die zijn golfslag
regelt naar de maat van de muziek.
Het is een fraaie gelegenheid met rode
lopers en ditokleurig lapwerk voor de
ramen, doch men vindt er geen stieren
vechters, zoals de naam en deze attribu
ten zouden doen vermoeden. Als men er
het zijne of het hare aan oppervlakkige
textiel toe heeft bijgedragen om de gar
derobe een reden van bestaan te geven
en de bewaaixier derzelve door het los
jes vei-schuiven van dasspeld of schou
derbedekking geen twijfel laat omtrent
zijn toekomstige beloning, l^an men zich
nestelen in een zorgvuldig gekweekte
schemering. Aan de muren hangen
tonige schilderijen de bezoekers hun
artistieke waarde te verkondigen. Hier
en daar staan tulpen in frivole tinten,
die gewoon water uit een vaas drinken.
Tegen de gelakte bar leunen enige zorg
vuldig gecostumeerde hei-en, die straks
koffie moeten drinken.
Alle gesprekken worden er gevoerd
op de gedempte toon, die men als één
der zeer weinige resultaten van het
onderwijs op de middelbare scholen
heeft overgehouden. Men moet zich dan
ook aanhankelijk voorovex-buigen om de
vervoeging in de eerste persoon enkel
voud van het supei--werkwoord bemin
nen naar waarde te kunnen verstaan.
Langzamerhand ontstaat er een stilte,
die aan iets moet vooraf gaan. Men
weet nog niet waaraan, want dat be-
merkt men pas als Gé van Toorenburg
aan de vleugel plaats neemt en met pa
relende slagen de kunst, van merel en
nachtegaal overtroeft. Weliswaar spelen
die nimmer piano, maax- hun geluid is
daarom niet. minder hemels, zoals u kunt
opsteken uit ieder handboek der natuur
lijke historie voor het eerste leerjaar.
Gc van Toorenbui-g doet bij het du
bieuze schijnsel van de crème wand-
verlichting, door de vorm van zijn ge
zicht met het sierlijk opgeprikte snor-
retje, even aan onze jeugdvriend Duke
Ellington denken. Maar wat hij aan
muziek weggeeft is van Grieg of van
Rachmaninoff, een mazurka van Chopin
of een prélude van Debussy. Hij begon
op zijn achtste jaar al met noten te
jpelen, maakte een voorspoedige carrière
in het tingeltangelbedrijf en is nu de
velgedane eigenaar van de Corrida Club,
waar hij zijn visite op klassieke aceooi--
den tracteert als knappende zoutjes bij
de borrel. Hij nam eerst les bij Ai-end
Koole en later bij Gerard Hengeveld
aan het conservatorium. Verleden jaar
gaf hij zijn eerste openbare x-ecital in de
Bachzaal. Over een paar maanden hoopt
hij het einddiploma in zijn zak te kun
nen steken.
Het is bij zijn haardvuur beter loeven
Vandaag en morgen geeft het A.T.G.
de eerste voorstellingen in de Slads-
s 'wuwburg van het Ierse blijspel
„Ze kregen wat ze wilden" door
Louis d'Alton onder regie van Louis
Saalborn, die tevens dc hoofdrol ver
tolkt. In het Leidseplein-Theater
vertellen Mary Dresselhuys, Louis
Borel, Guus Oster en enige anderen
Bakersprookjesen in het Centraal
Theater zijn dc vertoningen van
„Korporaal Elisabeth" hervat.
De Nederlandse Opera brengt Zon
dagmiddag „De Ontvoering uit het
Serail" van Mozart en Dinsdagavond
„De Troubadour" van Verdi.
Annie Fischer is pianosolisle op het
abonnementsconcert van Zondagmid
dag door het Concertgebouw-orkest
In de hoofdstad uit
onder leiding van Rafael Kubelik.
