Litteraire Kanttekeningen mannenwerk Overeenkomst en verschil met Holland Inkomensverdeling en industrialisatie Zaterdag 21 October 1950 3 ESTHER DE RAAD: „Het antwoord van Suzanna aan Joachim van Babylon" (A. A. M. Stols, 's Gravenhage) DERTIG JAAR BIJNA heeft Marnix Gijsen gezwegen en toen hij zich met „Joachim van Babyion" (besproken in de „Litteraire Kanttekeningen van 12 Juni 1948) weer tot schrijven zette was hij niet meer de vurige expressionist, die na het „cataclysme van de eerste wereldoor log" tomeloos met de taal experimenteerde om de volle rijkdom van de levenswerke lijkheid in het kunstwerk te omvatten, noch de dichter die met Werfel, Claudel, Brod geloofde aan de ethisch-sociale func tie van de litteratuur. Zelfs de zanger van de „eenvoudige, dagelijkse werkelijkheid" was verstomd. Gijsen had de „armzwaaien de schrijfkunst (zoals hij het eens in een rede noemde), de rhetoriek van het expres sionisme, teleurgesteld de rug toegekeerd, het maniërisme van het „bezingen" der on poëtische dingen vaarwel gezegd. Beproefd door menige ontgoocheling was hij tot zichzelf ingekeerd, had hij zijn levenshou ding bepaald: die van de Stoïcijn, van de ironisch of sarcastisch beschouwelijke, de mild-bespiegelende wijze, die geen partij meer is, maar, bevrijd van waan, van vruchteloos verlangen, van leed om 's le vens onvolkomenheid, toeschouwt en in zijn gedicht ,.De Stoïcijn spreekt" nog en kel vraagt om de moed de drempel van het Onbekende te overschrijden „zonder één klacht, zonder één vrees, en zonder één berouw". Deze Gijsen was het die „Het Boek van Joachim van Babyion" schreef, het tot ro man (men kan wel zeggen: tot klassieke roman) verwerkte apocrief-Bijbelse ver haal van Joachim en diens huisvrouw Su zanna, de kuise Suzanna, dochter van Hikia, waarin Joachim in cle schaduw bleef der oud-testamentaire historie. Veel meer althans clan dat hij „een schoonen hof aan zijn huis" bezat „waar de Joden, onder wie hij de voornaamste man was, tezamen kwamen", verneemt men niet van hem of het moest zijn dat hij de echtgenoot was van de even schone als vrome Suzanna, toonbeeld der deugdzaamheid, belichaming van een Platonische Idee, in Babyion wel haast als „nationale instelling" vereerd vraagbaak der jonge vrouwen, deze Su zanna, wier onschuld aan vermeend over spel nog juist vóór haar terechtstelling werd bezworen door de profeet en dichter- zanger Daniël. Niet meer dan Suzanna's echtgenoot dus, volgens de Apocriefe Boeken, maar voor Marnix Gijsen meer dan genoeg om deze tragische figuur van het „tweede plan" tot hoofdfiguur te kiezen van zijn roman, tot symbool van eigen leven (want aan het autobiografisch karakter van Gijsens werk valt na zijn uitspraak, dat hij geen „roman schrijver" is doch'enkel kan schrijven over wat hij zelf heeft beleefd, niet te twijfelen). Hóé zwaar het die Joachim gevallen moet zijn, gehuwd te zijn aan het volmaakte dat krachtens zijn onaantastbaarheid tevens het onvruchtbare is, hóé hachelijk het leven wordt dat naar het volstrekte haakt en er mee verbonden raakt, hóé arm het is aan menselijke warmte, aan ,,'s levens volheid" Gijsen heeft het niet alleen beschreven, hij heeft het al schrijvend beleden, afreke nend met zijn verleden, berustend uitein delijk in de betrekkelijkheid der mense lijke verlangens, inkerend tot zijn „stoïcijn se Zelf". Joachims klacht, die Suzanna nauwelijks aanklaagt, is doorgedrongen tot zijn vroe gere wederhelft, die zich nu gekwetst, ver stoord, verbitterd en toch ten leste verzoend met het onvermijdelijke en