»en Juist de blijvende werking is belangrijk CHEFAROX Première van „Philomela" door Hendrik Andriessen Zaterdag 24 Juni 1950 3 GERRIT ACHTERBERG: „Sneeuwwitje" (N.V. Em. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam); „Hoonte" (G. W. Breughel, Amsterdam). GERRIT ACHTERBERG heeft, van vers tot vers, het uiterste van zielskracht I opgebracht en ingezet, om vermetel letterlijk vermetel de grenzen van het menselijk-mogelijke, van het redelijk-vat- bare te overschrijden: om de dood te ach terhalen en de gestorven geliefde met het leven te herenigen, bij de gratie en voor de duur van het gedicht. Deze heengegane werd niet herdacht, ze leefde niet voort „in de herinnering", ze was niet een speel tuig der fantasie ze openbaarde zich als alomtegenwoordige in de organische en de anorganische wereld van verschijningen en verschijnselen, naamloos en beeldloos, als een bezielende, reële eeuwigheids kracht. Daarvan dichtend, deelhebbend aan het ruimteloze en tijdeloze, ontkwam de in het leven achtergeblevene, de dich ter, telkens weer aan het volstrekte en dodelijke isolement der eenzaamheid, Woorden, ook de meest alledaagse, werden bezweringsformules, magisch geladen teke nen die de geliefde uit haar onsterfelijk heid tot aards aanwezige verwerkelijken. Ontelbaar is het aantal metaphoren, nieuwe woordsamenstellingen, associatieve beelden, dat dit thema varieer!: de her ontmoeting met de aan het tijdelijke en eindige ontstegene, die Achterberg in het gedicht als zielservaring weet te bewerk stelligen. Achterberg is zo volstrekt „dichter", dat zijn leven voor hem de zin ontleent aan de genade van zijn kunst; deze is het, die hem veroorlooft, het verbond van lichaam en ziel te bestendigen met de overleden geliefde, die allengs onpersoonlijker, zelfs op den duur nog nauwelijks als herinne ringsbeeld voorstelbaar, zich tot wezens- openbaring van de onnoembare eenheid aller dingen veralgemeent. In „Sneeuwwitje", Achterbergs voor laatste bundel, heeft zhii dit veralge meningsproces men mag wel zeggen: zo volkomen voltrokken, dat deze verzen cyclus geacht kan worden een afsluiting te zijn van de lange reeks van jaren, ge durende welke het gevoel om het geleden verlies zich van zwart, opstandigheid, schuld, berouw en terugverlangen verhel derde tot een bovenzinnelijke verworven heid. Er is in deze bundel één gedicht op genomen, waarin al wat Achterberg sinds zijn eerste bundel ..Afvaart" heeft bewogen en gedreven, is samengevat tot een dus danig unieke structuur van klanken, beelden en „woordkristallen", dat het dooi de dichter niet licht overtroffen zal wor den. Hier is het uiterste gezegd, waaraan de mensentaal der dichters nog uitdruk king vermag te geven. „Verzoendag" heet dit vers, waarvan het eerste couplet een in zichzelf volmaakt besloten eenheid als volgt luidt: Het heilige gebeurt. Ik heb geraakt grenzen van God en mens en dier. Voorhangsel scheurt. Het heilige is hier. Het heilige der heiligen ontwaakt." A. Roland Holst noemde zich meer dan eens een „bevlogene", een aangeraakte aangeraakt door datgene, wat niet van deze aarde is en de dichter als instrument bespeelt. In dezelfde betekenis is Achter berg een „bevlogene", een „bezetene" als men wil, een dichter die zich waagt in verten en hoogten, waar het de mens nauwelijks veroorloofd is zich op te hou den. Geen commentaar op Achterbergs werk bleek dan ook bij machte, langs „wegen der verstandelijkheid" verstaan baarder te verklaren wat zich in de dich ter heeft voltrokken dan het gedicht-zeil'. Het treft öf als een blikseminslag of het treft niet: waarachtige poëzie is niet ver duidelijkend te „onderwijzen". Men voelt zich