Het Hek van de Dam
Litteraire Kanttekening
en
Ckefarine „4
s
Slotens historische vlaggen in Haarlem
in oude luister hersteld
Blij
Bus tegen trein in Canada;
Agenda voor Haarlem
Rcclamc
STANDBOUW
RECL. BORDEN
SHOWCARDS
Ordonnantie
Sjorren en sleuren
Bloed proeven
ln de hoofdstad uit
OVER BEELDENDE KUNST
GEORGE HENDRIK
BREITNER
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1951
3
CLARE LENNART:
's Gravenhage)
»De blauwe horizon" (A. A. M. Stols,
MET HAAR BEWEGELIJKE, zeer per
soonlijke fantasie, die voortkomt uit
wat méér is clan dat, namelijk uit verbeel
dingskracht, heeft Clare Lennart in de
verhalen van haar verschillende romans
één en hetzelfde thema verweven. Het
klinkt in al haar werk door, vaak als een
melodie welke uit een nevelige verte komt,
onbestemd, vragend, mijmerend, steeds als
een ondertoon van heel nabij, melancho
lisch, een donkere cellostreek. Meer nog
dan wat ze vertelt, zelfs meer soms dan
hóe ze het vertelt, is het die stem, dat ge
luid waarmee ze het eigenlijke mededeelt
van haar kunstenaarschap: het levens
gevoel van de mens die zich als toeschou
wer voelt van het dagelijkse, laslbaar-
reéle leven en zich verbonden weet met
datgene wat daar bovenuit en buitenom
gaat. „Een droom van grote helderheid",
noemt Clare Lennart het. Marianne in
„Avontuur" spreekt van het „het andere
leven" in „Kasteel te huur" en „Huisjes
van kaarten" wordt het aangeduid als „de
droom". Aangeduid niet meer dan dat:
nooit heeft Clare Lennart „dat andere"
kunnen benamen; woordloos als het is
heeft geen dichter, ook de grootste niet, dat
gekund. Maar op de achtergrond van al
haar romans, achter het eigenlijke verhaal,
js het als een belofte, als een verlokking
aanwezig, ijl-zwevend of helder-wijd, on
tastbaar, maar zéér wezenlijk, wezenlijker
dan wat men de werkelijkheid pleegt te
noemen. Neen: „droom" is er het juiste
woord niet voor, erkent Clare Lennart in
„Mallemolen". Het is een visie, een hei
melijke belevenis, waarin de disharmonie
der dagelijkse, begrensde levenservaringen
het oplossend slotaccoord vindt.
Door haar. persoonlijke wijze van indirect
zeggen, van verzwijgend laten-raden (haar
stijl dus) heeft Clare Lennart dit levens
gevoel, dat haar en de hoofdfiguren van
haar romans bezielt, minder gesuggereerd
door het weergeven van gedachten, gevoe
lens en gesprekken dan door de sfeer die
de mensen omringt: een bloemengeur, de
zwoelte van een zomermiddag, het herfstig
ruisen in de boomkruinen, het nevelig
blauw van bossen in de lente, de klaarte
van een strenge winterdag.
Over de tragiek der tegenstelling tussen
„droom" en werkelijkheid, van het heim
wee naar wat zij wel eens het beloofde
land, het vergeten paradijs noemde, heeft
Clare Lennart allengs speelser, lichtvoeti
ger geschreven. Haar ironie kwam de
melancholie te hulp, de milde beschou
welijkheid gaf aan haar fantasie de tover
kracht om de dagelijkse dingen te verinni
gen tot kleine kostelijkheden. Ze weefde
„het andere" in het schriele patroon van
het gangbare levensstramien, soms als een
mijmering, een sprookje (als in „Rouska"),
dan weer als een gelukkig Arcadisch avon
tuur (in „Kasteel te huur"), maar steeds
zónder haai- droom te verraden, steeds met
behoud van die donkere cellotoon; want
in diepste wezen is al haar ironie, al haar
speelsheid en blijmoedigheid.... melan
cholie, de bron van haar schrijven.
