De Natuurhistorische Vereniging gaat gouden jubileum vieren Enny Meunier als opvolgster van Myra Ward in „De eerbiedige lichtekooi" van Sartre BACH'S MTTHAEUSPASSION Er wordt een warmere tijd verwacht De kleine wereld Vijftig jaar geleden werd Peter Benoit als een vorst ten grave gedragen Feestelijke bijeenkomst in Krelagehuis Agenda voor Haarlem Het gesmolten ijs deed de zeespiegel rijzen Geen bioscoop aan Plein te Haarlem DONDERDAG 8 MAART 1951 ADVERTENTIE de twfttafi'SpecïatJsten Weer dan Jaer. nieuwe modelle.ri.zijn vindt U jf feij Een bril Keip dat is goed gfeiien. x,Gr- Hoótstraat. naast Luxor" <-ï5saOTW^ Op deze foto's ziet men links Myra V/ard en rechts Enny Meunier in de titelrol van j)e eerbiedige lichtekooi" van Sartre, met Jules Verstraete als de senator in de scène uit het eerste bedrijf, waarin zij ertoe wordt overgehaald een voor een neger belas tende verklaring te tekenen. Het verschil in gelaatsexpressie is typerend. is aandoenlijker, zieliger. En Sartre schreef geen tragedie, maar een ouderwetse vorm van melodrama met een moderne inhoud. Laten wij er nog aan toevoegen dat van de andere hoofdrolspelers vooral Ko van Dijk misschien iets te oud voor het doel zich thans met minder zichtbare inspan ning tot dezelfde hoogte weet op te werken. DAVID KONING Nu Myra Ward op medisch advies rust moet houden, zoals wij kort geleden be richtten, zag de leiding van de toneelgroep Comedia zich genoodzaakt op uiterst korte termijn een plaatsvervangster ter vervul ling van haar rol in „De eerbiedige lichte kooi" van Sartre te engageren, aangezien dit stuk nog lang niet is uitgespeeld, in tegendeel nog dagelijks volle zalen trekt. Men slaagde daarin (mede dank zij de be reidwilligheid van het Rotterdams Toneel) boven iedere verwachting en binnenkort zal ook het Haarlemse publiek kunnen constateren dat de voorstelling weliswaar een verandering, maar geenszins een ver zwakking heeft ondergaan, nu Enny Meunier als de met een der excessen van de rassenhaat in Amerika geconfronteerde Lizzie MacKay voor het voetlicht treedt. Deze actrice, een dochter van de ver maarde Marie Meunier-Nagtegaal, geniet reeds lang een bijzondere reputatie wegens haar vermogen om rollen van anderen op te nemen. Zij speelde dan ook het krasse staaltje klaar om na een voorbereiding van nog geen anderhalve dag, waarin zij de tekst, feilloos memoriseerde, Myra Ward meer dan bevredigend op te volgen. Als er slechts van navolging sprake was dan be hoefde er nauwelijks melding van te wor den gemaakt. Per slot van rekening is deze titelrol ongemeen sterk geschreven en bie den voorts de dramatische situaties hoe men daar verder ook over denken moge begerenswaardige kansen. Enny Meunier heeft er echter kans toe gezien niet in de manier van haar voorgangster te vervallen, doch een eigen opvatting te huldigen. Men heeft hier toch wel met voor de stand van onze toneelspeelkunst verheu gende verschijnselen te doen. Eerst zorgde namelijk Myra Ward voor een verrassing. Men kende haar in hoofdzaak door haar plezierige vertolkingen in het luchtige genre, als het dartele meisje vooral, met een opmerkelijke begaafdheid voor het ko mische. En nu ontpopte zij zich (plotseling mag men niet zeggen, want men had ei- voldoende kleine bewijzen van) als de be zitster van wat men gewoonlijk noemt: een dramatisch talent van d'e eerste rang. Zij had als de lichtekooi Lizzie MacKay vele brillante momenten. Doch er was, beseft men achteraf, toch een belangrijk tekort: haar raffinement maakte het enigszins on waarschijnlijk dat zij zich door