c
J
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
Litteraire Kanttekeningen
HERWIG'S PRACTISCHE
11 ENCYCLOPEDIE
De 9 Muzen
OVER MUZIEK
O*
[Film"
N06GFIc&e&.'
Agenda voor Haarlem
Zaterdag 18 Maart 1950
3ULIEN GREEN: „Adrienne Mcsurat" (Serie „Moderne Mees
terwerken". Uitgeverij „Contact", A'dam/Antwerpen)
VAN DEN BEGINNE AF zijn eerste
roman „Mont-Cinère" dateert van
1926 is het schrijven voor Julien Green
een noodzaak geweest, een bittere nood
zaak kan men wel zeggen; bitter, omdat
deze tot zwijgen geneigde (zó niet ge
doemde) mens moest worstelen met elke
zin die hij neerschreef, om voor het bijna
onuitdrukbare nog woorden te vinden. En
tóch een noodzaak: schrijven betekent
voor hem de enige mogelijkheid de ban te
doorbreken, waarin hij zich gevangen
voelt: de eenzaamheid van een mens
het diepste van zijn wezen, de „dikke
muur der persoonlijkheid". Voor Green is
dit „ommuurd-zijn" tot een conflict ge
worden met zichzelf en het leven, tot een
tragische tweestrijd, waaraan de Spaanse
romancier en wijsgeer Unamuno een zo
voortreffelijke studie wijdde in zijn boek
„Het Tragische Levensgevoel". Dit gevoel
dan bepaalt het thema waarop Green,
steeds gevariëerd, zijn romans heeft ge
componeerd. Zijn hoofdpersonen zijn
hevig-bewogenen, voor wie de weg naar
een meevoelend mensenhart versperd
wordt door een noodlottige terughoudend
heid. een onontkoombaar eenzaamheids
besef. Deze „gevangenen" binnen de gren
zen van hun persoonlijkheid begeren de
vrijheid, maar een levensangst dwingt hen
tot een slaafse onderwerping aan regel,
traditie en sleur. Vurig verlangen zij naar
licht, de zon, naar ruimte, maar hun le
venshemel blijft laag en bewolkt. Het re
gent in Greens boeken, het regent er traaj
onvermijdelijk, gelaten-eentonig. Het re
gent eenzaamheid. Maar in dit hall-duister
tekenen zich gestalten af van een zo war
me menselijkheid, dat geen lezer ontkomt
aan de drang hun met genegenheid tege
moet te treden, zó levend-nabij zijn ze.
Aldus is Manuel in „Le Visionnaire", is
Emily in „Mont-Cinère". Zo is ook Adrien
ne Mesurat: deze triest inzettende, be
klemmend verlopende, tragisch eindigende
roman zou niet zo onvergetelijk en in zijn
deerniswekkendheid zo aangrijpend zijn
als hij niet gevoelens raakte, die een ieder
kent, en geschreven was met de uiterste
zelfbeheersing. Greens stijl is koel. Soms
zelfs schijnt het, alsof hij niets doet dan
zakelijk-nuchter noteren. Maar achter dat
onbewogen stijlmasker gloeit het, brandt
het. Bovendien beschikt Green over een
romantechniek, die Vestdijk „de kunst van
het uitstellen" noemde: Green duidt aan,
schept onzekerheden, wekt vermoedens.
Bladzijde na bladzijde bereidt hij de cata
strophe voor, voert hij de spanning op
alsof hij het Noodlot in persoon was. En
het meesterlijke (terecht gaf de Uitge
verij „Contact" een plaats aan deze roman
in haar representatieve serie „Moderne
Meesterwerken") het meesterlijke is.
dat hij niet de gangbaar geworden roman
compositie van een Paul Bourget c.s. volgt,
maar deze tragische effecten, die aan het
klassieke drama herinneren, onbewust be
reikt, en wel juist doordat het schrijven
hem zo oneindig moeilijk valt. Hij onthult
de verborgenste geheimen en conflicten
van het menselijk hart ondanks zichzelf;
en daarin schuilt de kracht van zijn talent.
