»en
Juist de blijvende
werking is belangrijk
CHEFAROX
Première van „Philomela"
door Hendrik Andriessen
Zaterdag 24 Juni 1950
3
GERRIT ACHTERBERG: „Sneeuwwitje" (N.V. Em. Querido's Uitg.
Mij., Amsterdam); „Hoonte" (G. W. Breughel, Amsterdam).
GERRIT ACHTERBERG heeft, van vers
tot vers, het uiterste van zielskracht
I opgebracht en ingezet, om vermetel
letterlijk vermetel de grenzen van het
menselijk-mogelijke, van het redelijk-vat-
bare te overschrijden: om de dood te ach
terhalen en de gestorven geliefde met het
leven te herenigen, bij de gratie en voor
de duur van het gedicht. Deze heengegane
werd niet herdacht, ze leefde niet voort
„in de herinnering", ze was niet een speel
tuig der fantasie ze openbaarde zich als
alomtegenwoordige in de organische en de
anorganische wereld van verschijningen
en verschijnselen, naamloos en beeldloos,
als een bezielende, reële eeuwigheids
kracht. Daarvan dichtend, deelhebbend
aan het ruimteloze en tijdeloze, ontkwam
de in het leven achtergeblevene, de dich
ter, telkens weer aan het volstrekte en
dodelijke isolement der eenzaamheid,
Woorden, ook de meest alledaagse, werden
bezweringsformules, magisch geladen teke
nen die de geliefde uit haar onsterfelijk
heid tot aards aanwezige verwerkelijken.
Ontelbaar is het aantal metaphoren,
nieuwe woordsamenstellingen, associatieve
beelden, dat dit thema varieer!: de her
ontmoeting met de aan het tijdelijke en
eindige ontstegene, die Achterberg in het
gedicht als zielservaring weet te bewerk
stelligen.
Achterberg is zo volstrekt „dichter", dat
zijn leven voor hem de zin ontleent aan
de genade van zijn kunst; deze is het, die
hem veroorlooft, het verbond van lichaam
en ziel te bestendigen met de overleden
geliefde, die allengs onpersoonlijker, zelfs
op den duur nog nauwelijks als herinne
ringsbeeld voorstelbaar, zich tot wezens-
openbaring van de onnoembare eenheid
aller dingen veralgemeent.
In „Sneeuwwitje", Achterbergs voor
laatste bundel, heeft zhii dit veralge
meningsproces men mag wel zeggen: zo
volkomen voltrokken, dat deze verzen
cyclus geacht kan worden een afsluiting
te zijn van de lange reeks van jaren, ge
durende welke het gevoel om het geleden
verlies zich van zwart, opstandigheid,
schuld, berouw en terugverlangen verhel
derde tot een bovenzinnelijke verworven
heid. Er is in deze bundel één gedicht op
genomen, waarin al wat Achterberg sinds
zijn eerste bundel ..Afvaart" heeft bewogen
en gedreven, is samengevat tot een dus
danig unieke structuur van klanken,
beelden en „woordkristallen", dat het dooi
de dichter niet licht overtroffen zal wor
den. Hier is het uiterste gezegd, waaraan
de mensentaal der dichters nog uitdruk
king vermag te geven. „Verzoendag" heet
dit vers, waarvan het eerste couplet een
in zichzelf volmaakt besloten eenheid
als volgt luidt:
Het heilige gebeurt. Ik heb geraakt
grenzen van God en mens en dier.
Voorhangsel scheurt. Het heilige is hier.
Het heilige der heiligen ontwaakt."
A. Roland Holst noemde zich meer dan
eens een „bevlogene", een aangeraakte
aangeraakt door datgene, wat niet van
deze aarde is en de dichter als instrument
bespeelt. In dezelfde betekenis is Achter
berg een „bevlogene", een „bezetene" als
men wil, een dichter die zich waagt in
verten en hoogten, waar het de mens
nauwelijks veroorloofd is zich op te hou
den. Geen commentaar op Achterbergs
werk bleek dan ook bij machte, langs
„wegen der verstandelijkheid" verstaan
baarder te verklaren wat zich in de dich
ter heeft voltrokken dan het gedicht-zeil'.