Het programma vermeldt werken van
Mendelssohn. Beethoven en Schu
mann. Des avonds ivordl het orato
rium „Die Jahreszciten" van Haydn
uitgevoerd door het koor Die Catho-
lyckc Sanghers en het Amsterdams
Pliilharmonisch Orkest met Corry
Bijster, Hati Le Fèvre en Theo Baylé
als vocale solisten. Op 7 Februari
concerteert het Utrechts Stedelijk
Orkest onder Willem van Otlerloo
met medewerking van de pianist
Hans Henkemans.
In de kleine zaal van het Concert
gebouw is morgenavond een viool
recital door Elliott Fisher en speelt
Dinsdagavond de pianiste Maria
Sobol.
Ter gelegenheid van het twintigjarig
bestaan vertoont „De Uitkijk" aan
de Prinsengracht dc nieuwe experi
mentele geluidsfilm in kleuren
„Dreams that money can btiy" van
Hans Richter en vele andere avant-
gardisten, gevolgd door de laatste
film van de maand „Kleine mensen
op dc grote weg" van de Italiaanse
regisseur Mario Camcrini, met in de
hoofdrol Anna Magnani.
De tentoonstelling van werken van
dc Engelse becldhouiver Henry
Moore in het Stedelijk Museum
blijft geopend tot 27 Februari.
In hetzelfde museum is gisteren een
expositie geopend van Chinese schil
derijen uit dc collectie Sie Sioe Ho.
Van 6 Februari tot 4 Maart kan men
in de kunsthandel E. J. van Wisse-
lingh en Co. reis-indrukken van
Raoul Hynckcs bezichtigen.
dan in de kleine zaal van het Concert
gebouw, waar men niet mag roken en
al zijn fantasie nodig heelt onx het ge
vecht om de kofl'ie in de pauze te recht
vaardigen. Wie het waagt om naar
„Mariandel" te vragen of zich een paar-
denhoofdstel aan de muur te wensen,
die lean er op rekenen door de Mond-
scheinsonate naar huis te worden bege
leid. De achterblijvers voelen zich hier
in de Wagenstraat langzaam volstromen
met geluk. En als men Gé van Toox-en-
burg maar vriendelijk genoeg aankijkt
met een blik die geen toevoeging van
woorden nodig heeft, dan haalt hij zijn
cither te voorschijn en laat horen dat
Anton Karas niet de enige is die het
„Hain-y Lime" thema zo kan tokkelen
dat het bloed van de luistex-aar wil
kruipen waar het niet mag gaan.
BOEDA.
en vrij als het nu is. Met eerlijke kansen
voor de meeuwen, met levensgevaar voor
de vissen en zonder belemmeringen voor
de schippers uit Wühe, Zaandam en Heer
Hugowaard. Niet met die uitzichten, be
sprenkeld met verre schaatsers, tornend
tegen de wind, die liet Spaame weer het
aanzien kunnen geven, dat het drie eeuwen
geleden moet hebben gehad.
Dat zijn de twee partijen, die tegenover
elkaar staan. Maar boven hen allen staat
Koning Winter, die de Almanak niet leest
en geen belangstelling voor ons heeft.
Maar die er tenslotte dan toch maar over
beslist. E. P.
Wanneer de nieuwe watex-stof-atoom-
bom, die 1000 keer dodelijker is dan die
absurde, uit-de-tijdse, kleine ui-anium-
atoombom en die in staat zou zijn een
land in een seconde te vernietigen, in ge
regelde fabricage zal worden genomen,
zullen de geleerden ons vertellen, dat dit
eigenlijk helemaal alleen en uitsluitend
geschiedt uit overwegingen des vredes.
Tenslotte leven wij niet meer in de Mid
deleeuwen en de Papoea's mogen fx-aaie
knotsen hebben gesneden uit het hardste
hout met het uitdrukkelijke oogmei-k
daarmede andere Papoea's de schedel te
splijten, zó cynisch zijn wij van de twee
de helft der twintigste eeuw niet. Wij
doden onze medemens niet meer uit ba
nale wraakgevoelens, noch uit minder
waardige en dierlijke hebzucht en de din
gen die wij uitvinden mogen, wanneer zjj
per ongeluk vallen, een paar mïllioen
nv.nsen naar de andere wereld helpen,
zoiets is een kwestie van laakbare onvoor
zichtigheid. Het ware, echte en enige doel
is vrede op aarde.
