Het Hek van de Dam. De nacht en de wind" Zaterdag 4 Februari 1950 5 1 Lang? het Spaame Kort verhaal door Steven Marsing Aan de vele kolkjes die Amsterdam rijk is spiegelen de smalle oude huizen, knus- dicht tegen elkaar geleund, stil hun vervallen geveltjes in het prille licht van de Februari-morgen: een oase van rust in de rumoerige grote stad. Het dronken Engeltje Oude archieven zijn vaak een bron van interessante kleinigheden, die een aspect van de destijdse samenleving belichten en een goede kijk geven op de gewoonten, overtuigingen en gebreken der mensen die in de oude tijden leefden. Zo troffen wij in een vergeeld geschrift het avontuur aan van het dronken engeltje, de belevenis van een dienstmaagd uit omstreeks 1625, die leefde te Haarlem. Bij een achtenswaardige familie in deze stad diende in die tijd een aanvallige jonge dame, die sinds haar geboorte met de veel belovende naam Engeltje gesierd was. Zij was, als men dit vergeeld geschrift geloven mag, een engelachtig kind, dat ijverig haar dienst deed en zich op geen enkele wijze te buiten ging aan de spaarzame wulte genoe gens der zeventiende-eeuwse samenleving. Op zekere dag verzocht e~n andere fami lie een avondje van Engeltjes diensten ge bruik te mogen maken, aangezien zij eens uit wilde en haar huis niet onbewaakt wilde achterlaten. Engeltje vertrok in de schemer met vele goede raadgevingen van haar principalen naar het huis van de be vriende familie, waarvan het hoofd het eer zame beroep van destillateur uitoefende. Engeltje installeerde zich in de huiska mer en de familie vertrok. Het vreemde huis met zijn'onbekende ruimten oefende aldra een geheimzinnige aantrekkings kracht op Engeltje uit, zodat zij.besloot een verkenningstocht te ondernemen door de gangen en kamers. Zo belandde zij in de kelderkamer, waar een grote hoeveelheid brandewijn in fusten lag opgeslagen. De geur. die haar tegemoet kwam, vond En geltje niet onaangenaam en ofschoon zij zich nooit aan het gebruik van geestrijk vocht had bezondigd, kwam zij toch onder de bekoring van het aroma, zo zelfs dat zij besloot eens aan een glaasje van het edele nat te nippen. Dat nippen schijnt toen enigszins buitengewone vormen aangeno men te hebben, want de argeloze Engeltje werd door de thuiskomende familie later ongeveer wezenloos in de kamer aange troffen. Engeltje sloeg wartaal uit en maakte gebaren die niet bij een ingetogen engeltje passen. De familie maakte zich ernstig ongerust, zij kon zich niet voor stellen wat Engeltje overkomen was en men moet de mentaliteit van de eeuw in aanmerking nemen om te begrijpen dat men hekserij in het spel vermoedde. Engel tje,die misschien weer enigszins bij haar positieven was gekomen door de discussie rondom haar, greep de gelegenheid gretig aan om haar onbescheidenheid te verdon keremanen en bevestigde dat een oude vrouw in huis was gekomen en die haar met enige gebaren en klappen op de rug betoverd had. Zij noemde zelfs de vrouw in kwestie, die in de buurt woonde. De destillateur ging onmiddellijk naar de oude vrouw en dwong haar, ondanks haar protesten en ontkenningen, mee te gaan om het ongelukkige engeltje te „zegenen", waardoor volgens de opvattingen uit die tijd de ban der betovering' werd opgeheven. Ds oude vrouw vrees'de de openbare ver ontwaardiging, die in die tijd voor derge lijke verdachte figuren tot hoogst, onaan gename gevolgen kon leiden en ging ten slotte mee om de zegening te verrichten. En inderdaad scheen dat Engeltje op te luchten, want haar maag ging in omge keerde richting functionneren en na de zegening keek zij heel wat helderder uit haar engelachtige ogen. Die zij echter meteen weer beschaamd neex'sloeg toen de destillateur, wiens ogen waren opengegaan nadat zijn neus hem de waarheid had verteld, haar ongezouten de les las en haar met een brief