In „De blauwe horizon" haar per
soonlijkste boek, waarvan destijds (in
1936) enkel het eerste deel verscheen en
dat nu, voltooid, pas tot zijn recht komt
voltrekt de tragiek van de tweespalt tus
sen droomverlangen en levensrealiteit zich
nog' met alle onverbiddelijkheid van het
noodlot. In de opeenvolging van de ge
slachten der familie Marens verijlt het
leven allengs tot een vragend geluid, een
fluistering in de stilte van een schemer
avond. Emilie, de grootmoeder, heeft nog
de levenswil en -drift gekend, zich te
wagen in de volheid van het leven. Veel
horen wij niet omtrent haar, maar het is
genoeg om te weten dat zij, een lente, die te
pril was om tot een zomer te rijpen („een
lente die oud wordt kun je je niet voor
stellen") jong sterft. Stance, haar doch
ter, is in haar jeugd al een herfst de
gang der seizoenen voltrekt zich mees
terlijk-onopzettelijk in deze roman van het
verval ener familie. Stance is de schuwe
vogel die zich handhaaft in de droom door
een „heimelijke onafhankelijkheid", een
onbenaderbaarheid, waarin ze uitzweeft
boven de benauwenis van haar leven: haar
milieu, haar huwelijk, haar moederschap,
ze gaan aan haar voorbij als onwezenlijk
heden. „Ons leven", denkt zij, „begint pas
bij de uiterste grens, daar waar het maar
net nog leven is". Blauw-wazig droomt aan
de horizon de bosrand, duister en schimmig
is hij van nabij; de blauwe horizon is niet
van hier hij is harmonie, lieflijkheid,
vrede, vervulling, waarnaar Stance's heim
wee uitgaat, onverzadigbaar. En zo, van de
wereld vervreemd, laat zij haar leven
„terugvloeien tot een zachter en toeganke
lijker eenheid", zoekt zij de dood.
Haar dochter Lili, die de dood als dier
bare vijand meekreeg in het leven, schijnt
weerbaarder. Schuw en uitdagend, broos
en fier, vurig-verlangencl en van een
„maagdelijke, sneeuwige" hooghartigheid,
angstig en trots, is zij de innerlijk-ver-
deelde, ziet zij niet enkel het leven maar
ook haar droom vervluchtigen. Zij, die de
winter is van de seizoenen dezer drie
generaties: de verstarring der ijsbloemen,
de gelatenheid van de sneeuwval, de puur
heid van de vrieslucht aanvaardt de
dood, waarin haar leven verglijdt als een
wegstervende melodie.
Wat van haar blijft is het dochtertje
Constance, met haar vurige, brandende,
zwarte ogen, bereid tot het leven, om zich
als de sterkere te wreken. Misschien zou
ADVERTENTIE
Rillerig Verkouden Een
enkel tablet doet wonderen!
BEROEMDE GENEESMIDDELEN
IN EÉN TABLET
I EN GRIEP - 20 TABLETTEN* F 0.75
zij voorbestemd zijn, haar strijdbare jeugd
in zich om te dragen tot de volheid van
een zomer. Maar daarvan horen wij niet
de roman besluit met de winterse begra
fenis van haar moeder Lili: het slotaccoord
staat in mineur geschreven, in die donkere
cellotoon, die eigen gebleven is aan Clare
Lennart's latere meer blijmoedige werk en
die, naar men moet hopen, er eigen aan zal
blijven, omdat het dat geluid is, waardoor
Clare Lennart behoort tot degenen „bij
wier geboorte" schreef Roland Holst
eens „de deur op een kier openstond op
de tocht der eeuwen". Haar levensgevoel
is van hetzelfde vervuld, dat Bloem deed
dichten:
,.Hct is bij dromen gebleven;
Ik heb, wat een ander ontsteelt
Aan het immer weerbarstige leven,
Slechts als mogelijkheden verbeeld."
