Gramophoonplaten
CJv-d-Broeh
In memoriam Job Steynen
Nieuwe Uit gaven
Gouden jubileum van het Groene Kruis
Interessante dingen over Haarlem
en omgeving uit het archief
Zaterdag 16 September 1950
3
Giethoornse pastorale.
Zaterdag 9 September overleed te Bloe-
mendaal op 74-jarige leeftijd Job Steynen,
schrijver van een tiental roman? en novel-
lenbundels en medewerker onder meer aan
dit blad, waarin korte verhalen en verzen
van hem werden opgenomen. Hij werd ge
boren in 1876 te Gouda, woonde lange tijd
in België, maar bracht het grootste deel
van zijn leven door in deze omgeving
(Haarlem en Bloemendaal). Met hem ging
een litterator heen wiens sterven op twee
wijzen een verlies betekent: om zijn werk
en om zijn persoon.
Wat zijn werk betreft: zoals dikwijls het
geval is in de litteratuur wijzigde zich de
waardering ervoor en kwam hij, na aan
vankelijk sterk te zijn geprezen, later meer
op de achtergrond. Dit laatste ten onrechte
—wellicht heeft het feit, dat hij na 1938
geen werk van enige omvang meer publi
ceerde, er toe bijgedragen dat de na-oor-
logse letterkundigen weinig aandacht meer
aan hem besteedden. Hoe het zij bij de
lezing van zijn oeuvre valt bijna onmid
dellijk te constateren dat de invloed van
1880, die leidde tot mooischrijverij en ver
doorgevoerde détaillering, bij hem op het
verzet stuitte van zijn vitale aard en zijn
eerlijkheid die naar eenvoud en helderheid
streefden. Geheel ontkomen aan die invloed
is hij niet, maar ontdoet men zijn schetsen
en romans van de eigenschappen, die ken
merkend zijn voor cle tijd waarin zij wer
den geschreven: heftigheid in de emoties,
Wijdlopige beschrijving van gemoedsbewe
gingen en hier en daar rhetorische beeld
spraak, dan ontdekt men de wezenlijke
directheid van zijn taal, die vooral in de
allerwegen voortreffelijke dialoog tot uiting
komt. Men proeft ook in het evenzeer uit
stekende zinsrhythme de gevoeligheid van
de echte kunstenaar, die naast uiteraard
zwakkere bladzijden gedeelten schrijft die
te allen tijde hun'waarde zullen behouden.
Vooral de grote, tweedelige roman „Goed
en Kwaad" (1907) verdient blijvende aan
dacht, om zijn diepgrijpende probleemstel
ling en om zijn bouw, die zwaardere eisen
stelde dan de korte verhalen. De ontroering
die in dit werk geborgen ligt en de boeien
de verteltrant mogen niet worden onder
schat.
Job Steynen was een typische romanti-
ADVERTENTIE
cus, maar als tegenwicht bezat hij een
humor en een zelfspot die hem voor een
omslag naar het tragische dat bij hem
melodramatisch geworden zou zijn be
hoedden. Alle pretentie was hem vreemd:
daardoor wist hij, met name in enige van
zijn korte verhalen, een regelrechte een
voud te bereiken die alleen van grote toe
wijding aan zijn kunst de vrucht kon zijn.
In zijn persoon verliezen de vrienden,
die Job Steynen vele bezat, een hoogstaan
de figuur. Met oprecht leedwezen mis ik
zijn levendige belangstelling, die van alle
jalousie-de-métier gespeend was, zijn be
scheidenheid, zijn Zuidelijke gastvrijheid
en ruimheid van denken, zijn waarachtige
genegenheid. Hij was een van de weinige
echte bohémiens die nog over waren uit
een tijd, waarin een andere betekenis aan
het woord gehecht werd dan nu het geval
is: burger en artist waren voor hem onder
scheiden niet naar uiterlijke kenmerken,
maar naar de echtheid of onechtheid van
hun wezen. Voor hem waren leven en kunst
niet van elkander los te maken. Het leven
genoot hij, in en buiten de kunst, in op
rechte vreugde maar zonder het exces, dat
evenzeer burgerlijk was in zijn oog. De
kunst was voor hem het middel.om dat
zelfde leven opnieuw te benaderen, dieper,
maar niet anders.
