r Uit de schatten van het Frans Halsmuseum 5PPP «en HERWIG'S PRACTISCHE TUIN ENCYCLOPEDIE Aesthetische benadering van Vincent van Gogb in zijn laatste scheppingsperiode Zaterdag 4 Maart 1950 3 HUBERT LAMPO: „Triptiek van de onvervulde liefde. op de wolken" (Uitgeversmij. A. Manteau, Brussel) De ruiter MET LOTJIS-PAUL BOQN en Piet van Aken (Johan Daisne, hun generatie genoot, is enkele jaren ouder) behoort Hubert Lampo tot de Vlaamse jongereh die, omstreeks 1920 geboren, tijdens de oor log debuteerden: Lampo in 1943 met de novelle ..Don Juan en de laatste Nimf", welke als lïnker-paneel is opgenomen in het drieluik-in-proza, dat Lampo „Triptiek van de onvervulde Liefde" noemde. Lang figureerde deze legendarische Don Juan in de litteratuur, zoals Tirso de Molina hem in het begin der 17e eeuw ten tonele voerde: als de trouweloze verleider';* de cynische vrijbuiter, de roekeloze levensge nieter. Molière noch Goldonï, d'Annunzio noch Shaw voegden aan het wezen van deze aarts-„rninnaar" meer toe dan wat poëtische verve of enkele geestige arabes ken, Merkwaardigerwijs hebben ongeveer te zélfder tijd; en naar mij dunkt los van elkander, twee auteurs (Suzanne Lilar in haar toneelspel „Le Burlador" van 1945 en Lampo in deze novelle van 1943) een po ging gewaagd, aan de frivole Renaissance- Don Juan een algemeen-menselijker, een tragiuccer zin te geven. Deze tragische, naar een aardse verlos sing van de zonde strevende Don Juan- figuur is sindsdien het motief gebleven, dat Lampo's werk (de roman „Hélène De fray©", de drie novellen van deze „Trip tiek" en zijn jongste roman „De Ruiter op de Wolken") varieert met een vrijmoe digheid, die des te waardeerbaarder èn aanvaardbaarder zou zijn. als ze niet in een overmaat van nadrukkelijkheid en ver standelijkheid haar doel voorbij schoot. Ondanks de bijna demonstratieve bewij zen. die Lampo tracht te geven van zijn scherp intellect (dat niemand hem zal ont zeggen), is deze talentvolle Vlaamse „jongere" een emotioneel schrijver, een onvervalst idealist (waarmee wordt be doeld: een mens, die zijn leven richt naar een Idee) en een romanticus. Dat strekt hem tot eer, het is het waarmerk op zijn talent, dat zich op het Procrustes-bed van een hyper-verstandelijke roman-compositie en een onvervaard realistische beelden keuze niet onbevangengenoeg kan ont plooien. Vandaar de rhetoriek, die zijn werk op verschillende plaatsen ontsiert. Vandaar ook het pathos, waarin hij hier en daar vervalt. Lampo's gave is zijn zuiver heid; zijn la-acht is de onbuigzaamheid, waarmee hij het ideaal van zijn hart hoog houdt een levensbeginsel, dat hem ver want doet zijn aan de bijna legendarische figuur van de schrijver Alain-Fournier, die in de eerste oorlogsmaand van 1914 op het slagveld bij de Maas even geheim zinnig verdween als zijn leven voor velen een mysterie moet zijn geweest. Hoe diep de indruk is geweest, die Alain-Fourniers enige roman ,.Le Grand Meaulnes" dit wonder van sfeer, kleur en klank, dat men zich nauwelijks denken kan zonder de muziek van Debussy als begeleidende melodie en de vervloeiende kleuren van Calvert of Blake als nevelig- dromerige achtergrond op Lampo heeft gemaakt, blijkt niet alleen uit het onover troffen essay over Alain-Fournier, dat Lampo bijdroeg tot het Nieuw Vlaams Tijdschrift; al wat hij geschreven heeft getuigt ervan in het hoogste waarnaar hij in vorm en inhoud streeft. Fourniers ver edelende erotiek, waaraan de puurheid der Middeleeuwse Madonna-verering niet vreemd is, Fourniers „Grote Ontmoeting met het ideaal van het eeuwig-vrouwe lijke", even groots in openbarende la-acht als de ontmoeting van Dante met Beatrice, hebben in de sfeer van „Le Grand Meaul nes" het geestelijk klimaat bepaald, waarin een talent als dat van Hubert Lampo zich kan ontplooien. Maar