Avond
Ziek laalSsaek
Het gemeentebestuur
liet een kans glippen
Adriaan
Zaterdag 4 Maart 1950
5
Uit de mémoires van
een groot detective
Tweede greep
„Een dode telefoneerde"
Dit gebeurde in het jaar 1923, ik zal het
nooit vergeten. Het betrof een mijner
beste vrienden, Johannes Vetkoper ge
heten, die enkele straten van mij verwij
derd als eenzaam vrijgezel een kamer
bewoonde.
Op de onheilsavond werd ik om ongeveer
acht uur 's avonds opgebeld. Ik nam de
hoorn van het toestel en zei: „Met wie?"
Dat doe ik altijd, aangezien ik onder geen
enkele omstandigheid mijn identiteit wens
bloot te geven. De stem aan de andere zijde
was onmiskenbaar die van Johannes. Hij
zei op zeer geagiteerde toon: „Ben jij daar,
Aloysius? Je moet me helpen! Ik ben
doodZijn stem verstomde plotseling
en onmiddellijk daarop hoorde ik een knal.
Toen werd de verbinding verbroken en
hoorde ik nog slechts de zakelijke, nuch
tere, zoemtoon, die mij op dat ogenblik
voorkwam als de macabere lijkzang voor
mijn goede vriend.
Het behoefde geen betoog dat ik onmid
dellijk in ijlende haast de straat op" vloog.
Ondertussen werkten mijn hersenen
koortsachtig. Het was mij bekend dat mijn
vriend Johannes er, zoals de volksmond
pleegt te zeggen, „warmpjes in zat". Hij
had een niet onbelangrijk kapitaaltje en
bovendien een zeer ruim pensioen als oud
directeur van een gemeentelijke Instelling
tot Steun aan Minvermogenden in Critieke
Situaties, welke posities in het algemeen
terwille van de onafhankelijkheid dei-
functionarissen zeer ruim plegen te worden
gehonoreerd. Het stond voor mij vast dat
roof de aanleiding was van het onheil,
waaraan die goede Johannes ten offer was
gevallen. Slechts één ding stelde mij voor
een raadsel. Hoe kon die arme man mij
reeds bij voorbaat mededelen dat hij dood
was?
De straat waarin Johannes leefde (of
helaas geleefd had) was donker en afge
legen. Het huis waarin hij zijn - apparte
menten bezat lag iets van de straat af
achter een voortuin met hoge heesters en
een haag van liguster. De ingang was op
zij, en men kon die slechts bereiken over
een kiezelpad, dat ik begrijpelijkerwijze
vermeed om mijn komst niet te verraden.
Ik sloop over het gras naar de achterzijde
van het huis en ontwaarde licht op de
kamer van Johannes, die op de bovenver
dieping was gelegen. Dit versterkte mijn
mening over de aanwezigheid van de mis
dadiger, aangezien deze toch wel zo fat
soenlijk zou wezen om tenminste het licht
uit te draaien bij zijn vertrek. Men moet
ervaring hebben op het gebied van de mis
daad om te weten hoe hoogst-fatsoenlijk
misdadigers soms op bepaalde gebieden
zijn.