„U kunt nooit genoeg goeds van hem
zeggen", schreef mij een van zijn oudere
vrienden; ik neem deze woorden hier over,
want zij drukken voldoende uit met hoe
veel warmte de vrienden van Job Steynen
aan hem zullen terugdenken.
B. RIJDES.
Cinquante ans d'Histoire 1900
1950, door Lucien Genet. (Deel I,
Uitg. Tallandier, Parijs).
De ironische Anatole France heeft eens
gezegd, dat hij, als hij honderd jaar na zijn
dood weer op de wereld zou komen en vlug
de geest des tijds zou willen kennen, een
voudig een geïllustreerd modeblad zou kopen
om te zien hoe de vrouwen zich kleden. De
dikwijls sierlijke, maar altijd grillige om
hulsels zouden hem meer over de mensheid
vertellen dan alle dikke boeken van wijs
geren. romanschrijvers en geleerden tezamen.
Het hier besproken boek bewijst dat, zoals
in alle boutades, ook in deze Franciaanse
een kern van waarheid schuilt. Want alleen
al de talrijke illustraties doen de lezer be
grijpen welk een wonderlijk-tijdvak de eerste
twintig jaren van deze halve eeuw vormen.
Dit eerste van de drie delen, waaruit het
werk zal bestaan, omvat de periode van
1900—1918, beginnend met de Parijse Wereld
tentoonstelling en eindigend met de wapen
stilstand in Rethonde. Als een film trekken
deze jaren ons voorbij: de officiële en anec-
dotische geschiedenis; figuren, die op het
wereldtoneel een rol gespeeld hebben; sport,
zeden en gewoonten; wetenschap, kunst en
letteren. De lezer beleeft de zorgeloosheid
van 1900, die voortkwam uit het veilige ge
voel, dat de wereldorde stevig gegrondvest
was de tijd, dat Europa in de wereld de
boventoon voerde, waarin afstanden nog
romantisch op de verbeelding werkten, di
plomaten ter conferentie in hoffelijke termen
tot elkaar spraken, de munt niet aan koers
verschillen onderhevig was, de prijzen niet
elke dag veranderden, de hoge stijve, witte
boord der Heren de onwrikbaarheid der
uiterlijke vormen symboliseerde en de inge
snoerde taille de uiterlijke reserve der
Dames. Een tijd, zo dichtbij en naar de
geest zo verweg.
Uit dit eerste deel blijkt duidelijk, dat
1900—1918 een periode van „inrijden" is ge
weest, die tot een versnelde gang der we
reldgeschiedenis en snelle wisseling en
mechanisering der beschavingsvormen heeft
geleid. De beide volgende delen zullen de
tomeloze ontwikkeling van deze processen
in de afgelopen dertig jaar laten zien en.
ongetwijfeld, de beklemming, die zij gebracht
hebben.
Hoewel Frankrijk in de recente wereld
geschiedenis een grote rol gespeeld heeft, is
het te betreuren dat aan de Franse binnen
landse politiek een wel zeer grote ruimte is
toegemeten en dat in hoofdzaak de Franse
kunsten en wetenschappen behandeld wor
den. Het werk zal voor de niet-Franse lezer
aan belang en waarde winnen, indien in de
volgende delen voor het buitenland een
grotere plaats wordt ingeruimd. De gewij
zigde verhoudingen eisen dat trouwens.
Ondanks dat kleine bezwaar zullen de
ouderen dit werk toch dikwijls ter hand wil
len nemen om, zij het met zekere weemoed,
de vele gebeurtenissen, die zij meegemaakt
hebben, voor zich te zien herleven. De jon
geren zullen, mede door de prettig leesbare
tekst, zich er rekenschap van kunnen geven
in welk een belangrijke tijd zij leven en
welke geweldige veranderingen er in een
kort verloop van vijftig jaar in het politieke,
maatschappelijke en economische leven, in
wetenschap en kunst, zeden en gewoonten
hebben plaats gegrepen.
De 3000 illustraties en 1500 bladzijden tekst,
die de drie delen gaan bevatten, zullen ech
ter vooral een grote dienst bewijzen, indien
ouderen en jongeren, mijmerend over de vele
wijzigingen in het wereldbeeld der laatste
jaren en de platen vergelijkend, die de wis
selende levensuitingen dezer halve eeuw af
beelden, ernstig de opmerking zullen over
denken, waarmee de grijze staatsman Edouard
Herriot zijn voorwoord besluit: „Het hangt
van ons af of de geschiedenis van deze
vijftig jaar een begin of een eind is: het
begin van een gelukkige periode van samen
werking in vrede, in eerbied voor het men
selijk leven en ieders vrijheid.... of het
einde van een wereld, het einde van de
wereld." E.
