Avond Ziek laalSsaek Het gemeentebestuur liet een kans glippen Adriaan Zaterdag 4 Maart 1950 5 Uit de mémoires van een groot detective Tweede greep „Een dode telefoneerde" Dit gebeurde in het jaar 1923, ik zal het nooit vergeten. Het betrof een mijner beste vrienden, Johannes Vetkoper ge heten, die enkele straten van mij verwij derd als eenzaam vrijgezel een kamer bewoonde. Op de onheilsavond werd ik om ongeveer acht uur 's avonds opgebeld. Ik nam de hoorn van het toestel en zei: „Met wie?" Dat doe ik altijd, aangezien ik onder geen enkele omstandigheid mijn identiteit wens bloot te geven. De stem aan de andere zijde was onmiskenbaar die van Johannes. Hij zei op zeer geagiteerde toon: „Ben jij daar, Aloysius? Je moet me helpen! Ik ben doodZijn stem verstomde plotseling en onmiddellijk daarop hoorde ik een knal. Toen werd de verbinding verbroken en hoorde ik nog slechts de zakelijke, nuch tere, zoemtoon, die mij op dat ogenblik voorkwam als de macabere lijkzang voor mijn goede vriend. Het behoefde geen betoog dat ik onmid dellijk in ijlende haast de straat op" vloog. Ondertussen werkten mijn hersenen koortsachtig. Het was mij bekend dat mijn vriend Johannes er, zoals de volksmond pleegt te zeggen, „warmpjes in zat". Hij had een niet onbelangrijk kapitaaltje en bovendien een zeer ruim pensioen als oud directeur van een gemeentelijke Instelling tot Steun aan Minvermogenden in Critieke Situaties, welke posities in het algemeen terwille van de onafhankelijkheid dei- functionarissen zeer ruim plegen te worden gehonoreerd. Het stond voor mij vast dat roof de aanleiding was van het onheil, waaraan die goede Johannes ten offer was gevallen. Slechts één ding stelde mij voor een raadsel. Hoe kon die arme man mij reeds bij voorbaat mededelen dat hij dood was? De straat waarin Johannes leefde (of helaas geleefd had) was donker en afge legen. Het huis waarin hij zijn - apparte menten bezat lag iets van de straat af achter een voortuin met hoge heesters en een haag van liguster. De ingang was op zij, en men kon die slechts bereiken over een kiezelpad, dat ik begrijpelijkerwijze vermeed om mijn komst niet te verraden. Ik sloop over het gras naar de achterzijde van het huis en ontwaarde licht op de kamer van Johannes, die op de bovenver dieping was gelegen. Dit versterkte mijn mening over de aanwezigheid van de mis dadiger, aangezien deze toch wel zo fat soenlijk zou wezen om tenminste het licht uit te draaien bij zijn vertrek. Men moet ervaring hebben op het gebied van de mis daad om te weten hoe hoogst-fatsoenlijk misdadigers soms op bepaalde gebieden zijn. Tot- mijn grote vreugde voor zover ik mij in die omstandigheden voor vreugde volle gevoelens toegankelijk kon stellen herinnerde ik mij dat Johannes mij bij een eertijds bezoek te zijnent had gewezen op het feit, dat hij vaak bij wijze van spor tieve training van zijn kamerbalcon naar beneden placht te klimmen langs het lat werk dat aan de achtergevel was aange bracht tot steun van de rozentwijgen. Ik veronderstelde terecht dat het dit latwerk weinig zou kunnen schelen of er langs om hoog dan wel omlaag werd geklommen en besloot, mij van deze ongewone toegangs weg te bedienen, om de misdadiger ter plaatse te overvallen. Alvorens ik mij ech ter omhoog begaf deed ik tal van verras sende ontdekkingen. In de eerste plaats dat zich in de zak van mijn overjas een klein model breekijzer bevond, waarover ik mij 'dusdanig verwonderde dat ik vijf minuten nodig had om mij weer in te leven mer op het Westen. Zij rook de geur van verf en kalk en nieuw hout, terwijl zij blij rondvloog om overal haar aanwijzingen te geven. Zij dartelde de trap met de brede treden op, haar hand gleed kozend langs de ronde houten leuning. Buiten was het koel onder de begroeide