bij het lezen van bovenstaande slot regel ontstijgen aan de begrensdheid van zijn persoonlijk aards bestaan, voor het ogenblik der vervoering de overwinning op de dood. Deze volstrekte overwinning van de dichter (de mens-Achterberg is zich van zijn tragisch onvermogen welbewust) is het, die de geliefde nu als albezielende kracht vrijmaakt: niet langer is zij uit sluitend het medium tussen de sterfelijke mens en de eeuwigheid; sinds zij zich allengs aan de dichter is gaan openbaren in alles wat zijn zintuigen ontwaren, kan elke willekeurige aanblik van levende en dode stof het contact tot stand brengen met de zielskracht van de kosmos, van het heelal. Verschillende gedichten, opgenomen in de jongste bundel „Hoonte" Hoonte: het buurtschap waar Achterberg woont getuigen van een tweede overwinning, die als vernieuwing kan worden aangemerkt: het welvertrouwde, het landschap van Hoonte met de bruine vroegte, de „zoete vergiffenis in dennebomen van nooit be dreven kwaad", de val van winden in de boomkruinen, opent een aards paradijs, richt de blik op nabijer dingen, op realis tischer feiten en gebeurtenissen en brengt zodoende de mens-Achterberg nader tot de dichter. Zelfs is er, na de dodelijke ernst van zovele jaren, lust tot spel, ADVERTENTIE Het Is heel eenvoudig om bij overtollig maagzuur het brande rige gevoel tijdelijk kwijt te raken. Maar het mag niet in verdubbelde mate terugkeren! Neem voortaan Chefarox, want dit beschermt bovendien de maagwand met een geleiachtig genezend laagje. Zandvoortse taxi-ondernemer kreeg gestolen auto terug De Rotterdamse politie vond gisteren de Dinsdagmiddag gestolen auto van de Zand voortse taxi -ondernemer A. Schreuder in een stille straat in een van de buitenwij ken van de Maasstad terug. De wagen mankeerde niets en werd reeds aan de verheugde eigenaar teruggegeven. Men had slechts een emailleplaat, waarop het wapen van Zandvoort was aangebracht, verwijderd. humor en satire, is er drang tot aanklacht en menselijke gemeenzaamheid. Dat deze verwereldlijkte, maar zich nochtans tegen „de wereld kerende." Achterberg, vrijer in zijn versvorm nu, met dezelfde trefzeker heid van voorheen de kern der woorden weet te raken, zou ik niet graag beweren. Veel blijft in deze bundel dichterlijke notitie, vondst, inval, arabeske, maar met dit al toch neergeschreven met een mees terschap over de taal, dat de versregels die niet tot poëzie worden, eerbied doet af dwingen. Mèt het vers op Ed. Hoornik reken ik „Adam", een troostdicht op een gestorven kind („Eelco") en vooral „Waaien", afge stemd dit laatste op de „toon" van A. Ro land Holst, tot proeven van de mogelijk heden, die deze „vernieuwing" van Ach terbergs dichterschap biedt: „Nu waaien de nooit te weten, nameloos late geheimzinnigheden met de wind mee dit dorp naar binnen. De bomen, waaronder ik zelf kan gaan in de dag, en 's nachts alleen blijven staan, beginnen mee te doen vlak bij huis." Een „oud horen maakt zich in hem los". Dit horen is het, dat voor Achterberg" een wellicht nieuwe wereld opent. C. J. E. DINAUX ADVERTENTIE Nieuwe Raamstraat 4-12 Haarlem telefoon 11423 Agenda voor Haarlem ZATERDAG 24 JUNI Spaarne: „Smoking-guns". 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: ..'t Gebeurde op een nacht", alle leeft., 2.30, 7 en 9,15 uur. Rem brandt: „Maria Goretti", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Gentleman inbreker", 18 j., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De man op de Eiffelloren". 