C. J". E. DINAUX
ADVERTENTIE
'N PRODUaV 'C.èkt
Aeht personen kwamen om het leven
en ongeveer 25 werden gewond toen een
trein van de Canadese transcontinentale
pacificdienst Vrijdag bij Sudbury tijdens
een sneeuwbui tegen een autobus opvloog.
Alle slachtoffers waren inzittenden van de
bus, die arbeiders van de International
Nickel Company te Coniston huiswaarts
voerde. De bus werd op een overweg aan
gereden en totaal vernield.
Wat u hierboven ziet is de middenbaan
van een van de twee overigens vol
komen gelijke vlaggen die de wanden
van de raadzaal van het al-oude Friese
stedeke Sloten sieren, nadat de Herstel-
plaats voor Antieke Textiel in Haarlem er
zijn goede zorgen over heeft laten gaan. De
schilder Tadema penseelde er in 1816 het
stadswapen op en de werkmeester van de
Herstelplaats, de heer F. Visser, heeft in
de laatste maand van 1950 „het nog eens
dunnetjes overgedaan". Hij heeft het rood,
groen en zwart weer tot de oorspronkelijke
intensiteit opgehaald, waarbij hij zoveel
mogelijk de door zijn voorganger toege
paste techniek heeft gevolgd.
Het stadswapen was op linnen geschil
derd, de belendende banen zijn van wol.
Mejuffrouw dr. G.T.v. IJsselsteijn heeft het
gehele dundoek, dat wel beschadigd maar
niet verteerd bleek, op nieuwe wol laten
monteren, zodat het meer vaandel dan
vlag eigenlijk weer kan dienst doen bij
optochten, „mits er niet te veel wind staat",
heeft zij er waarschuwend bij gezegd.
De gobelinwerkplaats, zoals deze door
de .gemeenten Nijmegen, Maastricht en
Enkhuizen geëxploiteerde instelling als re
gel genoemd wordt, verschaft op het ogen
blik ongeveer zeventig?paar handen werk.
maar het kunnen er gemakkelijk honderd
vijftig zijn, zoals de leidster ons verzekerde.
Het blijkt evenwel gemakkelijker werk te
krijgen opdrachten uit Friesland, Zee
land, Amsterdam en van particulieren lig
gen maar voor het aannemen dan over
wat meer ruimte te beschikken, hoewel
Haarlem het zich toch tot een voordeel kan
rekenen deze unieke werkplaats, die uit
sluitend door het idealisme van mejuffrouw
van IJsselsteijn en haar medewerkers (en
-sters) mogelijk werd, binnen zijn grenzen
te hebben.
VAN OTTERLOO IN SPANJE
De dirigent van het Residentie-Orkest,
Willem va Otterloo, vertoeft thans in
Spanje. Hedenavond zal hij een concert in
Madrid leiden. Woensdag dirigeert hij
weer in 's-Gravenhage.
Nu ik dit schrijf schijnt de zon precies
op mijn papier en door mijn nogal hoge
venster zie ik de daken en de boomkruinen
van de stad gedoopt in het licht van een
goede Februaridag. Een best gezicht.
De zon is onnoemelijk belangrijk voor
liet mensenhart. Het kan er, in ieder geval
voor een ogenblik, alle kabinetsformaties
ter wereld voor vergeten. De gedachten van
de mens verlaten een ogenblik Seoel en
MacArthur en Ome Jo van 't Kremlin en
richten zich op een bloem of een glimlach
of een straatje-om met het liefste meisje
van de wereld. Zo is de mens. Een kind in
't diepst van zijn gedachten. Blij met een
beetje licht uit de blauwe hemel. Blij dat
hij even aan andere dingen kan denken
dan aan meneer Van Schaik, al is dat een
aardige man.