Tot- mijn grote vreugde voor zover ik
mij in die omstandigheden voor vreugde
volle gevoelens toegankelijk kon stellen
herinnerde ik mij dat Johannes mij bij een
eertijds bezoek te zijnent had gewezen op
het feit, dat hij vaak bij wijze van spor
tieve training van zijn kamerbalcon naar
beneden placht te klimmen langs het lat
werk dat aan de achtergevel was aange
bracht tot steun van de rozentwijgen. Ik
veronderstelde terecht dat het dit latwerk
weinig zou kunnen schelen of er langs om
hoog dan wel omlaag werd geklommen en
besloot, mij van deze ongewone toegangs
weg te bedienen, om de misdadiger ter
plaatse te overvallen. Alvorens ik mij ech
ter omhoog begaf deed ik tal van verras
sende ontdekkingen. In de eerste plaats
dat zich in de zak van mijn overjas een
klein model breekijzer bevond, waarover
ik mij 'dusdanig verwonderde dat ik vijf
minuten nodig had om mij weer in te leven
mer op het Westen. Zij rook de geur van
verf en kalk en nieuw hout, terwijl zij blij
rondvloog om overal haar aanwijzingen te
geven. Zij dartelde de trap met de brede
treden op, haar hand gleed kozend langs
de ronde houten leuning. Buiten was het
koel onder de begroeide waranda, waar
een vierkante oude lantaren hjng met klei
ne in lood gevatte ruitjes. Tom zat er en
rookte een pijp. Zonder te spreken zagen
zij uit over het grasveld en de bonte weel
de van bloemen er langs, tot de verre dui
nen, die de stilte afrondden,
O, zij wist precies hoe het worden moest
om ideaal te zijn. Maar- het kon niet. Het
was lief van varier om het aan- te bieden,
maar het kon niet. Hij wist het ook wel.
haast beda-emmeld had hij zijn edelmoedige
voorstel gedaan. Ze was opgesprongen en
had hem verrukt omhelsd en gezegd, dat
er nog steeds geen tweede man zoals hij in
de wereld was en dat zij soms groen van
afgunst was op moeder. „Getrouwde vrou
wen moeten voorzichtig zijn met zulke
ontboezemingen", had hij lachend geant
woord. Ze hadden vrolijk neg wat door-
gepi-aat, maar al gauw was ze weggegaan.
Ze wilde alleen zijn om even te kunnen
geloven, dat dat huis, hun eigen gebouwde
huis, werkelijk zou gaan verrijzen.
Maar Tom zou er niet. van willen weten.
Ze wist, hoe strikt hij in die dingen was,
doodsbeangst voor iedere daad, die kon
doen vermoeden, dat- hij om haai- vader's
geld met haar getrouwd, was. In een huis
wonen, dat hij zich niet door zijn eigen
verdiensten verworven had! De gedachte
alleen al zou hem opstandig maken. Niet
slechts tegenover zijn schoonvader was hij
zo: zijn gedrag werd steeds behaald door
het verlangen op eigen kracht zijn leven te
vormen, zonder verplichtingen en afhan
kelijkheid tegenover anderen. Dat maakte
hem vaak zo onredelijk haird tegen men
sen, die 'hem terwille wilden zijn. Het beste
zou misschien zijn, maar niets over vader's
aanbod te zeggen. Hij wist alles van Tom
en zou het zo ook wel begrijpen, als ze er
geen gebruik van maakten.
Ze richtte zich op om door te wandelen
en toverde zich nog eenmaal het hele heer
lijke huis voor ogen. Toen wendde ze zich
om. met kracht iedere gedachte er aan
verbannend.
Tom! Hij was nog net zo als toen ze met
hem getrouwd was. Oprecht eerzuchtig,
met een verbeten vertrouwen in zijn ge
schiktheid om het een eind te brengen. Het
was eigenlijk niet zo vlot gegaan als zij wel
eens gehoopt hadden, en soms bespeurde
ze iets van moedeloosheid bij hem, die hij
zo goed-mogelijk verborglater maakte
die hem slechts vastberadener. Er was al
tijd de gretige zekerheid van de hoop op
uiteindelijk succes bij hen beiden, en soms
voelde Hilda er zich zo jong en gelukkig
in, dat ze dwaas bij zichzelf wenste, dat de
Heringa Wuthrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
(Adv.)
