Litteraire Kanttekeningen
mannenwerk
Overeenkomst en verschil met Holland
Inkomensverdeling en
industrialisatie
Zaterdag 21 October 1950
3
ESTHER DE RAAD: „Het antwoord van Suzanna aan
Joachim van Babylon" (A. A. M. Stols, 's Gravenhage)
DERTIG JAAR BIJNA heeft Marnix
Gijsen gezwegen en toen hij zich met
„Joachim van Babyion" (besproken in
de „Litteraire Kanttekeningen van 12 Juni
1948) weer tot schrijven zette was hij
niet meer de vurige expressionist, die na
het „cataclysme van de eerste wereldoor
log" tomeloos met de taal experimenteerde
om de volle rijkdom van de levenswerke
lijkheid in het kunstwerk te omvatten,
noch de dichter die met Werfel, Claudel,
Brod geloofde aan de ethisch-sociale func
tie van de litteratuur. Zelfs de zanger van
de „eenvoudige, dagelijkse werkelijkheid"
was verstomd. Gijsen had de „armzwaaien
de schrijfkunst (zoals hij het eens in een
rede noemde), de rhetoriek van het expres
sionisme, teleurgesteld de rug toegekeerd,
het maniërisme van het „bezingen" der on
poëtische dingen vaarwel gezegd. Beproefd
door menige ontgoocheling was hij tot
zichzelf ingekeerd, had hij zijn levenshou
ding bepaald: die van de Stoïcijn, van de
ironisch of sarcastisch beschouwelijke, de
mild-bespiegelende wijze, die geen partij
meer is, maar, bevrijd van waan, van
vruchteloos verlangen, van leed om 's le
vens onvolkomenheid, toeschouwt en in
zijn gedicht ,.De Stoïcijn spreekt" nog en
kel vraagt om de moed de drempel van het
Onbekende te overschrijden „zonder één
klacht, zonder één vrees, en zonder één
berouw".
Deze Gijsen was het die „Het Boek van
Joachim van Babyion" schreef, het tot ro
man (men kan wel zeggen: tot klassieke
roman) verwerkte apocrief-Bijbelse ver
haal van Joachim en diens huisvrouw Su
zanna, de kuise Suzanna, dochter van
Hikia, waarin Joachim in cle schaduw bleef
der oud-testamentaire historie. Veel meer
althans clan dat hij „een schoonen hof aan
zijn huis" bezat „waar de Joden, onder wie
hij de voornaamste man was, tezamen
kwamen", verneemt men niet van hem of
het moest zijn dat hij de echtgenoot was
van de even schone als vrome Suzanna,
toonbeeld der deugdzaamheid, belichaming
van een Platonische Idee, in Babyion wel
haast als „nationale instelling" vereerd
vraagbaak der jonge vrouwen, deze Su
zanna, wier onschuld aan vermeend over
spel nog juist vóór haar terechtstelling
werd bezworen door de profeet en dichter-
zanger Daniël.
Niet meer dan Suzanna's echtgenoot dus,
volgens de Apocriefe Boeken, maar voor
Marnix Gijsen meer dan genoeg om deze
tragische figuur van het „tweede plan" tot
hoofdfiguur te kiezen van zijn roman, tot
symbool van eigen leven (want aan het
autobiografisch karakter van Gijsens werk
valt na zijn uitspraak, dat hij geen „roman
schrijver" is doch'enkel kan schrijven over
wat hij zelf heeft beleefd, niet te twijfelen).
Hóé zwaar het die Joachim gevallen moet
zijn, gehuwd te zijn aan het volmaakte dat
krachtens zijn onaantastbaarheid tevens
het onvruchtbare is, hóé hachelijk het leven
wordt dat naar het volstrekte haakt en er
mee verbonden raakt, hóé arm het is aan
menselijke warmte, aan ,,'s levens volheid"
Gijsen heeft het niet alleen beschreven,
hij heeft het al schrijvend beleden, afreke
nend met zijn verleden, berustend uitein
delijk in de betrekkelijkheid der mense
lijke verlangens, inkerend tot zijn „stoïcijn
se Zelf".