wat Alain-Fournier als bij genade geschonken werd, moet Hu- bert Lampo veroveren. Van dit zoeken naar synthese tussen passie en verering is Lampo's werk. vol. Zijn Don Juan, legeraanvoerder van Spaanse legioenen in Vlaanderen ten tijde van Filips' veldtocht, zuivert zijn bezwaar de ziel in een late liefde, waarmee hij af scheid neemt van het leven op het ogen blik, dat de zondeloze droom van zijn jongenshart in vervulling gaat. Waarom gaf Lampo deze novelle een plaats in deze Triptiek van de Onvervulbare Liefde? Onvervuld blijft inderdaad de belofte van Eros in de derde novelle der „Trip tiek": „De Geliefden van Falun", een ver haal, dat een idylle had moeten zijn, maar door zijn overdadig realisme „een avon tuur' werd. Een reis naar Malmö inspi reerde Lampo tot een novellistische be werking van een ontroerende Noorse le gende, volgens welke een bruid, wier ge- scdeefö $(/@GET voo r ZATERDAG 4 MAART Stadsschouwburg: „Armada" (Comedïa) 8 uur. Gemeentelijk Concertgebouw: „Tap toe" (Snip en Snap revue), 8 uur. Brinkmaiui: tentoonstelling en demonstratie kantklossen, 2 tot 5 uur. City: „Jungle Jim", 14 j., 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: Captain Kidd, 14 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Hoog spel", 18 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Ver loren grenzen", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Romance in Rio", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „The third man", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.1o uur ZONDAG 5 MAART Stadsschouwburg: „Armada" (Comedia), 8 uur. Gemeentelijk Concertgebouw: Snip en Snaprevue „Taptoe", 8 uur. Haarlems Mu ziekinstituut, léerlingenuitvoering, 2.30 uur. Frans Hals: Haarlems Xunstgemeenschap „Grazige weiden", 10.30 uur. Rembrandt: Films over dieren, 11 u. Palace: „Rigoletto", 11 uur. Luxor: „Hellzapoppin", 11 uur. City: ..Met Scott naar de Zuidpool". 11 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 6 MAART Bioscopen: Middag- en avondvoorstel lingen. Nassauplein 8: Soefi-beweging, Centrum Haarlem, spreker dr. R. van Brakell Buys over „Wat is zonde", 8 uur liefde bij een mijnramp verongelukte, twee en veertig jaren wachtte op zijn terugkeer zonder te verouderen en op het ogenblik, dat zijn lijk werd geborgen, in enkele se conden vergrijsde en verschrompelde tot een afgeleefde vrouw. Had Lampo bij de verwerking van dit thema in een „moder ne" verhaalscompositie vrij-uit zijn intuïtie gevolgd, had hij, zoals hij in de tweede novelle van deze Triptiek („Regen en Gaslicht"), zijn vertelling geschreven in de onwezenlijke sfeer, die op de grens tussen werkelijkheid en droomvisioen zweeft, hij zou hiermee zijn gaafste werk stuk hebben geleverd, Wat hem er telkens .toe aanzet, zich te wagen aan een opzette lijk realisme, dJt in zijn onthullingen de schoonste bladzijden ontsiert, is mij een raadsel, tenzij ik moet aannemen en daartoe ben ik in oprechte bewondering voor Lampo's onmiskenbaar talent graag bereid dat hij zijn eig'en „stijl" nog niet heeft gevonden en, al tastend, te grif tege moetkomt aan de realistische stromingen (sur-, magisch, super-, metaphysisch of ander „realisme") die als „modern" wor den geprezen. In mindere male zijn deze bezwaren van la-acht voor zijn „Ruiter op de Wol ken", de roman van een valschermjager, die kort voor het einde van de oorlog uit de wolken neerdaalt in Vlaanderen en zo de „weg terug" aflegt naar het leven, dat hij bij zijn mobilisatie achterliet. Deze Nik Corenlandt is te hoog in de wolken geweest, te ver boven de aarde, om bij zijn terug keer in het leven der mensen zijn ideaal te verkwanselen voor een compromis. Hij verbreekt zijn vooroorlogse verloving, hij aarzelt tussen een leven der zinnen en een liefde die passie en ziel vereent, en