in de geschiedenis waarvoor ik hier ge
komen was. Ik besloot na afloop van het
huidige avontuur een nauwgezet onderzoek
naar de gedragingen mijner hospita in te
stellen (zie mijn spannend avontuur „Het
dubbele leven ener bejaarde hospita") en
wilde omhoog klimmen, doch toen be
merkte ik bij het licht der maan een iapje
stof, dat aan het latwerk was blijven
haken. Het was grijs flanel! Hogerop vond
ik de overblijfselen van grassprieten, die
tegen het latwerk geplet zaten en nog hoger
ontdekte ik de afdruk van een gummihak
met de naam „Goodyear" op het pas-ge
schilderde latwerk. Van vreugde viel ik
bijna naar beneden. Ik had de dader! Wan
neer ik hem niet daarbinnen zou aantref
fen, zou ik hem zonder meer kunnen ach
terhalen. Want het was mij bekend dat de
achterneef van mijn vriend Johannes, een
jonge nietsnut, steeds flanellen pantalons
droeg en werkzaam was in een schoen
winkel, waar ongetwijfeld Goodyear-arli-
kelen werden verkocht. Bovendien was die
achterneef arm als de vaakgenoemde mie
ren, wat motief genoeg is om een rijke oom
om zeep te brengen.
Omzichtig kroop, ik over de balustrade
van het balcon en luisterde even aan de
gesloten deuren, waarachter het licht
schemerde. Ik hoorde niets. Dat had ik
verwacht. De dode Johannes zou uiteraard
geen geluid maken en de dader was waar
schijnlijk in verrukking verzonken bij het
aanschouwen van zijn omvangrijke buit.
Met het kleine breekijzer ik zegende op
dit moment mijn hospita onder voorbehoud
van eventuele misdragingen die later aan
het licht zouden komen opende ik de
deuren geluidloos en voorbereid op afgrij
selijke tonelen stak ik mijn hoofd naar
binnen.
Ik zag niets, aangezien ik op hetzelfde
moment een slag op mijn schedel kreeg
waardoor ik ongeveer een uur van het
leven oversloeg. Toen ik mijn ogen opende
lag ik op de sofa van Johannes en iemand
bette mijn hoofd met een natte doek onder
het slaken van jammerklachten.
Toen ik goed keek zag ik dat die iemand
Johannes was. Hij was dus nog niet dood
en ik werd overmand door mijn vreugde
over het feit dat ik nog juist op tijd was
gekomen.
„Ik dacht dat je dood was," zei ik.
„En ik dacht dat jij zulks eveneens was",
zei Johannes. „Ik meende dat een inbreker
binnenkwam en sloeg op diens hoofd
dat het jouwe blijkt te zijn geweest met
een champagnefles. Wat kwam je doen en
waarom heb je niet aan de voordeur ge
beld?" f
„Ik kwam je mooi'denaar arresteren",
zei ik mat. Johannes lachte van dankbaar
heid, en legde mij vervolgens uit dat er in
het geheel geen poging tot moord op hem
gepleegd was. Hij had in zijn eenzaamheid
een fles champagne willen nuttigen, doch
kon de kurk er niet af krijgen en had mij
opgebeld om te zeggen dat hij „dood-onge-
lukkig" was om die kurk en of ik een mid
deltje wist om de kwestie te klaren. Maar
juist toen hij „Ik ben doodzei, vloog
de kurk er vanzelf af met een geweldige
knal en van schrik had Johannes toen de
hoorn maar opgehangen.
„Gelukkig", zei ik, „dat alles nog ten
goede is gekeerd. Maar pas op, want je
leven is in gevaar. Ik heb zojuist ontdekt
dat je achterneef eventueel je moordenaar
zou kunnen worden. Klimt waarschijnlijk
binnenkort via het latwerk naar binnen. Ik
ben blij dat ik je tijdig heb kunnen waar
schuwen".
Wat zei u9 grootvader?
De volgende keer dat grootpapa weer
begint uit te pakken over de Echte Mannen
van zijn Tijd en de Futloze Jeugd van
Tegenwoordig, kunt u de volgende tegen
aanval lanceren:
Tijdens de Olympische Spelen van 18' 6
vestigde de Amerikaan Burke een nieuw
record over de honderd meter hardlopen
met de sensationele tijd van 12 seconden.