De achttienjarige Adrienne is verloren,
men voorvoelt het bij het lezen van d<
porcis bladzijden: een kleine Franse pro-
vmciesiau; een verlaten villawijk; een
huis („Villa des Charmes"!) waarin de
meubels verstard staan van familietradi
tie: een tyrannieke vader, die liefdeloos de
eerbiediging van de „huisregels" afdwingt;
een in de ziekte gevluchte, verbitterde zus
ter Germaine; een naburige villa „Louise"
(verre, vreemde, onbereikbare wereld),
waai-in als pensiongast de verraderlijke
„vriendin" Madame Legras haar intrek
heeft genomen; ruisende bomen in een
schimmige villatuin; en regen, regen in
willoze stromen dat is Adrienne's we
reld: het symbool van de gevangenschap
binnen haar „ommuurde Ik". Maar ook
dit is Adrienne: een hunkering naar ge
meenzaamheid met een mensenhart dat
haar verstaat, dat haar liefdevolle gevoe
lens beantwoorden kan; een vlucht in de
illusie, die de gestalte van de bewoner van
het witte tuinhuis tegenover „Villa Louise",
dokter Maurecourt, in haar gewekt heeft
bij één enkele, vluchtige ontmoeting dei-
ogen: een spel der verbeelding met een
„andere levensmogelijkheid", een ander
„Ik", een bevrijde Adrienne. Levensver-
langen en levensonmacht: dat is Greens
tweespalt, dat is Adrienne's noodlot.
Op een fotowedstrijd in Amerika werd deze
fraaie opname van de persfotograaf Jack
Gould uil Saint Louis bekroond met de
prijs voor „de beste actiefoto van 1949".
Gould gebruikte voor de verlichting vier
van de nieuwe Stroboscoojilampen, die
gedurende een fractie van een seconde een
enorme lichtkracht ontwikkelen, waardoor
het mogelijk wordt ook de snelste bewe
gingen van de te fotograferen objecten te
„bevriezen". De grote vraag was alleen of
de leeuw niet dusdanig van het felle flits
licht zou schrikken, dat hij zijn temmer
zou aanvallen, maar gelukkig nam het dier
de zaak nogal gemoedelijk op, al zou men
dat uit de foto 'niet afleiden.
De zieke Germaine onttrekt zich aan de
toverkring van „Villa des Charmes" door
een overhaast vertrek. Adrienne stoot in
wanhoop haar vader van de trap: hij
sterft. Alléén zijnde, zou zij nu „vrij" kun
nen leven. Men voelt het: één woord van
hart tot hart zou haar op dit ogenblik
kunnen verlossen. Maar er is niemand, die
het uitspreekt. Mme Legras besteelt, be
driegt, verlaat haar. Dokter Maurecourt,
als geneesheer eindelijk, maar te laat, bij
de verkwijnende Adrienne geroepen,
breekt bij deze eerste ontmoeting de beto
vering der illusie: hij verwerpt Adrienne's
gevoelens, die zij gevoed heeft met een
bijna mystiek-toegewijde, hoogste liefde.
Het noodlot voltrekt zich: Adrienne ver
laat „Villa des Charmes", ze ontvlucht
zichzelf. Ze struikelt langs verlaten land
wegen een ontzinde, die heg noch steg
weet: „het was een donkere avond; slechts
de weg was te zien in de duisternis....
Wandelaars hielden haar enige tijd later
staande, toen zij langs de eerste huizen
van het naburige dorp kwam. Zij kon niet
zeggen hoe ze heette, nóch waar zij woon
deZo ontkomt Adrienne aan haar
vereenzaamde „Ik": ze bestaat voort in
een leven, waar er voor de persóón
„Adrienne" geen plaats meer is.
Een oplossing geeft Green hier zomin
als in zijn onlangs verschenen roman „Si
j'étais vous" („Als ik jou was"), waarin
de hoofdfiguur Fabien, overeenkomstig het
Faustmotief, door heen duivelspact enkele
malen van persoon"verwisselt, zich telkens
meent te bevrijden en tenslotte terugkeert
tot zijn oorspronkelijke „Ik", om binnen
de onoverschrijdbare grenzen daarvan te
sterven.
Emmy van Lokhorst had in haar kritiek
gelijk: in „Si j'étais vous" wordt het ver
lossende woord van „liefde en wijsheid"
niet gesproken. In „Adrienne Mesurat"
evenmin. Maar als meesterlijk geschreven
noodlotsroman ontroert dit boek door zijn
menselijke ernst. Green heeft aan zijn
„Adrienne Mesurat" ongewild een vorm
gegeven (en dat geldt nog in meerdere
mate voor zijn „Léviathan") van een zo
ongemeen beeldende kracht, dat de toe
komst wel eens zou kunnen uitwijzen, hoe
vernieuwend hij de grondslag heeft gelegd
voor een tragedie evenarende, klassieke
romankunst.