onherstelbare, met een wederwoord tot Joachim richt, bij monde van Esther de Raad, pleitbezorgster der vele geschonden Suzanna's. En zo doet zich dan het merkwaardige feit voor dat Gijsen na zovele jaren van zwijgen met zijn bij verrassing verschenen .Joachim" daar gemoederen in beweging heeft ge bracht, waar hij het wel allerminst zal hebben verwacht. Met voorbijgaan aan het kunstwerk, dat hier uitsluitend in het ge ding behoorde te zijn, heeft deze Suzanna zich tegen de levenshouding van Joachim, tegen de inhoud van Gijsens roman ge keerd en het daarmee de beoordeelaar moeilijk gemaakt, haar vurig en zelfs in drukwekkend pleidooi te toetsen aan het voortreffelijke litteraire werkstuk, dat ADVERTENTIE Noordzee-tentoonstelling in Bergen (Noorwegen) In Mei zal te Bergen (Noorwegen) een Ncordzee-tentoonstelling worden gehouden, met het doel de banden tussen de aan de Noordzee gelegen steden nauwer aan te halen. Het Noorse comité, dat het initiatief heeft genomen tot deze tentoonstelling, waaraan tevens een zakenbeurs is verbon den, wil het contact tussen de Noordzee steden, dat door de oorlog is verbroken en ook in de na-oorlogse periode niet geheel is hersteld, herstellen. De Bergense initia tiefnemers werden in dit plan gesteund door vele plaatsen aan de Noorse westkust, zoals Stavanger, Haugesund, Molde, Alesund en Kristiansund. Achttien steden zullen aan deze „Noordzeereünie" deelne men. waaronder Reykjavik, Aberdeen, Newcastle, Hull, Antwerpen, Rotterdam, Amsterdam, Esbjerg en Gothenburg. Teneinde de deelneming te stimuleren heeft het Noorse ministerie van Handel bepaald, dat aan elke deelnemende firma een extra import-licentie zal worden ver strekt ter grootte van het bedrag der ge maakte onkosten. Een aantal Amsterdamse scheepvaart maatschappijen, de vereniging „De Am sterdamse Haven" en de luchthaven Schip hol voeren thans besprekingen over het Amsterdamse aandeel aan tentoonstelling en beurs. De tentoonstelling staat open voor in dustrie, handel, scheepvaart en geïnteres seerden bij het toerisme in desbetref fende steden en districten. Gijsen van het legendarische Joachim- verhaal heeft gewrocht. Men kan aller hande deugden verenen: eerlijkheid van gevoelens, zedelijke verontwaardiging, op rechte ontroering en met dat al nog geen kunstwerk voortbrengen, omdat het „sur plus" dat talent heet ontbreekt. Esther de Raad schreef een betoog, een belijdenis zelfs, die haar diep uit het hart is gekomen. Maar tot een kunstwerk heeft haar „Ant woord" met uitzondering van enkele voortreffelijke bladzijden: waar Suzanna haar bezoek beschrijft aan een magiër, die in Suzanna voor het eerst niet de schone vrouw, maar de ziel herkent en erkent niet willen rijpen. Deze Suzanna heeft zich te weer gesteld, verwijtend, beschuldigend, vergoelijkend, vergevend hartstochtelijk, bezwerend, vermanend. En nóg heeft zij, in deze Ba bylonische spraakverwarring, Joachim dunkt mij niet verstaan. Gij, zegt ze, gij Joachim was onvruchtbaar van hart, zoals ik van lichaam. Het tweede was het gevolg van het eerste: aan u was de schuld. Nooit hebt ge begrepen dat het niet de schone vrouw was, die zich aan u toevertrouwde, maar ik, Suzanna, die de eenheid van ziel. de uitwisseling tussen u en mij, boven de begeerte verlangde. En omdat gij de kuise volmaaktheid, die men deugd pleegt te noemen, niet wist te benaderen, te zeer vervuld van u zelf, hebt ge niet mij ont moet, maar enkel het beeld uwer wensen. Onze harten klopten niet tezamen, onze verlangens kruisten elkander niet, onze levens gingen