Ik heb een klein deel van mijn grote
leven geleefd in de zon op een eiland in de
Caraïbische Zee. U hebt geen idee hoe dan
alles anders is. Dacht u dat? Och, lieve
mensen, ik heb nog nooit zoveel horen
kwaadspreken, kletsen en roddelen als
daar. Ze spraken er zelfs kwaad van de
zon zelve, omdat zij zo onbarmhartig bleef
schijnen dat je er moe en beroerd van
werd. Ach nee, beste lién, denkt vooral
niet dat het op zo'n eiland in de zon anders
is. Ik heb er mensen gekend, die er hele
maal kapot van gingen dat Pietersen en
z'n vrouw wel op de thee bij de heer Gou
verneur gevraagd werden en zij niet. Op
dat eilandje was een grote olie-raffinaderij.
Zon, zei u? U had eens moeten zien hoe die
mensen van de olie in de zon kapot gingen
van ellende, omdat een ander promotie
had gemaakt. Of omdat de heer Directeur
vriendelijk tegen Jansen had gedaan. Dat
was menselijke misère die ik heb meege
maakt. In de zon.
Nee, bij ons is het juist fijn.
Wanneer de zon nog een verrassing is.
Wanneer het een geschenk is, wanneer
wij haar 's morgens over de stad en op ons
papier zien schijnen. Dan is het goed.
En op zo'n dag zijn wij van alle kleinheid
bevrijd, nietwaar?
Heerlijk, dat Pietersen promotie heeft
gemaakt!
Prachtig, dat Jansen een lintje heeft
gekregen!
Wij niet.
Maar de zon schijnt immers op de daken.
Nou.... dan wij niet.... de knoppen
zwellen immers. en wie trekt zich dan
nog iets van menselijke kleinigheden aan?
Nietwaar? ELIAS.
„Het Damrak te Amsterdam" door George Hendrik Breitner (Rijksmuseum, legaat
van de heer A. van Wezel, 1922). Breitner werd in 1857 te Rotterdam geboren en
stierf te Amsterdam in 1923. Hij was een leerling van Neurdenburg en bezocht de
Haagse Academie, die toen onder leiding van J. Ph. Koelman stond. In 1880 kwam
hij op het atelier van Willem Maris, twee jaar later onderhield hij contact met
Vincent van Gogh en in 1.884 werkte hij te Parijs bij Cormon. In 1886 vestigde hij
zich te Amsterdam, waar hij de Academie voor Beeldende Kunst
(onder Allebé) bezocht.
JEUGDDAG VOOR DE SANTPOORTSE
JONGEREN
Zondag vieren de jeugdgroepen der Ne
derlandse Hervormde Kerk het Bosvolk,
de Vrije Vogels, de Jeugdgemeenschap, de
Vrijzinnig Christelijke Jongeren Bond en
de „Jonge Kerk" de jeugddag in het teken
van verbondenheid, trouw en solidariteit.
's Morgens om half tien heeft de dagope
ning plaats rond de vlaggemast bij het
jeugdhuis en daarna gaat de jeugd ter kerk,
waar een jeugd- en gezinsdienst wordt ge
houden met ds. P. A. Tichelaar als voor
ganger. De jongens en meisjes komen des
middags weer in het jeugdhuis bij elkaar
ter verdere viering van de jeugddag.
ADVERTENTIE
ZATERDAG 10 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „Mevrouw Warren's be
drijf" (Haagse Comedie), 8 uur. City: „Der
tig seconden boven Tokio", 14 j„ 2.15, 4.30,
7 en 9.15 uur. Spaarne: „De razende ruiter",
14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.15, 7
en 9.15 uur). Frans Hals: „Zijn les geleerd",
18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.30, 7 en
9.15 uur; Dinsdag 2.30 en 8 uur). Rembrandt:
..Toontje heeft een paard getekend", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Ik wil
leven", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor:
„Sirene van Atlantis", 18 j., 2, 4.15. 7 en
9.15 uur.