18 j„ 2, 7 en 9.15 uur. City: „Ontsnapt van het duivelseiland", 14 j., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 25 JUNI Stadsschouwburg: „Asschepoester" (Zang klassen Anny Bonarius), 2.30 uur. Gem. Con certgebouw: Optreden Henriette Davids en Lou Bandy, 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen MAANDAG 26 JUNI Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Dollars voor klokken. Bij de firma Petit en Tritzen te Aerle-Rixtel v)ordt met koortsachtige haast gewerkt aan een carillon voor Chicago, dat aldaar op de First National Trade Fair zal worden geplaatst. Het carillon zal bevatten 35 klokken en 3 luidklokken. Hoe groot de belangstelling in Amerika voor Nederlandse carillons is, blijkt uit het feit, dat de stad Quebec er reeds voor de aanvang van de tentoonstelling, die tot 20 Augustus zal duren, in is geslaagd dit carillon voor zich te reserveren, zodat wij hier met het zeldzame geval te maken hébben, dat een carillon „uit voorraad" is verkocht. Op de foto: een deel van de klokken voor het tentoonstellings-carillon is reeds nagenoeg gereed. Holland Festival Onbedaarlijk applaus voor de auteurs De met spanning verwachte première van de opera „Philomela" van Hendrik Andriessen, op tekst van Jan Engelman, is Vrijdagavond door de Nederlandse Opera in de Stadsschouwburg te Amsterdam ge geven. He» was een gala-avond in optima forma, bijgewoond door H.M. Koningin Juliana, die bij haar komst met het Wil helmus begroet werd. Het gegeven van Jan Engelmans libretto is ontleend aan de Metamorphosen van Ovidius. Pandion, de koning van Attika, heeft zijn dochter Prokne ten huwelijk gegeven aan de tiran Tereus, nadat deze zijn vijanden had verslagen. Teréus en Prokne schatten hun huwelijksgeluk zó hoog, dat zij in overmoed de goden bele digen, zeggende, dat hun zaligheid die van Zeus en Iiera overtreft. Him hovaardij 1 wordt door de goden gestraft. Prokne, zich niet meer gelukkig gevoelend in haar echt verbintenis, verlangt naar haar zuster Philomela, die dichteres is en priesteres van Apollo en Artimis. Tereus gaat naar het hof van Pandion en weet gedaan te krijgen dat Philomela met hem afreist. Maar nu begint de wraak der goden haar tragische werking. Onderweg onteert hij haar en snijdt, opdat zij niets verraden gou, haar de tong uit. Tereus tracht Prokne te doen geloven dat haar zuster op de te rugreis verdronken is. Doch in argwaan gaat Prokne op zoek en vindt de geschon den Philomela, die met op een doek gebor duurde tekens de waarheid bekend maakt. Beiden zweren zij bloedige wraak. Zij doden het zoontje van Tereus en Prokne en zetten het hem ten feestmaaltijd voor. Wanneer Tereus dit te weten komt, wil hij de beide vrouwen en zichzelf doden. Doch dan grijpen de goden in, zij willen barm hartig zijn. Tereus wordt veranderd in een hop, een moerasvogel, Prokne in een zwa luw, Philomela in een nachtegaal. Deze laatste fase van het libretto de meta morphose wordt de verklaring van de symbolen die in deze drie hoofdfiguren belichaamd zijn. Wat Philomela betreft: het lied der ziel kan tijdelijk verstomd lijken, maar het. kan niet blijvend onder drukt worden. Natuurlijk worden al de wreedaardige dingen die hierboven be knopt geciteerd zijn, niet vertoond; men ervaart ze slechts in hun gevolgen. Maar wat men ziet of te weten komt is slechts een symbolisch gebeuren; de betekenis van het werk is dieper te zoeken. Engelman heeft enigszins de sluier daarvan opgelicht met te verwijzen naar een van zijn ge dichten uit zijn „Tuin van Eros". En met die vingerwijzing komt men tot de kern der symboliek van het drama, en wel tot de tragedie van het Derde Rijk, dat de vrije gedachte en het vrije lied trachtte te onderdrukken. Als opera-libretto heeft het werk van Engelman naast voortreffelijke eigenschap pen ook gevaarlijke kanten. Het