vol beschul digingen naar haar oorspronkelijke me vrouw terugzond. Het vergeelde geschrift vermeldt niet, of dit Engeltje voortaan voor ieder vleugje brandewijn op de vlucht sloeg, maar het is wel waarschijnlijk. Hij was dc straat opgegaan, omdat hij 1 bij de wind wilde zijn. In de kamer zittend had hij hem gehoord, het volle droge ge luid van zijn stoten, het geraas in de ont bladerde bomen, het klappen van een weer loos tuinpoortje. Zelfs leek hij het stomme verzet van de huizen te verstaan, als hij met zijn hele wezen luisterde. En de wincl had duizend stemmingen. Soms was hij uitgelaten razend, ontzag niets en besefte niets.... sloeg en rukte als een waanzin nige. Maai* dan plotseling toomde hij zich in, een woedende man die bedaarde om zijn das en zijn haar in orde terug te brenger- Hij glimlachte, terwijl hij daaraan dacht. Ineens ging hei dan weer verder: nu met aandrang overredend, telkens even stop pend om de kracht van de argumenten te laten doordringen. Soms uitvoerige argu menten, in alinea's betoogd, soms korte, vinnige, die de zaak terstond moesten be slechten. Als ie maar aandachtig bleef, was het niet moeilijk de wind te begrijpen. geen twee keer woei hij hetzelfde, zo levend als een mens, en eerlijker. Maar de aarde gaf niet toe. Zo was Frederik Hofling naar buiten ge gaan, om één te worden met de wind. Hij haakte Bernard aan de lijn en ging met hem de trappen af. Toen hij de deur uit kwam, was de wind zijn geduld weer kwijt, en smakte zich met. volledige kracht op de weerspannige stad. Een ruit viel rinkelend op de stenen, verderop in de straat. Ten minste één klein succes. Frederik voelde zich blij voor hem en zoog diep de voch tige schone lucht in. Hij ging rechtsaf, de vertrouwde weg rond het blok. Van een toren hoorde hij elf slagen, werktuigelijk geteld. Maar hij hoefde er zich niet om te bekommeren. Hij was vrij. los van de druk van de tijd. Hij kon zich overgeven aan zijn samenzijn met alle wezens, diex vroeger slechts domme, zielloze verschijnselen voor hem waren geweest. De hoge huizen ter weerszijden waren zware blokken stilte. De stilte van de leven loosheid. Daarin weefden de nacht en de wind een uitgelaten patroon. Boven zich wist Frederik de diepe, donkerfluwelen hemel, waar de wolken onder werden langsgejaagd, slordige dotten grauw, mis schien met randen van zilverig blauw, als de maan door een opening scheen. Toen hij de hoek was omgegaan, drukte de wind recht op hem. Zijn jas klapperde en rukte aan zijn lichaam, maar hij door leefde genietend de zuiverheid, die over zijn hals en zijn gezicht en zijn onrustige I haar joeg. Hii maakte zich groter, wilde wel tien maal zo groot zijn om meer te kunnen inzetten in het heerlijke gevecht. Dan eens verbeeldde hij zich te krimpen, en zich te onttrekken aan het leven van de wind en de ruimte, alleen nog als buiten staander het onsterfelijke spel te beschou wen. Daarna strekte hij zich weer, en lachend over zijn hele gezicht stortte hij zich op het verzet. Na de tweede hoek was hij in de drukste straat van de vier rond het blokje, bij de tramhalte. Daar hoorde hij voor het eerst een menselijk geluid, een mannestem, mee gesleurd in de wind. „Kijk, daar heb je het al, daar gaat mijn hoed. De vervloekte wind ook! Hoeveel uren moeten we hiev nog staan? Tot de eerste ochtendtram soms?" Een vrouw scha terde en riep: -Kijk hem eens vrolijk dan sen. Laat hem toch. hij is coiblij met zijn vrijheid! Je kunt het begrijpen; ik zou er ook genoeg van krijgen, als ik voortdurend op jouw hoofd moest zitten". „Het is zo prettig, dat jij altijd de grap pige kant ziet van de dingen, die iemand anders overkomen", schreeuwde de man hijgend terug. Frederik hoorde hem hollon. „O kijk. de boom houdt hem voor ;e tegen. Zeg dan: dankjewel, boom! Hè, Ernst, doe toch niet zo bokkig. Het kan