vindt deze harmonie van de eenvoud In de pia niste Marie-Anne Serclaes. Het is met deze roman als met de novellen: uitstekend geschreven bladzijden wisselen af met ge deelten, waarin de „litterator" (die Lampo, dunkt mij, nu juist niet wil zijn) aan het woord is. C. J. E. DINAUX Alain-Fourniers „Le Grand Meaulnes" ver scheen zojuist in Querido's Salamanderreeks in een vertaling van Max Nord: „Het Grote Avon tuur". Gevarieerd schouwburg-programma De toneelgroep Comedia geeft dit week einde twee voorstellingen in de Haarlemse Schouwburg van het Nederlandse stuk „Armada" door Jef Heydendaal met Cor Hermus, die het ook regisseerde, in de hoofdrol. Op Donderdagavond heeft de laat ste vertoning plaats van het reeds meer dan 150 keer gespeelde „Tramlijn Begeerte" door Tennessee Williams met Ank van der Moer, Truus Dekker, Han Bentz van den Berg, Henk Rigters en vele anderen. Het Amsterdams Toneelgezelschap brengt op Woensdag 8 Maart de Haarlemse pre mière van het Ierse blijspel „Zij kregen wat ze wilden" door Louis d' Alton met regisseur Louis Saalborn in de rol van vader Murnagham. De andere medewerkenden zijn Marie Hamel. Carla de Raet. Annie Boiit, Louis van Gasteren. Paul Huf, Cas Baas, Herman Sternheim, Gerard Heystee, Lo van Hensbergcn en Egbert van Paridon. Wegens het grotes succes in Januari geeft de Hoofdstad Operette op 10 Maart nog één voorstelling van „Victoria en haar huzaar" in de oorspronkelijke taal. Van de daarin optredenden noemen wij Ruth Rhoden, Tini Alma, Paul Harden, Fritz Steiner en Otto Aurich. Koor en orkest staan onder leiding van Julius Susan. Italië's voornaamste reliek Wetenschappelijk onderzoek naar Christus' lijkwade Van onze correspondent in Rome) De pelgrims, die in het heilige jaar naar Rome komen, plegen ook andere steden, zoals Assisi en Padua te bezoeken. En velen gaan ook naar Turijn, waar in de kathedraal een reliek wordt bewaard, dat als het belangrijkste in Italië kan worden beschouwd, en dat ook voor niet-katho- lieken grote betekenis heeft. Om de 25 jaar, wanneer Rome het heilig jaar viert, kan men te Turijn de heilige lijkwade (sacra sindone) zien, die anders zorgvuldig tegen invloeden van licht en atmosfeer wordt beschut. De „sindone" zou zijn de lijkwade, waarin Christus werd gehuld na de kruisafname. De echtheid juist van heel oude relieken Italië is er vol van worclt vaak door mannen van wetenschap betwist, doch hier hebben wij te doen met een voor werp, waarvan de echtheid eeuwen lang werd betwijfeld, tot wetenschappelijk on derzoek haar waarschijnlijk deed lijken. Sedert 1931 is dat onderzoek in volle gang. De Evangeliën leren 'ons, dat het lichaam vain de Heiland werd gewikkeld in een fijn lijkwaad, voor dit doel gekocht door Jozef van Arimathea. In de zevende eeuw voor het eerst is er melding van deze lijkwade, die te Jeruzalem, later te Constantinopel, werd bewaard. In 1353 wordt de doek overgebracht naar de kerk van Lirey dicht bij Troyes in Frankrijk, Een eeuw later wordt zij eigendom van de hertogen van Savoie, die haar in 1578 uit Chambéry overbrachten naai' hun nieuwe hoofdstad Turijn. Nu is het eigen aardige, dat in de veertiende eeuw twijfel rees aan de echtheid en in 1355 verbood de bisschop van Troyes de reliek ter ver ering uit te stallen „daar zij een door mensenhand geschilderd doek is". In 1390 staat Paus Clemens VII toe, dat de lijk wade wordt getoond, doch „als namaak van de echte". Eerst in 1898 toen het weef- Ter gelegenheid van zijn zeventigste ver jaardag zal op Zaterdag 4 Maart te s-Gravenhage aan Cornells Veth diens portret worden aangeboden, geschilderd door de Haarlemse kunstenaar Kees Vcrwey. GEBRUIKT NOG DEZE LENTE: Geeft een afdoende oplossing voor al Uw vragen. Prijs i 22.50 in prachtband. In de boekhandel verkrijgbaar. Van Loghum Slaterus - Arnhem (Adv.) sel voor het eerst werd gefotografeerd, kwam men tot andere gedachten. Hoe ziet de lijkwade er uit? Het is een fijn linnen weefsel, van 4.36 bij 1.10 me ter. In het midden ziet men tweemaal, schijnbaar erg verbleekt, iets wat op de weergave van een menselijke figuur ge lijkt. Dat een zo oud weefsel betrekkelijk goed bewaard bleef is op zichzelf geen wonder. Wij hebben bijvoorbeeld Egyptische weefsels van voor onze jaartelling, die nog volkomen gaaf zijn. De vage beeltenis van een menselijk lichaam bleek in 1898 en dit is de grote-verrassing op het fotografisch negatief bijzonder duidelijk. Het werd een positief beeld: met andere woorden wat wij op de linnen doek zien, is een negatieve, volkomen realistische af druk van een mannelijk lichaam, gezien eenmaal van de voor- en eenmaal van de achterzijde. Nu zijn alle kunsthistorici het er over eens, dat noch in de middeleeuwen, noch in de oudheid een schilder ooit in staat is geweest een licht- en schaduw- verwïsseling zoals die in een fotografisch negatief voorkomen, te schilderen. Voor de fotografie werd uitgevonden, zou ook niemand op die gedachte zijn gekomen. In 1931 zijn van het weefsel veel betere fotografische opnamen gemaakt, door Joseph Enrie, die aan de Sorbonne te Parijs bestudeerd werden door de pro- feessoren Paul Vignon cn Yves Delage. Zij kwamen tot de conclusie, dat de amino- niak-dampen van een lijk, tezamen met poeder van myrrhe en aloë, die volgens het Joods ritueel van die dagen- over het dode lichaam werd gestrooid, op het lijn waad hebben ingewerkt op zulk een wijze, dat de doek zich gedroeg als een fotografische plaat. Aan de universiteit van Milaan heeft prof. Cordiglia doden doen begraven precies volgens wat wij weten van de oude Joodse rite. Bij opgra ving bleek het lijkkleed een soortgelijke negatieve afdruk te vertonen. Het staat dus wel vast, dat de sindone van Turijn een lijkkleed is, dat voor 1353 (sedert dat jaar'werd de doek steeds in bekende kérken bewaard) en wellicht voor de zevende eeuw (eerste vermelding) gediend heeft vopr dé begrafenis van een mannelijk persoon, die 1.83 meter lang was, een volle baard droeg en wiens vrij jeugdig gelaat een uitdrukking van zacht heid en wijsheid heeft, die bij Christus zou passen. Was de hierin begravene de Heiland Volgens de laatste publicaties waren de handen en voeten van de in deze lijk wade begravene doorboord en heeft men dus te doen met iemand, die werd gekrui sigd. De rechterflank vertoonde sporen van een diepe wond. De zeer duidelijke foto's van Ernie tonen voorts op voor- en achterhoofd een rij van wonden, die ver oorzaakt zouden zijn door de doornen kroon. Na deze verklaringen, afgelegd door ge leerden van twee universiteiten, die zich bijna twintig jaren met het vraagstuk heb ben bezig gehouden, mag men wel zeggen, dat er een vrij grote kans bestaat, dat in de kathedraal van Turijn werkelijk de echte lijkwade van Christus wordt be waard. De beperkte vertegenwoordiging van de achttiende eeuwse schilderkunst in het Frans Halsmuseum verhindert ons niet een beeld te vormen van de tijd, die, gegroeid uit de laatste decennia der zeventiende eeuw, uitmondde, in de historische debacle der Franse revolutie. Bij de kennismaking met de vertegenwoox-digers van de 17de eeuwse nakomelingschap werd gewaagd van de toneel-achtige stemming waarin deze zich voordoen. Er wordt druk „ge speeld". Tal van precieuze accessoires boden de gelegenheid zulks vooral met gratie te doen, zo de „acteurs" en „actri ces" deze kunst tenminste verstonden. Hoe futiel in de ogen van ons geslacht, met zijn (nood)-zakelijke levens-efficiency, deze charmante overbodigheden voorzagen na tuurlijkerwijs in de toenmalige levensbe hoeften evenals het thans de lippenstift of de cigarettenaansteker