C. J. E. DINAUX
GEBRUIKT NOG DEZE LENTE:
Geeft een afdoende oplossing voor al Uw
vragen. Prijs f 22.50 in prachtband. In de
boekhandel verkrijgbaar.
Van Loghum Slaterus - Arnhem
(Adv.)
Beeldende Zeester. In Amsterdam is een
nieuwe kunstenaarsgroep gesticht, die de
naam „De Zeester" heeft aangenomen. De
groep heeft alleen vrouwelijke leden, te we
ten de schilderessen en beeldhouwsters:
Maaike Braat, Bets Bayens, Mop van Brug
gen. Derry Kahn, Jeanne Bieruma Oosting,
Jeanne van Halie, Dini Hendrix, Ro Mo-
gendorff, Fri Heil. Charlotte van Pallandt
en Miek Rueter. Deze jonge Amsterdamse
joffers houden hun eerste exposities in
Twente.
Orkest uit Londen. Het Londcns Phil-
harmonisch Orkest zal op 8 Mei uit Londen
vertrekken voor een tournée door België en
Nederland, onder auspiciën van de British
Council. De concertreis duurt vier dagen.
Het openingsconcert te Brussel wordt gedi
rigeerd door sir Adrian Boult, de andere
concerten staan onder leiding van Eduard
van Beinum. Ze worden gegeven te Arnhem,
Utrecht en Amsterdam. Het orkest werd
opgericht in 1932 door sir Thomas Bcecham
en is de enige culturele instelling die een
subsidie van de gemeente Londen ontvangt.
Herdruk van oude partituren. Het be
stuur van de Vereniging voor Nederlandse
Muziekgeschiedenis heeft besloten de werken
van Josquin des Pref en van Sweelinck te
doen herdrukken.
Voor Josquin betreft het hier een gedeelte
van de nieuwe uitgave van zijn werk. die
onder leiding van prof. dr. A. A. Smijers
tot stand wordt gebracht.
Voor Sweelinck betreft het een volledige
herdruk van de werken, die door de vereni
ging van 18941901 werden uitgegeven. Het
bestuur heeft de heer B. van den Sigten-
horst Meyer bereid gevonden om de zorg
voor deze herdruk op zich te nemen. Be
gonnen wordt met de Cantiones Sacrae.
Grote schoonmaak in het land,
Moeders zijn aan 't sjouwen.
Zonder zeep komt 't huis aan kant.
Nederlandse vrouwen
Houden Holland's roem in stand
Mot „Glorine" in de hand
Gaan ze schoonmaak houwen.
Het tovermiddel voor
de schoonmaak, met
waardebon voer een
voetbalfoto
.NGEVEER DRIE JAAR GELEDEN be
gon de kleine staf van de Europese
Kunstunie op het buiten ,,'t Manpad" onder
Heemstede met de verfilming van het
sprookje „Myrte en de demonen", van
Paulbruno Schreiber.
Wij hebben het werk van de Kunstunie
met grote belangstelling gevolgd, omdat wij
ervan overtuigd zijn, dat de bezieling en de
vernieuwing in de filmkunst, zoals in alle
kunsten pleegt uit te gaan van kleine groe
pen, van individuën vaak en als regel ook
ongeacht de materiële middelen waarover
deze plegen te beschikken. Juist na de oo:
log is keer op keer gebleken, dat landen
met een zeer bescheiden technische appa
ratuur erin slaagden films le brengen die
een heilzame onderbreking
van het répertoire van
iedere zeven dagen
tekenden. Voorwaarde voor
S het welslagen van derge
lijke ondernemingen was natuurlijk altijd
dat de makers over 'n flinke dosis vakman
schap beschikten, opgedaan vaak gedurende
een lange praktijk als camera-man, mon
tageleider of assistent-producer of welke
andere functie in het zo uitgebreide film
bedrijf ook, die een brede kijk op de alge
mene filmvraagstukken mogelijk maakt.
Idealisme alleen is in zo'n geval zeker niet
voldoende.