Joachims klacht, die Suzanna nauwelijks
aanklaagt, is doorgedrongen tot zijn vroe
gere wederhelft, die zich nu gekwetst, ver
stoord, verbitterd en toch ten leste verzoend
met het onvermijdelijke en onherstelbare,
met een wederwoord tot Joachim richt, bij
monde van Esther de Raad, pleitbezorgster
der vele geschonden Suzanna's. En zo doet
zich dan het merkwaardige feit voor dat
Gijsen na zovele jaren van zwijgen met
zijn bij verrassing verschenen .Joachim"
daar gemoederen in beweging heeft ge
bracht, waar hij het wel allerminst zal
hebben verwacht. Met voorbijgaan aan het
kunstwerk, dat hier uitsluitend in het ge
ding behoorde te zijn, heeft deze Suzanna
zich tegen de levenshouding van Joachim,
tegen de inhoud van Gijsens roman ge
keerd en het daarmee de beoordeelaar
moeilijk gemaakt, haar vurig en zelfs in
drukwekkend pleidooi te toetsen aan het
voortreffelijke litteraire werkstuk, dat
ADVERTENTIE
Noordzee-tentoonstelling
in Bergen (Noorwegen)
In Mei zal te Bergen (Noorwegen) een
Ncordzee-tentoonstelling worden gehouden,
met het doel de banden tussen de aan de
Noordzee gelegen steden nauwer aan te
halen. Het Noorse comité, dat het initiatief
heeft genomen tot deze tentoonstelling,
waaraan tevens een zakenbeurs is verbon
den, wil het contact tussen de Noordzee
steden, dat door de oorlog is verbroken en
ook in de na-oorlogse periode niet geheel
is hersteld, herstellen. De Bergense initia
tiefnemers werden in dit plan gesteund
door vele plaatsen aan de Noorse westkust,
zoals Stavanger, Haugesund, Molde,
Alesund en Kristiansund. Achttien steden
zullen aan deze „Noordzeereünie" deelne
men. waaronder Reykjavik, Aberdeen,
Newcastle, Hull, Antwerpen, Rotterdam,
Amsterdam, Esbjerg en Gothenburg.
Teneinde de deelneming te stimuleren
heeft het Noorse ministerie van Handel
bepaald, dat aan elke deelnemende firma
een extra import-licentie zal worden ver
strekt ter grootte van het bedrag der ge
maakte onkosten.
Een aantal Amsterdamse scheepvaart
maatschappijen, de vereniging „De Am
sterdamse Haven" en de luchthaven Schip
hol voeren thans besprekingen over het
Amsterdamse aandeel aan tentoonstelling
en beurs.
De tentoonstelling staat open voor in
dustrie, handel, scheepvaart en geïnteres
seerden bij het toerisme in desbetref
fende steden en districten.
Gijsen van het legendarische Joachim-
verhaal heeft gewrocht. Men kan aller
hande deugden verenen: eerlijkheid van
gevoelens, zedelijke verontwaardiging, op
rechte ontroering en met dat al nog geen
kunstwerk voortbrengen, omdat het „sur
plus" dat talent heet ontbreekt. Esther de
Raad schreef een betoog, een belijdenis
zelfs, die haar diep uit het hart is gekomen.
Maar tot een kunstwerk heeft haar „Ant
woord" met uitzondering van enkele
voortreffelijke bladzijden: waar Suzanna
haar bezoek beschrijft aan een magiër, die
in Suzanna voor het eerst niet de schone
vrouw, maar de ziel herkent en erkent
niet willen rijpen.
Deze Suzanna heeft zich te weer gesteld,
verwijtend, beschuldigend, vergoelijkend,
vergevend hartstochtelijk, bezwerend,
vermanend. En nóg heeft zij, in deze Ba
bylonische spraakverwarring, Joachim
dunkt mij niet verstaan. Gij, zegt ze, gij
Joachim was onvruchtbaar van hart, zoals
ik van lichaam. Het tweede was het gevolg
van het eerste: aan u was de schuld. Nooit
hebt ge begrepen dat het niet de schone
vrouw was, die zich aan u toevertrouwde,
maar ik, Suzanna, die de eenheid van ziel.
de uitwisseling tussen u en mij, boven de
begeerte verlangde. En omdat gij de kuise
volmaaktheid, die men deugd pleegt te
noemen, niet wist te benaderen, te zeer
vervuld van u zelf, hebt ge niet mij ont
moet, maar enkel het beeld uwer wensen.