tegengestelde wegen: het uwe naar Amor die met de liefde speelt, het mijne naar Eros die de vreugde schenkt der zielsverenigïng. Hebt ge, Joachim, dan niet verstaan dat wij, hoe anders, toch een der waren in dit éne: in onze menselijke eenzaamheid, ons heimelijk weten van wat niet van deze aarde is, ons heimwee naar het buitenaards oord van herkomst en be stemming, waarvan de gelukzaligheid soms, als een genade, onze zielen aanraakt? Wie daaraan voorbij gaat, „die kan dan ook niet bevatten wat het betekent: een deelge- zo waren de woorden van redacteur Sterk. „Als het eens een keertje niet „wil" ontvlucht ik het redactiebureauik stop 'n pijp geurige tabak en loop een blokje om. Alles lijkt mij dan gemakkelijker, ik kan m'n hoofd er beter bij houden en de copy vloeit uit de pen" Inderdaad: Er gaat niets boven 'n pijp goede tabak noot te ontmoeten in ballingschap, één met wie men gelijke herinnering deelt (de schrijfster meent: gelijke herinnering aan die onzienlijke „overzeese gewesten" die buiten de ervaring van geboorte en sterven gelegen zijn) en dezelfde hoop en hetzelfde hartstochtelijk verlangen naar slaking dei- banden. In deze en dergelijke (spaarzame) pas sages verheft Esther de Raad zich boven het twistgesprek van „gelijk" en „ongelijk", van „schuld" en „onschuld" (een geding dat buiten het bestek van het kunstwerk ligt) en wordt haar bezield betoog tot lit teratuur. Anders dan naar de inhoud zijn beide boeken niet vergelijkbaar. Gijsens „Joa chim", hoezeer wellicht, getoetst aan Su zanna's eerlijke, zuiver-beleden vrouwen biecht, in het ongelijk, overtuigt als kunstwerk. Het antwoord van Esther de Raad, tot ernstig nadenken stemmend, wekt wedervragen en dat is juist het bedenkelijke. Want wie zou er aan denken te polemiseren met Hamlet, Don Quichotte, Faust of Karamazow? Hun tragiék is hun „goed recht", hun waarheid. En schreef Thomas Mann „kunst is waarheid, de waarheid omtrent de kunstenaar". C. J. E. DINAUX. Eveneens verschenen bij A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. Een Haarlemse schilder in Zuid-Afrika Effecten- en Geldmarkt Als er de laatste tijd door de regering op één aambeeld wordt gehamerd, dan is het wel dat der industrialisatie als laatste redmiddel om tegen medio 1952, als de Marshall-hulp afloopt, tot een sluitende betalingsbalans te kunnen komen. Men weet dat het met die betalingsbalans in 1950 lelijk is tegengevallen: na een daling van het nadelig saldo van 1.4 milliard in 1948 tot 300 millioen in 1949, zal het voor het lopende jaar weer minstens 800 millioen bedragen, waarbij met de ver plichte schuldaflossing aan het buitenland nog geen rekening is gehouden. Investering in oude en nieuwe in dustrieën wordt noodzakelijk geacht om de productiemogelijkheden te vergroten na de structuele veranderingen, welke in het economische leven van ons land men denke aan het verlies van Nederl. Indië hebben plaats gehad. Het zijn voor ons land ongekend grote cijfers, welke in de Industrialisatie-nota's van minister Van den Brink als minima voor de eerstvolgende jaren worden ge noemd. Doordat in 1948 en 1949 de netto investeringen in bedrijven beneden die minima zijn gebleven, zal in 1950 een be drag van 3.8 milliard geïnvesteerd moe ten worden. Het Centraal Planbureau is ten aanzien van deze opgaaf nog al opti mistisch gestemd, maar de recente ont wikkeling van handels- en betalingsbalans Zonder veel toelichting had men mij ge zegd: „Een hard licht en felle kleuren zal je in Zuid-Afrika vinden". Een Hollandse schilder is beducht voor zo'n