Toen wij dezer dagen „Myrte en de
demonen" in zijn geheel konden zien de
film draait deze week in het Cultura-
theater in Amsterdam hebben wij sterk
de indruk gekregen, dat de leider van de
Europese Kunstunie wel in bijzondere mate
heeft gerekend op de goodwill die bij de
critici zou ontstaan wanneer zij maar ken
nis genomen hadden van zijn beste be
doelingen.
Immers, de heer Paulbruno Schreiber
had zich ten doel gesteld een werk te
maken dat niet mank zou gaan aan sensa-
tielust, dat een verstilde, poëtische sfeer
zou ademen en dat waarom ook niet
de mensen beter de bioscoop zou doen ver
laten dan zij hem hadden betreden. Die
loutering zou dan plaats moeten grijpen
nadat zij een uur en twintig minuten lang
waren bezig gehouden met de wonderlijke
belevenissen van het meisje Myrte, dat
door de demonen van het bos wordt be
laagd, bijgestaan en gered wordt door twee
kabouters, de goede geest Walmi en de in
mensengedaante afgedaalde maan en ten
slotte door haar onschuld de meest horri
bele duivels tot bekering en tot boete
weet te bewegen. In het kort dus een sym
bolische voorstelling van de overtuiging,
dat de duisternis door het licht wordt over
wonnen, dat het goede sterker is dan het
kwade.
Het eerste kievitsei
Vrijdagmiddag om drie uur heeft de
22-jarige Jan Schermer op het land van
zijn vader te Castricum het eerste kievitsei
gevonden. Het zal aan de Koningin wor
den gezonden.
Niet vragen
,Vraag niet waaronï" heeft een zanger
uit een naburig land in vSoeger jaren eens
gekweeld en wij hadden sterk de indruk
dat de heer Schreiber dat devies tot het
zijne heeft gemaakt. Niet vragen, waarom
die boze geesten nu opeens belust zijn
op de blanke ziel van dat lieftallige blonde
Openbare en particuliere verzamelingen
danken haar huidig aspect grotendeels
aan het toeval. Zelfs een systematisch
verzamelend collectionneur of museumbe
heerder blijft afhankelijk van „occasions".
Maar vooral de grote openbare collecties,
sedert het einde der 18de eeuw in musea of
soortgelijke instellingen publiekelijk ten
toongesteld, danken haar ontstaan in eer
ste instantie aan locale omstandigheden,
die door het lot meer of minder werden be
gunstigd.
Ten aanzien van het Frans Halsmuseum
slaakten wij reeds een diepe verzuchting
bij het realiseren van het verdwenen
kunstbezit onzer stad, waar het rijke aan
deel in de bloei-periode der Hollandse
schilderkunst evenredig was met de om
vangrijke productie binnen haar muren
ontstaan. Doch de Haarlemse stede-maagd
staat niet alléén beschaamd voor het
strenge tribunaal van de tijd. Tal van zus
teren onderwerpen zich in dit opzicht
schuldbewust mét haar aan de misprijzing
van het nageslacht. Laat ons echter niet
dromen over het rijke kunstbezit dat
Haarlem, buiten het thans bestaande, be
zeten zou kunnen hebben en betonen we
Vrouwe Fortuna veeleer onze erkentelijk
heid voor wat zij ons althans liet behou
den! Men sta mij echter toe de afwezigheid
te betreuren van iets, dat nu juist zozeer
in ons intiem museum op zijn plaats zou
zijn geweest: een klein, brillant genre
stukje, zoals wij die van meesters als Ter-
borch, Jan Steen, Metsu, Van Mieris en
anderen kennen. Een zogenaamd kabinet
stukje van allereerste rang, zoals het Mau-
ritshuis bezit in het „Oester-eetstertje"
Jan Steen, „De Brief" van Terborch
en zovele andere juwelen, die speciaal
voor de „konst-cabinetten" onzer gefortu
neerde voorouders werden geschilderd. Nu
wil het echter dat wij de naklank dezer
kabinet-kunst kunnen beluisteren in het
superieure genre-stukje waarvoor heden
de aandacht der lezers wordt gevraagd.