Het treft öf als een blikseminslag of het
treft niet: waarachtige poëzie is niet ver
duidelijkend te „onderwijzen". Men voelt
zich bij het lezen van bovenstaande slot
regel ontstijgen aan de begrensdheid van
zijn persoonlijk aards bestaan, voor het
ogenblik der vervoering de overwinning
op de dood.
Deze volstrekte overwinning van de
dichter (de mens-Achterberg is zich van
zijn tragisch onvermogen welbewust) is
het, die de geliefde nu als albezielende
kracht vrijmaakt: niet langer is zij uit
sluitend het medium tussen de sterfelijke
mens en de eeuwigheid; sinds zij zich
allengs aan de dichter is gaan openbaren
in alles wat zijn zintuigen ontwaren, kan
elke willekeurige aanblik van levende en
dode stof het contact tot stand brengen
met de zielskracht van de kosmos, van het
heelal.
Verschillende gedichten, opgenomen in
de jongste bundel „Hoonte" Hoonte:
het buurtschap waar Achterberg woont
getuigen van een tweede overwinning, die
als vernieuwing kan worden aangemerkt:
het welvertrouwde, het landschap van
Hoonte met de bruine vroegte, de „zoete
vergiffenis in dennebomen van nooit be
dreven kwaad", de val van winden in de
boomkruinen, opent een aards paradijs,
richt de blik op nabijer dingen, op realis
tischer feiten en gebeurtenissen en brengt
zodoende de mens-Achterberg nader tot
de dichter. Zelfs is er, na de dodelijke
ernst van zovele jaren, lust tot spel,
ADVERTENTIE
Het Is heel eenvoudig om bij
overtollig maagzuur het brande
rige gevoel tijdelijk kwijt te
raken. Maar het mag niet in
verdubbelde mate terugkeren!
Neem voortaan Chefarox, want
dit beschermt bovendien de
maagwand met een geleiachtig
genezend laagje.
Zandvoortse taxi-ondernemer
kreeg gestolen auto terug
De Rotterdamse politie vond gisteren de
Dinsdagmiddag gestolen auto van de Zand
voortse taxi -ondernemer A. Schreuder in
een stille straat in een van de buitenwij
ken van de Maasstad terug. De wagen
mankeerde niets en werd reeds aan de
verheugde eigenaar teruggegeven. Men
had slechts een emailleplaat, waarop het
wapen van Zandvoort was aangebracht,
verwijderd.
humor en satire, is er drang tot aanklacht
en menselijke gemeenzaamheid. Dat deze
verwereldlijkte, maar zich nochtans tegen
„de wereld kerende." Achterberg, vrijer in
zijn versvorm nu, met dezelfde trefzeker
heid van voorheen de kern der woorden
weet te raken, zou ik niet graag beweren.
Veel blijft in deze bundel dichterlijke
notitie, vondst, inval, arabeske, maar met
dit al toch neergeschreven met een mees
terschap over de taal, dat de versregels die
niet tot poëzie worden, eerbied doet af
dwingen.
Mèt het vers op Ed. Hoornik reken ik
„Adam", een troostdicht op een gestorven
kind („Eelco") en vooral „Waaien", afge
stemd dit laatste op de „toon" van A. Ro
land Holst, tot proeven van de mogelijk
heden, die deze „vernieuwing" van Ach
terbergs dichterschap biedt:
„Nu waaien de nooit te weten,
nameloos late geheimzinnigheden
met de wind mee dit dorp naar binnen.
De bomen, waaronder ik zelf kan gaan
in de dag, en 's nachts alleen blijven
staan,
beginnen mee te doen vlak bij huis."
Een „oud horen maakt zich in hem los".
Dit horen is het, dat voor Achterberg" een
wellicht nieuwe wereld opent.