Onze harten klopten niet tezamen, onze
verlangens kruisten elkander niet, onze
levens gingen tegengestelde wegen: het
uwe naar Amor die met de liefde speelt,
het mijne naar Eros die de vreugde schenkt
der zielsverenigïng. Hebt ge, Joachim, dan
niet verstaan dat wij, hoe anders, toch een
der waren in dit éne: in onze menselijke
eenzaamheid, ons heimelijk weten van wat
niet van deze aarde is, ons heimwee naar
het buitenaards oord van herkomst en be
stemming, waarvan de gelukzaligheid soms,
als een genade, onze zielen aanraakt? Wie
daaraan voorbij gaat, „die kan dan ook
niet bevatten wat het betekent: een deelge-
zo waren de woorden van redacteur Sterk.
„Als het eens een keertje niet „wil" ontvlucht ik
het redactiebureauik stop 'n pijp geurige tabak
en loop een blokje om. Alles lijkt mij dan
gemakkelijker, ik kan m'n hoofd er beter
bij houden en de copy vloeit uit de pen"
Inderdaad:
Er gaat niets boven 'n pijp goede tabak
noot te ontmoeten in ballingschap, één met
wie men gelijke herinnering deelt (de
schrijfster meent: gelijke herinnering aan
die onzienlijke „overzeese gewesten" die
buiten de ervaring van geboorte en sterven
gelegen zijn) en dezelfde hoop en hetzelfde
hartstochtelijk verlangen naar slaking dei-
banden.
In deze en dergelijke (spaarzame) pas
sages verheft Esther de Raad zich boven
het twistgesprek van „gelijk" en „ongelijk",
van „schuld" en „onschuld" (een geding
dat buiten het bestek van het kunstwerk
ligt) en wordt haar bezield betoog tot lit
teratuur.
Anders dan naar de inhoud zijn beide
boeken niet vergelijkbaar. Gijsens „Joa
chim", hoezeer wellicht, getoetst aan Su
zanna's eerlijke, zuiver-beleden vrouwen
biecht, in het ongelijk, overtuigt als
kunstwerk. Het antwoord van Esther de
Raad, tot ernstig nadenken stemmend,
wekt wedervragen en dat is juist het
bedenkelijke. Want wie zou er aan denken
te polemiseren met Hamlet, Don Quichotte,
Faust of Karamazow? Hun tragiék is hun
„goed recht", hun waarheid. En schreef
Thomas Mann „kunst is waarheid, de
waarheid omtrent de kunstenaar".
C. J. E. DINAUX.
Eveneens verschenen bij A. A. M.
Stols, 's-Gravenhage.
Een Haarlemse schilder in Zuid-Afrika
Effecten- en
Geldmarkt
Als er de laatste tijd door de regering op
één aambeeld wordt gehamerd, dan is het
wel dat der industrialisatie als laatste
redmiddel om tegen medio 1952, als de
Marshall-hulp afloopt, tot een sluitende
betalingsbalans te kunnen komen. Men
weet dat het met die betalingsbalans in
1950 lelijk is tegengevallen: na een daling
van het nadelig saldo van 1.4 milliard in
1948 tot 300 millioen in 1949, zal het
voor het lopende jaar weer minstens 800
millioen bedragen, waarbij met de ver
plichte schuldaflossing aan het buitenland
nog geen rekening is gehouden.
Investering in oude en nieuwe in
dustrieën wordt noodzakelijk geacht om de
productiemogelijkheden te vergroten na de
structuele veranderingen, welke in het
economische leven van ons land men
denke aan het verlies van Nederl. Indië
hebben plaats gehad.