Dat die naklank zich juist in de periode
van Wybrand Hendriks7 werkzaamheid
doet horen is geen toeval. Zoals Pieter Bar
biers (op deze plaats besproken) het ro
mantisch domein hervond van Ruysdael
en Hobbema, Jacob van Strij het zon-door-
warmde licht van Albert Cuyp uitgoot over
zijn landschappen en Johannes Kobell de trekkelijke paneel met het Volksfeest op van de finishing touch, in de fijngevoelde
beate vreugde herontdekte van Paulus Pot- de Grote Markt te Haarlem :n 1825!). herschepping van een stukje alledaagse
ters stille weiden en vreedzaam vee, zo Maar hoe dwingen^ heeft de kunstenaar realiteit,
vond de veelzijdige Wybrand Hendriks zijn met de gewraakte figuur de stemming op-
inspiratie ondermeer in het interieur waar- geroepen, die tot in de verste hoeken dit Wij prezen Wybrand Hendriks reeds als
bij hij verre van geheel en al imitator toneeltje beheerst. Alles ademt in de sfeer een veelzijdig kunstenaar. Deze veelzijdig-
te zijn „in de leer" ging bij de oud- van het middag-dutje: Wybrand attrap- heid komt in de werken, waarmee hij in
Hollandse meesters van het delicaal-ge- peerde hier de tijd in die korte spanne het Frans Halsmuseum vertegenwoordigd
penseelde genrestuk, waarbij we in dit ge- van het zalig nietsdoen, waarin het leven is, voortreffelijk lot haar recht. Door de
val bovenal denken aan de Leidenaar Ga- even schijnt stil te slaan (in die tijd was toekomstige, waardigere bestemming van
briël Metsu (1629—1667). zulks nog mogelijk....!). Rechts achter de kleine verzameling historische voorwer-
Dat Hendriks geen imitator was blijkt het al te zware „stopstuk" ontwaren we pen, die voor kort in de laatste museum-
wel uit de karakteristieke tijdsfeer; zelfs dan het superbe geschilderde en in haar zaal overtuigende kracht moest bijzetten
een oppervlakkig beschouwer zal ervaren eenvoudige bezigheid gevangen figuurtje, aan het loos rumoer van de monster-ver
dat de opzet van deze huiselijke idylle stil afgetekend tegen de sobere muur, die toning van Kenau's vermeende heroïek,
verre van 17de eeuws is! Dit laatste geldt als klankbord van dit simpele Adagio, de kwam deze zaal vrij voor een meer harmo-
vóór alles ten aanzien van de zwaar-opge- gevoelig geschilderde muurtjes bij Ver- nieuze afsluiting in de chronologische orde
zette figuur op de voorgrond. Men zou meer welhaast nabij komt. Als juweeltjes der kunstverzamelingen. In deze ruimte
zelfs kunnen opwerpen dat dit slapend heer- van stillevenskunst verdienen het kussen worden we dan thans door Wybrand Hen
schap compositioneel nu niet direct een op de tafel en vooral de tegen de muur ge- driks nog ééns herinnerd aan de glorie der
gelukkige vondst is en door zijn oneven- hangen strohoed met blauwe linten onze oud-Hollandse schilderschool. Dat zulks op
wichtige plaatsing afbreuk doet aan de bijzondere aandacht. Merkwaardig is het zeer gelukkige wijze geschiedt, danken we
algehele harmonie. Dit euvel is intussen dat Wybrand niet vergat de spijker in de aan zijn originele persoonlijkheid, die haar
kenmerkend voor Wybrand Hendriks, wie muur te schilderen, evenmin als Vermeer kracht behielc, (rots net slaperige tijdperk
het niet zelden aan harmonisch evenwicht in ziin doek met de Keukenmeid (Riiks- waarin zij zich moest ontplooien!
schepseltje en nog minder waarom het
r.odig is dat het wicht met een brandend
kaarsje het bos intrekt, terwijl de weg
terug nog zo uitnodigend voor haar ligt. En
ook de verschillende avonturen die Myrte
tijdens haar ontmoeting met koning Hor-
ribos en de afzichtelijke leden van zijn
gevolg beleeft komen niet voort uit een
logische opbouw van het sprookje. „Maar
in het sprookje heeft de verteller toch een
grote mate van vrijheid. Hij kan toch naar
believen jongleren met zoveel boven- en
buitennatuurlijke omstandigheden als hij
maar wil, Hij mag van zijn gehoor toch
overgave en kinderlijke eenvoud vragen
om hem op zijn feeërieke weg tc volgen",
zal de auteur ons tegenwerpen. Zeker, dat
is zo. Maar zelfs in het sprookje is een
minimum aan logica, aan overtuigings- en
overredingskracht noodzakelijk, willen wij
blijven luisteren. Wij moeten iets terug
vinden van onze werkelijkheid. Wij moeten
er bovenal een boeiend conflict in aantref
fen. Het is nu juist dat conflict, dat in
„Myrte en de demonen" niet voldoende
naar voren is gebracht. Nu ja. die bosgees
ten lijken vrij ongemakkelijke lieden, doch
wanneer Myrte meent, dat groentesoep te
prefereren valt boven een gerecht waarin
Jan Musch in een kort rolletje
als demotien-kok.