de wind niets schelen of jij hem aardig vindt of niet. Ik begrijp niet dat je niet geniet. Het is zo heerlijk fris, ik voel me zo opge wonden als een wollig kalfje met lange beentjes in de lente". Frederik luisterde in verrukking. Het ge sprek tussen de man en de vrouw had dc onpersoonlijkheid van zijn vreugde ver vuld met iets, dat hem nu onontbeerlijk leek. Hij voelde, dat hij uren verder kon wandelen, drinkend van de wind en den kend aan de vrolijke vrouwenstem en de voetstappen van de vertoornde man. Hij gjng snel door. Maar nog geen twintig schreden verder hoorde hij de stem van de vrouw weer, gedempter, maar hoorbaar voor hem op een suizende windvlaag. „Ernst, die man daar, met die hond. Zie je? 't Is een blinde. Wat ontzettend, hè? Iedere keer als ik iAnand zie, die blind is, kan ik wel huilen. Ik vind het zo afschu welijk". Een kille storm vocht met Frederik, toen hij zich door Bernhard naar huis liet lei den, huiverend en angstig. (Nadruk verboden). Agenda voor Haarlem ZATERDAG 4 FEBRUARI Stadsschouwburg;: Nachtrepetitie'' (Come- dia>. 8 uur. Spaame: „Butch past op de baby" en „De spookmijn", 14" j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Wozzeck". 13 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Dokter Elisabeth", 18 j„ 2. 4.15. 7 en 9.15 uur. Palace: „Jeartne d'Arc. 2.30 en 8 uur. Luxor: ..Nightstop in Dakar", 14 j., 2. 4.15 7 en 9.15 uur. City: „Doodlopen de straat18 j.. 2.15. 4.30. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 5 FEBRUARI Stadsschouwburg: ..Nachti-epetitie" (Comc- dia), 8 uur. Frans Hals: Haarlems Kunst Ge meenschap ..Monsieur Verdoux", 10.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Hel is nu al weer voorbij. Ergens van daan zijn warme winden gekomen en de koude lucht, die zich hier hecht genesteld leek te hebben, is spoorslags weggeblazen. IJs en sneeuw en heldere blauwe luchten met zich voerend. De lucht is nu weer grauw en egaal bewolkt, De stralen zijn weer schoon. Of het zo blijft? De Enkhuizer Almanak vertelt aan een ieder, die hel weten wil, dat Februari koude maand zal zijn en Maart ook. Het goede oude Spaarne trekt zich daar niets van aan. Voorlopig is het weer ijsvrij en op de kalme, zwarte oppervlakte varen weer de „Josephina" en de „Drie Gebroe- ders" en de „Op Hoop van Zegen". Alsof er niets gebeurd is. Maar Maandag zaten die schippers uit Huizum en Rotterdam en Wolvega nog mistroostig hun neuswarmer te roken in de kleine kajuit. Het Spaarne lag dicht. Bijna dicht tenminste, want toen laat in de ochtend een onbehoorlijk smo kende ijsbreker door de Spaarndammer sluizen was gekomen, had het Spaarne-ijs moeten wijken. Krakend en steunend was het gespleten onder de aandrang van zo veel paardekrachlen achter zulk hard, puntig staal. Midden door het Spaarne werd een vaargeul gemaakt, die 's mid dags weer dicht lag. Alleen de sterke mo torschepen konden erdoor. Schipper Schaap uit Zaandam wilde niet wachten en ma noeuvreerde de zestig-tons „Commerce" behoedzaam door de Catharijnebrug. Dit eerste schaap deed niet meer volgen. De andere schippers op de „Neeltje Jaco- ba" en de „Nooit Gedacht" en de „Eben- liaëzer 111" bleven zitten roken: later op de middag dronken zij zwijgend een bier tje in het kroegje op de hoek. In het kroegje was het stil en buiten leek het ook rustig, maar door de dubbele ramen en het gesnor van de potkachel heen, was toch het gekrijs van de meeuwen te horen. Bij honderden tegelijk groepten ze op het ijs. En lelijk krijsend cirkelden daarboven nog vele andere meeuwen, wachtend tot het ijs zich zou openen en de vissen weer bereikbaar zouden zijn. Scliaatsenrijders zijn daar niet geweest. Zii sloorden de meeuwen nog niet, zoals ook 377 jaar geleden Wigbold Ripperda en Kenau Kokende Olie Hasselaer tij dens het beleg van Haarlem een dag of zes, zeven