waranda, waar een vierkante oude lantaren hjng met klei ne in lood gevatte ruitjes. Tom zat er en rookte een pijp. Zonder te spreken zagen zij uit over het grasveld en de bonte weel de van bloemen er langs, tot de verre dui nen, die de stilte afrondden, O, zij wist precies hoe het worden moest om ideaal te zijn. Maar- het kon niet. Het was lief van varier om het aan- te bieden, maar het kon niet. Hij wist het ook wel. haast beda-emmeld had hij zijn edelmoedige voorstel gedaan. Ze was opgesprongen en had hem verrukt omhelsd en gezegd, dat er nog steeds geen tweede man zoals hij in de wereld was en dat zij soms groen van afgunst was op moeder. „Getrouwde vrou wen moeten voorzichtig zijn met zulke ontboezemingen", had hij lachend geant woord. Ze hadden vrolijk neg wat door- gepi-aat, maar al gauw was ze weggegaan. Ze wilde alleen zijn om even te kunnen geloven, dat dat huis, hun eigen gebouwde huis, werkelijk zou gaan verrijzen. Maar Tom zou er niet. van willen weten. Ze wist, hoe strikt hij in die dingen was, doodsbeangst voor iedere daad, die kon doen vermoeden, dat- hij om haai- vader's geld met haar getrouwd, was. In een huis wonen, dat hij zich niet door zijn eigen verdiensten verworven had! De gedachte alleen al zou hem opstandig maken. Niet slechts tegenover zijn schoonvader was hij zo: zijn gedrag werd steeds behaald door het verlangen op eigen kracht zijn leven te vormen, zonder verplichtingen en afhan kelijkheid tegenover anderen. Dat maakte hem vaak zo onredelijk haird tegen men sen, die 'hem terwille wilden zijn. Het beste zou misschien zijn, maar niets over vader's aanbod te zeggen. Hij wist alles van Tom en zou het zo ook wel begrijpen, als ze er geen gebruik van maakten. Ze richtte zich op om door te wandelen en toverde zich nog eenmaal het hele heer lijke huis voor ogen. Toen wendde ze zich om. met kracht iedere gedachte er aan verbannend. Tom! Hij was nog net zo als toen ze met hem getrouwd was. Oprecht eerzuchtig, met een verbeten vertrouwen in zijn ge schiktheid om het een eind te brengen. Het was eigenlijk niet zo vlot gegaan als zij wel eens gehoopt hadden, en soms bespeurde ze iets van moedeloosheid bij hem, die hij zo goed-mogelijk verborglater maakte die hem slechts vastberadener. Er was al tijd de gretige zekerheid van de hoop op uiteindelijk succes bij hen beiden, en soms voelde Hilda er zich zo jong en gelukkig in, dat ze dwaas bij zichzelf wenste, dat de Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS (Adv.) in de geschiedenis waarvoor ik hier ge komen was. Ik besloot na afloop van het huidige avontuur een nauwgezet onderzoek naar de gedragingen mijner hospita in te stellen (zie mijn spannend avontuur „Het dubbele leven ener bejaarde hospita") en wilde omhoog klimmen, doch toen be merkte ik bij het licht der maan een iapje stof, dat aan het latwerk was blijven haken. Het was grijs flanel! Hogerop vond ik de overblijfselen van grassprieten, die tegen het latwerk geplet zaten en nog hoger ontdekte ik de afdruk van een gummihak met de naam „Goodyear" op het pas-ge schilderde latwerk. Van vreugde viel ik bijna naar beneden. Ik had de dader! Wan neer ik hem niet daarbinnen zou aantref fen, zou ik hem zonder meer kunnen ach terhalen. Want het was mij bekend dat de achterneef van mijn vriend Johannes, een jonge nietsnut, steeds flanellen pantalons droeg en werkzaam was in een schoen winkel, waar ongetwijfeld Goodyear-arli- kelen werden verkocht. Bovendien was die achterneef arm als de vaakgenoemde mie ren, wat motief genoeg is om een rijke oom om zeep te brengen. Omzichtig kroop, ik over de balustrade van het balcon en luisterde even aan de gesloten deuren, waarachter het licht schemerde. Ik hoorde niets. Dat had ik verwacht. De dode Johannes zou uiteraard geen