ADVERTENTIE
Laat dat over aan de
VA KM A N
Wees verstandig en ga voor het repareren
van Uw stofzuiger niet naar de eerste de
beste Laat dat over aan Stofzuigerhuis
„RITSA", Grote Houtstr. 132, t.o. Luxor,
Telef. 16693, Haarlem. Nieuwe stofzuigers
ook in huurkoop, vanaf 1.80 per week.
OVER MUZIEK
De Koningin woonde de herdenkings-vergadering
in Utrecht bij
De herdenking van het vijftigjarig be
staan van de Algemene Nederlandse Ver
eniging het Groene Kruis, welke Vrijdag
middag begon met een feestelijke vergade
ring in het gebouw voor Kunsten en We
tenschappen te Utrecht, is bijgewoond door
Koningin Juliana, mr A. M. Joekes,
staatssecretaris dr. P. Muntendam, de
Commissaris der Koningin in de provincie
Utrecht, de heer M. A. Reinalda, en de
burgemeester van Utrecht, jhr. mr. C. J
A. de Ranitz. In zijn openingsrede gaf
de voorzitter, prof. dr. J. H. Tun tier,
een beschouwing over de ontwikke
lingsgang van het Groene Kruis. In zijn
samenvatting van het Groene Kruis-werk
legde hij de nadruk op de centrale figuur
van de wijkverpleegster. Het werkterrein
van het Groene Kruis heeft zich steeds
meer uitgebreid, ook naar de preventieve
zorg. De bestrijding van besmettelijke
ziekten vormde öe grondslag voor het
Groene Kruis en thans behoort de pre
ventie tot de belangrijkste werkzaamhe
den. De vereniging is na de oorlog een
nieuwe bloeiperiode ingegaan. De zorg
voor de volksgezondheid kan het niet stel
len zonder het particulier initiatief. De
vrije "krachten uit de maatschappij zullen
altijd een belangrijke taak te vervullen
hebben, zo eindigde prof. Tuntler zijn
rede.
Hierna sprak zuster C. W. Bronders
over de taak van de wijkverpleegster bij
het Groene kruis.
De Koningin en de genodigden bezoch
ten tijdens de pauze een in het gebouw
ingerichte Groene Kruis-tentoonstelling,
die in klein bestek een overzicht van het
werk der kruisverenigingen te zien gaf.
Mej. H. van der Linden, verbonden aan
het bureau van het Groene Kruis, bood de
Koningin het gedenkboek aan, samenge
steld door Clare Lennart. Voor haar ver
trek onderhield de vorstin zich met de
wijkzusters en bestuursleden. Nadat de
Koningin uitgeleide was gedaan, werd de
vergadering voortgezet met een rede van
dr. J. van der Lee over maatschappe
lijk werk bij t.b.c.-bestrijding. Spreker
was van mening dat maatschappelijk werk
en t.b.c.-bestrijding niet van elkaar zijn
te scheiden, omdat maatschappelijke om
standigheden veelal invloed uitoefenen op
het ziekteproces. Kennis van de psycho
logische moeilijkheden is reeds bij het be
gin van de behandeling noodzakelijk, zo
dat de nazorg reeds begint bij het begin
van de behandeling.
Prof. di-, W. van der Scheer sprak
tenslotte over ..Geestelijke gezondheid en
volkskracht". Hij zeide dat de weerbaar
heid van de mens meer afhangt van zijn
geestelijke dan van zijn lichamelijke eigen
schappen en dat de weerbaarheid van een
volk voortspruit uit zijn geestelijke waar
den. Wil men geestelijke zwakheid en
geestelijke minderwaardigheid voorkomen,
dan moet men trachten de oorzaken te
vinden die tot vermindering der geestelijke
gezondheid leiden. Als enkele van deze
oorzaken noemde spreker de invloed van
de opvoeding en van de school, van het
beroep, van de tijdsomstandigheden en
voorts de invloed van maatschappelijke
factoren als het woningvraagstuk.
Een volk dat in een harmonisch afge
stemd geestelijk évenwicht verkeert is een
krachtig volk, dat doelbewust zijn eigen
levensgang bepaalt en de op zich toestor
mende gebeurtenissen rustig onder de ogen
ziet.