waarschu wing. Holland is immers bij uitstek een land van schilders omdat hel zachtgrijze licht gloed en diepte geeft aan de kleuren. De aankomst in Kaapstad stemde mij ech ter volkomen tevreden. Toen wij de Tafel baai naderden, verdween de zon achter de kernachtige silhouetten van Tafelberg, Dui- velspiek en Leeuwenkop. In hun eigen schaduwen kregen de bergen een violet- roae gloed, terwijl de ijlblauwe lucht nog van gouden zonlicht verzadigd was. Toen wij 's avonds voor anker lagen in de Tafelbaai, zagen wij de duizendvoudige spiegeling van de stadslichten verspreid over de heuvelhellingen en langs de wa- terrand. De lceerkaatsing in de baai ver leende een sprookjesachtige glans aan het onbekende gebied. De volgende morgen wilde ik niets mis sen van de zonsopgang. Het licht brak slechts langzaam door. Het was grijs en het bleef grijs. De bergen en de zon waren on zichtbaar. De aarde leek weer plat en ik voelde me alsof ik thuis was in het vader land. Bij een kort daarna gemaakte tocht langs de Oostkust vond ik bij Port Eliza beth zoveel wat mij bekend voorkwam, dat ik mij op een zonnige Juni-dag aan de Ne derlandse duinen waande in plaats van in December in een ander werelddeel. Welis waar was de vegetatie geheel anders, maar op sommige punten, waar het gebergte terug wijkt, wekken de formatie der dui nen en de groepering van de begroeiing precies dezelfde als bij ons. Ook de kleuren vertoonden veel overeenstemming, al on derscheidde ik weldra dat het niet de frisse tinten van het Hollandse voorjaar waren, doch meer het donkerder groen van de volle zomer. Bovendien mocht ik de invloed van de zee op het licht, waar wij Hollanders zo vertrouwd mee zijn, niet onderschatten: het „gezeefde licht", dat aan de kleuren een lichte, luchtige glans geeft en de einder doet vervagen in blauwige nevelen. Durban leerde mij het prachtige contrast kennen tussen de volle, intense kleuren van de sub-tropische zomer. De kleuren van de plantengroei schitteren in de zon. Tegengesteld daaraan zijn de zware, diepe schaduwen waarin de kleuren verloren schijnen te gaan. Het is alsof het licht vol komen ontbreekt op de plaatsen waar de felle zon niet kan doordringen. Slechts door de reflexen van de overmatige ver lichte omgeving kan er nog enige kleur ontstaan. De schaduwen op wit zijn blauw, het rood wordt tot violet gewijzigd. In het wijde, open heuvelland van Natal is het gras door de zomerregens groen. Maar het is een blauwer groen dan het Hollandse gras-groen. De kleur van de Zuid-Afrikaanse aarde varieert van grijs en grijs-geel tot oker-geel en rood. Het zijn vooral de wegen met de plekken onbegroei de rode aarde tussen het gras die aan Zuid- Natal een levendige bekoring geven. Overigens wisselen de kleuren van het landschap met het uur van de dag. Als in de regentijd de dagelijkse buien zich gaan vormen en grijsheid geven aan de verre heuveltoppen, dan krijgen deze licht- blauw-groene plekken, .waartussen die barre aarde een subtiele, violette glans krijgt. Later, onder weg naar Pretoria, op de top van de Van Reenen-pas, waar zich die fantastisch wijde ruimte van Vrijstaat en Transvaal vóór mij uitstrekte, ontbrak die charmante onderbreking van het land schap door de rode wegen en zag ik slechts eindeloze verten, die zich oplosten in lichte nevelen, met daarboven een bijzonder hel dere, zachïblauwe lucht. Prachtig gevorm de witte wolken dansten rond in de wijd heid van die hemel. De schaduwen op die wolken zijn blauw, nauwelijks verschillend van de omringende lucht. Slechts hier