geluid maken en de dader was waar schijnlijk in verrukking verzonken bij het aanschouwen van zijn omvangrijke buit. Met het kleine breekijzer ik zegende op dit moment mijn hospita onder voorbehoud van eventuele misdragingen die later aan het licht zouden komen opende ik de deuren geluidloos en voorbereid op afgrij selijke tonelen stak ik mijn hoofd naar binnen. Ik zag niets, aangezien ik op hetzelfde moment een slag op mijn schedel kreeg waardoor ik ongeveer een uur van het leven oversloeg. Toen ik mijn ogen opende lag ik op de sofa van Johannes en iemand bette mijn hoofd met een natte doek onder het slaken van jammerklachten. Toen ik goed keek zag ik dat die iemand Johannes was. Hij was dus nog niet dood en ik werd overmand door mijn vreugde over het feit dat ik nog juist op tijd was gekomen. „Ik dacht dat je dood was," zei ik. „En ik dacht dat jij zulks eveneens was", zei Johannes. „Ik meende dat een inbreker binnenkwam en sloeg op diens hoofd dat het jouwe blijkt te zijn geweest met een champagnefles. Wat kwam je doen en waarom heb je niet aan de voordeur ge beld?" f „Ik kwam je mooi'denaar arresteren", zei ik mat. Johannes lachte van dankbaar heid, en legde mij vervolgens uit dat er in het geheel geen poging tot moord op hem gepleegd was. Hij had in zijn eenzaamheid een fles champagne willen nuttigen, doch kon de kurk er niet af krijgen en had mij opgebeld om te zeggen dat hij „dood-onge- lukkig" was om die kurk en of ik een mid deltje wist om de kwestie te klaren. Maar juist toen hij „Ik ben doodzei, vloog de kurk er vanzelf af met een geweldige knal en van schrik had Johannes toen de hoorn maar opgehangen. „Gelukkig", zei ik, „dat alles nog ten goede is gekeerd. Maar pas op, want je leven is in gevaar. Ik heb zojuist ontdekt dat je achterneef eventueel je moordenaar zou kunnen worden. Klimt waarschijnlijk binnenkort via het latwerk naar binnen. Ik ben blij dat ik je tijdig heb kunnen waar schuwen". Wat zei u9 grootvader? De volgende keer dat grootpapa weer begint uit te pakken over de Echte Mannen van zijn Tijd en de Futloze Jeugd van Tegenwoordig, kunt u de volgende tegen aanval lanceren: Tijdens de Olympische Spelen van 18' 6 vestigde de Amerikaan Burke een nieuw record over de honderd meter hardlopen met de sensationele tijd van 12 seconden. Tegenwoordig doen meisjes-athleten die afstand in 11.5 seconden en verschillende „futloze jongens" noteren er 10.3 seconden voor. In dezelfde periode van een halve eeuw is het record polstokhoogspringen gestegen van 3.24 meter tot 4.70 meter en dat voor hoogspringen van 177 V> cm tot 207 Vó cm, om nog maar te zwijgen van Mikkel Hem- mesvedt's record-skisprong van nog geen twaalf meter uit 1887. want nu worden er op de lange latten al sprongen van meer dan honderd meter gemaakt. Maar natuurlijk zal grootvader dan grommen, dat records van uitblinkers wei nig waarde hebben en dat het om de jeugd in het algemeen gaat, die in Zijn Tijd toch zoveel flinker en pittiger en al die dingen meer was. En daar kon hij misschien toch wel eens een beetje gelijk aan hebben In een boerendorpje in Maine, Ver enigde Staten, was een nieuwe dominé ge komen. Aan hel slot van zijn eerste preek zei hij tot de kerkgangers: ..Allen die naai de Hemel willen, verzoek ik even le gaan staan." Iedereen stond op, behalve een dikke, sloom-uitziende jongen. Toen vroeg de predikant: ..Willen nu zij, die liever naar de hel gaan, even opstaan?" Iedereen bleef zitten. „Waar wil jij dan heen?" vroeg dominé verbaasd aan de dikke boerenjongen. „Nergens heen." antwoordde deze be dachtzaam, „het bevalt me hier best, in 't dorp." door een griepaanval of gevatte koude? Sanapirin (Mijnhardt) helpt U er in een paar dagen van af. Buisje 25 labl. 40 ct. 50 tabl. 75 et. (Adv.) Langs