Tot slot bepleitte prof. Van der Scheer,
dat meer dan tot nu toe het geval was. de
Kruisverenigingen bij hun verpleegsters en
doktoren moesten aandringen op vermeer
dering van hun kennis ten aanzien van
zenuw- en zielszieken en de daarmee sa
menhangende maatschappelijke problemen,
ADVERTENTIE
llllllllllll
THANS OOK VOOR
His Master's Voice, Columbia,
Parlophone, Clité-Special, enz.
Kruisweg 49, Haarlem, Tel. 11532
De Haarlemse schilder Kees Verwey houdt deze maand een expositie van nieuwe
werken in kunsthandel Huinck en Scherjon aan de Herengracht te Amsterdam,
waarop ook het hierbij afgebeelde stilleven „De blonde dag" voorkomt. Van de onder
kant is op deze reproductie een kleine strook weggenomen.
RIJNLAND 725 JAAR
25 zaken
Nederland.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 16 SEPTEMBER
Stadsschouwburg: ..De dood van een han
delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Vondelweg
396: tentoonstelling duplexwoning (tot en
met 24 September). Spaarae: „Verbannen"
en „Tot het bittere einde". 14 j„ 2.30, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: „Schaduw over Los
Angeles", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „Schandaal in New Orleans", 13 j„
2, 4.15. 7 en 9.15 uur. Palace: „Het masker
van Dimitrios", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „De grote samenzwering", 14 j., 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Wilde pracht". 2.15,
4.30, 7 en 9.15 uur-
ZONDAG 17 SEPTEMBER
Stadsschouwburg: „De dood van een han
delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Gem. Con
certgebouw: Kindervoorstelling Dick Trom
(Chris Hofland), 2.30 uur. Biosopen: Middag
en avondvoorstellingen.
In ons eerste artikel over het 725-jarig
bestaan van het Hoogheemraadschap „Rijn
land" wezen wij er reeds op, dat dijkgraaf
en heemraden steeds veel bemoeiingen
hadden met Haarlem, Spaarndam en Half
weg.
Aan de aantekeningen van de archivaris
mr. S. J. Fockema Andreae ontlenen wij
nog het volgende:
Doorbraken bij Halfweg
In 1364 kreeg „Rijnland" van graaf Al-
brecht (de prijs daarvoor was 1500 schil
den) toestemming om tussen Spaarndam
en Amsterdam nieuwe uitwateringssluizen
te leggen. Het duurde evenwel nog tot
1492 voor deze sluizen in Halfweg zijn
gemaakt. Sedert 1515 zijn er nog twee
sluizen bijgekomen. Haarlem toonde zich
niet ingenomen met die uitbreiding omdat
het hinder ondervond van .de sterke lozing.
Haarlerr? wilde dan ook in 1565 alleen
medewerken om in Halfweg een nieuwe
stenen sluis te bouwen, mits het aantal
daar tot drie beperkt zou worden. Daartoe
is toen besloten.
In 1508, 1509 en 1510 zijn er dooi'braken
geweest in de dijk bij Halfweg. Het ene
gat was nauwelijks hersteld of het andere
ontstond. Practisch stond een groot deel
van Rijnland van 1508 tot 1510 onder
water. In 1514 werd er weer een sluis in
Halfweg vernield, waardoor opnieuw een
deel van Rijnland overstroomd werd. Het
Hof van Holland besliste toen dat de slui
zen en dijken zo spoedig mogelijk hersteld
moesten worden en dat de belastingplicht
tigen daarvoor een buitengewone omslag
moesten opbrengen. Dit geschiedde, maar
in 1515 bezweek de sluis „Kruisware" op
nieuw.
Geschil over de Liede
In 1507 werd de Liede aan het Pennïngs-
veer afgedamd.
Haarlem had niet alleen belang bij de
afdamming van*het Spaarne wegens de
scheepvaart, maar ook voor de doorstro
ming van het water. (Dat is nog zo en het
is in de Joop der eeuwen zeker niet minder
geworden!) Om de doorstroming door het
Spaarne te bevorderen werd de dam in de
Liede aangebracht. Maar in 1512 werd die
dam door mensen die belang hadden bij de
scheepvaart in de Liede voor het vervoer
van turf doorgestoken. Haarlem kreeg in
1521 van Rijnland vergunning de dam weer
te herstellen, mits daarin een sluis zou
worden gemaakt die scheepvaart bij hoge
waterstand mogelijk maakte.