C. J. E. DINAUX
ADVERTENTIE
Nieuwe Raamstraat 4-12
Haarlem telefoon 11423
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 24 JUNI
Spaarne: „Smoking-guns". 14 j., 2.30, 7
en 9.15 uur. Frans Hals: ..'t Gebeurde op een
nacht", alle leeft., 2.30, 7 en 9,15 uur. Rem
brandt: „Maria Goretti", 18 j., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Palace: „Gentleman inbreker", 18
j., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De man op
de Eiffelloren". 18 j„ 2, 7 en 9.15 uur. City:
„Ontsnapt van het duivelseiland", 14 j., 2.15,
4.30, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 25 JUNI
Stadsschouwburg: „Asschepoester" (Zang
klassen Anny Bonarius), 2.30 uur. Gem. Con
certgebouw: Optreden Henriette Davids en
Lou Bandy, 8 uur. Bioscopen: Middag- en
avondvoorstellingen
MAANDAG 26 JUNI
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Dollars voor klokken. Bij de firma Petit en Tritzen te Aerle-Rixtel v)ordt met
koortsachtige haast gewerkt aan een carillon voor Chicago, dat aldaar op de First
National Trade Fair zal worden geplaatst. Het carillon zal bevatten 35 klokken en
3 luidklokken. Hoe groot de belangstelling in Amerika voor Nederlandse carillons is,
blijkt uit het feit, dat de stad Quebec er reeds voor de aanvang van de tentoonstelling,
die tot 20 Augustus zal duren, in is geslaagd dit carillon voor zich te reserveren, zodat
wij hier met het zeldzame geval te maken hébben, dat een carillon „uit voorraad" is
verkocht. Op de foto: een deel van de klokken voor het tentoonstellings-carillon
is reeds nagenoeg gereed.
Holland
Festival
Onbedaarlijk applaus
voor de auteurs
De met spanning verwachte première
van de opera „Philomela" van Hendrik
Andriessen, op tekst van Jan Engelman, is
Vrijdagavond door de Nederlandse Opera
in de Stadsschouwburg te Amsterdam ge
geven. He» was een gala-avond in optima
forma, bijgewoond door H.M. Koningin
Juliana, die bij haar komst met het Wil
helmus begroet werd.
Het gegeven van Jan Engelmans libretto
is ontleend aan de Metamorphosen van
Ovidius. Pandion, de koning van Attika,
heeft zijn dochter Prokne ten huwelijk
gegeven aan de tiran Tereus, nadat deze
zijn vijanden had verslagen. Teréus en
Prokne schatten hun huwelijksgeluk zó
hoog, dat zij in overmoed de goden bele
digen, zeggende, dat hun zaligheid die van
Zeus en Iiera overtreft. Him hovaardij 1
wordt door de goden gestraft. Prokne, zich
niet meer gelukkig gevoelend in haar echt
verbintenis, verlangt naar haar zuster
Philomela, die dichteres is en priesteres
van Apollo en Artimis. Tereus gaat naar
het hof van Pandion en weet gedaan te
krijgen dat Philomela met hem afreist.
Maar nu begint de wraak der goden haar
tragische werking. Onderweg onteert hij
haar en snijdt, opdat zij niets verraden
gou, haar de tong uit. Tereus tracht Prokne
te doen geloven dat haar zuster op de te
rugreis verdronken is. Doch in argwaan
gaat Prokne op zoek en vindt de geschon
den Philomela, die met op een doek gebor
duurde tekens de waarheid bekend maakt.
Beiden zweren zij bloedige wraak. Zij
doden het zoontje van Tereus en Prokne
en zetten het hem ten feestmaaltijd voor.
Wanneer Tereus dit te weten komt, wil hij
de beide vrouwen en zichzelf doden. Doch
dan grijpen de goden in, zij willen barm
hartig zijn. Tereus wordt veranderd in een
hop, een moerasvogel, Prokne in een zwa
luw, Philomela in een nachtegaal. Deze
laatste fase van het libretto de meta
morphose wordt de verklaring van de
symbolen die in deze drie hoofdfiguren
belichaamd zijn. Wat Philomela betreft:
het lied der ziel kan tijdelijk verstomd
lijken, maar het. kan niet blijvend onder
drukt worden. Natuurlijk worden al de
wreedaardige dingen die hierboven be
knopt geciteerd zijn, niet vertoond; men
ervaart ze slechts in hun gevolgen. Maar
wat men ziet of te weten komt is slechts
een symbolisch gebeuren; de betekenis van
het werk is dieper te zoeken. Engelman
heeft enigszins de sluier daarvan opgelicht
met te verwijzen naar een van zijn ge
dichten uit zijn „Tuin van Eros". En met
die vingerwijzing komt men tot de kern
der symboliek van het drama, en wel tot
de tragedie van het Derde Rijk, dat de
vrije gedachte en het vrije lied trachtte te
onderdrukken.