Tegenwoordig doen meisjes-athleten die
afstand in 11.5 seconden en verschillende
„futloze jongens" noteren er 10.3 seconden
voor.
In dezelfde periode van een halve eeuw
is het record polstokhoogspringen gestegen
van 3.24 meter tot 4.70 meter en dat voor
hoogspringen van 177 V> cm tot 207 Vó cm,
om nog maar te zwijgen van Mikkel Hem-
mesvedt's record-skisprong van nog geen
twaalf meter uit 1887. want nu worden er
op de lange latten al sprongen van meer
dan honderd meter gemaakt.
Maar natuurlijk zal grootvader dan
grommen, dat records van uitblinkers wei
nig waarde hebben en dat het om de jeugd
in het algemeen gaat, die in Zijn Tijd toch
zoveel flinker en pittiger en al die dingen
meer was. En daar kon hij misschien toch
wel eens een beetje gelijk aan hebben
In een boerendorpje in Maine, Ver
enigde Staten, was een nieuwe dominé ge
komen. Aan hel slot van zijn eerste preek
zei hij tot de kerkgangers: ..Allen die naai
de Hemel willen, verzoek ik even le gaan
staan." Iedereen stond op, behalve een
dikke, sloom-uitziende jongen. Toen vroeg
de predikant: ..Willen nu zij, die liever
naar de hel gaan, even opstaan?"
Iedereen bleef zitten.
„Waar wil jij dan heen?" vroeg dominé
verbaasd aan de dikke boerenjongen.
„Nergens heen." antwoordde deze be
dachtzaam, „het bevalt me hier best, in 't
dorp."
door een griepaanval of gevatte koude?
Sanapirin (Mijnhardt) helpt U er in een paar
dagen van af. Buisje 25 labl. 40 ct. 50 tabl. 75 et.
(Adv.)
Langs het Spaarne
HAARLEM 50 JAAR GELEDEN
Het is soms een aangename tijdpassering
in oude archieven te snuffelen. Ge verza
melt gegevens die een interessante kijk
geven op het leven zoveel jaar geleden.
Maar af en toe stuit ge ook op onaangena
me dingen.
Dit overkwam ons, toen wij de notulen
van de Raad der gemeente Haarlem van
1900 doorbladerden. In de raadsvergade
ring van 14 Februari van dat jaar heeft de
Raad, op voorstel van B. en W„ een aan
bod van de hand gewezen van de heer J.
P. v. d. Ploeg, oud-ingenieur van de Rijles-
waterstaat en van de Burgerlijke Openba
re Werken in Nederlands Indic, wonende
te 's-Gravenhage. Deze heer wilde om niet
al het vuil der reiniging overnemen, om dit
dan te verwerken. Daarbij verzekerde hij
dat die verwerking zou geschieden over
eenkomstig de eisen van de wetenschap en
de gezondheidsleer. Bovendien zou de ge
meente nog voorkeur hebben bij de ver
koop van de door die verwerking verkre
gen producten, zoals warmte, gassen, mest
stoffen, bouwmaterialen enz.
In, die tijd exploiteerde de gemeentereini
ging zelf het opgehaalde afval. Alles werd
gesorteerd en hetgeen nog waarde had werd
verkocht. Bovendien maakte de reiniging
zelf mest.
Nu is het bedrijf geheel veranderd, het
sorteren is niet meer lonend, zodat de ge
meente voor de noodzakelijkheid zit zo
goedkoop mogelijk van het vuil of te ko
men. Maar dat vraagt toch belangrijke
offers van de gemeentekas.
De heer v. d. Ploeg wilde de overeen
komst aangaan voor onbepaalde tijd, maar
tenminste voor 75 jaar.
Als de gemeenteraad toen op dit aanbod
zou zijn ingegaan, zouden wij er nu nog op
z'n minst 25 jaar van profiteren.