een complete hondenkennel moet worden
verwerkt, dan vindt de koning Horribos het
eigenlijk allang best. Het gaat allemaal
van een leien dakje en de hulp die Myrte
ontvangt van de haar welgezinde figuren
lijkt ons niet van ai te indrukwekkende
omvang.
Nu zouden deze zwakke punten wel te
overkomen zijn geweest indien de verfil
ming een behoorlijk peil had bereikt.
Ongebruikelijk procédé
Interieur'door Wybrand Hendriks (Amsterdam 1744 - Haarlem 1S31). Leerling
'van dc Amsterdamse Tekenacademie, daarna enige tijd werkzaam als behangsel-
schilder. Bezocht Engeland en vestigde zich in Haarlem, waar hij in 1776 lid werd van
het Schildersgilde. Tijdelijk verblijf tc Ede. Bij terugkeer in Haarlem, in 1786, conser
vator der kunstverzameling van Teylers Stichting. (Paneel 32,5 x 37,5 centimeter.
In 1936 geschonken door de Vereniging tot uitbreiding der verzameling van Kunst
en Oudheden).
het niet zelden aan harmonisch evenwicht in zijn doek met de Keukenmeid (Rijks-
mangelt (men zie bijvoorbeeld de wonder- museum). Een aardigheidje als u wilt, dat
lijke proporties in het overigens zo aan- echter de betekenis kan worden toegekend
L ontplooien!
H. P. BAARD.
Doch men heeft een tamelijk ongebrui
kelijk procédé gevolgd waarbij Marinus
Adam eerst de muziek schreef, waaraan
men het beeld aanpaste. Het rhythme van
de muziek bepaalt dus dat van de film en
dat is duidelijk te merken. Adam heeft,
voor zover wij tot oordelen bevoegd zijn,
een prachtige, aangenaam in het gehoor
liggende partituur gemaakt. Wij hebben
de behoefte gevoeld alleen de muziek te
horen en het beeld het beeld te laten.
Daarmee wordt niets gezegd ten nadele
van het gedegen camerawerk van Bert
Haanstra, die onder de zware technische
belemmeringen tot een dikwijls zeer aan
vaardbaar resultaat is gekomen. Maar het
gaat voornamelijk tegen de wijze waarop
de regisseur de kleine Myrte te opzettelijk
tot de centrale figuur van de film heeft
gemaakt, waarbij zij een gechargeerd
beeld van haar onschuld moest geven. Het
gevolg: een reeks opnamen van een blond
meisje met een brandend kaarsje, zo ge
knipt voor de Kerst- en Nieuwjaarscol
lectie van onze handelaren in prentbrief
kaarten. Zo werd het gehele geval naar
een onverkwikkelijke sentimentaliteit ge
trokken, die, daarvan zijn wij overtuigd,
niet in de bedoeling van de maker heeft
gelegen.
Daarbij heeft de figuur van „Meneer
maan" een heel aardige creatie van Lud-
zer Eringa met een uitstekende gespro
ken Engelse tekst te weinig gelegenheid
gekregen voor een komisch tegenwicht. De
scène aan de tafel met de bosgeesten bij
voorbeeld was al voorbij voordat men goed
en wel begrepen had, dat deze tot grappig
intermezzo diende.Ook de dansscènes
met Marie-Jeanne van der Veen en
Masha ter Weeme kunnen deze slappe
kost niet meer kruiden.
e vraag rijst of men nu met een
werk voor volwassenen of voor kinderen te
doen heeft. Het ligt zo'n beetje lussen ser
vet en tafellaken, laten we zeggen voor
zeer kinderlijke volwassenen.