Als opera-libretto heeft het werk van
Engelman naast voortreffelijke eigenschap
pen ook gevaarlijke kanten. Het verwerke
lijken van de metamorphose en haar ta
melijk gerekt en statisch karakter is onder
meer een riskant gevaL De dichter heeft
gerekend op de kracht van de muziek om
over dergelijke riskante dingen heen te
komen en er is veel kans voor dat dit luk
ken zal. Een groter aantal opvoeringen zal
dit echter moeten aantonen.
Wat de partituur van Hendrik Andries
sen betreft, daarover kammen het verder
eens zijn: het is prachtige muziek, lyrisch,
maar ook dramatisch van buitengewone
kracht en orchestraal van zeldzaam kleu
rig, ja brillant karakter. Als men in de
inleiding het thema van Tereus zich hoort
ontwikkelen, dan is men al direct gevan
gen door de muzikaal-dramatïsche stof. Ze
laat u niet meer los. Het duet aan het eind
van het eerste tafereel ervaart men als een
moment van pure schoonheid; het verhaal
van Tereus treft door rhythmische kracht
en de aria van Prokne, die er op volgt, is
een meesterlijk brok vocaal-dramatische
muziek. En zo zou men kunnen doorgaan
met miteren: de heerlijke, zuiver geïnspi
reerde melodieën van Philomela, de prach
tige koren, de boeiende interludiums van
het orkest, die de taferelen verbinden, de
dyonisische balletmuziek en vooral het
korte bekoorlijke balletje in het derde be
drijf en niet te vergeten de zeer geslaagde
toneelmuziek bij de lyrisch gesproken
gedeelten van het werk.
De vraag of die muziek modern is, heeft
geen zin. Voor dezen misschien wel, voor
anderen niet; het hangt er maar van af
hoe men zich tegenover de muziek ver
houdt. Van meer, ja van doorslaggevend
belang is de vraag: is het mooie en is het
eerlijke muziek? En dan kan het antwoord
niet anders dan bevestigend luiden. Men
kan er bovendien zonder aarzelen bijvoe
gen, dat ze als operamuziek volkomen aan
haar doel beantwoordt.
Een model-opvoering
Er zal wel zelden een première gegaan
zijn die zo vlot van stapel liep, als die van
„Philomela". De Nederlandse Opera heeft
aan het werk in alle opzichten de uiterste
zorg besteed, maar ook alle medewerken
den spanden zich in om een model-creatie
te leveren. De keuze van de hoofdvertol
kers kon niet beter; alleen de bezetting der
spreekrol der koorleidster door Joanna
LOF DER PARKEN
Een scène uit de opera ,Philomelamet
muziek van Hendrik Andriessen op tekst
van Jan Engelman. Men ziet op deze foto
slechts een gedeelte van het toneel.
Wij hebben altijd een zeker zwak gehad
voor het Costermonument in de Haarlem
merhout. Die vertedering dateert uit de
tijd dat de jongenskiel nog om onze schou
ders hing en deze massieve steenklomp
ons voor verdwalen behoedde en een voor
treffelijk trefpunt bleek, welke eigenschap
hij met de Philip Lootsbank gemeen heeft.
Bovendien zweefde er iets van het Myste
rie om zijn verweerde muren. Wij waren
geneigd te veronderstellen dat het gedenk
teken voor 's werelds eerste typograaf als
een soort meteoor midden in het bos was
neergeploft ter vereeuwiging van het al
even wonderbaarlijke feit dat een man in
de bomen sneed, daarvoor geen schrobbe
ring van de parkwachter kreeg, doch wel
stof gaf voor een discussie die na vijf eeu
wen nog even levendig is als toen zij begon.
De vele misvattingen over het ontstaan
van de boekdrukkunst zouden nog gecom
pleteerd kunnen worden met de mening
van hen die de legende verbreiden dat
wijlen Laurens Jansz. hier ten grave is
gedragen en die van anderen, dat zijn beeld
boven op de kolos behoort te tronen.
De heer J. van Eeden vertolkte in de
traditionele Nieuwjaarswens voor „Trouw
moet blijken" reeds in 1844 deze misver
standen:
Doch wenden wij ons oog,
naar 't zwaar en breed gesteente.
Hier waar eens d' achthoek stond.