en daar brengen bomen en donkere vlekjes als aanduiding van bosjes enige tekening in deze lichtende wijdheid aan. Mijn eerste tocht door de Oranje-Vrij staat heb ik gemaakt in de overgangstijd van de seizoenen. De gewone winterdroog- te had ongewoon lang aangehouden. Het gras, dat in de onverslaanbare winterzon een kleur krijgt die varieert van een prach tig geel tot een dor bruin, wisselde nu van zwart-bruin tot een diep-oranje. Ik vroeg me dan ook af, toen ik mijzelf verloren i%SÈ0&' „De Oneindigheid,door Waalko Dinge- mans Jr. indrukwekkende wolkenforma ties in de eindeloze ruimte van Oranje-Vrijstaat. waande in die golvende ruimte, of de Oranje-Vrij staat werkelijk wel naar ons Vorstenhuis is genoemd en niet naar de kleur van het eigen landschap. Maar ook hier zag ik wat me overal ge troffen heeft, zelfs in de grootste droogte of tussen de hoogste bergen: ook hier blijft het gevoel voor afstand behouden. Ook hier. Over de „Kopjes" heen vervluchtigen het dorre bruin en het oranje tot zacht- rose en grijze verten, die ongemerkt over gaan in het nevelig-grijze wit-blauw van de lucht, die pas veel hoger zijn diepe azuren kleur krijgt. Zelfs hier dus, in deze droogte, ondervond ik een verwantschap met Holland. Het is „de verte" die op onze verbeelding werkt. Maar toch is er een verschil. In Holland is die verte denkbeel dig. In werkelijkheid is zij beperkt door hel vlakke land. Hier in Afrika is de on eindigheid van het land soms een harde werkelijkheid. Maar deze wordt verzacht door de op onze fantasie inwerkende ge heimen. die in die fijn gekleurde verten verscholen liggen. WAALKO DINGEMANS Jr. „Nederland is vol" Filmpje over emigratie mogelijkheden Tot nu toe zijn er ongeveer 36.000 Ne derlanders na de oorlog geëmigreerd. Ge zien het cijfer van onze bevolkingsaanwas en de bevolkingsdichtheid van ons land is dit eigenlijk toch maar een druppel op een gloeiende plaat. „Nederland is vol" is daarom een uitspraak, die maar al te waar is en dit zinnetje is de titel geworden van een K.L.M.-filmpje, dat de emigrant een idee wil geven van de mogelijkheden die emigratie door de lucht biedt. „Nederland is vol" toont, dat do afstand tussen Canada en Nederland eigenlijk toch niet zo ver is als men zich voorstelt. Canada is met de huidige technische mogelijkheden niet meer een land, dat weken ver weg ligt, doch een deel der aarde dat men in een uur of twaalf kan bereiken. En dit idee reeds is van grote psychologische waarde voor de landgenoot die daarginds de strijd in een nieuwe bestaanssfeer gaat aanvaar den. De overbrugging tussen twee bestaans- sferen, dat is de morele factor die de KLM in het kader der emigratie bijdraagt. De film is door de cineasten G. Raucamp en F. de Wit vervaardigd, met medewer king van de „Stichting landverhuizing Nederland" en het Centraal bureau van de Statistiek. Zij volgt een emigraptengezin op de voet, van het vertrek van de eigen grond tot de nieuwe bestemming in Canada en het ligt in de bedoeling haar te vertonen in emigratiecentra. Putfenaren bezoeken de graven van dorpsgenoten in Ladelund Maandag gaan ruim honderd inwoners van Putten, vergezeld van burgemeester jhr. mr. W. F. Quarles van Ufford, de predikan ten ds. L. Kievit en ds. L. Kwakkelstein naar het dorpje Ladelund in Sleeswijk- Holstein. Daar zijn de 107 Puttenaren be graven, die in het nabijgelegen concentra tiekamp het leven lieten. De burgmeester van Putten zal namens de gemeente een krans leggen bij de gedenkplaten, die door de bewoners van Ladelund zijn aange bracht. wekken toch