En dan te bedenken dat het de gemeente
thans kapitalen kost om zich van het vuil
te ontdoen. Er wordt onderhandeld met de
V. A. M. en die eiste verleden jaar al 50
cent per km3. Dus voor de 100.000 m3 die
de reiniging in een jaar ophaalt f 50.000.
En dan moet de gemeente nog een stort
plaats maken om het vuil in spoorwagens
te laden die meer dan f 300.000 zal kosten.
Onze tegenwoordige wethouder van
financiën zal als hij dit leest zich de haren
uitt z'n hoofd trekken.
Hij gaat ongetwijfeld rekenen: 25 keer
f 50.000 is f 1.250.000 en dan nog f 300.000
is f 1.550.000.
Misschien zal de wethouder zich troosten
met de overweging dat de erfgenamen van
de heer v. d. Ploeg de zaak mogelijk niet
op dezelfde voet zouden hebben doorge
zet....
Het is nu al bijna achttien jaar geleden,
dat de Haarlemmers op een vroege Zater
dagavond plotseling werden opgeschrikt
door een gerucht, dat als een lopend vuur
tje door de stad ging: „de Adriaan staat
in brand". En haast nog voor de brandweer
er was had zich aan de overkant van het
Spaarne, tegenover de hoek waar de oude
molen, de „Adriaan" stond, een enorme
mensenmenigte verzameld. En inderdaad
was het een brand zoals men er slechts
zelden een kan zien. De houten bovenbouw
wierp als een toorts het schijnsel van dc
loeiende brand over het langzaam donker
wordend Haarlem. Toen de brandweer
kwam viel er van de molen weinig meer
te redden. De toen nog vrijwillige
brandweerlieden hielden slechts de huizen
naast de molen (de „belendende percelen")
nat en het vuur sloeg niet over. Steeds
hoger laaiden de vlammen, die een gewil
lige prooi hadden gevonden in de oude
„Adriaan". Tot tien voor zeven was dc
molen nog altijd wat hij zijn leven lang
was geweest; een centrum van Haarlem,
een bijzonder en zeer opvallend punt in
de Spaarnestad. Want zelfs in zijn laaien
de doodsstrijd was hij nog in het middel
punt van de belangstelling. Maar om tien
voor zeven, op Zaterdag 23 April 1932, was
het afgelopen; met een oorverdovend ge
raas en een zondvloed van grote en kleine
vonken gaf „Adriaan" de strijd op en zakte
in elkaar.
Het Spaarne was een van zijn meest
karakteristieke punten kwijt. Er werd on
middellijk een inzameling gehouden om
de molen te herbouwen. En vele Haarlem
mers tastten in de beurs. De organisatoren
van de hulpactie vertelden er aanmoedi
gend bij, dat de „Adriaan"
nog voor twaalfduizend gul
den was verzekerd. Maar al
heel kort daarna bleek, dat
die verzekering grotendeels
zou opgaan aan de aflossing
van een hypotheek, die op
het oude gebouw was ge
nomen. En toen alle gelden
bijeen waren gehaald en de
schulden afgedaan, bleek
het kapitaal nog heel wat
te weinig om een hernieuw
de „Adriaan" op te richten.
Men haalde teleurgesteld
de schouders op, nam zich
voor toch beslist eens de
molen te herbouwen en
zette de verzamelde gelden
op een bank. Daar staan ze
nu nog, op het saldo van de
vereniging „De Hollandse
Mtrien" en speciaal bestemd
voor de „Adriaan": ƒ5587,94.
Een aardig bedrag, maar
niet voldoende voor de her
bouw van een levensgrote
molen, hetgeen waarschijn
lijk op het ogenblik meer
dan zestigduizend gulden
zou kosten.
De jongere generatie weet
niet eens. dat daar tegen
over de Koudenhorn-kazer-
ne een grote molen heeft
gestaan. En velen herinne
ren het zich niet meer. Het
Spaarne kabbelt precies
even rustig langs die hoek
als vroeger, wij zijn gewend
aan het stadsbeeld zonder
„Adriaan". En alleen nog
de „Eenhoorn" houdt de
oude glorie van de wind
molens langs het Spaarne
hoog.