Het zijn voor ons land ongekend grote
cijfers, welke in de Industrialisatie-nota's
van minister Van den Brink als minima
voor de eerstvolgende jaren worden ge
noemd. Doordat in 1948 en 1949 de netto
investeringen in bedrijven beneden die
minima zijn gebleven, zal in 1950 een be
drag van 3.8 milliard geïnvesteerd moe
ten worden. Het Centraal Planbureau is
ten aanzien van deze opgaaf nog al opti
mistisch gestemd, maar de recente ont
wikkeling van handels- en betalingsbalans
Zonder veel toelichting had men mij ge
zegd: „Een hard licht en felle kleuren zal
je in Zuid-Afrika vinden". Een Hollandse
schilder is beducht voor zo'n waarschu
wing. Holland is immers bij uitstek een
land van schilders omdat hel zachtgrijze
licht gloed en diepte geeft aan de kleuren.
De aankomst in Kaapstad stemde mij ech
ter volkomen tevreden. Toen wij de Tafel
baai naderden, verdween de zon achter de
kernachtige silhouetten van Tafelberg, Dui-
velspiek en Leeuwenkop. In hun eigen
schaduwen kregen de bergen een violet-
roae gloed, terwijl de ijlblauwe lucht nog
van gouden zonlicht verzadigd was.
Toen wij 's avonds voor anker lagen in
de Tafelbaai, zagen wij de duizendvoudige
spiegeling van de stadslichten verspreid
over de heuvelhellingen en langs de wa-
terrand. De lceerkaatsing in de baai ver
leende een sprookjesachtige glans aan het
onbekende gebied.
De volgende morgen wilde ik niets mis
sen van de zonsopgang. Het licht brak
slechts langzaam door. Het was grijs en het
bleef grijs. De bergen en de zon waren on
zichtbaar. De aarde leek weer plat en ik
voelde me alsof ik thuis was in het vader
land. Bij een kort daarna gemaakte tocht
langs de Oostkust vond ik bij Port Eliza
beth zoveel wat mij bekend voorkwam, dat
ik mij op een zonnige Juni-dag aan de Ne
derlandse duinen waande in plaats van in
December in een ander werelddeel. Welis
waar was de vegetatie geheel anders, maar
op sommige punten, waar het gebergte
terug wijkt, wekken de formatie der dui
nen en de groepering van de begroeiing
precies dezelfde als bij ons. Ook de kleuren
vertoonden veel overeenstemming, al on
derscheidde ik weldra dat het niet de frisse
tinten van het Hollandse voorjaar waren,
doch meer het donkerder groen van de
volle zomer.
Bovendien mocht ik de invloed van de
zee op het licht, waar wij Hollanders zo
vertrouwd mee zijn, niet onderschatten:
het „gezeefde licht", dat aan de kleuren
een lichte, luchtige glans geeft en de einder
doet vervagen in blauwige nevelen.
Durban leerde mij het prachtige contrast
kennen tussen de volle, intense kleuren
van de sub-tropische zomer. De kleuren
van de plantengroei schitteren in de zon.
Tegengesteld daaraan zijn de zware, diepe
schaduwen waarin de kleuren verloren
schijnen te gaan. Het is alsof het licht vol
komen ontbreekt op de plaatsen waar de
felle zon niet kan doordringen. Slechts
door de reflexen van de overmatige ver
lichte omgeving kan er nog enige kleur
ontstaan. De schaduwen op wit zijn blauw,
het rood wordt tot violet gewijzigd.
In het wijde, open heuvelland van Natal
is het gras door de zomerregens groen.
Maar het is een blauwer groen dan het
Hollandse gras-groen. De kleur van de
Zuid-Afrikaanse aarde varieert van grijs
en grijs-geel tot oker-geel en rood. Het zijn
vooral de wegen met de plekken onbegroei
de rode aarde tussen het gras die aan Zuid-
Natal een levendige bekoring geven.
Overigens wisselen de kleuren van het
landschap met het uur van de dag. Als in
de regentijd de dagelijkse buien zich gaan
vormen en grijsheid geven aan de verre
heuveltoppen, dan krijgen deze licht-
blauw-groene plekken, .waartussen die
barre aarde een subtiele, violette glans
krijgt.
Later, onder weg naar Pretoria, op de
top van de Van Reenen-pas, waar zich die
fantastisch wijde ruimte van Vrijstaat en
Transvaal vóór mij uitstrekte, ontbrak die
charmante onderbreking van het land
schap door de rode wegen en zag ik slechts
eindeloze verten, die zich oplosten in lichte
nevelen, met daarboven een bijzonder hel
dere, zachïblauwe lucht. Prachtig gevorm
de witte wolken dansten rond in de wijd
heid van die hemel. De schaduwen op die
wolken zijn blauw, nauwelijks verschillend
van de omringende lucht. Slechts hier en
daar brengen bomen en donkere vlekjes
als aanduiding van bosjes enige tekening
in deze lichtende wijdheid aan.