wel enige twijfel of dit opti misme gerechtvaardigd is. Er moet reke ning mee gehouden worden dat ook voor vermeerdering der voorraden en de nor male en achterstallige vervanging van kapitaalgoederen belangrijke bedragen no dig zijn. Het is duidelijk dat dit geld door na tionale besparingen zal moeten worden verkregen. Op de dringende noodzaak van die nationale besparingen wordt dan ook van hogerhand met grote nadruk gewezen. De activiteit van de Nationale Spaar- raad en de Rijkspostspaarbank kan in dit verband worden toegejuicht. Wij zijn van mening dat de oud-Nederlandse deugd om te sparen niet verdwenen is, maar dat het weinig nut heeft deze spaarzin aan te moedigen, wanneer aan de andere kant de besparingsmogelijkheid en de spaar- bereidheid wordt verzwakt. De voortdu rende vermindering van de koopkracht van het geld is één der voornaamste be lemmeringen. Het zou onbillijk zijn het regeringsbeleid hiervoor uitsluitend ver antwoordelijk te stellen, maar dat de re geringen door haar valuta-manipulaties aan de spaarbereidheid der bevolking grote afbreuk hebben gedaan, kan kwalijk worden ontkend. Inkomens-verschuiving Een andere zaak is hoe het staat met de besparingsmogelijkheid der bevolking. De jongste cijfers inzake de ontwikkeling en de opbouw van het nationaal inkomen zijn van groot belang. De officiële cijfers lopen nog slechts tot 1948. maar hieruit valt toch wel te zien dat er sinds de laat ste jaren, tegelijk met een sterke stijging van het in geld uitgedrukte volksinkomen, een aanzienlijke inkomensverschuiving heeft plaats gehad. Het Centraal Bureau voor de Statistiek constateert dat het aan tal belastingplichtigen in de Loon- en In komstenbelasting van 1941 tot 1948 ver meerderd is met 41 terwijl het bedrag der inkomens is verdubbeld, namelijk van 4.6 milliard tot 9.3 milliard. Het gemid deld inkomen per belastingplichtige is dan ook gestegen van 1637 in 1941 tot 2319 in 1948. Verder blijkt dat in 1941 niet minder dan 81 van alle belastingplichtigen voor een inkomen beneden 2000 was aange slagen en dat zij tezamen 45 van het totaal-inkomen vertegenwoordigen. In 1948 zijn deze cijfers gedaald tot resp. 55 en 22%. De grootste verschuiving vindt men bij de inkomens van 2000 tot 5000. In 1941 bedroeg hun aantal 14.6 het bedrag hunner inkomens 25.4 van het totaal, volgens de raming voor 1948 echter 36.9 met 46.4 van het totaal. Men kan dus zeggen dat nagenoeg de helft van het na tionaal inkomen gevormd wordt door de inkomens van 2000 tot 5000, En dat het nationaal inkomen van Nederland ook na de waal-vermindering van het geld nog voor het overgrote deel uit betrekkelijk lage inkomens bestaat, moge blijken uit het feit dat in 1948 nog 92.6 van alle belastingplichtigen voor een inkomen be neden ƒ5000 was aangeslagen (1941: 96%), dat gezamenlijk 68.4 (1941: 70.8)% van het totaal-inkomen der bevolking uit maakte. Zij die een inkomen hadden van meer dan ƒ5000, maken in 1948 dus slechts 7.4% van het totaal uit (1941: 4%) en hiervan zijn er slechts 1.7 (70500 perso nen) met een inkomen boven 10.000 die tezamen niet meer dan 15.3 van het totaal-inkomen der bevolking vertegen woordigen. Naast deze 70500 personen met een in komen van meer dan 10.000, waren er in 1948 3.936.200 met een inkomen bene den 10.000. De eerste groep had een totaal-inkomen van 1.4 milliard (gemid deld ƒ20.000). De totale aanslag van de laatstgenoemde categorie bedroeg 7.9 milliard (gemiddeld 2000). Werd nu het totaal inkomen der bevol- Vijf jaren geleden icerd ,.de eerste steen" van de UNO