doen. Zij, die het voorrecht hadden de cos- luum-shows van Cruys Voorbergh in de Renaissancezaal te bewonderen, werden door een sprankelende causerie ingeleid in de „taal" van de waaier door coquette vrouwenhand gevoerd, waarbij ik meer malen gemeend heb de in de zaal aan wezige Regentessen van het Leprooshuis (door De Bray) eenparig haar hoofden bedenkelijk te zien schudden Met welk een charme riepen de heren der schepping uit een droom van kant een gouden snuifdoos te voorschijn, aan des- zelfs inhoud iets ontnemend, ten einde daarmee veeleer de noodzaak van het daai-op volgend sierlijk gebaar te kunnen voorwenden, dan de prikkelende stof wer kelijk te bestemder plaatse te brengen. Maar voor zulk een precieuze manipulatie moest men de ovei-gevoelige handen heb ben van een mr. Van Sypesteyn, die we de vorige maal hebben leren kennen als de geheel links gezeten regent op de por tretgroep der Proveniers. Nu we toch zo onbescheiden zijn genoemde heer op zijn handen 'te zien, moge ik u wijzen op de gemanïereerde souplesse waarmee de vin gers van de linkerhand om de stok spelen. Wil men in een ogenschijnlijk onbelang rijk détail nog eens de volle draagwijdte beseffen van de diepe kloof tussen de 17de en 18de eeuw, dan plaatse men de vitaliteit en autoriteit van burgemeester Loo, zoals deze spreken uit de op zijn rotting rustende hand in Hals' Schutters stuk van 1633. tegenover het welbewust vertoon van elegantie en innerlijke slap heid. waarvan Van Sypesteyns hand ge tuigt. Is het niet boeiend te zien hoe mode en stijl, wier heerschappij zich over de opeenvolgende geslachten laat gelden tot in de verste hoeken der samenleving kleur geven en vorm, ja, lichaamsbouw en be weging beheersen! Na de portretten be- schouwe men de stadsgezichten van C. van Noorde, Is. Ouwater, W. Horstink of J. H. Prins, waarover het zomerse licht der 18de eeuw zijn mild© glans heeft gespreid. De vaderen hadden yergaard en zo lang Pieter Pietersz. Barbiers (Amsterdam 17481842, leerling van zijn vader Pieter Barbiers): Pastorale, détail uit een der vijf behangsel-schilderijen in de grote Regentenkamer van het museum, vervaardigd tegen het einde der achttiende eeuw. Afkomstig uit het perceel Spaarne 58, aangekocht in 1903. het kon neen, langer dan het kon zou worden geteerd op het verworvene: „après nous le déluge" „na'ons de zond vloed.... óók in het Holland der laatste regerende Oranjeprinsen. Geteerd werd er ook op de geestelijk verworvenheden der voorbije eeuw, het geen uit de kunstproductie wel zéér dui delijk spreekt. Laat uw oog eens rondgaan in dat juweel van een stadsgezicht door J. H. Prins (anno 1785; in de kleine Regen- tenzaal), waar alles werd geschilderd met de accuratesse en de toewijding van de 17de eeuwer Jan van der Heijden, maar dan gehuld in het flatteuze waas der Frans georiënteerde samenleving. Ook de natuur werd de wet van de tijd geest opgelegd! Ook op dit terrein zien we de transpositie van het vertrouwde 17de- eeuwse' landschap, maar alweer in dat tere waas, dat zich om het stadsgezicht, om de ganse samenleving hulde. Het is de natuur, zoals deze door Hubert Cornelisz. Poot reeds in de eerste eeuwhelft (dus vóór de periode nog der eigenlijke Romantiek, die men omstreeks de publicatie van Rousseau's „Emile" (1762) acht te zijn ingeleid) werd bezongen als het domein „des gerusten landmans, die zijn zalig lot, hoe klêèn, om geen koningskroon zou geven" En het domein zelf: „Welige akkers, groene boomen Malsche loeiden, dartel vee, „Nieuwe boter, zoele iiiêe, „Klare bronnen, koele stroomen „Frissche luchten: overvloed „Maakt het buitenleven zoet"...