Tijdens het beleg van Haarlem in 1572-
1573 werd de dam weer vernield. In 1579
verving „Rijnland" het kleine sluisje door
een dubbele sluis, maar het duurde niet
lang of alle scheepvaart werd daar ver
boden.
Sluizen in Spaarndam
vernield
Bij een soldatenoproer in 1574 werden de
sluisdeuren in Spaarndam vernield. Daar
door had het zeewater enige maanden vrije
toegang.
Het dorp Spaarndam was reeds in 1572
met de grond gelijk gemaakt. Het bleef tot
1578 zonder huizen en dus ook zonder be
woners.
Haarlemmerlïede had de
eerste molen
In de 14e eeuw bestonden er al een aan
tal polders onder een eigen bestuur. De
invoering van waterlozing door bemaling,
die dagtekent uit het begin der 14e eeuw.
opende grotere mogelijkheden. „Rijnland"
was in vergelijking met andere hoogheem
raadschappen vrij laat. De eerste polder
bemaling waarvan het archief van „Rijn
land" gewag maakt, is die van de Romolen-
polder onder Haarlemmerliede, die dag
tekent van 1456.
De Overtoom
Graaf Willem VI gaf in 1413 machtiging
tot aanleg van een nieuwe watergang uit
het Amstelremeer (het Nieuwe Meer). Dit
leidde tot het graven van de Kostverloren-
vaart, maar de vaart is na enige tijd ge
stremd geworden door het leggen van een
dam. Amsterdam heeft dit blijkbaar in 1432
gedaan tijdens het beleg van Haarlem door
Jacoba van Beieren, om niet alleen de
Hoekse vloot te weren, maar ook een drei
gende overstroming van de stad tegen te
gaan. Nog in hetzelfde jaar heeft Amster
dam toen getracht de verbinding met de
Nieuwe Meer te herstellen, maar daartegen
kwam Haarlem op. Onze stad werd door
de Hoogheemraden van Rijnland in het
gelijk gesteld en Amsterdam tot zware
boeten veroordeeld. Het duurde tot 1514
voor Amsterdam vergunning kreeg om een
inrichting te maken om kleine schepen
„over te halen".
Dit was het begin van de sluis aan de
Overtoom.
Toen koning Lodewijk Napoleon in 1808
Amsterdam machtigde om daar een schut
sluis te bouwen, werd aan Rijnland en aan
Haarlem een deel van ce schutgelden toe
gezegd.
Vroeger was vergaderen
moeilijk
Het logeer- en vergaderhuïs te Leiden
(gekocht in 1578 en herbouwd in 1595)
was niet voldoende om in de behoeften te
voorzien. Daarvan werd in 1602 een tweede
Het oude gemeenlandshuïs van Rijnland in
Halfweg, thans administratiegebouw van
de suikerfabriek.
De Corregidor
„heerenhuis" te Spaarndam gebouwd.
Maar in 1728 werd het weer gesloopt. Er
was door „Rijnland" inmiddels aangekocht
het mooie buiten .(Zwanenburg" te Half
weg, dat nu een onderdeel is van de sui
kerfabriek. In Haarlem had „Rijnland" een
vast vergaderlokaal in de herberg „Het
Haantje" (waar nu de Kroon op de Grote
Markt gevestigd is).
In de 'gemeenlandshuizen werd niet al
leen vergaderd en rechtgesproken, maai- er
moest voor de dijkgraaf en hoogheemraden
ook gelegenheid zijn om te eten en te over
nachten. De postkoetsen reden niet zo snel
dat de heren "s avonds nog tijdig thuis kon
den zijn. Bovendien hielden de heren nogal
van feesten. In Leiden werd elk jaar een
grote maaltijd gehouden, waaraan vele
autoriteiten deelnamen. In Halfweg was er
elk jaar een „grote rechtsdag", waartoe
dijkgraaf en hoogheemraden enkele dagen
op „Zwanenburg" hun intrek namen.
Lijfstraffen
Er waren heel wat keuren (verordenin
gen) op welker naleving de heren van
„Rijnland" moesten toezien. Als straffen
kende men alleen geldboeten.