Mijn eerste tocht door de Oranje-Vrij
staat heb ik gemaakt in de overgangstijd
van de seizoenen. De gewone winterdroog-
te had ongewoon lang aangehouden. Het
gras, dat in de onverslaanbare winterzon
een kleur krijgt die varieert van een prach
tig geel tot een dor bruin, wisselde nu van
zwart-bruin tot een diep-oranje. Ik vroeg
me dan ook af, toen ik mijzelf verloren
i%SÈ0&'
„De Oneindigheid,door Waalko Dinge-
mans Jr. indrukwekkende wolkenforma
ties in de eindeloze ruimte van
Oranje-Vrijstaat.
waande in die golvende ruimte, of de
Oranje-Vrij staat werkelijk wel naar ons
Vorstenhuis is genoemd en niet naar de
kleur van het eigen landschap.
Maar ook hier zag ik wat me overal ge
troffen heeft, zelfs in de grootste droogte
of tussen de hoogste bergen: ook hier blijft
het gevoel voor afstand behouden. Ook
hier. Over de „Kopjes" heen vervluchtigen
het dorre bruin en het oranje tot zacht-
rose en grijze verten, die ongemerkt over
gaan in het nevelig-grijze wit-blauw van
de lucht, die pas veel hoger zijn diepe
azuren kleur krijgt. Zelfs hier dus, in deze
droogte, ondervond ik een verwantschap
met Holland. Het is „de verte" die op onze
verbeelding werkt. Maar toch is er een
verschil. In Holland is die verte denkbeel
dig. In werkelijkheid is zij beperkt door
hel vlakke land. Hier in Afrika is de on
eindigheid van het land soms een harde
werkelijkheid. Maar deze wordt verzacht
door de op onze fantasie inwerkende ge
heimen. die in die fijn gekleurde verten
verscholen liggen.
WAALKO DINGEMANS Jr.
„Nederland is vol"
Filmpje over emigratie
mogelijkheden
Tot nu toe zijn er ongeveer 36.000 Ne
derlanders na de oorlog geëmigreerd. Ge
zien het cijfer van onze bevolkingsaanwas
en de bevolkingsdichtheid van ons land
is dit eigenlijk toch maar een druppel op
een gloeiende plaat. „Nederland is vol" is
daarom een uitspraak, die maar al te waar
is en dit zinnetje is de titel geworden van
een K.L.M.-filmpje, dat de emigrant een
idee wil geven van de mogelijkheden die
emigratie door de lucht biedt.
„Nederland is vol" toont, dat do afstand
tussen Canada en Nederland eigenlijk toch
niet zo ver is als men zich voorstelt. Canada
is met de huidige technische mogelijkheden
niet meer een land, dat weken ver weg
ligt, doch een deel der aarde dat men in
een uur of twaalf kan bereiken. En dit idee
reeds is van grote psychologische waarde
voor de landgenoot die daarginds de strijd
in een nieuwe bestaanssfeer gaat aanvaar
den. De overbrugging tussen twee bestaans-
sferen, dat is de morele factor die de KLM
in het kader der emigratie bijdraagt.
De film is door de cineasten G. Raucamp
en F. de Wit vervaardigd, met medewer
king van de „Stichting landverhuizing
Nederland" en het Centraal bureau van de
Statistiek. Zij volgt een emigraptengezin
op de voet, van het vertrek van de eigen
grond tot de nieuwe bestemming in Canada
en het ligt in de bedoeling haar te vertonen
in emigratiecentra.