ZONDAG 11 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „De fluwelen hand
schoen" (Haagse Comedie), 8 uur. Frans
Hals: Instituut voor Arbeidersontwikkeling
„Ik weet wat ik wil", 10.30 uur. Gebouw
„Cultura": Nederlandse Vereniging van
Spiritisten „Harmonia", wijdingsmorgen,
10.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoor
stellingen.
m voor f
HAARLEMSE VOORJAARSBEURS
VOOR DE VROUW
Voor
en
MISSET ZOON
Telefoon 13516
SOPHIASTRAAT 13 - HAARLEM
Wij hebben een fraai gedenkboek in
handen gekregen dat „125 jaar Ver
keerspolitie" heet en dat wij met veel
genoegen hebben bestudeerd. Dit ge
noegen steeg nog meer, toen wij er in
lazen, dat men uit de titel niet moet
afleiden dat de Verkeerspolitie 125 jaar
bestaat. Niets is minder waar, maar
men heeft voor het gemak het Voer
manswezen er bij gerekend dat 125 jaar
geleden per ordonnantie in het leven
werd geroepen.
Dit was met echt hoofdstedelijke
voortvarendheid geschied, want zo
lezen wij in het boekwerkje in het
jaar 150Ó staken de eerste verkeerspro
blemen al de kop op. In de tweede helft
van de zeventiende eeuw werd het hele
maal nijpend, want toen kwamen de
karossen, waar de welgestelden maar
mee op los karosten alsof het niets was.
Voetgangers klaagden, dat zij over de
benen werden gereden en ook het geraas
viel moeilijk te verkroppen. Eerst werd
toen afgekondigd dat men stapvoets
moest rijden alleen de post en de
artsen mochten hun paarden laten dra
ven en vervolgens werd de hele bin
nenstad voor de rijtuigen verboden.
Later vond men toen de voorloper van
de wegenbelasting uit, wat heel gek
was, want in die tijd bestonden er geen
spoorwegen en ook geen landbouw-
egalisatiefonds, zodat het nog onduide
lijk is waar het geld toen voor gebruikt
werd.
Aanvankelijk was het verbod ook uit
gevaardigd ter bewaring van de een
voud van zeden „nadien gewoonlijk de
een door het exemple van de ander uit
gelokt wierd om een rijtuig te houden,
vaak tot bederf van hunne huizen en tot
ruïne van hunnen middelen". Toep men
er een bron van inkomsten in zag, ver
dwenen deze ethische bezwaren echter.
De instelling van kommissarissen van
het voermanswezen was echter al een
hele verbetering. In de betreffende or
donnantie werd namelijk ook de rege
ling afgeschaft, waarbij het salaris van
hun voorgangers ten dele werd geput uit
de boeten, die zij oplegden, hetgeen een
aardige aansporing tot hun beroepsijver
mocht heten. Het pleit voor de onbaat
zuchtigheid der agenten, dat zij ook
naderhand in deze taak nooit verslapt
zijn. Zo denkt Amsterdams oudste ver
keersagent, de thans 80-jarige Gerrit
Brinkman, nog steeds met vreugde aan
de dag in 1902 waarop hij zijn taak aan
vatte. „Die dag was net de verplichting
tot rechtshouden van kracht geworden.
Ik kon dus meteen flink van wal steken
en heb ze bij bosjes bekeurd", zegt hij
nu nog opgewekt.
Deze Brinkman heeft overigens grote
dingen zien gebeuren in de tijd, die
volgde op de grote dag waarop notaris
Bax uit de Wieringerwaard met zijn
Daimler Amsterdam binnenreed, vooraf
gegaan door een inspecteur van het
voermanswezen. Het motorische verkeer
nam toe en het werd op het laatst een
hele hijs voor de verkeerspolitie, die
bestond uit de hoofdinspecteur Van
Oosten, wiens belangrijkste taak bestond
uit het maken van een ochtendrit door
het Vondelpark, een inspecteur, die ons
wordt gekenschetst als een brave man,
die men hier had geplaatst omdat men
nergens anders raad met hem wist, een
rheumatisohe brigadier en vier grijze
agenten. De heer Brinkman zelf was bij
het corps gekomen, omdat men uit het
grote aantal bekeuringen op zijn eerste
dienstdag had afgeleid, dat hij veel voor
het verkeer voelde.