het Spaarne HAARLEM 50 JAAR GELEDEN Het is soms een aangename tijdpassering in oude archieven te snuffelen. Ge verza melt gegevens die een interessante kijk geven op het leven zoveel jaar geleden. Maar af en toe stuit ge ook op onaangena me dingen. Dit overkwam ons, toen wij de notulen van de Raad der gemeente Haarlem van 1900 doorbladerden. In de raadsvergade ring van 14 Februari van dat jaar heeft de Raad, op voorstel van B. en W„ een aan bod van de hand gewezen van de heer J. P. v. d. Ploeg, oud-ingenieur van de Rijles- waterstaat en van de Burgerlijke Openba re Werken in Nederlands Indic, wonende te 's-Gravenhage. Deze heer wilde om niet al het vuil der reiniging overnemen, om dit dan te verwerken. Daarbij verzekerde hij dat die verwerking zou geschieden over eenkomstig de eisen van de wetenschap en de gezondheidsleer. Bovendien zou de ge meente nog voorkeur hebben bij de ver koop van de door die verwerking verkre gen producten, zoals warmte, gassen, mest stoffen, bouwmaterialen enz. In, die tijd exploiteerde de gemeentereini ging zelf het opgehaalde afval. Alles werd gesorteerd en hetgeen nog waarde had werd verkocht. Bovendien maakte de reiniging zelf mest. Nu is het bedrijf geheel veranderd, het sorteren is niet meer lonend, zodat de ge meente voor de noodzakelijkheid zit zo goedkoop mogelijk van het vuil of te ko men. Maar dat vraagt toch belangrijke offers van de gemeentekas. De heer v. d. Ploeg wilde de overeen komst aangaan voor onbepaalde tijd, maar tenminste voor 75 jaar. Als de gemeenteraad toen op dit aanbod zou zijn ingegaan, zouden wij er nu nog op z'n minst 25 jaar van profiteren. En dan te bedenken dat het de gemeente thans kapitalen kost om zich van het vuil te ontdoen. Er wordt onderhandeld met de V. A. M. en die eiste verleden jaar al 50 cent per km3. Dus voor de 100.000 m3 die de reiniging in een jaar ophaalt f 50.000. En dan moet de gemeente nog een stort plaats maken om het vuil in spoorwagens te laden die meer dan f 300.000 zal kosten. Onze tegenwoordige wethouder van financiën zal als hij dit leest zich de haren uitt z'n hoofd trekken. Hij gaat ongetwijfeld rekenen: 25 keer f 50.000 is f 1.250.000 en dan nog f 300.000 is f 1.550.000. Misschien zal de wethouder zich troosten met de overweging dat de erfgenamen van de heer v. d. Ploeg de zaak mogelijk niet op dezelfde voet zouden hebben doorge zet.... Het is nu al bijna achttien jaar geleden, dat de Haarlemmers op een vroege Zater dagavond plotseling werden opgeschrikt door een gerucht, dat als een lopend vuur tje door de stad ging: „de Adriaan staat in brand". En haast nog voor de brandweer er was had zich aan de overkant van het Spaarne, tegenover de hoek waar de oude molen, de „Adriaan" stond, een enorme mensenmenigte verzameld. En inderdaad was het een brand zoals men er slechts zelden een kan zien. De houten bovenbouw wierp als een toorts het schijnsel van dc loeiende brand over het langzaam donker wordend Haarlem. Toen de brandweer kwam viel er van de molen weinig meer te redden. De toen nog vrijwillige brandweerlieden hielden slechts de huizen naast de molen (de „belendende percelen") nat en het vuur sloeg niet over. Steeds hoger laaiden de vlammen, die een gewil lige prooi hadden gevonden in de oude „Adriaan". Tot tien voor zeven was dc molen nog altijd wat hij zijn leven lang was geweest; een centrum van Haarlem, een bijzonder en zeer opvallend punt in de Spaarnestad. Want zelfs in zijn laaien de doodsstrijd was hij nog in het middel punt van de belangstelling. Maar om tien voor zeven, op Zaterdag 23 April 1932, was het afgelopen; met een oorverdovend ge raas en een zondvloed van grote en kleine vonken gaf „Adriaan" de strijd op en zakte in elkaar. Het Spaarne was een van zijn meest karakteristieke