vorst voorbij moesten laten gaan voor zij op het Spaarne konden rijden. En zoals altijd de Haarlemmers geleerd heb ben pas van een strenge winter te spreken, als het Spaarne bereden kon worden. Daarom hebben we nu nog geen strenge winter gehad. Maar als men de Enkhuizer Almanak gelooft, dan zullen wij nog wel schaatsen op onze Haarlemse ex-rivier. Zal de scheepvaart nog wel helemaal stil komen te liggen en zullen de meeuwen hun rustige plek op het ijs nog wel kwijt raken. Wie niet in dit alwetende boekje gelooft en bovendien de warmte boven de schaat sen verkiest, zal hopen en rekenen op een onmiddellijk ingaan van de lente: en op een genoegelijk klotsend Spaarne. Zo open Kruis of Munt Toen wij dezer dagen van de Vijzel straat naar het Rokin moesten, ver heugden wij er ons reeds ter hoogte van Sittard op, dat wij niet meer met de valse munters van de verkeers- brigade-generaal Cohen in conflict zou den komen. Want had burgemeester d'Ailly niet met één druk op de knop diezelfde ochtend de groene, rode en oranje lichten als bakens in de ver- keersstróom op de Munt doen aanflit sen? Waren met die ene druk op die ène knop niet alle verkeersagenten mitsgaders raadselborden en bonboek jes van de kaart geveegd? Nou maar heus niet! Terwijl wij vreedzaam aan kwamen tuffen in hel verrukkelijk besef, dat wij, om te weten of wij door konden rijden, niet meer hoefden te letten op: a. de onbegrijpelijkste stopborden ter wereld b. de armen van de verkeersagent c/de taal van de verkeersagent d. andere weggebruikers die ook in de war verkeren e. het schattige meisje bij de kiosk, terwijl wij bepeinsden, dat één blik op het stoplicht ons zou vertellen of de heer Kaasjager voorlopig al dan niet prijs stelde op onze aanwezigheid op het Rokin, viel ons oog ineens op een witte pet. Wat zeggen wij? Eén witte pet? Mens, het krioelde er van de witte petten. Het leek wel alsof de ganse witte petten-productie van Fibenei zich op de Munt had samengetrokken. Het was .al witte pet wat de klok sloeg. Wij hadden gewoon geen ogen genoeg om te laten vallen. Er stonden, wel ge teld, negen politie-mannen en voor het eerst in ons leven betreurden wij, dat wij geen negenoog hadden. Deze agenten nu stonden onder de stoplichten opgesteld om te kijken of alles goed liep. Zij staarden af en toe verbaasd omhoog om te kijken of die lampen werkelijk brandden en wanneer zij zich daarvan hadden overtuigd be gaven zij zich verheugd naar een pas serend automobilist om £un bevindin gen te verifiëren. Ook ons geviel de eer om het politieel gezichtsvermogen te toetsen, want wij werden aangehou den en de agent vroeg: „Dat licht is rood nietwaar?" „Weljazeker", zeiden wij kordaat. „Waarom rijdt U er dan doorheen?", vroeg de agent en of wij nu al betoog den, dat wij dat nu juist als een aardig geheimpje zouden willen beschouwen, op de bon gingen wij. Nadat wij ons zoveelste münt-biljet hadden opgebor gen, daalde het besef op ons neer, dat er eigenlijk weinig vex-anderd was. Ex- waren dan wat meer verkeersagenten, maar de wanorde werd daar nauwe lijks groter door. Wij konden de drukte trouwens bijna een vol etmaal obser veren, want wij moesten tweemaal dit knooppunt passeren, eenmaal heen erx eenmaal terug. Op het laatst kregen wij er echt slag van. Het eerste wat wij leerden was, dat men op de lichtbakken, waar af en toe het woordje „Tram" op verschijnt, niet hoeft te letten. Zo'n ding dient ex- alleen maar voor om een trambestuur der in te lichten, dat hij er wérkelijk aankomt. Wanneer het licht rood wordt mag men niet doorrijden en wanneer het groen wordt, kan men niet door rijden. Wanneer het licht op oranje springt, rtxoet mep vol gas geven. Gii hoort dan een agent het eerste artikel uit de politie-vex-ordening voordragen, dat luidt: „Hé, hé, wat mottattaar?" Boven dat alles troont op sex-ene hoogte een agent in de duiventil, die gij op bijgaand diorama aan de rech terkant van de strubbelingen ziet. Deze man beslist over nxensenlevens. Hij kan namelijk de groene of rode ver lichting met tien seconden veiJengen. Dat kan hij duizenden keren op een dag doen. Dan moeten duizenden men sen tien secoxiden wachten. En wan neer gij nu eens een paar duizend ver menigvuldigt met een paar duizend maal tien en dan nog eens maal 365 en dat weer een keer met zeg 25 jaar trouwe dienst, dan zult ge beseffen wat een tijd zo'n man verknoeid heeft. 