Tot de belangrijkste taken van het
corps in die tijd hoorden het beheer
over de afdeling Gevonden Voorwerpen
en het op een afstand van tien meter
voorafgaan van begrafenisstoeten, ten
einde ruim baan te maken. Het moest
echter 1912 worden aleer de eerste ver
keersagent werd opgesteld en wel al
weer de heer Brinkman. Hij kreeg een
manchet om en zwarte handschoenen
aan en werd op de Dam geplaatst, ten
einde het verkeer gedurende lunch-tijd
in goede banen te leiden. Het werd een
overweldigend succes. Er kwamen zo
veel mensen naar hem kijken, dat ieder
verkeer onmogelijk werd, zodat hij zich
na drie kwartier weer in het posthuis
terug moest trekken. De heer Brinkman
herinnert zich nog wel, dat het verkeer
veel recalcitranter was dan nu, Wilde
men een rijtuig tot stappen dwingen,
dan moest de agent aan de teugels gaan
hangen en het bit losmaken. Aan bak
fietsen werd gesjord en gewone fietsers
werden van hun rijwiel gesleurd, zo
zegt hij op de levendige toon, die deze
krasse grijsaard kenmerkt. Maar ook
dat werd langzaam aan beter.
Behalve cle uitgifte van een gedenk
boek, heeft cle jubilaresse ook een ten
toonstelling ingericht in het Waagge
bouw, waar men de ontwikkeling van
het verkeer kan gade slaan. Rijwielen
waarvan het ene wiel het andere over
het hoofd gegroeid is, sleden, draagstoe
len, lugubere stoomfietsjes en een hele
grote Spijker staan er opgesteld. Deze
laatste is niet zozeer een draadnagel als
wel een automobiel uit vroeger jaren.
Maar er zijn ook andere vermakelijke
zaken. Zo heeft men een taxameter in al
zijn onderdelen gedemonteerd en de op
lettende toeschouwer kan nu de talrijke
versnellingen in ogenschouw nemen, die
deze apparaten zo'n verbazingwekkende
snelheid verschaffen.
Het ligt er gewoonweg vol met aller
lei dingen, die tot het dagelijks instru
mentarium van de verkeerspolitie be
horen. Een van de interessantste is wel
het bloedproef-apparaat. Dit is niet ont
worpen om de politie, die soms uw bloed
wel drinken kan, dit daadwerkelijk te
laten doen. maar dient om nauwkeurig
vast te stellen hoeveel bloed er in uw
alcohol zit. En dan is er een complete
reconstructie van een ernstig ongeval
met foto's, situatie-tekeningen, stille ge
tuigen en niet stille getuigen en zelfs
een met groen bedekt tafeltje waarop
een voorzittershamer ligt en dat de
rechtbank moet voorstellen. Uit elkaar
gehaalde verkeerslichten, pano- en dio
rama's, voetgangersboutons, spijkerpa
den en oversteken, zenders, kortom alles
wat tot taak heeft het verkeer in ge
compliceerde banen te leiden, is er aan
wezig en zelfs de inmiddels afgeschafte
zevenklapper van de Munt ontbreekt er
Hedenavond, geeft het Amsterdams
Toneelgezelschap een reprise van „De
reis van Noach op de wateren" door
Andre Obey onder regie van Albert
van Dalsum, met de jubilerende Jo
Sternheim in de titelrol. Als de die
ren in de ark treden leden van het
Scapino-ballet op.
De Nederlandse Opera komt Zondag
avond voor het voetlicht met „La
Bohème" van Puccini en Dinsdag
avond (abonnementsvoorstelling) met
Fideliovan Beethoven.
Comedia is teruggekeerd in het Cen
traal Theater in de Amstelstraat met
..De eerbiedige lichtekooi" van Sartre
(in de hoofdrol: My ra Ward) en de
komische écn-actcr „De brief van
Don Juan" door Luisa Treves.