Putfenaren bezoeken de graven
van dorpsgenoten in Ladelund
Maandag gaan ruim honderd inwoners van
Putten, vergezeld van burgemeester jhr.
mr. W. F. Quarles van Ufford, de predikan
ten ds. L. Kievit en ds. L. Kwakkelstein
naar het dorpje Ladelund in Sleeswijk-
Holstein. Daar zijn de 107 Puttenaren be
graven, die in het nabijgelegen concentra
tiekamp het leven lieten. De burgmeester
van Putten zal namens de gemeente een
krans leggen bij de gedenkplaten, die door
de bewoners van Ladelund zijn aange
bracht.
wekken toch wel enige twijfel of dit opti
misme gerechtvaardigd is. Er moet reke
ning mee gehouden worden dat ook voor
vermeerdering der voorraden en de nor
male en achterstallige vervanging van
kapitaalgoederen belangrijke bedragen no
dig zijn.
Het is duidelijk dat dit geld door na
tionale besparingen zal moeten worden
verkregen. Op de dringende noodzaak van
die nationale besparingen wordt dan ook
van hogerhand met grote nadruk gewezen.
De activiteit van de Nationale Spaar-
raad en de Rijkspostspaarbank kan in dit
verband worden toegejuicht. Wij zijn van
mening dat de oud-Nederlandse deugd om
te sparen niet verdwenen is, maar dat het
weinig nut heeft deze spaarzin aan te
moedigen, wanneer aan de andere kant
de besparingsmogelijkheid en de spaar-
bereidheid wordt verzwakt. De voortdu
rende vermindering van de koopkracht
van het geld is één der voornaamste be
lemmeringen. Het zou onbillijk zijn het
regeringsbeleid hiervoor uitsluitend ver
antwoordelijk te stellen, maar dat de re
geringen door haar valuta-manipulaties
aan de spaarbereidheid der bevolking
grote afbreuk hebben gedaan, kan kwalijk
worden ontkend.
Inkomens-verschuiving
Een andere zaak is hoe het staat met de
besparingsmogelijkheid der bevolking. De
jongste cijfers inzake de ontwikkeling en
de opbouw van het nationaal inkomen
zijn van groot belang. De officiële cijfers
lopen nog slechts tot 1948. maar hieruit
valt toch wel te zien dat er sinds de laat
ste jaren, tegelijk met een sterke stijging
van het in geld uitgedrukte volksinkomen,
een aanzienlijke inkomensverschuiving
heeft plaats gehad. Het Centraal Bureau
voor de Statistiek constateert dat het aan
tal belastingplichtigen in de Loon- en In
komstenbelasting van 1941 tot 1948 ver
meerderd is met 41 terwijl het bedrag
der inkomens is verdubbeld, namelijk van
4.6 milliard tot 9.3 milliard. Het gemid
deld inkomen per belastingplichtige is dan
ook gestegen van 1637 in 1941 tot 2319
in 1948.
Verder blijkt dat in 1941 niet minder
dan 81 van alle belastingplichtigen voor
een inkomen beneden 2000 was aange
slagen en dat zij tezamen 45 van het
totaal-inkomen vertegenwoordigen. In
1948 zijn deze cijfers gedaald tot resp. 55
en 22%.
De grootste verschuiving vindt men bij
de inkomens van 2000 tot 5000. In 1941
bedroeg hun aantal 14.6 het bedrag
hunner inkomens 25.4 van het totaal,
volgens de raming voor 1948 echter 36.9
met 46.4 van het totaal. Men kan dus
zeggen dat nagenoeg de helft van het na
tionaal inkomen gevormd wordt door de
inkomens van 2000 tot 5000, En dat het
nationaal inkomen van Nederland ook na
de waal-vermindering van het geld nog
voor het overgrote deel uit betrekkelijk
lage inkomens bestaat, moge blijken uit
het feit dat in 1948 nog 92.6 van alle
belastingplichtigen voor een inkomen be
neden ƒ5000 was aangeslagen (1941:
96%), dat gezamenlijk 68.4 (1941: 70.8)%
van het totaal-inkomen der bevolking uit
maakte. Zij die een inkomen hadden van
meer dan ƒ5000, maken in 1948 dus slechts
7.4% van het totaal uit (1941: 4%) en
hiervan zijn er slechts 1.7 (70500 perso
nen) met een inkomen boven 10.000 die
tezamen niet meer dan 15.3 van het
totaal-inkomen der bevolking vertegen
woordigen.
