Haar
emse geve
Isten
en
HARTENDORP
De „Schil-der-kunst" in Delft
Litteraire Kanttekeningen
H
Lieven de Key en Jacob van Campen:
twee bouwmeesters, twee werkwijzen
Over „De klucht van de Brave Moordenaar'
en de schrijver daarvan, Jos Janssens
„Schrijvers voor de keuze" (Getuigenissen over de cultuurtaak
van de schrijver) (D. A. Daamen's Uitg. Mij., 's Gravenhage)
Waarom risico lopen
bij een stofzuiger kopen
De sopraan Elize Snijders
geeft recital in Heemstede
Faedagogisclie temtoo nstellimg door
studenten ingericht
Agenda voor Haarlem
DE NIEUWE KERK TE HAARLEM
OVER MUZIEK
RECLAME
Uw matrassenreparatie
zonder prijsverhoging
H. DE GRAAFF
DE TONEELUITWISSELÏNG HAARLEM-POSTENDE
BOEKHANDEL H. DE VRIES
KOOPT BOEKEN
Amateurtoneel
Post voor militairen op
de „Van Oldenbarnevelt"
„Tehuis voor daklozen"
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1951
ET .^0NGfES VOOR culturele vrij- „onze" cultuur is een fictie. Picasso, Bra-
heid,-in de zomer van het vorig jaar que, Le Corbusier, Kokóschka, Moore, Gro
te Berlijn gehouden onder auspiciën van
het internationale tijdschrift Der Monat, is
ondanks de brede opzet het comité -werd
onder meer gevormd door Camus, Gide,
puhamel. Mauriac, Silone, Koestier, Plie-
vier en Dos Passos ronduit gezegd een
mislukking geworden. Het was daartoe
v3n meet af gedoemd, niet omdat de ope
ning daags na het uitbreken van de oorlog
in Korea plaats had, waardoor de beschou
wingen nóg wat nadrukkelijker politiek-
beklemtoond uitvielen, zelfs niet omdat de
plaats van samenkomst 150 kilometer ach
ter „het ijzeren gordijn" was gelegen, maar
omdat het onderwerp van gesprek als de
draak is, waaraan twee koppen groeien als
men er één afhakt. Dè vrijheid, dè cultuur,
dègeest, dè ..huidige crisis", dè „littérature
engagée" dat zijn stuk voor stuk termen,
woorden, als men wil leuzen, geworden
die nauwelijks nog een helder begrip ver
tegenwoordigen. Als een kameleon wisse
len ze van kleur met de levensbeschouwing
die hen adopteert; ze zijn tot dat deel van
de geestelijke inventaris gaan behoren,
waaruit elke „wereldbeschouwing" haar
arsenaal kan aanvullen.
Dat deze internationale gedachtemvisse-
üng nut heeft afgeworpen is minder te
danken aan het gevoerde „gesprek"
waaraan trouwens verschillende congres
sisten zich onttrokken door of niet te ver
schijnen öf de ontworpen rede niet te
houden dan aan de publicatie van de
voornaamste inleidingen, door de redactie
van „Critisch Bulletin" lofwaardig in boek
vorm samengevat en aangevuld met een
tiental commentaren van Nederlandse
auteurs die niet aan het congres deelna
men.
Leggen, aldus de kern van de vraag, de
„noden van deze tijd" aan de kunstenaar,
aan de schrijver, een taak op? Of imeer in
het bijzonder gesteld: is de schrijver mo-
reel-sociaal verplicht zijn kunst welbewust
in dienst te stellen van de verdediging dei-
bedreigde geestelijke (en maatschappelijke)
vrijheid? Is hij geroepen zijn litteratuur te
binden aan een vooropgezette doelstelling,
tot een „littérature engagée"?
Zuiver en scherp is het probleem, als
men het zo noemen wil, gesteld door Albert
Camus. In een wereld waarin Kaïn miet
alleen Abel doodslaat, maar dit bedrijf bij
wijze van methode en in naam van de
logica, uitoefent in een wereld dus van
geweld, bedreiging, intimidatie, een ont
vleesde wereld waarir spookgestalten
rondwaren op zoek naar een verloren
vriendschap met de natuur e» met de
mensen, in die wereld zal de kunstenaar
krachtens zijn wezen, zijn creatief vermo
gen, nooit of nimmer zwichten en de zijde
kiezen van het openlijk of vermomd ge
weld, aldus de strekking van Camus' be
toog. De kunstenaar zou het niet kunnen
dan tegen de prijs van zijn kunstenaar
schap. Kunst schept, en scheppen is een
functie van het leven, niet van de dood.