de fluwelen tong en de kwasi-gevoelige argumenten van senator Clarke van haar stuk liet brengen. Men zou menen dat een zo door de wol geverfde vrouw dergelijke praatjes onmiddellijk dóór heeft, al moet gezegd worden dat Myra Wai-d deugdelijk aan dit bezwaar tegemoet kwam door het sugge reren van een gemakkelijk op te wekken sentimentaliteit. Daarmee was trouwens haar op kreukbaarheid beproefde zin voor rechtvaardigheid zeer goed te rijmen. Maar hoe dan ook: zowel deze harde levens houding als de weke inslag waren, zij het op sublieme wijze, gemaakt. Enny Meunier, als actrice stellig haar mindere, is als type veel directer te aan vaarden. Zij maakt deze Lizzie MacKay iets zachter en lijdzamer, maar toch met voldoende emotionele reserve om waar nodig in vlammende toorn haar hart te luchten. Bij haar overweegt het natuur lijke element, waardoor zij vollediger in de situaties kan opgaan. Hier sluit men op een belangrijk verschilpunt: de rol van Myra Ward is grootser van allure, bijna tragisch te noemen. Die van Enny Meunier Ook Lucas Wensing niet langer aan „Comedia" verbonden De acteur Lucas Wensing, die van de op richting af lid was van d'e toneelgroep j Comedia. heeft thans eveneens het bericht gekregen dat zijn contract niet verlengd zal worden, zodat hij het volgend seizoen geen 1 deel van het gezelschap meer uitmaakt. Lucas Wensing heeft zich bij Comedia vooral onderscheiden als ontwerper van doorgaans voortreffelijke décors. Zijn werk voor „Het verborgen vuur" van Steinbeck is met het spel van Guus Hermus het best geslaagde van de gehele voorstelling. Het is moeilijk zich het gezelschap zonder deze betrouwbare steunpilaar voor te stellen. BACH EN BRUCKNER OP LAATSTE DINSDAGAVOND-CONCERT Het tiende en laatste H.O.V.-concert in de Dinsdagavond-serie heeft plaats op 13 Maant. Voor de uitvoering van de Zevende Symphonic van Anton Bruckner wordt het orkest versterkt met vier Wagnertuba's van het Concertgebouw-Orkest te Amsterdam, voor de pauze werkt Janny van Wering als soliste mee aan het Concert voor elave- cimbel en ox-kest in d kleine terts van Bach. Aanvankelijk zou op deze avond de violiste Camilla Wicks optreden, doch deze is ver hinderd naar Nederland te komen. Het con cert staat onder leiding van Toon Verhey. ADVERTENTIE NOORSE SOKKEN In een der zalen van het Haarlemse Kre lagehuis zullen de Haarlemse leden van de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging op Vrijdag 16 Maart een feestelijke bijeen komst beleggen om het vijftigjarig be staan van hun vereniging te vieren. De heer C. Sipkes neemt het hoogtepunt van het programma voor zijn rekening: een lezing met lichtbeelden over „Het nationale park Kennemcrduin". De dag daarop zullen de leden onder leiding van de heer Sipkes een wandeling door dit park maken. Van ouderdomskwaaltjes heeft de jubi lerende vereniging geen last. Een blik in haar werkprogramma vertelt u onmiddel lijk dat het bestuur niets nalaat om de be langstelling onder de leden gaande te houden. Iedere maand staan er lezingen, veelal met lichtbeelden, en dikwijls ook excursies op de agenda die bij de leden meestal een warm onthaal vinden. Het is zelfs zó, dat de afdeling Haarlem in verge lijking tot andere afdelingen in den lande in activiteit ver vooraan staat. Zoals dat bij iedere vereniging het geval is wordt de ene bijeenkomst wel eens een groter succes dan de andere. Zo trekken praatjes en plaatjes over paddestoelen de bijna twee honderd Haarlemse leden het meest. ADVERTENTIE door Dr. G. v. d. LEEUW. Een uitnemende beschrijving van het werk, met volledige oorspronkelijke tekst. Gec. ƒ2 50 Alom in de boek- en muziekhandel. DONDERDAG 8 MAART Gem. Concertgebouw: Concert Theo Bruins, 8 uur. Frans Halsmuseum: Haarlems Kunst Gemeenschap, lezing F. Bordewijk, 8 uur. Nassauplein 8: De Tempelbouwers, 2.30 uur, Zuiderkapel: spreker ds. I. Vasseur, 8 uur. O. R. G.