verwerke lijken van de metamorphose en haar ta melijk gerekt en statisch karakter is onder meer een riskant gevaL De dichter heeft gerekend op de kracht van de muziek om over dergelijke riskante dingen heen te komen en er is veel kans voor dat dit luk ken zal. Een groter aantal opvoeringen zal dit echter moeten aantonen. Wat de partituur van Hendrik Andries sen betreft, daarover kammen het verder eens zijn: het is prachtige muziek, lyrisch, maar ook dramatisch van buitengewone kracht en orchestraal van zeldzaam kleu rig, ja brillant karakter. Als men in de inleiding het thema van Tereus zich hoort ontwikkelen, dan is men al direct gevan gen door de muzikaal-dramatïsche stof. Ze laat u niet meer los. Het duet aan het eind van het eerste tafereel ervaart men als een moment van pure schoonheid; het verhaal van Tereus treft door rhythmische kracht en de aria van Prokne, die er op volgt, is een meesterlijk brok vocaal-dramatische muziek. En zo zou men kunnen doorgaan met miteren: de heerlijke, zuiver geïnspi reerde melodieën van Philomela, de prach tige koren, de boeiende interludiums van het orkest, die de taferelen verbinden, de dyonisische balletmuziek en vooral het korte bekoorlijke balletje in het derde be drijf en niet te vergeten de zeer geslaagde toneelmuziek bij de lyrisch gesproken gedeelten van het werk. De vraag of die muziek modern is, heeft geen zin. Voor dezen misschien wel, voor anderen niet; het hangt er maar van af hoe men zich tegenover de muziek ver houdt. Van meer, ja van doorslaggevend belang is de vraag: is het mooie en is het eerlijke muziek? En dan kan het antwoord niet anders dan bevestigend luiden. Men kan er bovendien zonder aarzelen bijvoe gen, dat ze als operamuziek volkomen aan haar doel beantwoordt. Een model-opvoering Er zal wel zelden een première gegaan zijn die zo vlot van stapel liep, als die van „Philomela". De Nederlandse Opera heeft aan het werk in alle opzichten de uiterste zorg besteed, maar ook alle medewerken den spanden zich in om een model-creatie te leveren. De keuze van de hoofdvertol kers kon niet beter; alleen de bezetting der spreekrol der koorleidster door Joanna LOF DER PARKEN Een scène uit de opera ,Philomelamet muziek van Hendrik Andriessen op tekst van Jan Engelman. Men ziet op deze foto slechts een gedeelte van het toneel. Wij hebben altijd een zeker zwak gehad voor het Costermonument in de Haarlem merhout. Die vertedering dateert uit de tijd dat de jongenskiel nog om onze schou ders hing en deze massieve steenklomp ons voor verdwalen behoedde en een voor treffelijk trefpunt bleek, welke eigenschap hij met de Philip Lootsbank gemeen heeft. Bovendien zweefde er iets van het Myste rie om zijn verweerde muren. Wij waren geneigd te veronderstellen dat het gedenk teken voor 's werelds eerste typograaf als een soort meteoor midden in het bos was neergeploft ter vereeuwiging van het al even wonderbaarlijke feit dat een man in de bomen sneed, daarvoor geen schrobbe ring van de parkwachter kreeg, doch wel stof gaf voor een discussie die na vijf eeu wen nog even levendig is als toen zij begon. De vele misvattingen over het ontstaan van de boekdrukkunst zouden nog gecom pleteerd kunnen worden met de mening van hen die de legende verbreiden dat wijlen Laurens Jansz. hier ten grave is gedragen en die van anderen, dat zijn beeld boven op de kolos behoort te tronen. De heer J. van Eeden vertolkte in de traditionele Nieuwjaarswens voor „Trouw moet blijken" reeds in 1844 deze misver standen: Doch wenden wij ons oog, naar 't zwaar en breed gesteente. Hier waar eens d' achthoek stond. Rust Koster's kil gebeente Zoo zegt er soms wel één, bij