punten kwijt. Er werd on middellijk een inzameling gehouden om de molen te herbouwen. En vele Haarlem mers tastten in de beurs. De organisatoren van de hulpactie vertelden er aanmoedi gend bij, dat de „Adriaan" nog voor twaalfduizend gul den was verzekerd. Maar al heel kort daarna bleek, dat die verzekering grotendeels zou opgaan aan de aflossing van een hypotheek, die op het oude gebouw was ge nomen. En toen alle gelden bijeen waren gehaald en de schulden afgedaan, bleek het kapitaal nog heel wat te weinig om een hernieuw de „Adriaan" op te richten. Men haalde teleurgesteld de schouders op, nam zich voor toch beslist eens de molen te herbouwen en zette de verzamelde gelden op een bank. Daar staan ze nu nog, op het saldo van de vereniging „De Hollandse Mtrien" en speciaal bestemd voor de „Adriaan": ƒ5587,94. Een aardig bedrag, maar niet voldoende voor de her bouw van een levensgrote molen, hetgeen waarschijn lijk op het ogenblik meer dan zestigduizend gulden zou kosten. De jongere generatie weet niet eens. dat daar tegen over de Koudenhorn-kazer- ne een grote molen heeft gestaan. En velen herinne ren het zich niet meer. Het Spaarne kabbelt precies even rustig langs die hoek als vroeger, wij zijn gewend aan het stadsbeeld zonder „Adriaan". En alleen nog de „Eenhoorn" houdt de oude glorie van de wind molens langs het Spaarne hoog. Maar wie weet krijgen we toch nog wel eens een nieuwe „Adriaan" terug. Ook al ziet het er op het ogenblik dan niet naar uit. E. P. Het Amsterdams Toneelgezelschap speelt Zaterdagavond in de Stads schouwburg met. Louis Saalborn in de hoofdrol de Ierse comedie „Zij kregen wat ze wilden" en geeft Zon dagavond de 75ste voorstelling van ..De wereld heeft geen wachtkamer" door Maurits Dekker. Woensdag avond brengt het Rotterdams Toneel een herhaling van ..Vuile handen" door Jean Paul Sartre in de verta ling van Anna Blaman. De Neder landse Opera geeft Zondagmiddag een opvoering van ..Carmen" van Georges Bizet. In de Doelenzaal aan de Kloveniersburgwal hebben Dins dag en Woensdag vertoningen plaats van ..Ik ben hier al eerder geweest" van Priestley door het Nederlands Volkstoneel. In het Concertgebouw wordt Zondag middag een abonnementsconcert ge geven onder directie van Rafaël Kubelik met medewerking van Jan Damen en Henk van Wezel die het Dubbelconcert voor cello en viool In de hoofdstad uit van Brahms vertolken. Dinsdagmid dag heeft de donateursrepetitie plaats voor het Caecilia-concert op 9 Maart, eveneens onder leiding van Kubelik, met Stefan Askenase als piano-solist. Op Zondagavond wordt er een vocaal programma verzorgd door de Bond van Amsterdamse Zangverenigingen. In de kleine zaal van het Concert gebouw speelt Maandagavond de pianist Paul Baumgartner v)erken van Schumann, Schubert en Beetho ven en Dinsdagavond de pianist James Roche, wiens optreden ivordt ingeleid door Nora Wydenbruck. In de Bachzaal geeft de Amsterdamse kunstkring Voor Allen" een Mozart- avond. In het Internationaal Cultureel Cen trum is tot 27 Maart een expositie Ie bezichtigen van olieverfschilde rijen door Durand-Rosé en in het perceel Rembrandt splein 45 een kleine tentoonstelling van souvenirs aan het daar heersende toneelleven van een halve eeuw en langer gele den. De bioscopen Cineac en Plaza verto nen de film „Het Dodenmasker" van Alfred Hitchcock met Ingrid Berg man en Joseph Cotton, in City draait het dwaze verzinsel „De secretaresse van mijnheer" met Paulette Goddard en Fred MacMurray. dingbroodjes maakte de scheidsrech ter er een eind aan, waarschijnlijk uit vrees dat er nog begrafeniskosten van de winst der promotors af zouden moe ten. BOEDA. Korf verhaal door Steven Marsing Met beide ellebogen leunde Hilda op de opperste balk van. het brede hek, en streel de het landschap met