-. Deze idylle lezers, voltrekt zich zicht baar voor uw ogen in de grote Regenten kamer van het Frans Halsmuseum, waar Pieter Barbiers uw gids is in het door Poot beloofde land. Ik zou gaarne ontslagen willen worden van de verplichting u een en ander te vertellen over de zogenaamde behangsel-schildering (waarvan de serie door Barbiers een buitengewoon fraai staal is), over het imitatieve karakter ervan, alsook over de decadentie van dit in „be hangsel-industrie" ontaardende kunst genre. Breken we liever het „college" op en laat ons als ontspanning enige ogen blikken van zoete verademing hebben in dit „Batavisch Arkadië". Laten we critiek- loos genieten als in een Fritz Hirsch-ope- rette van deze alleiwriendelijkste schijn wereld en alleen met een tikje weemoed denken aan de ongelukkige Marie Antoi nette, die luttele jaren vóór de historische débacle, in een vreedzaam plekje van Ver sailles' tuincomplexen haar „Hameau" 1) had, om als eenvoudig herderinnetje in een romantisch geënsceneerde natuur het druk kend hofcei-emonieel te ontvluchten H. P. BAARD. 1). Le Hameau bestaat uit een rustiek groepje huisjes, tussen 1782 en 1786 gebouwd nabij een klein meer. Hier werd de hofhouding van Lodewijk XVI de gelegenheid geboden zich te vermeien in een idyllisch natuur-genieten, waartoe de geschriften van Jean Jacques Rous seau de stimulans gaven.** ,Het gezicht op Aries'' Ai-les is het Franse dorpje waar Vincent van Gogh van Februari 1888 tot Mei 1889 op koortsachtige wijze zijn belangrijkste schilderijen heeft gemaakt. We zijn hier dicht bij het einde van Van Gog". 's nauwe lijks tien-jarige schildersloopbaan. Zijn reis naar Aides was als een pelgrimstocht naar het gele zonlicht. De verzengende warmte en de te felle kleur-indrukken heb ben veel bijgedragen tot Van Gogh's alge hele uitputting. Men stelle zich de schilder voor. hoe hij eerst de bedoeling van een schilderij innerlijk ontwierp en daarna ge agiteerd begon te werken, meestal in de open lucht, en direct met het penseel tekenend. Het ..Gezicht op Arles" (55 bij 70 centi meter) behoort aan het museum te Mtin- chen. Het, is een schilderij dat de beschou wer meesleept in een bliksemsnelle reeks van ervaringen, waarbij men enerzijds te verstandelijk moet zijn en anderzijds de indrukken van het zonlicht bijna als een physieke kracht dient te ondergaan. We zullen trachten dit te verduidelijken door een systematische analyse van dit kunst werk. De vorm van het schilderij dwingt ons eerst aandacht te schenken aan de drie horizontale stroken waarin het vlak is ver deeld. Onderaan ziet men een sloot, waar van de kleuren-wemeling doet denken aan de absolute vergankelijkheid, aan Plato's vluchtige en ongrijpbare „wereld der ver schijnselen". Dan volgt, iets hoger en in het midden, de brede strook der in tere voor- jaarstooi staande olijfbomen, zinnebeeld van het bloeien en het vergaan, van de meetbaarheid van 's mensen korte leven. Het spittende tuinmannetje is de enige menselijke figuur op dit schilderij. In de, weer smallere, bovenste strook vindt men, onder een lauwe en met kiemen geladen voorjaarslucht een horizon van gebouwen. Door de steeds meer heldere kleuren dei- daken wordt het oog naar links geleid, waar het stoot op een grijs monument, een soort tempel met verdiepingen. Het op het schilderij voorgestelde naïef aanvaardend, zien we dit monument als het symbool van het blijvende, van het kunst werk dat de geslachten overleeft en dat ons uit die absolute vergankelijkheid der be nedenste strook bevrijdt. Hoe indrukwek kend is de stand van deze stenen kolos, die nog door een linies er achter geplaatst torentje perspectivisch wordt geschraagd. Zijn we met deze litteraire symboliek al aan het eind onzer ervaringen? Geenszins: want de verticale vlakvei-deling versterkt de vingerwijzingen die de eerste analyse ons gaf. Die drie bomen wilgen zijn hier veel betekenend, alsof het schilderij om deze as draait. De rechterboom valt van de lijst af, naar