-centrum, Westerhoutpark 1 A: flr. F. W. Zeylexnans van Emmichoven over Europa tussen Oost en West", 8 uur. Ge dempte Oude Gracht 47: spreker B. Phillips, duur. Schagchelstraat 26, Leger des Heils, Paasspel „Waarlijk Hij was Gods Zoon", 8 u. Kunstzalen Frans Heerkens Thyssen: Maris- tentoonstelling, 10—5 uur (tot 11 Maart). Rembrandt: „De vader van de bruid", alle Jfeft., 2, 4.15,' 7 en 9.15 uur. Palace: „Ver evenen vrouw", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Euxor: ,.Zo jongzo slecht", 18 j„ 2, 4.15, en 9.15 uur. City: „Paul Vlaanderen", 14 j„ dk, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Cassidy's °öer 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: "Bob Hope in de knoop", 14 j., 2.30, 7 en u.lo uur. VRIJDAG 9 MAART Concertgebouw: Bonte trein AVRO, Toon heimans, 8 uur. Wilhelminastraat 22: Ver- en'gxng van Spiritisten „Het Licht", bloemen zee, 8 uur. Zomcrluststraai 25: Haarlemse vereniging voor ziekenverpleging, jaarverga dering, 8 uur. Bioscopen: Middag- en avond- Voorstellingen. Zeeuwse belangstelling voor een toekom stige karbonade-leverancier op de eerste Paasveetentoonstelling in 1951, die deze week in Goes gehouden werd. In de jeugdgroep gaat het echter niet altijd naar wens. Er is namelijk een groot gebrek aan jeugdleiders. En eigenlijk valt dat te verwonderen. Het moet namelijk gebeurd zijn dat de jongeren op een goede dag het beleid van de ouderen afkeurden. Er werd volgens hen te weinig gedaan en met jeugdig enthousiasme werd beweerd, dat er meer actie in de natuur-historische brouwerij moest komen. En die activiteit zouden zij er wel eens in blazen. Dat mocht, vond het bestuur. Die toestemming heeft echter slechts tot gevolg gehad dat de jeugd nu met een lantaarntje is te zoeken. Aanvankelijk was de vereniging een on afhankelijke organisatie die, voor zover de herinnering van het huidige bestuur strekt, vooral door toedoen van de heer J. Sturing in het leven was geroepen en op 27 De cember 1901 als de afdeling Haarlem bij de Nederlandse Natuur-historische Vereni ging werd ingeschreven. De naam van de waarnemend voorzitter uit het eerste be stuur, dr. M. Greshoff, leeft nog voort in het zogenaamde Greshoff-fonds. Een hoogtepunt uit het werk van de vereniging is wel de actie geweest die in 1930 werd ontketend tot behoud van het natuurschoon langs de Zeeweg. Het lag na melijk in de bedoeling om daar op iedere drie hectare een woning te zetten, waardoor het natuurschoon natuurlijk voor een groot deel zou verdwijnen. Met man en macht heeft de Natuur-historische Vereniging zich hiertegen verzet, in welk streven dat succes heeft gehad, want de bebouwing ging niet door zij door tal van natuur liefhebbers werd bijgestaan. Onder meer werd bij deze gelegenheid een extra nummer van „De Wandelaar" uitgegeven, waarin een groot aantal voor aanstaande Nederlanders, zoals hooglei-ai-en, architecten, kunstschilders en geestelijken, artikelen schreven die er op gericht waren de bestaande plannen te doen sneven. Andere hoogtepunten waren het drie daagse congres in 1934, tentoonstellingen over de flora en de fauna en de grote duin tentoonstelling. Het is aan geen twijfel ondei-hevig dat de afdeling Haarlem van de Natuur historische Vereniging