Zo zou men door kunnen gaan en vooral
het larmoyante slot met de opwekking van
de boze heks en processie naar het licht,
die door de begeleidende koorzang het
karakter van de liturgie krijgt, zal aan
leiding geven tot allerlei glossen.
Dan zou men evenwel vergeten, dat het
hier om een eerste poging gaat. De heer
Paulbruno Schreiber wil „Myrte" slechts
beschouwen als een werkstuk ter voorbe
reiding van andere films, waarin hij overi
gens dezelfde grondgedachten tot uiting wil
brengen. Men pleegt te zeggen, dat men
altijd het meeste van zijn fouten leert. Wel
nu: de heer Schreiber zal door zijn eerste
ling ongetwijfeld veel geleerd hebben.
J. H. B.
Naarden gaat dit jaar zijn
600-jarig bestaan vieren
De oude vestingstad Naarden zal deze
zomer het 600-jarig bestaan vieren en wel
van 20 tot 27 Augustus. De gehele stad zal
in oud-Hollandse stijl versierd worden,
oude stadspoorten zullen herrijzen en
schout, schepenen en rakkers zullen die
week de scepter zwaaien. Zij die de vesting
bezoeken zullen poortersbrieven krijgen.
Van het station Bussum zal een postkoets
naar de vesting rijden.
Er zullen spelen worden opgevoerd over
episoden uit Naardens oudheid. Hiervoor
wordt in het Bos van Bredius een open
luchttheater gesticht, dat na de feestelijk
heden een permanent karakter zal krijgen.
Voorts zijn er historische optochten, een
tuinbouw- en veetentoonstelling, paarden
sportfeesten door landelijke rij verenigin
gen, wielerwedstrijden, zwemwedstrijden
en een bloemencorso. De Koninklijke Mili
taire Kapel en het muziekkorps van de
Amsterdamse Politie zullen concerten ge
ven. Het middelpunt van de feestelijkhe
den is een oud-Hollands marktplein.
fACANINI
Aan het hol van het toenmalige vorsten
dom Lucca. de residentie van Maria Elisa,
die door haar broer, keizer Napoleon I
daar ten troon was verheven, heerste
meestal een uitbundig leven. De vorstin
was levenslustig; zij was geestig en werd
gevierd omdat haar feesten oriigneel wa
ren. Toen zij over de fantastische violist
Paganini hoorde spreken nodigde zij hem
uit en zo zien wij de eigenaardige virtuoos
in het najaar van 1805 te midden van liet
vrolijke en frivole gezelschap van de
vorstin. Allerlei geruchten over de diaboli
sche en nogal loszinnige artist waren zijn
komst vooruitgegaan, maar het schijnt dat
het publiek toch nog ven-ast was toen Pa
ganini binnenkwam. De eerste beschrijver
van de virtuoos, professor Julius Schottky
die Paganini gekend moet hebben, vertelt
dat het uiterlijk van de violist meer af
schrikwekkend dan interessant was. Hij
was uiterst mager, had een geel-bieke ge
laatskleur, een grote arendsneus en lange
spichtige vingers. Het scheen alsof hij als
een bezield skelet in zijn kleren hing en
men kon bevreesd zijn dat hij op een of
ander ogenblik uit elkaar zou vallen. Als
hij speelde was de rechtervoet naar voren
geschoven; bij de vele zeer levendige pas
sages gaf deze voet met komieke heftigheid
de maat aan. Zijn gezicht behield bij alle
nuancen in het spel dezelfde spookachtige
afgestorvenheid, maar op vele ogenblikken
boog zijn lichaam zich zeer voorover en
vormde soms een soort- driehoek. Hij was
voortdurend in beweging: een levend beeld
van muzikale, beter gezegd violistische
hartstochtelijkheid. Zijn optreden moet on
getwijfeld bijzonder boeiend geweest zijn;
ik denk dat vele zijner toehoordei's het
zelfs wel griezelig hebben gevonden.
Op de nerveuze Maria EUsa maakte Pa
ganini een demonische indruk: zij wilde
hem herhaaldelijk terug zien en telkens
nieuwe wilde fantasiën van hem horen.