Rust Koster's kil gebeente
Zoo zegt er soms wel één,
bij toeval hier verdwaald,
en denkt niet verder na.
Behalve dat hij smaalt,
op t vreeslijk dik gevaarte,
zoo smaakloos opgetrokken.
Dit kunststuk (zegt hij stil),
zal hier geen menschen lokken
waarom prijkt op dien steen,
niet een kolom of naald?
Waarom niet Koster beeld
van 't marktveld afgehaald?
Costers gedenkteken werd geplaats in
een tijd, dat men een bospark eigenlijk niet
voltooid vond, wanneer er niet hier en daar
enige kunstwerken, liefst pompeuze mar
meren beelden uit de Griekse mythologie,
het natuurschoon „verlevendigden".
Er is ook een tijd geweest, dat men een
tuin op z'n fraaist vond wanneer zij door
snéden werd door kaarsrechte lanen en
paden en de bomen daartussen netjes in
het gelid. Op het kantoor van „Hout en
plantsoenen" hangt nog een tekening van
de in 1769 ontworpen aanleg: een pad
doorsneed als een diagonaal de hele Hout
van de Kleine Houtweg tot het Huis met
de beelden. Zestig jaar later was dat pa
troon patent Lenötre door Zocher
radicaal veranderd in complex van slinger
paden, doch toch niet zo radicaal of de
hoofdvormen van 1769 kan men nu nog
herkennen.
Wijzigingen in de aanleg of de bebossing
van het geliefdste uitgaansoord der Haar
lemmers hebben natuurlijk altijd stormen
van protest geoogst. Leonard A. Springer
ondervond het toen hij in 1902 met zijn
reorganisatie- en verjongingsplan kwam.
Hij liet de „Gort" waarmee Hout-insi
ders het Noordwestelijk deel van het stads-
bos bedoelen omhakken om de oude
aftandse woudreuzen te doen vervangen
door jonge. De zaak werd, zoals gebruike
lijk is sinds de Boekdrukkunst is uitgevon
den, door een rapport van een uiterst des
kundige commissie zij bestond uit raads
leden beslecht.
Springer kreeg schoon gelijk. Het pu
bliek bleef hem desondanks een bomenbeul
noemen.
De huidige directeur van „Hout en Plant
soenen" roemt deze voorganger en volgt
hem na. In de jaren voor de oorlog heeft
een werkloze hoofdarbeider nuttig werk
Diepenbrock was niet gelukkig. Haar stem
mist voldoende draagkracht. Wat Greet
Koeman als Prokne en Theo Baylé als
Tereus presteerden, was van de hoogste
orde. Dat was subliem. Ook de Philomela
van Louise de Vries was vocaal en wat be
treft de actie zeer mooi. Het was alleen
jammer dat zij na de metamorphose haar
nachtegalenlied de conclusie van het
werk niet „en face", doch achter de
coulissen zong. Gerard Groot was een sta
tige Pandion en Jan van Mantgem een
stralend zingende wachter. Het kleine rol
letje van Karla Sondaar, als de voedster,
mag ook met ere vermeld worden. De
koren waren boven alle lof verheven.
Over de balletten, ontworpen door en
ingestudeerd onder leiding van Darja Col
lin, de décors van Charles Roelofsz en de
mise-en-scène door regisseur Abraham
van der Vries schrijven wij nog nader.
Tenslotte moet thans de aandacht worden
gevestigd op één van de voornaamste ele
menten, die deze creatie tot een onbetwist
baar succes gemaakt hebben: het orkest,
onder leiding van Paul Pella dat was
af, het volmaakte nabij.
Een onbedaarlijk geestdriftig applaus
steeg op toen het doek voor de laatste maal
dicht ging en het groeide aan tot een
ovatie, toen de auteurs op het toneel ver
schenen en als het ware bedolven onder
bloemen, met al de executanten een apo
theose vormden, die deze gedenkwaardige
avond bekroonde. Deze creatie was een
daad van vérstrekkende betekenis voor het
opera-wezen in Nederland!
JOS. DE KLERK.
gedaan door de gehele Hout van boom tot
boom op te meten.