toeval hier verdwaald, en denkt niet verder na. Behalve dat hij smaalt, op t vreeslijk dik gevaarte, zoo smaakloos opgetrokken. Dit kunststuk (zegt hij stil), zal hier geen menschen lokken waarom prijkt op dien steen, niet een kolom of naald? Waarom niet Koster beeld van 't marktveld afgehaald? Costers gedenkteken werd geplaats in een tijd, dat men een bospark eigenlijk niet voltooid vond, wanneer er niet hier en daar enige kunstwerken, liefst pompeuze mar meren beelden uit de Griekse mythologie, het natuurschoon „verlevendigden". Er is ook een tijd geweest, dat men een tuin op z'n fraaist vond wanneer zij door snéden werd door kaarsrechte lanen en paden en de bomen daartussen netjes in het gelid. Op het kantoor van „Hout en plantsoenen" hangt nog een tekening van de in 1769 ontworpen aanleg: een pad doorsneed als een diagonaal de hele Hout van de Kleine Houtweg tot het Huis met de beelden. Zestig jaar later was dat pa troon patent Lenötre door Zocher radicaal veranderd in complex van slinger paden, doch toch niet zo radicaal of de hoofdvormen van 1769 kan men nu nog herkennen. Wijzigingen in de aanleg of de bebossing van het geliefdste uitgaansoord der Haar lemmers hebben natuurlijk altijd stormen van protest geoogst. Leonard A. Springer ondervond het toen hij in 1902 met zijn reorganisatie- en verjongingsplan kwam. Hij liet de „Gort" waarmee Hout-insi ders het Noordwestelijk deel van het stads- bos bedoelen omhakken om de oude aftandse woudreuzen te doen vervangen door jonge. De zaak werd, zoals gebruike lijk is sinds de Boekdrukkunst is uitgevon den, door een rapport van een uiterst des kundige commissie zij bestond uit raads leden beslecht. Springer kreeg schoon gelijk. Het pu bliek bleef hem desondanks een bomenbeul noemen. De huidige directeur van „Hout en Plant soenen" roemt deze voorganger en volgt hem na. In de jaren voor de oorlog heeft een werkloze hoofdarbeider nuttig werk Diepenbrock was niet gelukkig. Haar stem mist voldoende draagkracht. Wat Greet Koeman als Prokne en Theo Baylé als Tereus presteerden, was van de hoogste orde. Dat was subliem. Ook de Philomela van Louise de Vries was vocaal en wat be treft de actie zeer mooi. Het was alleen jammer dat zij na de metamorphose haar nachtegalenlied de conclusie van het werk niet „en face", doch achter de coulissen zong. Gerard Groot was een sta tige Pandion en Jan van Mantgem een stralend zingende wachter. Het kleine rol letje van Karla Sondaar, als de voedster, mag ook met ere vermeld worden. De koren waren boven alle lof verheven. Over de balletten, ontworpen door en ingestudeerd onder leiding van Darja Col lin, de décors van Charles Roelofsz en de mise-en-scène door regisseur Abraham van der Vries schrijven wij nog nader. Tenslotte moet thans de aandacht worden gevestigd op één van de voornaamste ele menten, die deze creatie tot een onbetwist baar succes gemaakt hebben: het orkest, onder leiding van Paul Pella dat was af, het volmaakte nabij. Een onbedaarlijk geestdriftig applaus steeg op toen het doek voor de laatste maal dicht ging en het groeide aan tot een ovatie, toen de auteurs op het toneel ver schenen en als het ware bedolven onder bloemen, met al de executanten een apo theose vormden, die deze gedenkwaardige avond bekroonde. Deze creatie was een daad van vérstrekkende betekenis voor het opera-wezen in Nederland! JOS. DE KLERK. gedaan door de gehele Hout van boom tot boom op te meten. Die kaart dient thans tot schema voor de systematische herbebossing. De Duitsers hebben dat proces een beetje verhaast door Bosdikkerd. hun tankgracht te graven, doch na vijf jaar is dat alweer oud zeer geworden. De popu