Het gewoonterecht kende op misdrijven
tegen de „dïjkvrede", tegen waterstaats
werken en tegen waterschapsfunctionaris
sen wel zwaardere straffen. Toch kwamen
lijfstraffen, door het hoogheemraadschap
uitgesproken, zelden voor. In 1507 werd
een doodvonnis uitgesproken wegens moord
op een toeziener (een functie bij het dijk-
toezicht) en in 1743 een vonnis tot geseling
en brandmerk wegens diefstal van dijk-
materiaal.
Als afschrikwekkend getuigenis was bij
de Spaarndamse dijk een galg opgericht en
bij de Woerdersluis te Spaarndam stond
een geselpaal.
Tegenwoordige toestand
Ook nu zijn de bemoeiingen van „Rijn
land" nog zeer groot. Zij strekken zich uit
over een gebied van 104.575 ha (van Vel-
sen tot Den Haag). Niet alleen heeft „Rijn
land" de zorg voor de duinen in dit gebied,
maar ook het opperbestuur van de binnen-
polders (222 in totaal) en de regeling van
de afwatering van alle boezemwateren, die
een oppervlakte hebben van 3640 ha. Vroe
ger toen het Haarlemmer-, het Leidse- en
het Wijkermeer nog niet drooggelegd wa
ren. was de wateroppervlakte belangrijk
groter. Bovendien veroorzaakten die meren
herhaaldelijk moeilijkheden, waardoor
extra voorzieningen nodig waren. 1/3 van
de gronden die in het gebied van „Rijn
land" liggen zijn drooggelegde meren.
Aan het hoofd van „Rijnland" staan een
dijkgraaf en 6 hoogheemraden, terwijl 14
hoofdingelanden (en evenzoveel plaatsver
vangers) een college van toezicht vormen.
Er zijn verschillende overeenkomsten bij
de lyrische componisten Schubert en Hugo
Wolf. In de meeste van hun liederen klinkt
bijvoorbeeld duidelijk de illusie der opera.
Bij beiden is de dramatische inspiratie zeer
sterk, bij beiden is de weergave der dra
matiek volmaakt in de iyrische vorm van
het lied. Bij veie liederen van Schubert
horen wij een duidelijk verhalende toon
zetting van de tekst, in bijna alle liederen
van Hugo Wolf horen wij hetzelfde: meestal
nog scherper getroffen. Bij beiden is dit
verhalende veel meer dan een muzikale
illustratie: zij schiepen, geïnspireerd door
de inhoud van de tekst een werkelijk dra
matische muziek, welke als zuivere muziek
de tekst weer zou kunnen ontberen. En
dit is het criterium voor de waarde van het
muzikale kunstwerk: het lied moet 'n muzi
kale zelfstandigheid zijn. Men hcort zeer
zelden in de uitvoering dezer liederen de
vereniging der dramatische inspiratie en
de volkomen muzikaliteiten. Men hoort
meestal iets van het een of iets van het
ander; de artistieke kracht om diepgaande
eenheid tot uiting te brengen schijnt slechts
zelden aanwezig te "zijn. De illusie dezer
beide geniale componisten: in een paar mi
nuten een opera op te voeren, gaat bij de
uitvoering meestal verloren. De eis klinkt
hard en huiveringwekkend en nochtans is
het een reële zaak. Intussen helpt men nie
mand met de raad zo theatraal mogelijk te
doen. De uitvoerders moeten naar verhou
ding de dramatische muziek evenzeer tot
lyriek concentreren als de componisten dit
deden bij het schrijven der liederen.
Het behoeft niemand te verwonderen
dat een componist als Hugo Wolf altijd
bezig was met de gedachte aan een werke
lijke opera. Dit leek hem een vrije vlucht
in de dramatiek, waarbij zijn aangeboren
krachten tot volle ontplooiing-zouden ko
men. Het zou blijken dat het een vergis
sing was. Met de compositie der liederen
heeft hij zich nooit vergist; al zijn liederen
zijn volmaakt en dit bewijst dat het be
reiken van een volkomen evenwicht in de
Kunst niet door bewust overleg maar door
artistieke intuïtie wordt bereikt. Hugo
Wolf had wel een hartstochtelijke wil tot
het maken van een echte opera, maar blijk
baar niet de macht tot het bereiken van
het doel.