Die kaart dient thans tot schema voor
de systematische herbebossing. De Duitsers
hebben dat proces een beetje verhaast door
Bosdikkerd.
hun tankgracht te graven, doch na vijf jaar
is dat alweer oud zeer geworden. De popu
lieren die tijdelijk wat schaduw op de kale
vlakte wierpen, doen het goed en over de
eiken en essen, die de definitieve bewoners
worden, heeft men ook geen klagen. Boven
dien werd een zeer fraaie onderbeplanting
van duizenden struiken aangebracht, die in
de herfst vooral voor een fraaie tint zorgen
en als bessendragers de vogelstand gerie
ven.
Maar vroeg of laat zullen alle bejaarde
beuken en eiken voor de bijl gaan. Zelfs
de dikste, een tweehonderdjarige zomereik
die zijn corpulentie van zes meter in het
rond onbeschaamd in het hertenkamp den
volke vertoont. We hebben hem dan ook
maar eens gefotografeerd.
Sprookjes van Andersen
Michael Redgrave las voor
„Als hij zo vertelde en het verhaal zich
ontwikkelde, konden de ouderen geamu
seerd luisteren naar de zachte humor en de
strekking dier argeloze verzinsels". Deze
zin uit het boek „H. C. Andersen, de grote
onbekende" van mevrouw H. HudigKap-
teyn kon men gistermorgen van toepassing
brengen, toen de acteur Michael Redgrave
(die in de voorstellingen van „Hamlet"
door de Old Vic de titelrol speelt) in de
kleine zaal van het hoofdstedelijk Con
certgebouw vier proeven uit het werk van
de onovertroffen Deense sprookjesdichter
voorlas, gezeten achter een met rood flu
weel bedekte tafel. Ergens anders in het
zelfde boek merkt de schrijfster op: „Men
kan deze (van humor tintelende) sprook
jes pas in hun gehele charme genieten
wanneer men ze in de oorspronkelijke taal
verneemt". Maar kort geleden, daar ver
toevend ter gelegenheid van de Hamiet-
opvoeringen in Elseneur, heeft Michael
Redgrave in het geboortehuis van Ander
sen te Odense voor de Deense radio enkele
van deze kleine meesterwerkjes voorge
dragen en uit de vele reacties daarop bleek
dat deze „buitenlander'! geen grein van de
charmante humor verloren had laten gaan,
Ik wil dat graag aannemen, al kon ik mij
niet aan de indruk onttrekken dat niet
alleen de tekst, maar ook de geest in het
Engels was vertaald.
Kostelijk was de lichte ironie die tussen
de regels van „De nieuwe kleren van de
keizer" doorklonk, bewonderenswaardig
de manier waarop hij door kleine accent
verschuivingen en een grappige mimiek de
hofdignitarissen, de bedriegélijke wevers,
het gehoorzamé volk en de onschuldig de
waarheid la-aaiende kinderen van elkaar
onderscheidde, zonder ook maar één ogen
blik theatrale effecten te hulp te roepen.
Had men niet duidelijk de papieren in zijn
hand gezien, dan zou men gemeend heb
ben dat hij ongedwongen improviseerde, zo
sprankelend, fris en jong klonk de tekst.
De enkele versprekingen droegen nog tot
deze suggestie bij. Het bleef ondanks de
fenomenale virtuositeit (waarbij de film
routine natuurlijk een woordje meesprak)
eenvoudig en schijnbaar ongekunsteld, zo
trouwhartig alsof alles wat hij zei op spon
tane invallen berustte, waarin hij zelf een
kinderlijk plezier beleefde. Iets minder
goed slaagde het begin van „Het vuurslag"
(ook wel „De tondeldoos" genaamd),
waarin de afzichtelijke heks „wier lip hele
maal op haar borst hing" nauwelijks ge
stalte kreeg, maar subliem het vervolg met
de drie honden met hun ogen als schotels,
molenstenen en de ronde toren van Ko
penhagen, die aan het slot werkelijk „hiep-
hiep-hoera" kwamen blaffen.
Onbetwistbaar hoogtepunt werd het
schitterende sprookje „De Nachtegaal", dat
men als een autobiografische parabel mag
beschouwen. Zo speels heb ik nog nooit
iemand met de wijsheid horen omgaan.
Maar ook de lyrische accoorden ontbraken
niet in deze fijnzinnige fantasie. Met „De
standvastige tinnen soldaat" werd het op
treden besloten. Het overwegend vrouwe
lijke publiek kon applaudisseren zoveel het
wilde de tijd was om.