In de Doelenzaal aan de Kloveniers
burgwal speelt het Nederlands Volks
toneel hedenavond „Het vergeten
peloton" van Hans Tiemeyer en mor-
gen „Maria Stuart" van Schiller met
Elly van Stekelenburg in de titelrol.
Het bioscooptheater Alhambra ver
toont „Noblesse Oblige" (Kind hearts
and coronets) van Robert Hamer met
de beroemde acteur Alec Guinness
in acht rollen. Spencer Tracy en Joan
Bennett bewegen zich op het witte
doek van het City Theater in „De
vader van de bruid". In Tuschinski
draait „Louisa" van Alexander Hall
voor de tweede week en De Uitkijk
geeft een reprise van „Zeg luister
eens even" van Jean DréviUe met
Noël-Noëlwaarin Cor Ruys de Ne
derlandse tekst spreekt.
In de. kleine zaal van het Concert
gebouw vertolkt Gerard Hengeveld
vanavond „Das Wohltemperierte Kla
vier" van Bach. Maandag speelt de
pianist Mithal Fcnmen werken van
Beethoven (Storm-sonate)Franck
en Debussy. Dinsdagavond is er
wederom een pianorecital: Leon
Fleisher voert de Sonate in D van
Mozartbenevens werken van Schu
bert, Ravel en Liszt uit.
In de zalen van de maatschappij Arti
et Amicitice exposeren vijf schilders
en de graficus prof. Kuno Brinks
nieuwe werken. Deze tentoonstelling
duurt tot 5 Maart.
niet. Klimt men tenslotte naar hoger
sferen, clan arriveert men in de afdeling
luchtverkeer, waar men het binnenlood
sen van een vliegtuig op Schiphol kan
horen. Dit bestaat uit een aantal fluit
tonen, die daar wel een bijzonder duide
lijk beeld van verschaffen.
Hoe het ook zij, men kan niets anders
doen dan eerbied gevoelen voor de wak
kere mannen van de verkeerspolitie, die
dag en nacht gereed staan voor de vei
ligheid van de weg en die ook al
weer op deze tentoonstelling voor
treffelijke mentors blijken voor de
jeugd, die zij met nimmer eindigend ge
duld inwijden in de regels van het spel.
BOEDA.
De liefde waarmee George Hendrik
Breitner zijn wereld opriep was zó onstui
mig, dat evenals bij Frans Hals de
eeuwen haar roes niet zullen temperen.
Niet slechts een stad dus, niet alleen Am
sterdam werd door deze eerste rassohilder
na Rembrandt herschapen. Is het onjuist
naam en faam van Anton Mauve te ver
eenzelvigen met diens heide-elegieën, om
dat zijn belangstelling wel degelijk ruimer
was dan die van het publiek, dat een hard
nekkige voorkeur voor zijn schapenstuk
ken toonde, evenmin is het juist Breitner
uitsluitend te erkennen als componist van
breed-georchestreerde stads-symphonieën,
omdat hij ook buiten de stad in niet geringe
mate zijn inspiratie vond.
Hoewel Christoffel Neurdenburg zijn
eerste leermeester was, werd Charles Ro-
chussen zijn mentor; nog toen Breitner op
de Haagse Academie was, had hij reeds
contact met deze fantasierijke vertolker
van de romantische historieschildering.Ver-
gelijking met diens pittige paarclenstudies
wijst uit dat de jonge Breitner veel aan
diens adviezen gehad moet hebben. Maar
toegerust met het élan der voortvarende
Tachtigers en erkennende de „zalig
making" van het Franse naturalisme, keer
de Breitner zich naar het leven. Rijper ge
worden schiep hij een paardenras dat verre
staat van de aristocratische viervoeters van
Rochussen, die de dragers waren van het
verleden.
Het zijn de noeste trekkers over hoge
bruggen of de driftig galopperende cava-
lerie-paarden, zoals die onder de „Gele
Rijders", het brutaal-vrij geschilderde
doek, reeds in 1886 voor het Rijksmuseum
aangekocht. We herkennen in deze ner
veuze dieren het temperament van de schil
der zelf, die overal het bruisende leven
zoekt om dit naar zijn eigen woorden
tot iets „waarlijk groots" te herscheppen.