het landschap toe. De linker boom tuimelt, juist omgekeerd naar ons toe. De middelste boom vertoont bijna een schroefdraad. De rechte takken van de lin ker boom accentueren de trotse stand van het tempel-gevaarte, dat stoer als uit een grijs verleden óp i-ijst. als iets dat de ver gankelijkheid van de tijd heeft overwon nen. Telkens en telkens wordt de blik naar dit symbool geleid. Wie de diagonale olïjfbomenrijen en greppels ze lopen van Z.O. naar N.W. volgt, ontwaart een blijkbaar wit gekalkt huisje datgeel is. Geel, omdat het zon licht er tegen aan botst. Ook op het felrode dak van dat huisje zitten forse gele toetsen. Door de wilgentakken speelt geel licht. Het kereltje staat óók naar het monument ge keerd. als boog het zonlicht hem in die richting. Al is dus het lineaire in dit schilderij van Van Gogh bijzonder suggestief en dyna misch, de oerkracht van het licht is er even eens op originele wijze ondergaan. Het is alsof over onze rechter schouder het zon licht met zoveel geweld aankomt, dat de rechter boom bijna méé gaat en de linker boom naar ons toevalt. Om dat geel nog te versterken werden de stammen grotendeels blauw geschilderd (groen minus geel blauw!). Een contrastwerking die voor ons op een te verstandelijke redenering berust, maar die in Van Gogh's visie realiteit kan zijn geweest. Merkwaardig is .het dat de bovenkant van de rechter boom met een vochtige, mossige schors is bedekt. Bij na dere bestudering vindt men nog talrijke expressieve détails. De ware inhoud van dit schilderij is niet een landschap, maar Van Gogh's zielsziekte, de schizophrenic. Bij deze kwaal kunnen verstand en gevoel in buitengewone mate zijn ontwikkeld, maar zij opereren als het ware apart. Er is geen onderlinge beteuge ling of controle. Gauguin zocht de rust. Zijn contouren of omtrekken zijn niet actief of dynamisch: zij omlijnen rustig-gekleurde vlakken. Cézan- ne's grootste successen liggen in de combi natie van naar ons toekonjende en van diepte-suggererende kleuren. Het oranje, het groen en het blauw van Cézanne's land schappen vormen een contrast met Van Gogh's kleuren-systeem. Tussen deze twee machtige Franse kunstenaars neemt Van Gogh een zelfstandige plaats in. We meenden deze poging tot een bewuste aesthetische analyse te moeten publiceren, omdat de meeste boeken over Van Gogh slechts geromantiseerde levensbeschrijvin gen bevatten. Dan trekken allerlei bijzon derheden. zoals de ziekte, de armoede, het geplaag door de met stenen gooiende jeugd van Aiies, het afgesneden oorlelletje en zo voorts, een sensationele aandacht. Men komt aan de werkelijk-aesthetische be- it xï •aèHa JÉ?4 I Van Goghs „Gezicht op Arles" schouwing niet meer toe: daar vinden de verklaring van het feit dat dit „Gezicht op Arles" nog steeds niet de hoge plaats in Van Gogh's oeuvre vond, waarop het recht heeft. H. SCHMIDT DEGENER. OVER MUZIEK MANNENKOOR Voor de beoefening van koorzang door mannen is in ons land allerwege steeds be langstelling. Een solide belangstelling welke door geen twee wereld- oorlogen kon worden gebroken. In de loop der vorige eeuw geraakte de mannen-koorzang in bloei; voordat de symphonie-orkesten in de kinderschoenen stonden waren de man nenkoren al trotse volwassenen. Ik laat de kwestie in hoeverre in de loop van de tijd de mannenkoren feitelijk de kunst gediend hebben even terzijde en oyerweeg op de eerste plaats het feit dat talloze mannen zich met deze koorzang sex-ieus geamuseerd hebben, er zich gelukkig mee gevoeld heb ben. De beli oef te aan deze levendige vol doening is onuitroeibaar en blijkbaar stelt de wijze van beoefening van dit koorgenre de zangers niet te leur. Er is een onderscheid vast te stellen: voor vele mannen is het sportieve element de ziel van hun belangstelling, voor vele an deren is het