Maar ondanks of juist tengevolge van dit
succes zou ik de aandacht van de leiding
van het Holland Festival willen vestigen
op de Nederlandse acteur en voordracht
kunstenaar Cruys Voorbergh, zeker zo be
gaafd als Michael Redgrave, die hem mis
schien zelfs overtreft, doordat hij er tevens
in slaagt de ondertoon van gesublimeerde
rancune te laten meeklinken, die de be
tekenis van sommige der sprookjes aan
scherpte doet winnen. Mij dunkt dat men
met deze ochtendprogramma's moet door
gaan. Laat men dan ook een landgenoot
eens een verdiende kans geven. Hij zou het
eveneens in het Engels kunnen doen, als
men dat liever heeft,
DAVID KONING.
De „Belastinggids 1950 bij de aangif
ten voor het vermogensbelastingjaar 1950 en
het inkomstenbelastingjaar 1949" kan niet
voor 27 Juni verschijnen. Aangezien vele be
lastingplichtigen van deze gids gebruik ple
gen te maken voor de aangifte van de waar
de en de opbrengst van hun effectenbezit,
heeft de minister van Financiën bepaald,
dat de termijn van inlevering van aangifte
biljetten voor zover deze in de maand
Juni 1950 zijn uitgereikt pas op 31
Juli zal sluiten.
OVER MUZIEK
TANCLEWOOD
De vorige week hoeft de Amerikaanse
musicus Shanet, assistent van .e dirigent
Koussewitsky, in huize ..Gaudeamushet
vroegere woonhuis van Julius Röntgen, te
Bilthoven, een voordracht gehouden over
het zogenaamde Berkshire-muziekcenlrum
te Tanglewood, bij Boston, in de Verenigde
Staten. De heer Shanet liet het niet bij
mededelingen maar vertoonde ook een
film over het muziekleven in Tanglewood.
De fameuze instelling had geen betere af
gezant naar de oude wereld kunnen zen
den: met boeiende opgewektheid en een
innemende gemoedelijkheid vertelde hij
hoe het „Berkshire Centre" is ontstaan en
hoe daar thans gewerkt wordt.
Sinds lang is Berkshire in alle zomers
een vacanlie-oord, waar niet alleen een
dolce far niente de zakenmensen der Ame
rikaanse steden ontspanning geeft, maar
waar de bezoekers in hun tijdelijke vrij
heid ook hun behoefte aan muzikaal genot
kunnen bevredigen. Talrijke artistcn wor
den in Tanglewood genodigd, maar eerst
in 1935 kon het gelukken er het Symphonie
Orkest van Boston met zijn dirigent Kous
sewitsky te laten concerteren. Voor een
dergelijke muzikale festiviteit was echter
de plaats nog niet doelmatig ingericht.
Men bouwde een grote circustent om orkest
en publiek te herbergen: Koussewitsky en
zijn musici kwamen en er was een Wagner-
programma aangekondigd. De goden echter
waren niet met het eerste orkest-concert:
een felle storm deed de tent rillen en de
mensen beven. Men stopte en wachtte tot
de wind ging liggen, maar nauwelijks was
men weer begonnen of de storm begon op
nieuw. Men diende wel voortijdig te ein
digen. Koussewitsky zeide niet meer terug
te komen. De Amerikanen echter gaan
niet bij de pakken neerzitten: nog dezelfde
avond verzamelde men na enige optimisti
sche woorden niet minder dan 80.000 dol
lar voor de bouw van een behoorlijk con
certgebouw. En het volgende jaar concer
teerde Koussewitsky met. het Boston-orkest
voor duizenden hoorders.
Men heeft een zeer grote hall in drie-
hoekvorm geconstrueerd waarvan een ge
deelte naar buiten geheel open blijft. Als
het niet regent kunnen ongeveer 14.000
mensen naar het concert luisteren: een ge
deelte namelijk zit dan buiten en dank zij
de fenomenale acoustiek ontgaat niemand
iets van de détails der muziek.
Maar daar bleef het niet bij. Kousse
witsky zelf was enthousiast over zoveel
belangstelling en als ondernemend man
wilde hij mee-werken Tanglewood tot een
centrum van muzikale cultuur te maken.