Kunstenaars „getuigen van het vlees, niet
van de wet". Van de kiemende aarde, niet
van de verstarring. Vrijheid is niet alleen
de voorwaarde tot de kunst, ze is er als
levensuiting de voedster van. Met instem
ming zal Camus geluisterd hebben naar de
Amerikaanse professor Borgese, toen deze
zich op Tolstoi beriep, voor wie men
leze er zijn beschouwing „Wat is Kunst?"
eens op na de kunst geen bijkomstigheid,
geen toegift op het leven was, maar een
orgaan ervan, een vrucht van de aarde. En,
peinst de schrijver van „Oorlog en Vrede",
zij is het die „te weeg kan brengen dat het
geweld opzij werdt gezet". Dat i-s de adel
der kunst en geen „littérature engagée",
waartoe het dertiende punt der congres
resolutie wil suggereren. Elke waarachtige
kunst is dienend: ze dient van nature, zelfs
dan als ze de gesmade ivoren toren betrekt,
want achter haar staat, hoe dan ook, de
mens, het menselijke. En hoe volstrekter
ze daaraan uitdrukking en vorm geeft, des
te zinvoller dient zij de vrijheid, neemt zij
deel aan „het verzet over de gehele linie"
(aldus Camus) niet krachtens een op
dracht, een plicht, een doelstelling, maar
door te zijn wat ze zijn moét: zichzelf
door te dienen waaruit ze voortkomt: het
leven.
Als een der Nederlandse commentatoren
heeft Vestdijk, met de scherpzinnigheid
hem eigen, enkele tot leuze verwaterde
begrippen tot hun kern teruggebracht en
de kunst, die uit zedelijke mede-verant
woordelijkheid andere richtsnoeren aan
vaardt dan die welke in haarzelf besloten
liggen, gesignaleerd als een „voorstadium
van een gedirigeerde literatuur en& ver
volgens van helemaal geen literatuur".
Men zal dan zijn aangeland in de wereld
waarvbor professor Lombardi waarschuw
de: de wereld van het kortste aller gesprek
ken, het pistoolschot het einde van onze
cultuur.
„Onze" cultuur? Herbert Read heeft het
onverbloemd gezegd en dat is heilzaam:
ADVERTENTIE
GA NAAR
DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK
Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51
Telefoon 16990 17696
Vanaf ƒ2.50 per week.
Ook voor reparatie en onderdelen van
alle merken.
pms, met olie en azijn in een slabak ge
mengd vormen tezamen nog geen cultuur,
want cultuur is een organisch gewas, een
groeiende eenheid van levensvorm. Geen
pistoolschot dat haar kan wekken. Zoals
evenmin een litterair engagement dat kan.
Er is in andere toonaarden gezongen op
het Congres. Voorstanders van een dienen
de kunst, die de uitdrukkingsvorm zou
moeten zijn van de historische fase waarin
wij verkeren, op straffe van geen kunst
meer te heten, hebben zich evenmin onbe
tuigd gelaten. Wat daarmee aan de orde
werd gesteld is waarom zou men het
woord mijden niets anders dan de ten-
denz-litteratuur, in de engere betekenis van
het woord.
Wordt de kunstenaar, de litterator, daar
mee inderdaad voor een keuze gesteld? De
scheppende mens kiest steeds enkiest
nooit. Hij meent te kiezen en al schrijvende
wordt hij gekozen. Hij schrijft wat hij is.
Elk ander „willen" dan het innerlijke
„moeten" is onwaarachtigheid en derhalve
géén kunst. Daar brengt geen pistoolschot
verandering, in. Of hij zonder te betogen
getuigt, of hij getuigend van het bijzondere
en tijdelijke uitdrukking geeft aan het
algemeen-menselijke, is afhankelijk van
zijn grootheid die geen engagement hem
verlenen kan.
C. J. E. DINAUX.
Op Dinsdagavond 20 Februari geeft de
sopraan Elize Snijders een zangrecital in
het Nederlands Hervormd Jeugdhuis aan
de Herenweg te Heemstede, met pianobe
geleiding door mevrouw Barnard-de
Graaf.
Haar programma vermeldt onder meer
werken uit Indonesië van de componisten
Frans Wiemans en Constant van de Wall.
Eerstgenoemde, ook bekend als pianist,
heeft zich bij het op muziek zetten van
de Wij-zangen van Rabindranath Tagore
laten inspireren door de gamelan. Van
deze exotische klanken gaat een sfeer van
rust en weldadigheid uit. Ook Constant
van de Wall is een kenner van de Oos
terse cultuur, hetgeen kan blijken uit zijn
opera „Attima". In zijn „Maïeise liede
ren" heeft hij er zich toe bepaald passende
pianobegeleidingen aan bekende volks
melodieën toe te voegen, evenwel zodanig
dat men ze mag beschouwen als juweel
tjes in de zanglitteratuur.