Als een triest visioen doemt daarnaast het
afgebeulde „Witte paard van Montmartre"
op (Ao. 1884, Stedelijk Museum, Amster
dam), waarin een deernis is neergelegd, die
een vermeende picturale instelling, als
énige stimulans tot des kunstenaars schep
pingsdrang, loochent.
In heerlijke drift schiep hij voorts tal
van portretten, landschappen, stillevens en
figuurstukken, waaronder het monumen
tale van mevrouw FrenkelBouwmeester
in de rol van Francillon (Ao. 1887, even
eens in het Stedelijk Museum te Amster
dam). Naast „waarachtig-groot" geschil
derde naakten, gecomponeerd als land
schappen in de zonnegloed van zichzelf
verterende schildersdrift, bloeien als in
Oosters klimaat de meisjes-in-kimono
uit de kleurenweelde der ateliersfeer: no
bele verbeeldingen van ontwakend leven!
Maar het zij toegegeven: onweerstaan
baar trekt Breitner ons naar de stad, die
niet het décor maar cle bron was van het
leven dat hij jn figuur of atelierhoek, in
bloemenpracht of zelfportret gevangen
hield. De stad met haar straten en stegen,
haar „Dam" en heiputten, haar bruggen en
grachten, haar natte plaveisel en besneew-
de daken, dit alles gedrenkt in de melan
cholie waarnaar het wezen van Amsterdam
zweemt. Dat Breitner's eigen wezen met
deze melancholie harmonieerde, geeft de
nimmer strikt-topografische herschepping
van zijn geliefde stad haar eigenlijke
waarde. Het schijnt intussen dat de activi
teit, die tevens in het Amsterdam van
Breitner belichaamd werd, deze harmonie
van zwaarmoedigheid wil overstemmen.
Want vóór alles gaf de kunstenaar de
levende, de wérkende stad, in tegenstelling
bijvoorbeeld tot Willem Witsen, die Am
sterdam tot meditatie dwong in gevoelige
gevelcomplexeri aan stille grachten, waarin
het grote verleden zich weerspiegelt.
Als we dan met Breitner staan aan het
(hier gereproduceerde) Damrak, met het
gezicht naar het water gekeerd, dan vol
trekt zich achter ons het bonte leven van
Amsterdam in al zijn schakeringen, waarin
de schilder ook de verholen humor voel
baar maakte. En ik denk aan de gearmde
Jordaanmeiden, blootshoofds en met wollen
omslagdoeken, flanerend tussen welgestel
de beurslieden met hoge bolhoeden en
coquette joffers met pelerine, mof en voile.
Aan de zich reppende dienstmeisjes, toen
nog te onderscheiden door haar gesteven
wit-linnen mutsjes (als nimbus van pro
perheid!), aan de kinderen rennend tussen
de menigte, een hond er achter aan. Aan
de „aapjeskoetsier", temidden van de
paardentrams en sleperskarren, zijn hoge
hoed, traditioneel distinctief van zijn waar
digheid, onverstoorbaar boven het stadsge
woel uitdragend. Over het beweeglijke
scheepsg'edoe heen zien we het décor van
dit alles in de tegen elkaar aangeleunde
gevels aan de waterkant. En als we ten
slotte ervaren hoe de Oude Kerkstoren Am
sterdams oudste stadsdeel beheerst, dan
zouden we daarin een beeld van Breitner
zelf kunnen zien: één met zijn stad leefde
hij daarin als haar trouwe verliefde. Hoog
voor zijn geest boven haar uit, het vol
ledige beeld van haar schoonheid en haar
werkzaamheid in de wisseling van kleur en
licht, van weer en jaargetij in zich opne
mend. Zo verzekeren een kunstenaar en
een stad eikaars bestaan: leeft in Breitner's
oeuvre Amsterdam, in Amsterdam leeft
Breitner voor altijd voort.
H. P. BAARD.