Maar wie weet krijgen we toch nog wel
eens een nieuwe „Adriaan" terug. Ook al
ziet het er op het ogenblik dan niet naar
uit.
E. P.
Het Amsterdams Toneelgezelschap
speelt Zaterdagavond in de Stads
schouwburg met. Louis Saalborn in
de hoofdrol de Ierse comedie „Zij
kregen wat ze wilden" en geeft Zon
dagavond de 75ste voorstelling van
..De wereld heeft geen wachtkamer"
door Maurits Dekker. Woensdag
avond brengt het Rotterdams Toneel
een herhaling van ..Vuile handen"
door Jean Paul Sartre in de verta
ling van Anna Blaman. De Neder
landse Opera geeft Zondagmiddag
een opvoering van ..Carmen" van
Georges Bizet. In de Doelenzaal aan
de Kloveniersburgwal hebben Dins
dag en Woensdag vertoningen plaats
van ..Ik ben hier al eerder geweest"
van Priestley door het Nederlands
Volkstoneel.
In het Concertgebouw wordt Zondag
middag een abonnementsconcert ge
geven onder directie van Rafaël
Kubelik met medewerking van Jan
Damen en Henk van Wezel die het
Dubbelconcert voor cello en viool
In de hoofdstad uit
van Brahms vertolken. Dinsdagmid
dag heeft de donateursrepetitie plaats
voor het Caecilia-concert op 9 Maart,
eveneens onder leiding van Kubelik,
met Stefan Askenase als piano-solist.
Op Zondagavond wordt er een vocaal
programma verzorgd door de Bond
van Amsterdamse Zangverenigingen.
In de kleine zaal van het Concert
gebouw speelt Maandagavond de
pianist Paul Baumgartner v)erken
van Schumann, Schubert en Beetho
ven en Dinsdagavond de pianist
James Roche, wiens optreden ivordt
ingeleid door Nora Wydenbruck. In
de Bachzaal geeft de Amsterdamse
kunstkring Voor Allen" een Mozart-
avond.
In het Internationaal Cultureel Cen
trum is tot 27 Maart een expositie
Ie bezichtigen van olieverfschilde
rijen door Durand-Rosé en in het
perceel Rembrandt splein 45 een
kleine tentoonstelling van souvenirs
aan het daar heersende toneelleven
van een halve eeuw en langer gele
den.
De bioscopen Cineac en Plaza verto
nen de film „Het Dodenmasker" van
Alfred Hitchcock met Ingrid Berg
man en Joseph Cotton, in City draait
het dwaze verzinsel „De secretaresse
van mijnheer" met Paulette Goddard
en Fred MacMurray.
dingbroodjes maakte de scheidsrech
ter er een eind aan, waarschijnlijk uit
vrees dat er nog begrafeniskosten van
de winst der promotors af zouden moe
ten.
BOEDA.
Korf verhaal door Steven Marsing
Met beide ellebogen leunde Hilda op de
opperste balk van. het brede hek, en streel
de het landschap met een dromende blik.
Deze houding stond haar niet zo goed als
ze tien jaar geleden gedaan zou hebben;
ze was zwaarder geworden de laatste tijd,
tot haar ergernis. Maar als iemand haar
daar gezien had, zou hij haar toch jong ge
noemd hebben, nu haar ogen zo levendig
straalden.
Er was niemand om haar te zien. Op de
wellanden, gedempt en ingetogen groen in
het laatste licht van de dag, waren alleen
verspreide groepjes koeien; in de verte
werden de toppen van de duinemij warm
verlicht door de rode zon, die er snel ach
ter zonk in grijze wolkenbanken. Boven
haar was de hemel klaar, vochtig licht
blauw, met een enkele ster en het witte
sikkeltje van de maan.