Elize Snijders genoot voor de oorlog in
Indonesië een grote reputatie als zangeres
met meer dan gewone gaven. Haar réper
toire van Europese muziek (zij brengt
onder meer „Les cloches" van Debussy en
„La vie antérieure" van Duparc ten ge
hore) verraadt zowel bijzondere ijver als
muzikale intelligentie. Javaanse kranten
prezen het volume van haar mooie stem,
haar gevoelige dictie en sonore intonatie.
Zij werkte mede aan talrijke oratorium
uitvoeringen.
ZATERDAG 17 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „Het verborgen vuur"
(Comedia), 8 uur. Concertgebouw: Feest
avond NVV, 8 uur. Bronstaeweg 76, Heem
stede: openbaar huisconcert 4.30 uur. Brink
man, Plein: Jongerenorganisatie „Vrijheid
en Democratie", 8.15 uur. Spaarne: „Het ge
heim van de „X 94", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur
(Zondag 2, 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans Hals:
„De zwarte demon van Bali", 2.30, 7 en 9.15
uur (Zondag 2, 4.30. 7 en 9.15 uur). Rem
brandt: „Operette", alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Palace: „Per raket naar de maan",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „pet
dodende licht", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
City: „Huwelijk is geen hanadelszaak", alle
leeft., 2,15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 18 FEBRUARI
Stadsschouwburg „Het verborgen vuur"
(Comedia), 8 uur. Gem. Concertgebouw:
Feestavond NW, 8 uur. City: Zondagmor
genvoorstelling Zamboanga, 11 uur. Biosco
pen: Middag- en avondvoorstellingen. Ge
bouw Cultura: Nederlandse Vereniging van
spiritisten „Harmonia", wijdinsgmorgen
10.30 uur.
MAANDAG 19 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „Het dubbelleven van
Sir William", 8 uur. Bioscopen: Middag- en
avondvoorstellingen.
De Delftse Studenten-Kunststichting
heeft met welwillende medewerking van
verschillende Nederlandse bezitters een
paedagogische tentoonstelling van moderne
kunst in het Prinsenhof te Delft ingericht.
Het doet ongetwijfeld fris en origineel aan
als de speciale commissie in de catalogus
verklaart „prat te gaan op haar oppervlak
kigheid". In dezelfde komische geest is ook
de affiche der tentoonstelling ontworpen.
Delft, de stad van Vermeer, hangt thans
vól met afbeeldingen van de bekende Gro
ningse leesplankjes van aap en noot, van
Ot en Sien. En dat éénlettergrepige stelsel
heeft ook het woord schilderkunst in drieën
doen vallen: schil-dei'-kunst. Het is blijk
baar de bedoeling ons duidelijk te maken
dat we met het begrijpen van de moderne
kunst nog in de kinderschoenen staan öf
dat we van meet af aan moeten hèr-begin-
nen. Ook de verdere tekst van dit affiche
lijkt ons niet zonder subtiele ironie. In de
bekende slogan-stijl van: Dieren zien u
aan, Komedianten trekken voorbij, of Klok
ken luiden boven Timboektoe, krijgen we
hier de slagzin „Delftse studenten leren u
moderne schilderkunst zien".
Nadat aldus op paedagogische wijze de
zin voor humor bij de bezoeker is losge
maakt, gaat deze door de doolhof van zalen,
langs de unieke historische doorkijkjes
waaraan ons Nederlandse „Hampton
Court" zo rijk is, langs de prachtige expo
sitie „Vermeer in Delft", naar de reusach
tige zaal waar deze moderne expositie ge
houden wordt. Bij het binnentreden blijkt
dat er zeven kunstrichtingen worden on
dersteld: de érg verbleekte Pointillisten, de
nog steeds overtuigende Expressionnisten,
de vitale Fauves, de Kubisten, de Abstrac
ter de erg magertjes lijkende „Stijlgroep"
en de heterogene verzameling der Surrea
listen. Een collectie van gekleurde platen
geeft een 'goed overzicht maar hier had
wel even duidelijk mogen vermeld worden
dat al deze (ongeveer vijftig) afbeeldingen
ontleend zijn aan het drie-delige stan
daardwerk. „Histoire de la Peinture mo
derne" (Geschiedenis van de moderne
schilder-kunst) dat in 1950 bij Albert Skira
is verschenen. Dit meesterwerk bevat bijna
driehonderd van dergelijke gekleurde il
lustraties. Ook de verdere methode van
toelichting is aan anderen ontleend. Het
Parijse „Musée de l'Impressionnisme" in
de Jardin des Tuileries kent reeds lang de
hier gebruikte box-den met korte aanwij
zingen. In Delft gaan deze aanwijzingen
echter niet dieper dan de schil der kunst:
het vlees van de vrucht wil men ons nog
niet laten proeven.