't Is een kruis die Munt. Engelse suite Voor zover wij u kennen, beste vx-ien- den, komt gij vermoedelijk zelden in de Wagenstraat. Men vindt daar een huis halvex-wege, met op waai-lijk Oosterse wijze gedx-apeerde gordijnen, dat Shéhé- razade heet en waar men zich alle sprookjes van de 1001-nacht in een klein glaasje kan laten schenken. Overi gens is dat een liefhebberij, die u duur komt te staan. Maar in diezelfde Wagenstraat, waar enkele guitige lichtjes de duisternis van dit stuk Amstei-dam onderstx-epen, kan het gebeuren dat men des avonds, hoe wel er geen burgennanswoning te be kennen is. geheel onverwacht de Engelse suite van Bach of de Duitse dansen van Brahms hoort spelen. Het zoeken naai de bron van hei-komst wordt bemoeilijkt door het getrappel van de samba in de naburige concertzalen. We zullen u echter zorgvuldig op het goede pad lei den: ge moet zijn in de Cori-ida Club op de hoek „van de Amstel, die zijn golfslag regelt naar de maat van de muziek. Het is een fraaie gelegenheid met rode lopers en ditokleurig lapwerk voor de ramen, doch men vindt er geen stieren vechters, zoals de naam en deze attribu ten zouden doen vermoeden. Als men er het zijne of het hare aan oppervlakkige textiel toe heeft bijgedragen om de gar derobe een reden van bestaan te geven en de bewaaixier derzelve door het los jes vei-schuiven van dasspeld of schou derbedekking geen twijfel laat omtrent zijn toekomstige beloning, l^an men zich nestelen in een zorgvuldig gekweekte schemering. Aan de muren hangen tonige schilderijen de bezoekers hun artistieke waarde te verkondigen. Hier en daar staan tulpen in frivole tinten, die gewoon water uit een vaas drinken. Tegen de gelakte bar leunen enige zorg vuldig gecostumeerde hei-en, die straks koffie moeten drinken. Alle gesprekken worden er gevoerd op de gedempte toon, die men als één der zeer weinige resultaten van het onderwijs op de middelbare scholen heeft overgehouden. Men moet zich dan ook aanhankelijk voorovex-buigen om de vervoeging in de eerste persoon enkel voud van het supei--werkwoord bemin nen naar waarde te kunnen verstaan. Langzamerhand ontstaat er een stilte, die aan iets moet vooraf gaan. Men weet nog niet waaraan, want dat be- merkt men pas als Gé van Toorenburg aan de vleugel plaats neemt en met pa relende slagen de kunst, van merel en nachtegaal overtroeft. Weliswaar spelen die nimmer piano, maax- hun geluid is daarom niet. minder hemels, zoals u kunt opsteken uit ieder handboek der natuur lijke historie voor het eerste leerjaar. Gc van Toorenbui-g doet bij het du bieuze schijnsel van de crème wand- verlichting, door de vorm van zijn ge zicht met het sierlijk opgeprikte snor- retje, even aan onze jeugdvriend Duke Ellington denken. Maar wat hij aan muziek weggeeft is van Grieg of van Rachmaninoff, een mazurka van Chopin of een prélude van Debussy. Hij begon op zijn achtste jaar al met noten te jpelen, maakte een voorspoedige carrière in het tingeltangelbedrijf en is nu de velgedane eigenaar van de Corrida Club, waar hij zijn visite op klassieke aceooi-- den tracteert als knappende zoutjes bij de borrel. Hij nam eerst les bij Ai-end Koole en later bij Gerard Hengeveld aan het conservatorium. Verleden jaar gaf hij zijn eerste openbare x-ecital