Naast deze 70500 personen met een in
komen van meer dan 10.000, waren er
in 1948 3.936.200 met een inkomen bene
den 10.000. De eerste groep had een
totaal-inkomen van 1.4 milliard (gemid
deld ƒ20.000). De totale aanslag van de
laatstgenoemde categorie bedroeg 7.9
milliard (gemiddeld 2000).
Werd nu het totaal inkomen der bevol-
Vijf jaren geleden icerd ,.de eerste steen" van de UNO gelegd door de ratificatie van
het Atlantisch Handvest in de parlementen der aangesloten landen uorip jaar werd
een echte eerste steen te New York gelegd, namelijk die van het UNO-hoofdkwartier,
dat inmiddels gereed gekomen is. De foto toont Trygve Lie, de secretaris-generaal
der UNO, metselend aan de eerste steen van het reusachtige gebouw dat inmiddels
reeds door de administratieve diensten der UNO in gebruik is genomen.
Enkel
Een nieuw programma van
het Ballet der Lage Landen
Gisteren was het precies een week geleden
dat het Ballet der Lage Landen in het
kleine Theater de la Mar aan de Marnix-
straat te Amsterdam een nieuw programma
onder de titel „Enkel Illusie" ten doop
hield, waarvan de vertoningen thans nog
slechts korte tijd zullen voortduren, alvo
rens men er mee op tournée gaat. Op het
aankondigingen-bord in de vestibule van
deze miniatuur-schouwburg hangen tussen
een aantal studio-foto's de eerste persbe
oordelingen. In één daarvan wordt, ter
aanprijzing van de vertoning, de stelling
verkondigd dat een ons fantasie meet
waard zou zijn dan een kilo techniek.
Maar dit is toch wel. althans in deze vorm
gezegd, flagrante onzin. Want fantasie,
welke niet wordt gedragen door een be
heerste, betrouwbare en veelzijdige tech
niek, leidt tenslotte nergens toe. Bij dans
kunst immers moet de vorm voorop staan.
Nu beschikken de leden van het Ballet
der Lage Landen in het algemeen over niet
meer dan een bescheiden, niet altijd even
zuivere techniek. Max Dooyes, de choreo
graaf van veertien van de vijftien nummers
van dit programma, heeft er naar gestreefd
zich daarbij zo verantwoord mogelijk aan
te passen, erkennend dat men in voorgaan
de jaren meer dan eens te hoog greep om
tot artistieke resultaten te komen. Met
behulp van Martie Verdenius en enkele
anderen, met Wolfgang Wijdeveld voor de
muziek, stelde hij een soort dansrevue
samen, daarbij zelf met Mascha ter Weeme
als compère en commère optredend ter
verkondiging van verklarende of inleidende
teksten, nu en dan door Karei Poons in
deze werkzaamheid afgewisseld. Inderdaad
mag gezegd worden dat talrijke onderdelen
op aardige vondsten berusten. Maar dit
kan toch niet dienen ter verontschuldiging
van een versnippering en verbrokkeling
van de kunst van het ballet, zoals die hier
ten beste wordt gegeven. Het is nu eenmaal
zo dat het inventief vermogen op creatief
terrein slechts als hulpmiddel kan gelden
en niet als zelfstandige factor. De vondsten
hingen dan ook als los zand aan elkaar en
waren slechts zelden zinrijk.
Maar goed: als men bereid is dit pro
gramma te nemen voor wat het wil zijn,
een soort gedanst cabaret, in ieder geval
kleinkunst zonder veel pretentie, dan kan
men veel aardige momenten beleven, hoe
wel slechts zelden uitzonderlijk goede. Hst
gezelschap is niet weinig versterkt door de
toetreding van de beste kracht die ons land
nog binnen de grenzen heeft, namelijk
Pieter van der Sloot, die in één der eerste
nummers al dadelijk enkele prachtige
sprongen demonstreert in een Russische
karakterdans. Voortdurend houdt hij trou
wens de bewondering gaande. Het hoogte
punt van de voorstelling is het klassieke
duet uit het zelden vertoonde ballet „Ray-
monda" van MariuS Petipa (gearrangeerd
door Nicholas Zverev) op muziek van Gla-
zounow, met Hanny Bonman als de Hon
gaarse prinses. Laatstgenoemde bereikt
met haar variaties lofwaardige effecten,
maar men moet het toch betreuren dat niet
Marie-Jeanne van der Veen de partner van
Pieter van der Sloot is. Het laten wij hopen
slechts tijdelijke einde van hun samen
werking betekent aan twee kanten een ge
voelige schadepost voor het Nederlandse
ballet.