De inrichters dezer expositie beperkten
zich tot een tegenover elkaar stellen van
een eeuwenoud en modern détail. Naast
een pointillistisch werk van Jan Toorop
wordt een oud-Romeins mozaïek gehou
den: in beide moeten geïsoleerde kleur
vlekken één kleur- of licht-impressie doen
ontstaan. Naast een expressionnistisch werk
van Chabot een figuurstuk van Greco: de
déformatie van de menselijke figuur wordt
dus even als probleem duidelijk gemaakt.
Het kubisme van Léger krijgt een stads
beeld van Giotto naast zich, waarin óók
veel kubussen voorkomen. De abstracte
kunst van P. Ouborg wordt vergeleken met
een afbeelding van een Indiaans kleedje,
r™""
waardoor het decoratieve element wordt
geaccentueerd. Wie de werken en degelijke
studies van André Lhote kent, voelt dat
deze laatste paedagogische vergelijking
nauwelijks een vingerwijzing mag heten.
Ten slotte zal een détail van „Orso" door
Van 't Net in een schilderij van Jeroen H.
Bosch één van zijn geestelijke voorbeelden
moeten erkennen. In de catalogus wordt
dit werk van E. van 't Net gedateerd als te
zijn ontstaan in 1948. Is dit juist? Het lijkt
ons zeker twaalf jaar oud. Van de invloe
den zouden we zeker die van IJvr;s Tan guy
willen noemen, maar óók het litteraire sur
realisme vindt hier verwantschap. Is dat
er op afgebeelde net een toespeling op de
naam van de schilder? Het werk lijkt ons
vol puzzles en symbolen te zitten, hetgeen
echter niets afdoet aan de meesterlijke
stofuitdrukking waartoe hij in staat is.
De gevolgde methode der indeling in
richtingen (in „-ismen") brengt kunste
naars bijeen, die innerlijk niets met elkaar
te maken hebben. Een Kandinsky met zijn
streng-logische evolutie kan niet met an
dere „abstracten" in één laatje worden ge
stopt, zonder dat zijn individualiteit ge
kneusd wordt. De gehele hier gevolgde
methode der détail-vergelijkingen hecht te
veel aan het geschilderde, onderwerp, aan
de voorstelling. De modernen laten juist
dat onderwerp vallen. De ware inhoud van
de kunst ligt tussen het beschilderde lin
nen enerzijds en het oog van de beschouwer
anderzijds. De kunst rust in de geest.
Deze tentoonstelling zal niet nalaten bij
velen de liefde voor de kunst te verdiepen.
De ongeveer vijftig werken (alle uit Ne
derlands bezit) zijn met zorg gekozen. En
kele oefenden weer hun oude charme uit.
De magische Fluitspeler van Herman
Kruyder, de geweldige en grimmige Man
dril van Kokoschka, de monumentale
Baadster van Raoul Dufy, een Clown van
Georges Rouault, de bijna profetische
Horde van Max Ernst zij getuigen van
de fijne intuïtie waarmede deze expositie
door de Delftse studenten is gearrangeerd.
Zij blijft geopend tot 24 Maart.
H. SCHMIDT DEGENER
Het was in het jaar 1613 dat Lieven de
Key zijn werk aan de toren van de Nieuwe
Kerk te Haarlem, toen nog St. Annakerk
genoemd, voltooide.
De verandering, die de oude St. Anna
kerk en haar directe omgeving binnen de
tijd van vijftig jaren onderging, is de af
spiegeling van de artistieke strijd van twee
bijna tegengestelde richtingen in de archi
tectuur van die dagen. Deze strijd was een
strijd van ideeën. Lieven de Key en Jacob
van Campen waren de bouwmeesters, die
haar voerden in dit veelbewogen gedeelte
uit de bouwgeschiedenis van'de Nieuwe
Kerk.
De Key was een man van de oude stem
pel, een ambachtsman. Hij diende de kunst
bij intuïtie, zonder veel woorden. Toen de
vroedschap hem opdroeg een toren te ont
werpen voor de St. Annakerk, had hij reeds
op andere belangrijke punten van de stad
duidelijk zijn sporen als architect en stede-
bouwkundige verdiend. Hij was het, die
steeds had getoond bijna volmaakt de kunst
te verstaan om op historische grond en aan
sluitend bij oude en fraaie situaties op de
modernste manier te bouwen. Zowel de
Waag als de Vleeshal zijn daarvan uitblin
kende voorbeelden. Hij wist van een ge
geven bouwkunstige situatie volledig ge-
De Nieuwe Kerk te Haarlem, uit Noord
westelijke richting gezien.