lieren die tijdelijk wat schaduw op de kale vlakte wierpen, doen het goed en over de eiken en essen, die de definitieve bewoners worden, heeft men ook geen klagen. Boven dien werd een zeer fraaie onderbeplanting van duizenden struiken aangebracht, die in de herfst vooral voor een fraaie tint zorgen en als bessendragers de vogelstand gerie ven. Maar vroeg of laat zullen alle bejaarde beuken en eiken voor de bijl gaan. Zelfs de dikste, een tweehonderdjarige zomereik die zijn corpulentie van zes meter in het rond onbeschaamd in het hertenkamp den volke vertoont. We hebben hem dan ook maar eens gefotografeerd. Sprookjes van Andersen Michael Redgrave las voor „Als hij zo vertelde en het verhaal zich ontwikkelde, konden de ouderen geamu seerd luisteren naar de zachte humor en de strekking dier argeloze verzinsels". Deze zin uit het boek „H. C. Andersen, de grote onbekende" van mevrouw H. HudigKap- teyn kon men gistermorgen van toepassing brengen, toen de acteur Michael Redgrave (die in de voorstellingen van „Hamlet" door de Old Vic de titelrol speelt) in de kleine zaal van het hoofdstedelijk Con certgebouw vier proeven uit het werk van de onovertroffen Deense sprookjesdichter voorlas, gezeten achter een met rood flu weel bedekte tafel. Ergens anders in het zelfde boek merkt de schrijfster op: „Men kan deze (van humor tintelende) sprook jes pas in hun gehele charme genieten wanneer men ze in de oorspronkelijke taal verneemt". Maar kort geleden, daar ver toevend ter gelegenheid van de Hamiet- opvoeringen in Elseneur, heeft Michael Redgrave in het geboortehuis van Ander sen te Odense voor de Deense radio enkele van deze kleine meesterwerkjes voorge dragen en uit de vele reacties daarop bleek dat deze „buitenlander'! geen grein van de charmante humor verloren had laten gaan, Ik wil dat graag aannemen, al kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat niet alleen de tekst, maar ook de geest in het Engels was vertaald. Kostelijk was de lichte ironie die tussen de regels van „De nieuwe kleren van de keizer" doorklonk, bewonderenswaardig de manier waarop hij door kleine accent verschuivingen en een grappige mimiek de hofdignitarissen, de bedriegélijke wevers, het gehoorzamé volk en de onschuldig de waarheid la-aaiende kinderen van elkaar onderscheidde, zonder ook maar één ogen blik theatrale effecten te hulp te roepen. Had men niet duidelijk de papieren in zijn hand gezien, dan zou men gemeend heb ben dat hij ongedwongen improviseerde, zo sprankelend, fris en jong klonk de tekst. De enkele versprekingen droegen nog tot deze suggestie bij. Het bleef ondanks de fenomenale virtuositeit (waarbij de film routine natuurlijk een woordje meesprak) eenvoudig en schijnbaar ongekunsteld, zo trouwhartig alsof alles wat hij zei op spon tane invallen berustte, waarin hij zelf een kinderlijk plezier beleefde. Iets minder goed slaagde het begin van „Het vuurslag" (ook wel „De tondeldoos" genaamd), waarin de afzichtelijke heks „wier lip hele maal op haar borst hing" nauwelijks ge stalte kreeg, maar subliem het vervolg met de drie honden met hun ogen als schotels, molenstenen en de ronde toren van Ko penhagen, die aan het slot werkelijk „hiep- hiep-hoera" kwamen blaffen. Onbetwistbaar hoogtepunt werd het schitterende sprookje „De Nachtegaal", dat men als een autobiografische parabel mag beschouwen. Zo speels heb ik nog nooit iemand met de wijsheid horen omgaan. Maar ook de lyrische accoorden ontbraken niet in deze fijnzinnige fantasie. Met „De standvastige tinnen soldaat" werd het op treden besloten. Het overwegend vrouwe lijke publiek kon applaudisseren zoveel het wilde de tijd was om. Maar ondanks