een dromende blik. Deze houding stond haar niet zo goed als ze tien jaar geleden gedaan zou hebben; ze was zwaarder geworden de laatste tijd, tot haar ergernis. Maar als iemand haar daar gezien had, zou hij haar toch jong ge noemd hebben, nu haar ogen zo levendig straalden. Er was niemand om haar te zien. Op de wellanden, gedempt en ingetogen groen in het laatste licht van de dag, waren alleen verspreide groepjes koeien; in de verte werden de toppen van de duinemij warm verlicht door de rode zon, die er snel ach ter zonk in grijze wolkenbanken. Boven haar was de hemel klaar, vochtig licht blauw, met een enkele ster en het witte sikkeltje van de maan. Alleen het zoemen van een auto op de hoofdweg in de verte gleed soms even door de avondstilte, waarin zij zich haar huis bouwde. Het zou hier rechts komen te staan. Zij zag het voor zich, en kon er in gaan, in de gang met de oude eiken kist en de Friese hangklok, in de kamers met hun lichte behang en gebloemde gordijnen, de eetkamer met de ochtendzon en de zitka- tijd zou blijven stilstaan, tot hun dood, zo dat ze nooit anders dan deze sfeer zouden kennen in het oude lelijke huis. Het huis, dat de verwezenlijking der idealen zou be tekenen, kon nooit zo volmaakt worden als de dromenervan. Maar die wijsgerige overweging was altijd erg vluchtig. Halverwege het korte pad naar de straat gekomen, zag Hilda een donkere figuur door de schemering naderen. Aan zijn snelle, correcte passen herkende ze Tom. „Ik dacht wel, dat je hier zou zijn!" riep hij al op een afstand. „Hier hebben we het ons altijd gedacht. Nou en ik had net je vader aan de telefoon. Hij had het jou al gezegd, hoorde ik. Wat prachtig van hem. hè?" Langzaam drong het tot Hilda door, dat haar vader ondanks alles toch met Tom zelf had gesproken. En Tom had het aan vaard! Zijn arm om haar schouder wandelde ze terug naar het hek van de weide, dapper glimlachend over Tom's blijde gepraat. Vader had dus geen hoop meer. Tom had geen hoop meer. Er kwam geen getoverd huis meer op het weiland. Zo voelde het dus als je oud werd. (Nadruk verboden) Mooie partij „Wij wilden graag een goedkope plaats hebben", zeiden wij dezer dagen tegen de lokettist van het Concertgebouw. „Dat kan meneer", zei deze functionaris opgewekt, schoof een plaalsbiljet onder het raampje door en verzocht ons daar een betaling van 6.60 tegenover te stellen. Gij vat dus wel dat er die avond geen concert was want dan mag men voor die prijs ongeveer bij de dirigent op schoot zitten maar dat er een aan zienlijk culturelere manifestatie stond te komen. Er werd gebokst. Nu zijn er vele mensen die een klap op een onderkaak prefereren boven een slag op de pauken en daarom waren er zoveel mensen aangelokt door raam biljetten waarop stond aangekondigd dat enige heren van zins waren elkanders aangezichten tot zure zult te verwerken naar het Concertgebouw gekomen, dat de goedkoopste plaatsen ad 4.30 geheel waren uitverkocht. De duurste plaatsen kon men zich verschaffen voor 8.60, een bedrag waarvoor normaliter 110 musici bereid zijn u een geheel win terseizoen bezig te houden. Een dirigent slaat echter alleen de maat en daar krijgt zelfs de maat geen bloedneus van. Wij vonden overigens een vreemd tafreel toen wij binnentraden. Waar doorgaans de zaal geheel gevuld is met r - mensen, die voortdurend bezig zijn hun enthousiasme onder de aanwezige stoelen en banken te steken totdat de muziek is afgelopen, al klapt er af en toe wel eens iemand reeds na het Scherzo om vervolgens een gezicht te trekken, als had hij alleen meege werkt tot de bestrijding van de malaria mug, zaten nu mensen voor zo ver het oog reikte. Zaten is overigens een be trekkelijk simpele definitie voor de menigvuldige wijzen waarop de toe schouwers het hun toebehorende