Gevelsteen in het pakhuis der firma
A. J. v. d. Pigge op de Botermarkt.
In de regel vindt men (musea natuurlijk
uitgezonderd) gevelstenen alleen in per
celen waar zij in vroeger eeuwen tijdens
de bouw zijn ingemetseld.
Het pakhuis der firma A. J. v. d. Pigge
op de Botermarkt maakt daarop een uit
zondering. De hierboven gereproduceerde
steen „de Hoop" zit daar pas 25 a 30 jaar.
De firmant de heer A. J. M. van Os is een
verzamelaar van mooie oude voorwerpen
(hij heeft o.a. een grote collectie gapers).
Toen hij die oude gevelsteen in Amsterdam
kon kopen, bestemde hij die voor zijn pak
huis. Het is niet met zekerheid vast te stel
len waar die steen vroeger de gevel ver
sierd heeft. Er is evenwel een sterk ver
moeden dat hij afkomstig is van het per
ceel Ridderstraat 24, waar indertijd (het
huis is 1620 gebouwd) 3 stenen gevon
den werden, voorstellende Geloof, Hoop en
Liefde. Omstreeks 1900 zijn de stenen bij
een verbouwing verwijderd. Het is niet be
kend waar de twee andere stenen zwerven.
De beeldhouwer die in het begin der 17e
eeuw de Hoop in steen hakte, heeft uit het
zeemansleven een symbool gekozen; het
anker dat de zeeman hoopt uit te werpen
na behouden aankomst in de haven van
bestemming.
ADVERTENTIE
Door onze grote voorraad
's morgens gehaald, 's avonds gebracht
HAARLEMS MATRASSENHUIS
Gr. Houtstraat 103 - Haarlem - Tel. 11485
Het gezelschap van Haarlemse ama
teurs heeft met de opvoeringen van
„Achter Wallen en Poorten" een voortref
felijke indruk in Oostende gemaakt. Voor
onze bevriende Zuiderburen zal dit onge
twijfeld aanleiding zijn, om bij hun te
genbezoek aan Haarlem, dat op Tweede
Paasdag (26 Maart) plaats heeft, door een
uiterst verzorgde voorstelling eveneens
een demonstratie te geven van het hoge
peil, waarop het huidige dilettanten-to
neel in België over het alg^neen verkeert.
Een demonstratie, welke voor de talrijke
beoefenaars van het toneelspel in Haar
lem en omstreken interessant vergelij
kingsmateriaal zal opleveren.
De handeling van „De klucht van de
Brave Moordenaar", het stuk dat voor
deze opvoering is uitgekozen, speelt zich
af in het stadje Veurne, niet ver van
Oostende verwijderd. De directeur van de
plaatselijke gevangenis gaat onder zware
zorgen gebukt, omdat de cellen wegens
gebrek aan misdadigers reeds vele maan
den leeg gebleven zijn. Hij vreest dan ook
dat de autoriteiten binnenkort tot ophef
fing zullen overgaan. De leveranciers ko
men van tijd tot tijd belangstellend naar
de stand van zaken informeren, maar ook
zij moeten steeds tot hun grote teleurstel
ling vernemen, dat de situatie nog altijd
onveranderd is. Geen wonder, dat de ar
restatie van een reeds lang gezochte moor
denaar met grote vreugde wordt begroet,
ook al blijkt hij later volkomen onschul
dig te zijn. Hij geniet in de gevangenis
het leven van een prins en krijgt als be
loning voor alle doorstane emoties aan
het slot de lieftallige dochter van de ci
pier tot bruid.
Van dit snaakse gegeven heeft Jos.
Janssens een leuk en onderhoudend blij
spel geschreven, tintelend van de speci
fiek Vlaamse leut, die een grote aantrek
kingskracht uitoefent, zonder enige bana
liteit.
Jos. Janssens is een van de populairste
hedendaagse Vlaamse toneelschrijvers. Hij
was oorspronkelijk werkzaam als douane
beambte te Adinkerke, dicht bij de Franse
grens. Na afloop van zijn dagtaak speelde
hij toneel. Hij was tevens regisseur van
de plaatselijke vereniging „De Duinen
kerels". Bij gebrek aan geschikte stukken
waagde hij zelf eens een poging en schreef
„De Wonderdoktoor". Het werd gespeeld,
en kort daarop zelfs gedrukt en uitge
geven. Tijdens een toneel-congres te
Oostende ontmoette Janssens de heer D. J.