Gedurende enige tijd was hij repetitor
bij de studie der werken van Wagner en
men zou verwachten dat hij als vurig Wag-
neriaan iets in het gebied van de meester
wilde creëren. Dit is maar in zekere zin
waar. Hij wilde een vrolijke opera maken,
geen „Gesamt kunstwerk", iets Spaans of
Italiaans luchtigs „mit Mondscheingelagen
und Gitarreklimpem" en wie zijn Spaanse
en Italiaanse liederen kent zal dit begrijpen.
Toen hij inderdaad aan het werk ging,
was de invloed van Wagners polyphone
schrijfwijze merkbaar en een strijd van
bedoeling en stijl heeft de nerveuze artist
heel wat hoofdbrekens gekost.
Hij koos de stof uit een Novelle van
Alarcon en liet het verhaal tot een libretto
maken door Rosa Mayreder. Het is de
kluchtige historie van een pedante oude
stadsrechter die door een list tracht een
mooi molenaarsvrouwtje te verleiden, maar
die door de vrouw en haar man, na enige
verwikkeling wordt ontmaskerd. Geen ach
tergrond van Wagneriaanse levenstheorie
zou de componist bezig houden; geestige
levendigheid en nobele sentimentaliteit
zouden in actie, in gezang en kleurrijke
orkestklank een boeiende werkelijkheid
worden. Toch zou het gemis van een diepere
waarde zich laten gelden en Wolfs inten
sieve sentiment kreeg ook hiei-door al geen
macht tot werkelijke dramatiek. Want ook
bij een vrolijk verhaal steunt de opera
macht op een krachtig fond van -karakters.
Wat heeft de componist dan bereikt? Wie
het werk, genaamd „Der Corregidor" eens
doorspeelt, beleeft gelukkige ogenblikken
door de aaneenschakeling van de verruk
kelijke liederen, door de geestkrachtige
afwisseling van allerlei lyrische senti
menten. De musicus, die het stuk leest, ge
niet van de prachtige harmonieën en de
zinrijke wijze waarop de componist in zijn
originele zinsbouw zijn geniaal-muzikale
gedachten ontwikkelt. Maar de beslissend-
karakteristieke eigenschappen van een
opera heeft „Der Corregidor" niet; wat le
vendig en dramatisch is (in de zin van ac
tief) bij de piano, is het nog niet in de
opera-zaal. Wolf kon het schijnbaar grove
handwerk der theater-eisen niet onder zijn
macht krijgen en bleef, al componerend,
slechts in de illusie der dramatiek. Hij
werkte als een schilder die toneel-decora
ties moet maken en van thuis ifïooie schil
derijtjes maakt; van dichtbij mooi, van
ver-af zwak.
De prachtige muziek van „Der Corre
gidor" werd door Hugo Wolf voor het eerst
geschetst in het voorjaar van 1895. Op 18
December van hetzelfde jaar was de opera
voltooid en in Juni van het volgende jaar
kwam de eerste opvoering in Mannheim.
Ik heb het werk nooit gezien en zal het
waarschijnlijk ook nooit horen en zien,
maar ik bezit in de partituur een verruk
kelijke schat aan muzikale poëzie.
HENDRIK ANDRIESSEN
ADVERTENTIE
Sleutels en Sloten
betrouwbaar verzorgd door
hoofdvert. Lips' Slotenfabr.
Ook dit jaar weer cursussen
vanwege de Franse ambassade
De universitaire en culturele missie bij
de Franse ambassade gaat van 2 October
tot 15 Juni in Den Haag wekelijkse cur
sussen organiseren. Deze cursussen, waar
op iedereen kan inschrijven, omvatten
Franse taal en letterkunde, gramatica, con
versatie, litteratuurgeschiedenis en be
schavingsgeschiedenis. Gelijke cursussen
zullen ook in Amsterdam, Rotterdam,
Nijmegen en Maastricht worden gegeven.
Het karakter dezer cursussen is verschil
lend. Sommige zijn uitsluitend bedoeld
voor hen, die hun kennis van de Franse
taal vervolmaken willen; andere, zoals die
over litteratuur- en beschavingsgeschiede
nis. zijn bestemd voor degenen die het
Frans genoegzaam meester zijn, doch hun
kennis der Franse cultuur wensen te ver
diepen.
De cursussen worden in Den Haag ge
geven in het gebouw aan de Nieuwe Uit
leg 10. Daar bevindt zich ook het bureau
van de „Service d'Information". De biblio
theek dezer instelling is in de loop van
de laatste maanden met vele nieuwe boe
ken verrijkt en omvat thans 2500 delen.