gelegd door de ratificatie van het Atlantisch Handvest in de parlementen der aangesloten landen uorip jaar werd een echte eerste steen te New York gelegd, namelijk die van het UNO-hoofdkwartier, dat inmiddels gereed gekomen is. De foto toont Trygve Lie, de secretaris-generaal der UNO, metselend aan de eerste steen van het reusachtige gebouw dat inmiddels reeds door de administratieve diensten der UNO in gebruik is genomen. Enkel Een nieuw programma van het Ballet der Lage Landen Gisteren was het precies een week geleden dat het Ballet der Lage Landen in het kleine Theater de la Mar aan de Marnix- straat te Amsterdam een nieuw programma onder de titel „Enkel Illusie" ten doop hield, waarvan de vertoningen thans nog slechts korte tijd zullen voortduren, alvo rens men er mee op tournée gaat. Op het aankondigingen-bord in de vestibule van deze miniatuur-schouwburg hangen tussen een aantal studio-foto's de eerste persbe oordelingen. In één daarvan wordt, ter aanprijzing van de vertoning, de stelling verkondigd dat een ons fantasie meet waard zou zijn dan een kilo techniek. Maar dit is toch wel. althans in deze vorm gezegd, flagrante onzin. Want fantasie, welke niet wordt gedragen door een be heerste, betrouwbare en veelzijdige tech niek, leidt tenslotte nergens toe. Bij dans kunst immers moet de vorm voorop staan. Nu beschikken de leden van het Ballet der Lage Landen in het algemeen over niet meer dan een bescheiden, niet altijd even zuivere techniek. Max Dooyes, de choreo graaf van veertien van de vijftien nummers van dit programma, heeft er naar gestreefd zich daarbij zo verantwoord mogelijk aan te passen, erkennend dat men in voorgaan de jaren meer dan eens te hoog greep om tot artistieke resultaten te komen. Met behulp van Martie Verdenius en enkele anderen, met Wolfgang Wijdeveld voor de muziek, stelde hij een soort dansrevue samen, daarbij zelf met Mascha ter Weeme als compère en commère optredend ter verkondiging van verklarende of inleidende teksten, nu en dan door Karei Poons in deze werkzaamheid afgewisseld. Inderdaad mag gezegd worden dat talrijke onderdelen op aardige vondsten berusten. Maar dit kan toch niet dienen ter verontschuldiging van een versnippering en verbrokkeling van de kunst van het ballet, zoals die hier ten beste wordt gegeven. Het is nu eenmaal zo dat het inventief vermogen op creatief terrein slechts als hulpmiddel kan gelden en niet als zelfstandige factor. De vondsten hingen dan ook als los zand aan elkaar en waren slechts zelden zinrijk. Maar goed: als men bereid is dit pro gramma te nemen voor wat het wil zijn, een soort gedanst cabaret, in ieder geval kleinkunst zonder veel pretentie, dan kan men veel aardige momenten beleven, hoe wel slechts zelden uitzonderlijk goede. Hst gezelschap is niet weinig versterkt door de toetreding van de beste kracht die ons land nog binnen de grenzen heeft, namelijk Pieter van der Sloot, die in één der eerste nummers al dadelijk enkele prachtige sprongen demonstreert in een Russische karakterdans. Voortdurend houdt hij trou wens de bewondering gaande. Het hoogte punt van de voorstelling is het klassieke duet uit het zelden vertoonde ballet „Ray- monda" van MariuS Petipa (gearrangeerd door Nicholas Zverev) op muziek van Gla- zounow, met Hanny Bonman als de Hon gaarse prinses. Laatstgenoemde bereikt met haar variaties lofwaardige effecten, maar men moet het toch betreuren dat niet Marie-Jeanne van der Veen de partner van Pieter van der Sloot is. Het laten wij hopen slechts tijdelijke einde van hun samen werking