Klaassen, de voorzitter van het Koninklijk
Van Neste Genootschap (het gezelschap
dat binnenkort naar Haarlem komt), bij
welke gelegenheid laatstgenoemde dit
stuk ter inzage vroeg. Na lezing besloot
hij onmiddellijk het door zijn vereniging
te laten opvoeren. Met de schrijver in de
rol van de jonge dokter behaalde dit blij
spel te Oostende een groot succes. De re
gisseur van de Koninklijke Nederlandse
Schouwburg te Antwerpen, die de opvoe
ring had bijgewoond, nam het mee naar
de Scheldestad, waar het maanden ach
tereen werd gespeeld. Vervolgens ging het
naar Brussel, Mechelen, Gent en de an
dere Vlaamste steden. Ook kwam er een
Franse vertaling onder de titel „Le gué-
risseur malgré lui". In Nederland nam
het voormalige Rotterdams Toneel het
stuk op het répertoire. Johan Elsensohn
vervulde er de hoofdrol in.
Door dit onverwachte succes kreeg de
schrijver een flinke dosis zelfvertrouwen.
Hij putte hieruit voldoende kracht om
nog vele verdienstelijke stukken af te le
veren. De bekendste hiervan zijn Helden
dorp, De Koning drinkt en Pension les
Crevettes, alle echt Vlaams-folkloristi
sche taferelen. Verder bewerkte hij „Jane
Eyre" voor het toneel en schreef hij een
historisch stuk over Jacoba van Beieren,
dat verleden jaar nog op het Landjuweel
te Antwerpen door „De Rupelgalm" uit
Boom werd opgevoerd.
Dat het Koninklijk Van Neste Genoot
schap zijn „Klucht van de Brave Moor
denaar" voor haar representatie in Haar
lem heeft uitgekozen, is reeds daarom zo
interessant, dat men de zeldzame gelegen
heid krijgt de vertoning een specifiek
Vlaams stuk in de juiste sfeer en toon bij
te wonen.
bruik te maken. Niet echter doordat hij
vormen overnam uit de omringende ge
bouwen, integendeel. Hij was een veel te
levendig man en een te sterke persoonlijk
heid om een naprater of een nabootser te
zijn.
De nieuwe St. Annatoren zou dan ook
helemaal niet lijken op enige andere toren,
maar als geheei naar vorm en verhou
ding samen met de St. Annakerk en de
omliggende nauw aaneengesloten bebou
wing, van een nieuwe harmonie getuigen.
Het mag dus vooral De Key's bijzondere
verdienste heten, behalve dat zijn toren
heel mooi is, dat hij er in slaagde de plaats
waar hij bouwde een nieuwe toets te ver
lenen. Zoals ook aan de Grote Markt, waar
de Vleeshal niet alleen een fraai détail
temeer kwam vormen, maar bovendien het
plein een gewijzigd, doch zeker niet min
der aantrekkelijk karakter verschafte.
Hij was e#n vernieuwer op de fijnzinnig-
ste wijze en allerminst behoudend van
aard. Bij al zijn „moderniteit" was hij een
man met gróte achting voor het historisch
gevormde. Nooit greep hij in bestaande be
bouwingen in. Ook als hij kleine uitbrei
dingsplannen voor de stad ontwierp, ont
wikkelde hij steeds het reeds bestaande
beeld. Zo was het met de St. Annatoren.
De Key was er de man niet naar voor zijn
meesterwerk een „passende omgeving" te
willen scheppen. Zijn toren was zo ontwor
pen, dat de omgeving passend werd door de
ruimte-vormgevende werking, die er van
uitging.
Een man van een totaal verschillend ge
halte was Jacob van Campen, die dertig
jaar later bij deze toren de zogenaamde
Nieuwe Kerk ontwierp. Van Campen, een
der eerste Nederlanders, die zich als „archi
tect" (als met-ambaehtsman-ontwerper)
opwierp, had in Italië gestudeerd en was
veel meer dan De Key,- een man van de
wereld. De werken van de grote meesters
van de Italiaanse Renaissance, als Alberti
en Palladio,. waren zijn voorbeelden. Hij
was een moderne geest met grote ontwik
keling, die de vroedschap spoedig voor zijn
ontwerp voor de monumentale Nieuwe
Kerk wist te winnen.
Zijn werkwijze verschilt volkomen van
die van De Key: deze maakte steeds in een
gegeven situatie een gebouw, Van Campen
paste een situatie bij zijn ontwerp aan.