of juist tengevolge van dit succes zou ik de aandacht van de leiding van het Holland Festival willen vestigen op de Nederlandse acteur en voordracht kunstenaar Cruys Voorbergh, zeker zo be gaafd als Michael Redgrave, die hem mis schien zelfs overtreft, doordat hij er tevens in slaagt de ondertoon van gesublimeerde rancune te laten meeklinken, die de be tekenis van sommige der sprookjes aan scherpte doet winnen. Mij dunkt dat men met deze ochtendprogramma's moet door gaan. Laat men dan ook een landgenoot eens een verdiende kans geven. Hij zou het eveneens in het Engels kunnen doen, als men dat liever heeft, DAVID KONING. De „Belastinggids 1950 bij de aangif ten voor het vermogensbelastingjaar 1950 en het inkomstenbelastingjaar 1949" kan niet voor 27 Juni verschijnen. Aangezien vele be lastingplichtigen van deze gids gebruik ple gen te maken voor de aangifte van de waar de en de opbrengst van hun effectenbezit, heeft de minister van Financiën bepaald, dat de termijn van inlevering van aangifte biljetten voor zover deze in de maand Juni 1950 zijn uitgereikt pas op 31 Juli zal sluiten. OVER MUZIEK TANCLEWOOD De vorige week hoeft de Amerikaanse musicus Shanet, assistent van .e dirigent Koussewitsky, in huize ..Gaudeamushet vroegere woonhuis van Julius Röntgen, te Bilthoven, een voordracht gehouden over het zogenaamde Berkshire-muziekcenlrum te Tanglewood, bij Boston, in de Verenigde Staten. De heer Shanet liet het niet bij mededelingen maar vertoonde ook een film over het muziekleven in Tanglewood. De fameuze instelling had geen betere af gezant naar de oude wereld kunnen zen den: met boeiende opgewektheid en een innemende gemoedelijkheid vertelde hij hoe het „Berkshire Centre" is ontstaan en hoe daar thans gewerkt wordt. Sinds lang is Berkshire in alle zomers een vacanlie-oord, waar niet alleen een dolce far niente de zakenmensen der Ame rikaanse steden ontspanning geeft, maar waar de bezoekers in hun tijdelijke vrij heid ook hun behoefte aan muzikaal genot kunnen bevredigen. Talrijke artistcn wor den in Tanglewood genodigd, maar eerst in 1935 kon het gelukken er het Symphonie Orkest van Boston met zijn dirigent Kous sewitsky te laten concerteren. Voor een dergelijke muzikale festiviteit was echter de plaats nog niet doelmatig ingericht. Men bouwde een grote circustent om orkest en publiek te herbergen: Koussewitsky en zijn musici kwamen en er was een Wagner- programma aangekondigd. De goden echter waren niet met het eerste orkest-concert: een felle storm deed de tent rillen en de mensen beven. Men stopte en wachtte tot de wind ging liggen, maar nauwelijks was men weer begonnen of de storm begon op nieuw. Men diende wel voortijdig te ein digen. Koussewitsky zeide niet meer terug te komen. De Amerikanen echter gaan niet bij de pakken neerzitten: nog dezelfde avond verzamelde men na enige optimisti sche woorden niet minder dan 80.000 dol lar voor de bouw van een behoorlijk con certgebouw. En het volgende jaar concer teerde Koussewitsky met. het Boston-orkest voor duizenden hoorders. Men heeft een zeer grote hall in drie- hoekvorm geconstrueerd waarvan een ge deelte naar buiten geheel open blijft. Als het niet regent kunnen ongeveer 14.000 mensen naar het concert luisteren: een ge deelte namelijk zit dan buiten en dank zij de fenomenale acoustiek ontgaat niemand iets van de détails der muziek. Maar daar bleef het niet bij. Kousse witsky zelf was enthousiast over zoveel belangstelling en als ondernemend man wilde hij mee-werken Tanglewood tot een centrum van muzikale cultuur te maken. In het volle besef dat Amerika op muziek gebied evenals in zovele artistieke za ken een jong