Het is ondoenlijk alle nummers van het
langdurige programma aan een bespreking
te onderwerpen. Choreografisch interes
sant, mede door de geboden dansgelegen
heden, was vooral „De schilder en zijn
kleuren". Op Franse voorbeelden gebaseerd
is de eveneens vertoonde bewerking van de
oude ballade der twee koningskinderen
met declamatie van Max Dooyes en muziek
van Albert Bocai, in het begin bijna zonder
spanning, verder hinkend van het net niet
sublieme naar het net niet ridicule, al met
al een onding. De muziek uit de film „De
derde man" wordt gebruikt in „We schrij
ven 1950", een indrukwekkend danstafereel
met frapperende overgangen, plastisch
fraaie (hoewel te „filmische") groeperin
gen en een inderdaad zinrijke vondst tot
besluit. Van de medewerkenden moet
vooral Ine Rietstap geprezen worden, maar
ook Andrine de Clercq en Carla Lipp ge
tuigden van een vooruitgang, die verwach-
tingen rechtvaardigt.
DAVID KONING.
king over alle aangeslagenen gelijkelijk
verdeeld, dan zouden de 70.500 van de
eerste categorie hun inkomen van gemid
deld ƒ20.000 tot ƒ2319 zien dalen, terwijl
dat van de 3.936.200 der tweede categorie
van gemiddeld ƒ2000 tot ƒ2319 zou kun
nen worden verhoogd.
Een algehele nivellering van inkomen
voor de groep van 10.000 en meer zou
voor hen een totale vermindering beteke
nen van l'/i milliard, dat dan onder de
andere groep zou kunnen worden ver
deeld, die daardoor echter slechts ruim
300 per belastingplichtige meer zou ont
vangen.
Uitgaande van het feit dat de voort
schrijdende nivellering van de inkomens
gepaard gaat met een vermindering van
dat gedeelte van de inkomens, hetwelk
vrij komt voor besparing, kan dus worden
geconstateerd dat de besparingsmogelijk
heid de laatste jaren is afgenomen.
Maar niet alleen door de nivellering van
de inkomens is dat het geval, ook de ver
sterkte progressie der belastingen is daar
van de oorzaak. Want terwijl de netto
koopkracht van de inkomens na aftrek
van de Inkomstenbelasting voor de inko
mens van 1000 nog altijd ca. 90 be
draagt, is zij voor de inkomens van 5000
tot 66 voor die van 10.000 tot 54
voor die van 20.000 lot 43'A en voor
die van 50.000 tot 36 gedaald.
Door nivellering van de inkomens en de
sterke progressie der belastingen wordt de
besparingsmogelijkheid en derhalve ook
de zo noodzakelijke industrie-financiering
in belangrijke mate geschaad.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 21 OCTOBER
Stadsschouwburg: ,.'t Is mij een raadsel"
(Wim Sonneveld's Cabaret), 8 uur. Huis Van
Looy: Kunst Zij Ons Doel, tentoonstelling
(tot 29 Oct.) 10 tot 5 uur. City: „Er was is
een meisje loos", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en
9.15 uur. Spaarne: „Remember Pearl Har
bor". 18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals:
„Voor wie de klok luidt", 2.30 en 8 uur.
Rembrandt: „The Barkleys of Broadway",
alle leeft., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Walzer der Liebe", aile leeft., 2, 4.15. 7 en
9.15 uur. Luxor: „Alarm in de Nacht
express", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 22 OCTOBER
Stadsschouwburg: .,'t Is mij een raadsel"
(Wim Sonneveld's cabaret). 8 uur. Gemeen
telijk Concertgebouw: Optreden van Heintje
Davids en Willy Vervoor;. 8 uur. Bioscopen:
Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 23 OCTOBER
Stadsschouwburg: ,'t Is mii een raadsel"
(Wim Sonneveld's Cabaret), 3 uur. Biosco
pen: Middag- en avondvoorstellingen.