De Nieuwe Kerk. aanmerkelijk groter
dan de St. Annakerk, kon onmogelijk op
dezelfde oppervlakte staan, zodat voor de
verwerkelijking van Van Campen's plan
nen behalve de oude kerk ook vele van de
omliggende huizen moesten worden afge
broken. Eén voor één vielen ze opdat zijn
Nieuwe Kerksplein gerealiseerd zou kun
nen worden. Dwars door een bestaand
huizenblok werd de Nieuwe Kerkstraat
aangelegd, zonder enige andere aanleiding
dan terwille van zijn plan en monumenta-
liteitszucht. De invloed van Van Campen en
zijn geestverwanten was zeer groot en niet
zonder weemoed bedenken wij, dat met
Lieven de Key de laatste grote bouwmees
ter-handwerksman heenging. Thans begon
de tijd van de planmatige architectuur en
stedebouw. Zonder aan Van Campen's grote
begaafdheid te kort te doen, kunnen we
zeggen dat hij ons, hoewel hij de stad met
een schoon bouwwerk versierde, met zijn
nieuwe academische vormleer niet die
poëzie heeft laten zien, die de architectuur
van schijnbare willekeur van voorheen zo
zeer bezat.
En het is misschien helemaal geen toeval
dat de schilders van stadsgezichten, als
Gerrit Berckheyde, die niet moe werden de
Grote Markt uit alle hoeken te schilderen
deze voor hen wellicht nuchtere architec
tuur voorbij gingen. Weliswaar maakte
Saenredam van de Nieuwe Kerk enige
tekeningen, maar hij was dan ook een echte
schilder van architectuur, die zich van de
eigenlijke plastische werking van een ge
bouw in het stadsbeeld geen rekenschap
gaf.
NICO H. ANDRIESSEN.
Onlangs werd in Den Haag het optreden
van een pianist aangekondigd met de ver
melding „de keizer der pianisten". Wat is
dit eigenlijk voor symboliek? Betekent het
dat deze man een wereldrijk van pianisten
bestuurt en is daar misschien een ontelbare
horde van luisterende slaven bij inbegre
pen? Is hij begonnen als veelbelovend
prinsje, daarna door uitbreiding van zijn
répertoire tot koning geworden en eindelijk
door een formidabele aanslag, mitsgaders
het overwinnen van schijnbaar onspeelbare
moeilijkheden, tot keizer gekroond? Wordt
deze titel in sommige landen gewijzigd tot:
de president of de dictator der pianisten?
Is hij hoger dan Sinterklaas en moet het
publiek volgens een zekere ritus het hoofd
tot de knieën buigen als hij op het podium
komt en georganiseerd snikken als hij
heengaat? Waarom heeft hij geen kroon
op, of is de krans der witte haren een on
vervangbare tiara? Is er geen vrees voor
een samenzwering onder de andere pianis
ten die hem een beentje willen lichten?
Want de andere virtuozen willen natuurlijk
allemaal keizer worden en voor de gehele
wereldgeschiedenis was het keizerschap
(heet dat zo?) altijd een hachelijke zaak.
Maar sinds er keurig-nette wedstrijden in
zwang gekomen zijn, kan deze zaak zich
misschien heel sympathiek ontwikkelen.
Voor zover ik weet werd deze keizers
titel niet door enige volksstemming beslist
en erfopvolging lijkt mij in dit geval, waar
bij het vak door noeste arbeid onder de
knie en in de handen moet komen, ook niet
waarschijnlijk. Nee, het zal een joviaal ge
baar van de impresario zijn. Vol enthou
siasme over de vorstelijke oppermacht van
de pianist roept deze vurige bewonderaar
de reclamedrukker toe: hij is de keizer,
hij is het, hij alleen. Natuurlijk is dit en
thousiasme gevoed door de herhaalde suc
cessen welke de pianist (ongetwijfeld ver
diend) heeft behaald. En zo hartelijk zijn
de impresario's .in het algemeen, dat zij
zelfs wel meer keizers zouden willen be
moederen. Ja, hoe meer hoe liever, want
het enthousiasme is een aangename zaak.
Zij zijn dan ook meer in hun schik met een
zware keizer dan met lichte prinsen in
het vak.
Ik heb de bewuste audiëntie van de
roemrijke vorst niet bijgewoond, hoewel ik
overigens royalistisch van overtuiging ben.
Indertijd moet ik de pianist wel eens ge
hoord hebben, maar ik weet het niet zeker.
Ik weet dat ik veel prinsen, koningen, en
zovoorts in de kunst van het pianospel heb
gehoord, maar door welke eigenaardig
heden moet ik zeker zijn van het feitelijke
onderscheid?
Het gehele muziekleven rammelt van
pathetisch geschreeuw en politiek geharre
war en het zal wel nooit anders worden. Af
en toe meent men dat de Schoonheid en de
Vrede als twee bibberende duifjes op een
dak zitten. Maar sinds ik gehoord heb dat
duiven nogal vechtlustig uit jaloezie zijn,
geeft deze gedachte niet veel troost.