in de Bachzaal. Over een paar maanden hoopt hij het einddiploma in zijn zak te kun nen steken. Het is bij zijn haardvuur beter loeven Vandaag en morgen geeft het A.T.G. de eerste voorstellingen in de Slads- s 'wuwburg van het Ierse blijspel „Ze kregen wat ze wilden" door Louis d'Alton onder regie van Louis Saalborn, die tevens dc hoofdrol ver tolkt. In het Leidseplein-Theater vertellen Mary Dresselhuys, Louis Borel, Guus Oster en enige anderen Bakersprookjesen in het Centraal Theater zijn dc vertoningen van „Korporaal Elisabeth" hervat. De Nederlandse Opera brengt Zon dagmiddag „De Ontvoering uit het Serail" van Mozart en Dinsdagavond „De Troubadour" van Verdi. Annie Fischer is pianosolisle op het abonnementsconcert van Zondagmid dag door het Concertgebouw-orkest In de hoofdstad uit onder leiding van Rafael Kubelik. Het programma vermeldt werken van Mendelssohn. Beethoven en Schu mann. Des avonds ivordl het orato rium „Die Jahreszciten" van Haydn uitgevoerd door het koor Die Catho- lyckc Sanghers en het Amsterdams Pliilharmonisch Orkest met Corry Bijster, Hati Le Fèvre en Theo Baylé als vocale solisten. Op 7 Februari concerteert het Utrechts Stedelijk Orkest onder Willem van Otlerloo met medewerking van de pianist Hans Henkemans. In de kleine zaal van het Concert gebouw is morgenavond een viool recital door Elliott Fisher en speelt Dinsdagavond de pianiste Maria Sobol. Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan vertoont „De Uitkijk" aan de Prinsengracht dc nieuwe experi mentele geluidsfilm in kleuren „Dreams that money can btiy" van Hans Richter en vele andere avant- gardisten, gevolgd door de laatste film van de maand „Kleine mensen op dc grote weg" van de Italiaanse regisseur Mario Camcrini, met in de hoofdrol Anna Magnani. De tentoonstelling van werken van dc Engelse becldhouiver Henry Moore in het Stedelijk Museum blijft geopend tot 27 Februari. In hetzelfde museum is gisteren een expositie geopend van Chinese schil derijen uit dc collectie Sie Sioe Ho. Van 6 Februari tot 4 Maart kan men in de kunsthandel E. J. van Wisse- lingh en Co. reis-indrukken van Raoul Hynckcs bezichtigen. dan in de kleine zaal van het Concert gebouw, waar men niet mag roken en al zijn fantasie nodig heelt onx het ge vecht om de kofl'ie in de pauze te recht vaardigen. Wie het waagt om naar „Mariandel" te vragen of zich een paar- denhoofdstel aan de muur te wensen, die lean er op rekenen door de Mond- scheinsonate naar huis te worden bege leid. De achterblijvers voelen zich hier in de Wagenstraat langzaam volstromen met geluk. En als men Gé van Toox-en- burg maar vriendelijk genoeg aankijkt met een blik die geen toevoeging van woorden nodig heeft, dan haalt hij zijn cither te voorschijn en laat horen dat Anton Karas niet de enige is die het „Hain-y Lime" thema zo kan tokkelen dat het bloed van de luistex-aar wil kruipen waar het niet mag gaan. BOEDA. en vrij als het nu is. Met eerlijke kansen voor de meeuwen, met levensgevaar voor de vissen en zonder belemmeringen voor de schippers uit Wühe, Zaandam en Heer Hugowaard. Niet met die uitzichten, be sprenkeld met verre schaatsers, tornend tegen de wind, die liet Spaame weer het aanzien kunnen geven, dat het drie eeuwen geleden moet hebben gehad. Dat zijn de twee partijen, die tegenover elkaar staan. Maar boven hen allen staat Koning Winter, die de Almanak niet leest en geen belangstelling voor ons heeft. Maar die er tenslotte dan toch maar over beslist. E. P. Wanneer de nieuwe watex-stof-atoom- bom, die 1000 keer dodelijker is dan die absurde, uit-de-tijdse, kleine ui-anium- atoombom en die in staat zou zijn een land in een seconde te vernietigen, in ge regelde fabricage zal worden genomen, zullen de geleerden ons vertellen, dat dit eigenlijk helemaal alleen en uitsluitend geschiedt uit overwegingen