betekent aan twee kanten een ge voelige schadepost voor het Nederlandse ballet. Het is ondoenlijk alle nummers van het langdurige programma aan een bespreking te onderwerpen. Choreografisch interes sant, mede door de geboden dansgelegen heden, was vooral „De schilder en zijn kleuren". Op Franse voorbeelden gebaseerd is de eveneens vertoonde bewerking van de oude ballade der twee koningskinderen met declamatie van Max Dooyes en muziek van Albert Bocai, in het begin bijna zonder spanning, verder hinkend van het net niet sublieme naar het net niet ridicule, al met al een onding. De muziek uit de film „De derde man" wordt gebruikt in „We schrij ven 1950", een indrukwekkend danstafereel met frapperende overgangen, plastisch fraaie (hoewel te „filmische") groeperin gen en een inderdaad zinrijke vondst tot besluit. Van de medewerkenden moet vooral Ine Rietstap geprezen worden, maar ook Andrine de Clercq en Carla Lipp ge tuigden van een vooruitgang, die verwach- tingen rechtvaardigt. DAVID KONING. king over alle aangeslagenen gelijkelijk verdeeld, dan zouden de 70.500 van de eerste categorie hun inkomen van gemid deld ƒ20.000 tot ƒ2319 zien dalen, terwijl dat van de 3.936.200 der tweede categorie van gemiddeld ƒ2000 tot ƒ2319 zou kun nen worden verhoogd. Een algehele nivellering van inkomen voor de groep van 10.000 en meer zou voor hen een totale vermindering beteke nen van l'/i milliard, dat dan onder de andere groep zou kunnen worden ver deeld, die daardoor echter slechts ruim 300 per belastingplichtige meer zou ont vangen. Uitgaande van het feit dat de voort schrijdende nivellering van de inkomens gepaard gaat met een vermindering van dat gedeelte van de inkomens, hetwelk vrij komt voor besparing, kan dus worden geconstateerd dat de besparingsmogelijk heid de laatste jaren is afgenomen. Maar niet alleen door de nivellering van de inkomens is dat het geval, ook de ver sterkte progressie der belastingen is daar van de oorzaak. Want terwijl de netto koopkracht van de inkomens na aftrek van de Inkomstenbelasting voor de inko mens van 1000 nog altijd ca. 90 be draagt, is zij voor de inkomens van 5000 tot 66 voor die van 10.000 tot 54 voor die van 20.000 lot 43'A en voor die van 50.000 tot 36 gedaald. Door nivellering van de inkomens en de sterke progressie der belastingen wordt de besparingsmogelijkheid en derhalve ook de zo noodzakelijke industrie-financiering in belangrijke mate geschaad. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 21 OCTOBER Stadsschouwburg: ,.'t Is mij een raadsel" (Wim Sonneveld's Cabaret), 8 uur. Huis Van Looy: Kunst Zij Ons Doel, tentoonstelling (tot 29 Oct.) 10 tot 5 uur. City: „Er was is een meisje loos", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Remember Pearl Har bor". 18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Voor wie de klok luidt", 2.30 en 8 uur. Rembrandt: „The Barkleys of Broadway", alle leeft., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Walzer der Liebe", aile leeft., 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. Luxor: „Alarm in de Nacht express", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 22 OCTOBER Stadsschouwburg: .,'t Is mij een raadsel" (Wim Sonneveld's cabaret). 8 uur. Gemeen telijk Concertgebouw: Optreden van Heintje Davids en Willy Vervoor;. 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 23 OCTOBER Stadsschouwburg: ,'t Is mii een raadsel" (Wim Sonneveld's Cabaret), 3 uur. Biosco pen: Middag- en avondvoorstellingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5