Neen, ernstige lezer, meen niet dat Paga
nini een Sonate van Bach speelde: hij droeg
meestal zijn eigen fantastische composities
voor en bij de onnavolgbare virtuositeit
bieef het niet, hij verrichtte zeer speciale
toeren. Zo moet hij in dezelfde kring een
concert op één snaar gegeven hebben. Over
deze aangelegenheid vertelt Paganini zelf:
„een aardig vrouwtje waarop ik sinds lang
verliefd was woonde altijd de muzikale
soirées bij en ik wilde dat zij ook mij goed
gezind was. Op zekere dag beloofde ik haar
een muzikale hulde en ik kondigde vuur
het aanstaande hofconcert iets nieuws aan
onder de titel .Liebes-szene". Men was
zeer benieuwd en de verbazing bereikte
een hoogtepunt toen ik met een met 2 sna
ren bespannen viool op het podium kwam.
Ik had slechts de G- en de E-snaar opge
trokken: de ene zou de gevoelens van het
jonge meisje, de andere de hartstochtelijke
betuigingen van de man tot uiting bren
gen. Ik begon een soort tweegesprek waar
in op de teerste liefdesverklaringen uit
barstingen van gloeiende jaloezie volgden.
Bedreigingen en klachten, woede en vreug
de, smart en geluk wisselden elkaar af.
Tenslotte kwam het tot verzoening en voel
den de twee geliefden een uitgelaten „Pas
de deux" uit welke door een schitterende
finale gevolgd werd. Deze noviteit bracht
geluk, de dame van mijn hart zag mij met
gloeiende blikken aan en vorstin Elisa
overlaadde mij met met lofbetuigingen. Zij
zeide: als u tot het onmogelijke in staat is,
zou dan niet ook slecht één snaar voor uw
talent voldoende zijn? Ik beloofde onmid
dellijk het te zullen wagen. De gedachte
hield mijn fantasie voortdurend bezig en
enige weken later schreef ik, als huldiging
op de naamdag van de keizer, mijn mili
taire sonate „Napoleon" voor de vierde
snaar. Op de 15e Augustus 1807 speelde ik
haar voor een stralend hof-gezelschap en
het succes overtrof mijn stoutste verwach
tingen".
Het is heel goed te begrijpen dat deze
virtuoos altijd muziek van zich zelf speel
de. Zijn muzikale fantasie, zijn techniek
(of hoe deze capaciteit bij Paganini eigen
lijk heten moet?) zijn viool en zijn vingers
vormden een begrip. Hij kan geen inter
pretator geweest zijn; hij was een duivels
kunstenaar. Het is curieus, maar de ern
stige Johannes Brahms was niet zonder
bewondering voor de composities van deze
virtuoos. Over het eerste werk van Paga
nini: de vieren-twintig Capricen moet hij
althans gezegd hebben dat deze stukken
van een even sterke begaafdheid voor het
componeren als voor de vioolkunst getui
gen. Brahms schreef op de 24ste Caprice
zijn zogenaamde „Paganini-variaties" voor
piano; op sommige plaatsen in dit bewon-
renswaardige werk kan men invloed der
andere capricen bemerken. Overigens moet
men Brahms en Paganini wel antipoden
noemen. De diabolische Italiaan had iets
van een woesteling: er zwei-ven over hem
niet alleen in Italië, maar ook in Frankrijk,
Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Polen
allerlei wild-romantische verhalen; enkele
jaren bracht hij in de gevangenis door,
beschuldigd van moord. Een man waarin
de tegenstrijdigste gevoelens tot verrassen
de daden leidden en wiens leven ononder
broken door een fascinerende muziek ver
vuld was. HENDRIK ANDR1ESSEN.
Stadsschouwburg: „Wat iedere vrouw wel
weet", (Comcdia), 8 uur. Frans Hals: „Spion-
nagc in Lakéview'. 18 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „Theater Plezier „Het staat in
de sterren", 8 uur. Palace: „Schep vreugde
in 't leven", alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „The third man". 14 j.. 2, 4.15. 7 en
9.15 uur. City: „De kampioen melkboer", alle
leeft.. 2.15, 4.30, 7 en 915 uur. Spaarne:
„Motorduivels", 14 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 19 MAART
Stadsschouwburg: „Korporaal Elisabeth"
(Comcdia), 8 uur. Rembrandt: films over
dieren 11 uur. City: „Met Scott naar de Zuid
pool", 11 uur. Luxor: „Naked City", 11.30 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 20 MAART
Gemeentelijk Concertgebouw: Piano-recital
George van Renesse. 8 uur. Bioscopen: Mid
dag- en avondvoorstellingen.