Alleen het zoemen van een auto op de
hoofdweg in de verte gleed soms even door
de avondstilte, waarin zij zich haar huis
bouwde. Het zou hier rechts komen te
staan. Zij zag het voor zich, en kon er in
gaan, in de gang met de oude eiken kist en
de Friese hangklok, in de kamers met hun
lichte behang en gebloemde gordijnen, de
eetkamer met de ochtendzon en de zitka-
tijd zou blijven stilstaan, tot hun dood, zo
dat ze nooit anders dan deze sfeer zouden
kennen in het oude lelijke huis. Het huis,
dat de verwezenlijking der idealen zou be
tekenen, kon nooit zo volmaakt worden als
de dromenervan. Maar die wijsgerige
overweging was altijd erg vluchtig.
Halverwege het korte pad naar de straat
gekomen, zag Hilda een donkere figuur
door de schemering naderen. Aan zijn
snelle, correcte passen herkende ze Tom.
„Ik dacht wel, dat je hier zou zijn!" riep
hij al op een afstand. „Hier hebben we het
ons altijd gedacht. Nou en ik had net je
vader aan de telefoon. Hij had het jou al
gezegd, hoorde ik. Wat prachtig van
hem. hè?"
Langzaam drong het tot Hilda door, dat
haar vader ondanks alles toch met Tom
zelf had gesproken. En Tom had het aan
vaard!
Zijn arm om haar schouder wandelde ze
terug naar het hek van de weide, dapper
glimlachend over Tom's blijde gepraat.
Vader had dus geen hoop meer. Tom had
geen hoop meer.
Er kwam geen getoverd huis meer op
het weiland. Zo voelde het dus als je oud
werd. (Nadruk verboden)
Mooie partij
„Wij wilden graag een goedkope plaats
hebben", zeiden wij dezer dagen tegen
de lokettist van het Concertgebouw.
„Dat kan meneer", zei deze functionaris
opgewekt, schoof een plaalsbiljet onder
het raampje door en verzocht ons daar
een betaling van 6.60 tegenover te
stellen. Gij vat dus wel dat er die avond
geen concert was want dan mag men
voor die prijs ongeveer bij de dirigent
op schoot zitten maar dat er een aan
zienlijk culturelere manifestatie stond
te komen.
Er werd gebokst.
Nu zijn er vele mensen die een klap op
een onderkaak prefereren boven een
slag op de pauken en daarom waren er
zoveel mensen aangelokt door raam
biljetten waarop stond aangekondigd dat
enige heren van zins waren elkanders
aangezichten tot zure zult te verwerken
naar het Concertgebouw gekomen,
dat de goedkoopste plaatsen ad 4.30
geheel waren uitverkocht. De duurste
plaatsen kon men zich verschaffen voor
8.60, een bedrag waarvoor normaliter
110 musici bereid zijn u een geheel win
terseizoen bezig te houden. Een dirigent
slaat echter alleen de maat en daar
krijgt zelfs de maat geen bloedneus van.
Wij vonden overigens een vreemd
tafreel toen wij binnentraden. Waar
doorgaans de zaal geheel gevuld is met
r - mensen, die voortdurend
bezig zijn hun enthousiasme onder de
aanwezige stoelen en banken te steken
totdat de muziek is afgelopen, al klapt
er af en toe wel eens iemand reeds na
het Scherzo om vervolgens een gezicht
te trekken, als had hij alleen meege
werkt tot de bestrijding van de malaria
mug, zaten nu mensen voor zo ver het
oog reikte. Zaten is overigens een be
trekkelijk simpele definitie voor de
menigvuldige wijzen waarop de toe
schouwers het hun toebehorende vlees
rantsoen over de trijpen stoeltjes had
den uitgelegd. Sommigen zaten met de
voeten op de leuning van hun voorbuur
man en peuterden verveeld in de openin
gen van hun gelaat, anderen daaren
tegen stonden in hun volle lengte op de
klapstoeltjes om vooral maar niets te
missen.