Nu ik dit overdenk komt een heel an
der verhaaltje met een heel andex-e be
doeling in mijn gedachten. Dat van die
nuchtere Engelsman, die met een Amex-i-
kaanse vriend bij de Niagara-waterval
stond. Die vriend zei geestdriftig: „Kijk
eens hoe die immense watei-massa maar
onophoudelijk valt en valt en valt!" En
toen zei de Engelsman: „Ik vind dat heel
gewoon, want er is niemand die al dat
water px-obeert tegen te houden".
Neen, ik px-edik geen wanhoop.
Want het gekke is dat het leven toch
voortgaat.
Het mooie xs dat er vandaag overal
mensen aan het werk zijn geweest om te
leven en te blijven leven. Ze hebben allex-
lei nuttige en nutteloze dingen gemaakt en
vei-kocht om brood en bonen te eten en
misschien wel om naar de bioscoop te
gaan en te lachen of te wenen. En U hebt
geen idee hoeveel millioen mensen op
aarde vandaag om het een of ander blij
zijn geweest.
Alleen een ontaaixle cynicus kan daar
grimmig zijn schouders om hebben op
gehaald of met zijn wijsvinger naar zijn
voox-hoofd hebben gewezen een ont
aarde cynicus, want over een paar maan
den slaan de boomgaarden in bloei en
dansen lammeren in de weide.
Over een paar maanden slaat de oude
aai-ae vol jonge bloemen en zijn de bomen
en de heesters lichtgx-oen van de weder
geboorte van al wat leeft.
Dat is een vreemde tegenstelling tot wat
de bommenmakex-s verrichten, doch gc
kunt om die tegenstrijdigheid even goed
gelukkig als wanhopig zijn. Het ligt er
maar aan aan welke kant ge gaat staan.
U en ik zijn wijs en onsentimenteel ge
noeg om niet bij ieder veulen en bij elke
kersenboom in bloei te snikken van
vreugde en een lied te zingen van geluk.
Voorwaar, zo onwezenlijk zijn wij niet in
het tijdperk van 't waterstofgas.
Maar wij kunnen ook begrijpen hoe
goed het is dat bij de geheimzinnige,
duistere fabrieken, waar die bommen
worden gedraaid, een vlinder van bloem
tot bloem gaat en het gras in de lente
gaat geuren.
Dit is de vreemde twee-heid van deze
geheimzinnige tijd, die het macabere
jongleren met de doodsangst der mensen
ziet naast de eeuwige wedergeboorte van
het geluk.
Wie het oog op die wedergeboorte houdt
gericht, kan er iets van zijn cynisme-om-
de-mensen aan verliezen. En dat moest
ge dan maar doen, dacht ik.
ELIAS
Heringa Wuthrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
(Adv.)
Schandaal in New York
(Anno 1876)
Een warenhuis in New York veroorzaak
te in 1876 een „nationaal schandaal" door
(stel u voor!) dames-ondergoed te gaan
verkopen en dit ongehoorde feit bovendien
nog in grote advertenties wereldkundig
te maken ook. Het laat zich begrijpen dat
gans Amerika op de achterste benen stond
van edele verontwaardiging, want tot die
tijd waren alle vrouwelijke kledingstuk
ken nader dan de rok uitsluitend in de
veilige beslotenheid van het ouderlijk (of
echtelijk) huis vervaardigd geworden, ja
zelfs op wasdag werden de chemises en
aanverwante artikelen aan de drooglijn
bedekt met lakens om hen aan het man
nenoog te onttrekken.
Nu 75 jaar later, vindt de New Yorker
het heel gewoon als mannequins in de éta
lages van warenhuizen „aan den lijve"
het nieuwste nylon-ondergoed demonstre
ren. Er is wel wat veranderd!