vlees rantsoen over de trijpen stoeltjes had den uitgelegd. Sommigen zaten met de voeten op de leuning van hun voorbuur man en peuterden verveeld in de openin gen van hun gelaat, anderen daaren tegen stonden in hun volle lengte op de klapstoeltjes om vooral maar niets te missen. Er hing een dichte mist van rook,want de zaalwachters begrepen wel dat de geestelijke waarde van hun verbodsbe palingen niet opwogen tegen de PK's die in de biceps der toeschouwers vervat waren. De zaal was donker en alleen boven de ring hingen vier felle schijn werpers. Waar een groot deel van het publiek bestond uit schilderachtige rabauwen en hunne dames, die niet na lieten om hun mening over de gang van zaken kenbaar te maken in de eenvou- digè stijl, die van de heer Hemingway een gefortuneerd auteur heeft gemaakt, kunt ge wel vatten dat wij ons in die somber-romantische zaal voelden als dat ■kleine mannetje met die gekke beentjes, dat zich links onderaan bevindt op de ouderwetse plaat van de terechtstelling van Marie Antoinette, die ons tot lee- ringe ende vermaeck op de lagere school werd getoond. In de ring, die ons ten sterkste aan een schavot deed denken, waren inmid dels twee heren in beknopt bad-costuum verschenen, die zichzelf boven het hoofd de hand stonden te schudden als wilden zij daarmee hun blijdschap tot uitdruk king brengen over het feit dat zij zich zelf na lange tijd hadden weergezien. Volgens het programma was de één in het bezit van de Franse nationaliteit. Hij heette Georges Royer. Uit de officiële voorlichting bleek ons verder dat deze heer over 72.8 kg aan botten en spieren de beschikking had. Ook zijn tegenstan der, die Jan de Bruin was genaamd, had op de kop af hetzelfde gewicht. Juist toen wij bepeinsden hoe aardig het zou zijn, om deze twee makkers op een wip te zetten, klonk er een gong en stoven de helpers die zich voordien hadden ge amuseerd met de boksers in hun benen te knijpen hetgeen wij nóóit zouden durven haastiglijk heen. Wij deden onze ogen pas weer open, toen de gong voor de tweede maal klonk en zagen tot onze opluchting dat er nog niets bescha digd was. Ook in de volgende ronden gebeurde er eigenlijk maar bitter wei nig. Jan en Georges keken elkaar slechts wat gemelijk aan, draaiden zo'n beetje om elkander heen en staken af en toe met weinig overtuiging een arm uit. Pas na een hele tijd begon het ernst te worden. Jan maakte gebruik van een moment waarop Georges even het orgel stond te bestuderen door hem een klap op zijn neus af te leveren, die een geluid maakte als een overrijpe meloen die van de derde verdieping op straat valt. Georges wankelde even en werd toen moe van het rechtopstaan. Dat vond het publiek mooi. Men loeide alsof de brave Fransman Adolf Hitler was. De scheids rechter begon de tafel van één op le zeggen, maar toen hij bij de negen was. krabbelde Georges op met een haast als of hij de trein moest halen. Zijn reis plannen werden echter prompt door kruist door een mokerslag op zijn trouwe blauwe kijkers en hij ging weer even slapen. Het publiek werd dol van vreug de. „Geef 'em een hengst", brulde een dame naast ons. Alsof Georges tot paardrijden in staat zou zijn geweest. Nochtans vond de Parijzenaar het blijk baar een prettig gevoel, want zo gauw als hij maar even op zijn benen kon staan, liep hij weer naar de heer De Brum toe, die onverstoorbaar voortging zijn knoek-out-op-afbetaling te regelen. Tegen de tijd dat zelfs deze man Boeda kornuit Royer wel aangekund zou heb ben hij zag er zo langzamerhand uit als een reclame-aanbieding van pud- De omgeving van de Schotse hoofdstad Edinburgh is zeer rijk aan natuurschoon. Een doorkijkje op een der prachtige wandelparken aan de rand van de stad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 9