Er hing een dichte mist van rook,want
de zaalwachters begrepen wel dat de
geestelijke waarde van hun verbodsbe
palingen niet opwogen tegen de PK's
die in de biceps der toeschouwers vervat
waren. De zaal was donker en alleen
boven de ring hingen vier felle schijn
werpers. Waar een groot deel van het
publiek bestond uit schilderachtige
rabauwen en hunne dames, die niet na
lieten om hun mening over de gang van
zaken kenbaar te maken in de eenvou-
digè stijl, die van de heer Hemingway
een gefortuneerd auteur heeft gemaakt,
kunt ge wel vatten dat wij ons in die
somber-romantische zaal voelden als dat
■kleine mannetje met die gekke beentjes,
dat zich links onderaan bevindt op de
ouderwetse plaat van de terechtstelling
van Marie Antoinette, die ons tot lee-
ringe ende vermaeck op de lagere school
werd getoond.
In de ring, die ons ten sterkste aan
een schavot deed denken, waren inmid
dels twee heren in beknopt bad-costuum
verschenen, die zichzelf boven het hoofd
de hand stonden te schudden als wilden
zij daarmee hun blijdschap tot uitdruk
king brengen over het feit dat zij zich
zelf na lange tijd hadden weergezien.
Volgens het programma was de één in
het bezit van de Franse nationaliteit. Hij
heette Georges Royer. Uit de officiële
voorlichting bleek ons verder dat deze
heer over 72.8 kg aan botten en spieren
de beschikking had. Ook zijn tegenstan
der, die Jan de Bruin was genaamd, had
op de kop af hetzelfde gewicht. Juist
toen wij bepeinsden hoe aardig het zou
zijn, om deze twee makkers op een wip
te zetten, klonk er een gong en stoven
de helpers die zich voordien hadden ge
amuseerd met de boksers in hun benen
te knijpen hetgeen wij nóóit zouden
durven haastiglijk heen. Wij deden
onze ogen pas weer open, toen de gong
voor de tweede maal klonk en zagen tot
onze opluchting dat er nog niets bescha
digd was. Ook in de volgende ronden
gebeurde er eigenlijk maar bitter wei
nig. Jan en Georges keken elkaar slechts
wat gemelijk aan, draaiden zo'n beetje
om elkander heen en staken af en toe
met weinig overtuiging een arm uit.
Pas na een hele tijd begon het ernst te
worden. Jan maakte gebruik van een
moment waarop Georges even het orgel
stond te bestuderen door hem een klap
op zijn neus af te leveren, die een geluid
maakte als een overrijpe meloen die van
de derde verdieping op straat valt.
Georges wankelde even en werd toen
moe van het rechtopstaan. Dat vond het
publiek mooi. Men loeide alsof de brave
Fransman Adolf Hitler was. De scheids
rechter begon de tafel van één op le
zeggen, maar toen hij bij de negen was.
krabbelde Georges op met een haast als
of hij de trein moest halen. Zijn reis
plannen werden echter prompt door
kruist door een mokerslag op zijn trouwe
blauwe kijkers en hij ging weer even
slapen. Het publiek werd dol van vreug
de. „Geef 'em een hengst", brulde een
dame naast ons. Alsof Georges tot
paardrijden in staat zou zijn geweest.
Nochtans vond de Parijzenaar het blijk
baar een prettig gevoel, want zo gauw
als hij maar even op zijn benen kon
staan, liep hij weer naar de heer De
Brum toe, die onverstoorbaar voortging
zijn knoek-out-op-afbetaling te regelen.
Tegen de tijd dat zelfs deze man Boeda
kornuit Royer wel aangekund zou heb
ben hij zag er zo langzamerhand uit
als een reclame-aanbieding van pud-
De omgeving van de Schotse hoofdstad Edinburgh is zeer rijk aan natuurschoon.
Een doorkijkje op een der prachtige wandelparken aan de rand van de stad.