land is, organiseerde hij met andere pittige lieden een uitbreiding van de muziekbeoefening, welke tot vor ming en heil der bevolking zou kunnen bijdragen. De practische paedagogie zou op grote schaal toegepast worden. De reeds bejaarde dirigent bereikte dat er perma nente orkestrale ensembles kwamen waar mee jonge dirigenten zouden oefenen, dat er een opera-gezelschap kwam waarin jeugdige talenten zich zouden ontwikkelen. Heel de noodzakelijke inrichting die een opera-practijk meebrengt zou zijn plaats vinden: ateliers vor de kunst der decora tie en der kleding, oefenzalen voor ballet, enzovoorts, werden ingericht. En Kousse witsky zag niet over het hoofd dat dit alles ook veel individuele instructie vereist; er werden daarom cursussen voor solo-spel en voor allerlei persoonlijke technische studie opgericht. Uitstekende leiders voor alle muzikale vakken werden aangezocht. Wat mij hierbij bijzonder interesseert is de muzikale basis waarop de veelzijdige onderneming steunt. Deze basis is het ver trouwen in de praktijk. In deze nieuwe muziekwereld is geen plaats voor bespie gelende aesthetici die zich zoals dit in Europa zo zwaar gefundeerd is met alle vormen van muziek bemoeien, zonder de practijk van de musicus in wezen te ken nen. Wie in staat is als geboren muzikant te musiceren kan zich hier tot een volledig bekwaam vakman ontwikkelen. En dat dit levenskrachtige principe niet terwille van uiterlijke podium-virtuositeit wordt toege past, wordt bewezen door de primaire aandacht welke aan de kunst van het com poneren wordt geschonken. Jonge talenten vinden hier gelegenheid te werken en hun composities met. de solisten, de ensembles, de orkesten te bestuderen. Alle ontwikke ling is berekend op de levende klank. Voor de leiding dei' componisten werden in de laatste jaren onder anderen uitgenodigd: Milhaud, Honegger, Nadia Boulanger, Stra- winsky Aaron Copland. Voor de practi sche studie der jonge dirigenten zorgen Koussewitsky en een paar assistenten. Tanglewood geeft ook opdrachten aan jonge componisten op verschillend gebied. Ik vertel hier wat Shanet, die ook in Frankrijk en Engeland zijn voordrachten houdt, meedeelde. De hoorders kregen de indruk dat daar in Tanglewood met dollars gegoocheld wordt. Inderdaad, Kousse witsky zegt altijd: het geld zit in de lucht, men moet het weten te grijpen. Dit klinkt nogal onartistiek, maar als men ziet tot welke ideeële doeleinden in Tanglewood het harde middel wordt aangewend dan moet men bewondering hebben voor zoveel frisse energie en optimistisch geloof in de waarde der kunst. HENDRIK ANDRIESSEN. ADVERTENTIE Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Noordwijkerhout kreeg een school in ruil voor pootaardappelen In de tijd van negentig dagen is in Noord wijkerhout een houten school gebouwd, waarvan de onderdelen pasklaar uit Oos tenrijk zijn ingevoerd. Gistermiddag werd deze eerst Oostenrijkse school met een korte plechtigheid aan het bestuur van de Sint Jozefscholen te Noordwijkerhout overge dragen. De burgemeester, de heer A. A. C. M. van Iersel, die de overdracht namens het gemeentebestuur verrichtte, zeide in een korte toespraak, dat deze school uit Oostenrijk geïmporteerd is in ruil voor pootaardappelen. Vervolgens werd het woord gevoerd door de Oostenrijkse ge zant, ar. R. Friedinger Pranter, die de wens uitsprak, dat de nieuwe school een goede verstandhouding tussen beide landen zal symboliseren. Met een dankwoord aanvaardde de voor zitter van het schoolbestuur het nieuwe gebouw, waarvoor de architect nog een klok aanbood en de importeur een vlag met een vlaggestok.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5