des vredes. Tenslotte leven wij niet meer in de Mid deleeuwen en de Papoea's mogen fx-aaie knotsen hebben gesneden uit het hardste hout met het uitdrukkelijke oogmei-k daarmede andere Papoea's de schedel te splijten, zó cynisch zijn wij van de twee de helft der twintigste eeuw niet. Wij doden onze medemens niet meer uit ba nale wraakgevoelens, noch uit minder waardige en dierlijke hebzucht en de din gen die wij uitvinden mogen, wanneer zjj per ongeluk vallen, een paar mïllioen nv.nsen naar de andere wereld helpen, zoiets is een kwestie van laakbare onvoor zichtigheid. Het ware, echte en enige doel is vrede op aarde. Nu ik dit overdenk komt een heel an der verhaaltje met een heel andex-e be doeling in mijn gedachten. Dat van die nuchtere Engelsman, die met een Amex-i- kaanse vriend bij de Niagara-waterval stond. Die vriend zei geestdriftig: „Kijk eens hoe die immense watei-massa maar onophoudelijk valt en valt en valt!" En toen zei de Engelsman: „Ik vind dat heel gewoon, want er is niemand die al dat water px-obeert tegen te houden". Neen, ik px-edik geen wanhoop. Want het gekke is dat het leven toch voortgaat. Het mooie xs dat er vandaag overal mensen aan het werk zijn geweest om te leven en te blijven leven. Ze hebben allex- lei nuttige en nutteloze dingen gemaakt en vei-kocht om brood en bonen te eten en misschien wel om naar de bioscoop te gaan en te lachen of te wenen. En U hebt geen idee hoeveel millioen mensen op aarde vandaag om het een of ander blij zijn geweest. Alleen een ontaaixle cynicus kan daar grimmig zijn schouders om hebben op gehaald of met zijn wijsvinger naar zijn voox-hoofd hebben gewezen een ont aarde cynicus, want over een paar maan den slaan de boomgaarden in bloei en dansen lammeren in de weide. Over een paar maanden slaat de oude aai-ae vol jonge bloemen en zijn de bomen en de heesters lichtgx-oen van de weder geboorte van al wat leeft. Dat is een vreemde tegenstelling tot wat de bommenmakex-s verrichten, doch gc kunt om die tegenstrijdigheid even goed gelukkig als wanhopig zijn. Het ligt er maar aan aan welke kant ge gaat staan. U en ik zijn wijs en onsentimenteel ge noeg om niet bij ieder veulen en bij elke kersenboom in bloei te snikken van vreugde en een lied te zingen van geluk. Voorwaar, zo onwezenlijk zijn wij niet in het tijdperk van 't waterstofgas. Maar wij kunnen ook begrijpen hoe goed het is dat bij de geheimzinnige, duistere fabrieken, waar die bommen worden gedraaid, een vlinder van bloem tot bloem gaat en het gras in de lente gaat geuren. Dit is de vreemde twee-heid van deze geheimzinnige tijd, die het macabere jongleren met de doodsangst der mensen ziet naast de eeuwige wedergeboorte van het geluk. Wie het oog op die wedergeboorte houdt gericht, kan er iets van zijn cynisme-om- de-mensen aan verliezen. En dat moest ge dan maar doen, dacht ik. ELIAS Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS (Adv.) Schandaal in New York (Anno 1876) Een warenhuis in New York veroorzaak te in 1876 een „nationaal schandaal" door (stel u voor!) dames-ondergoed te gaan verkopen en dit ongehoorde feit bovendien nog in grote advertenties wereldkundig te maken ook. Het laat zich begrijpen dat gans Amerika op de achterste benen stond van edele verontwaardiging, want tot die tijd waren alle vrouwelijke kledingstuk ken nader dan de rok uitsluitend in de veilige beslotenheid van het ouderlijk (of echtelijk) huis vervaardigd geworden, ja zelfs op wasdag werden de chemises en aanverwante artikelen aan de drooglijn bedekt met lakens om hen aan het man nenoog te onttrekken. Nu 75 jaar later, vindt de New Yorker het heel gewoon als mannequins in de éta lages van warenhuizen „aan den lijve" het nieuwste nylon-ondergoed demonstre ren. Er is wel wat veranderd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 9