een muzikale behoefte die om bevrediging vraagt. De eerstgenoemden zijn in zeker opzicht fanatieker dan de anderen, zij stellen ook het corps-verband en de eer hunner vereniging zeer hoog en dikwijls boven alles. De anderen zijn in deze opzichten minder fel en stellen de vol doening van hun muzikale verlangens bo ven alles. Overigens zijn de grenzen niet precies te trekken en hebben vele koor zangers in gematigde hoedanigheid van alle gevoelens en overtuigingen iels in zich. De karakteristieke mentaliteit van de man- nenkoarzamger wordt in ieder geval be paald door een vaste trouw aan de eigen aard en de formele beperking van het genre. Een algemene muzikale belangstel ling is niet uitgesloten maar aan het eigene van het mannenkoor is de zanger ge trouwd. In alle gezelschappen zijn natuurlijk ele menten die met geen der bovengenoemde eigenschappen voldoende bezield zijn, maar die al of niet bewust van de eer en de roem der vereniging wel willen profi teren. Zij zijn niet trouw en duiken als een soort onkruid telkens op; zij remmen de geregelde voortgang der studie, zij missen verantwoordelijkheid voor de hechtheid van het ensemble. Als zij bijzonder goed stemmateriaal hebben zijn zij meestal zeer met zich zelf ingenomen en begrijpen niet de noodzaak van ondergeschiktheid in de samenzang; wanneer zij weinig stern-ma teriaal hebben is hun slechte repetitie-be zoek alleen maar hinderlijk voor de regel matige oefening der trouwe leden. Zij zijn schadelijk voor het koor en irritant voor'de dirigent. Het vreemde woord Liedertafel, dat men in alle steden tegenkomt, had allang moe ten worden afgeschaft. Waarom zouden Nederlandse koren een Duitse titel moeten hebben? De ooi-zaak van het feit, dat dit nare woord burgerrecht heeft verkregen, moet men zoeken in de negentiende eeuw, toen ook dit gedeelte der muziekbeoefening door Duitsland werd beïnvloed,. Sinds lang bestond bij de Duitse zangliefhebbers de gewoonte om op geregelde tijden 2ich te scharen om een grote tafel en dan met elkaar koorliederen te zingen. Van deze fatsoenlijke gewoonte komt de naam Lie dertafel. Men ziet ze zitten, de gezapige mannen: in de ene hand een blad muziek- papier, de andere aan het oor van een bier- pot. Zij zijn zeer gewichtig en bij sommige gelegenheden zeer vrolijk. Wie de muziek der Duitse liedertafels naleest bemerlct.dat de aard dezer muziek met het eigenlijke karakter dei- Hollanders niels te maken heeft. Intussen is er van dit muziek-genre een grote invloed uitgegaan. De kunst is er nooit mee gediend geweest en tot ontwikkeling van de goede smaak hebben de typische liederlafel-composlties nooit iets bijgedragen; integendeel. Geluk kig is er tijdens de latere jaren veel ver anderd. Het is merkbaar dat zowel diri genten als zangers het besef kregen dat de natuurlijke zanglust en de even natuur lijke behoefte aan samenzang als edele menselijke beginselen uiteraard met muzi kale schoonheid moeten samengaan. Het is waar dat de technische omvang van de mannenkoor-zetting beperkt is; vergeleken met de regis ter-omvang van het gemengde •koor bestrijkt het mannenkoor een klein gebied. Maar zeer zeker heeft dit gebied zijn eigen aard en het is onjuist te menen dat de beperktheid van het genre een be lemmering is voor het bereiken van een artistiek resultaat. Het is óók waar dat de meeste werken voor mannenkoor der negentiende eeuw artistiek waardeloos zijn en het is te begrijpen dat de grote klassie ken van de koorzang altijd voor gemengd koor componeerden, maar het valt niet te ontkennen dat er voor het mannenkoor grote mogelijkheden bestaan op een ge zond© basis in het muzikaal besef, die van betekenis kunnen zijn voor zangers, diri genten en alle muziekliefhebbers. HENDRIK ANDRIESSEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5