Weest u niet bang dat ik een vereniging
tot verbetering van het muziekleven of ter
sanering van het huwelijksleven der dui
ven zal oprichten. Het zou doelloos zijn. Het
is beter de toestand te nemen zoals hij is
en deze als een eindeloos schouwspel onbe
zorgd te bekijken. Daartoe geeft ons trou
wens de schoonheid zelf het voorbeeld,
want het lijkt misschien soms wel of zij
lijdt onder al de hebbelijkheden der wereld,
maar in werkelijkheid leeft zij ondanks
alles, stralend en wel, dan hier, dan daar,
al naar uw muziekliefhebbende hart haar
stem hoort en verstaat.
Dit opstelletje is slechts een vriendelijk
spotternijtje en het kan dit wezen omdat ik
de zaken niet zwaarder neem dan ze zijn.
De reclame behoort bij de vele gekke din
gen in het wereldlijk gedoe; het is nu een
maal niet anders. Het gedrang bij de gar
derobe is veel hinderlijker. Het zou niet
alleen sentimenteel maar ook kortzichtig
zijn om de schoonheid te beklagen en het
is ook bekrompen om met ontzag naar de
uiterlijke effecten in het muziekleven op
te zien.
Het zóu niet doelmatig zijn terwille van
de muziek de concerten af te schaffen en
voor de organisatie van een en ander zijn
de impresario's nu eenmaal onontbeerlijk.
Wie echter innerlijk de muziek als een Ko
ningin erkent heeft geen behoefte, in haar
rijk andere staatshoofden uit te roepen.
ADVERTENTIE
Afd. Antiquariaat
Ged. Oude Gracht 27 - Haarlem
enkele stuks, zowel als gehele bibliotheken.
Aan huis te ontbieden.
HENDRIK ANDRIESSEN
Post, bestemd voor naar Nederland te
rugkerende militairen aan boord van het
troepenschip „Johan van Oldenbarnevelt",
welke in een der tussenhavens zal worden
uitgereikt, moet uiterlijk op 19 Februari in
Nederland ter post worden bezorgd. Be
halve de gebruikelijke gegevens dient het
adres alleen de vermelding te bevatten
„Aan boord van het troepenschip „Johan
van Oldenbarnevelt" op thuisreis naar
Nederland".
De arbeiders-toneelvereniging „Herman
Heijermans" heeft de vorige keer zo'n goede
beurt gemaakt met de opvoeringen van
„Duif en Doffer" door Johan Elsensohn,
dat het bestuur het verstandige besluit
nam voor de volgende speelbeurt in dit
seizoen „Het kind van de buurvrouw" van
dezelfde schrijver te kiezen. Ook daarmede
zal men stellig, rekening houdend met de
krachten van dit amateurgezelschap, op
een verdiend succes aansturen. Dat men
zich echter ook wel eens deerlijk kan ver
gissen, werd deze week tweemaal be
wezen door de vertoningen van het nieuwe
stuk „Tehuis voor daklozen" van Ed. J. M.
Terlingen en Henk Bakker, een zonderling
mengsel van allerlei brokken uit werken
die het beroepstoneel in de laatste jaren
het voetlicht heeft laten passeren, met een
paar snufjes eigen vinding.
Merkwaardig is vooral de overeenkomst
met „De Heilige" van Jan Lemaire, waar
uit enkele typen zonder veel omwegen in
dit nachtasyl zijn overgestapt. Maar niet
minder merkwaardig zijn de verschillen,
veroorzaakt door het alleen maar over
nemen van de uiterlijke verschijnselen. De
verschillende zwervers zijn in het begin
wel aardig en met karakteristieke trekjes
geschetst, maar niet zodra wordt de intrige
ontwikkeld of alles gaat hals over kop ver
keerd. Het chantage-geval bijvoorbeeld is
onzinnig, om dan maar te zwijgen van al
die nachtelijke misdadigheid. Doch naar
het applaus te oordelen waren er talrijke
toeschouwers, die zich konden verenigen
met de opmerking in het programma: „Er
is humor en gevoelig spel, spanning en een
aardige ontknoping, iets wat men niet altijd
voor één geld krijgt!"
Blijkens een mededeling van de voor
zitter had men slechts vijf repetities kun
nen houden. Wij zullen ons daarom maar
onthouden van een oordeel over de onder
leiding van de heer H. H. Kraneveld ge
leverde prestaties. Overigens waren de
manke straatmuzikant en de scherp uit de
hoek komende voddenkoopvrouw niet eens
zo gek. D. K.
Het vroegere kamp voor politieke de
linquenten te Domburg is thans jeugd
centrum van de stichting „Nieuw Walcheren"
en jeugdherberg van de N. J. H. C. met 192
plaatsen geworden.