In het volle besef dat Amerika op muziek
gebied evenals in zovele artistieke za
ken een jong land is, organiseerde hij
met andere pittige lieden een uitbreiding
van de muziekbeoefening, welke tot vor
ming en heil der bevolking zou kunnen
bijdragen. De practische paedagogie zou
op grote schaal toegepast worden. De reeds
bejaarde dirigent bereikte dat er perma
nente orkestrale ensembles kwamen waar
mee jonge dirigenten zouden oefenen, dat
er een opera-gezelschap kwam waarin
jeugdige talenten zich zouden ontwikkelen.
Heel de noodzakelijke inrichting die een
opera-practijk meebrengt zou zijn plaats
vinden: ateliers vor de kunst der decora
tie en der kleding, oefenzalen voor ballet,
enzovoorts, werden ingericht. En Kousse
witsky zag niet over het hoofd dat dit alles
ook veel individuele instructie vereist; er
werden daarom cursussen voor solo-spel
en voor allerlei persoonlijke technische
studie opgericht. Uitstekende leiders voor
alle muzikale vakken werden aangezocht.
Wat mij hierbij bijzonder interesseert is de
muzikale basis waarop de veelzijdige
onderneming steunt. Deze basis is het ver
trouwen in de praktijk. In deze nieuwe
muziekwereld is geen plaats voor bespie
gelende aesthetici die zich zoals dit in
Europa zo zwaar gefundeerd is met alle
vormen van muziek bemoeien, zonder de
practijk van de musicus in wezen te ken
nen. Wie in staat is als geboren muzikant
te musiceren kan zich hier tot een volledig
bekwaam vakman ontwikkelen. En dat dit
levenskrachtige principe niet terwille van
uiterlijke podium-virtuositeit wordt toege
past, wordt bewezen door de primaire
aandacht welke aan de kunst van het com
poneren wordt geschonken. Jonge talenten
vinden hier gelegenheid te werken en hun
composities met. de solisten, de ensembles,
de orkesten te bestuderen. Alle ontwikke
ling is berekend op de levende klank. Voor
de leiding dei' componisten werden in de
laatste jaren onder anderen uitgenodigd:
Milhaud, Honegger, Nadia Boulanger, Stra-
winsky Aaron Copland. Voor de practi
sche studie der jonge dirigenten zorgen
Koussewitsky en een paar assistenten.
Tanglewood geeft ook opdrachten aan
jonge componisten op verschillend gebied.
Ik vertel hier wat Shanet, die ook in
Frankrijk en Engeland zijn voordrachten
houdt, meedeelde. De hoorders kregen de
indruk dat daar in Tanglewood met dollars
gegoocheld wordt. Inderdaad, Kousse
witsky zegt altijd: het geld zit in de lucht,
men moet het weten te grijpen. Dit klinkt
nogal onartistiek, maar als men ziet tot
welke ideeële doeleinden in Tanglewood het
harde middel wordt aangewend dan moet
men bewondering hebben voor zoveel
frisse energie en optimistisch geloof in de
waarde der kunst.
HENDRIK ANDRIESSEN.
ADVERTENTIE
Heringa Wuthrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
Noordwijkerhout kreeg een school
in ruil voor pootaardappelen
In de tijd van negentig dagen is in Noord
wijkerhout een houten school gebouwd,
waarvan de onderdelen pasklaar uit Oos
tenrijk zijn ingevoerd. Gistermiddag werd
deze eerst Oostenrijkse school met een korte
plechtigheid aan het bestuur van de Sint
Jozefscholen te Noordwijkerhout overge
dragen. De burgemeester, de heer A. A. C.
M. van Iersel, die de overdracht namens
het gemeentebestuur verrichtte, zeide in
een korte toespraak, dat deze school uit
Oostenrijk geïmporteerd is in ruil voor
pootaardappelen. Vervolgens werd het
woord gevoerd door de Oostenrijkse ge
zant, ar. R. Friedinger Pranter, die de wens
uitsprak, dat de nieuwe school een goede
verstandhouding tussen beide landen zal
symboliseren.
Met een dankwoord aanvaardde de voor
zitter van het schoolbestuur het nieuwe
gebouw, waarvoor de architect nog een
klok aanbood en de importeur een vlag
met een vlaggestok.