in de afgelopen jaren er in belangrijke mate toe heeft bij- gedx-agen dat velen meer liefde voor de natuur hebben opgevat. (door dr. J. D. de Jong, geoloog van de Geologische Dienst te Haarlem) De bodemdaling van Nederland is de som van een ware bodemdaling, een zeespiegel- rijzing en een schijnbare bodemdaling. Met de ware bodemdaling bedoelen wij een geo logische daling, een zakken van het voet stuk waarop ons land ligt. Deze daling staat dus los van een hoger of lager staan van het zeeniveau. De Noordzee is een grote kom, een bek ken, waarin als in een vergaarbak door rivieren al het afgespoelde matex*iaal van de hogere omgeving wox'dt afgevoex-d. Nederland ligt juist aan de rand van dit bekken, met onze Zuid- en Oostgrenzen zit ons land als het ware vast aan-meer stabiele gedeelten van de aardkorst, terwijl de Westelijke Noox-dzeekust de daling van het bekken reeds in duidelijke mate mee maakt. In het bekken en zijn rand dalen op een bepaald ogenblik niet alle delen even snel. Er zijn delen, die als blokken blijven staan (horsten), wellicht zelfs rijzen ten opzichte van hun omgeving. Maar de tendens van de algemene beweging is dalend. Langs de breukvlakken, die deze delen van elkaar scheiden, konden veelal de haarden van de in ons land sporadisch voorkomende aard bevingen worden gelocaliseerd. Men denke b.v. aan de laatste aardbevingen in Novem ber 1932, waarvan de haarden bij de Brabantse plaatsen Uden en Meyel bleken te liggen. Het was reeds bekend, dat deze plaatsen nabij een breuk in de aardkorst zijn gelegen. De snelheid van deze geologische bodem daling van Nederland wordt berekend op ongeveer 4 centimeter per eeuw. De in Haarlem gevestigde Geologische dienst deed reeds veel onderzoekingen in deze rich ting. Wellicht slaagt deze dienst, in samen werking met de zusterinstelling in Heerlen, (het geologisch bureau voor het Neder landse Mijngebied) er in om door het be studeren van boorprofielen en terreinstudie de geologische factoren in de totale som van de bodemdaling van ons land met nog meer zekerheid en nauwkeuriger te bepa len en daarmede aan onze waterstaatkun digen van zijn kant een meer reële basis te verschaffen aan de gegevens, die zij nodig hebben om de strijd tot het behoud van ons woongebied met succes te kunnen voeren. Het effect van deze daling van de vaste grond wordt nog versterkt door een daling, die een meer tijdelijk karakter heeft. Toen in de laatste ijstijd het grootste deel van Noord-Europa onder een enkele duizenden meters dikke ijskap lag bedolven, was door het extx-a gewicht, dat hier op de aardkox-st rustte, deze als het ware wat dieper inge- dx-ukt in de meer plastische ondergrond, die zich onder de buitenste korst bevindt. De korst zelf bestaat uit hard gesteente en is niet of practisch niet samendrukbaar. Maar de plastische onderlaag werd als het ware weggedrukt en bracht in het gebied direct buiten de ijsbedekking een opwel- ving van de korst te weeg. Nu de ijskap in Scandinavië, op enkele restjes in het ge bergte na, is verdwenen, komt als van een zware last bevx-ijd, dit gehele gebied gelei delijk aan weer omhoog. Scandinavië rijst daarom nu en daarom dalen de gebieden die aan de omtrek van de vroegere ijsbe dekking lagen. Op de grens van deze dalen de en rijzende gebieden moet dus een zóne zijn, waar, althans tengevolge van dit pro ces, geen bodembewegingen plaats vinden. Deze zóne fungeert dus als een scharnier. De daling, die ons land als gevolg van dit herstel van het evenwicht ondergaat, wordt wel geschat op enkele milimeters per eeuw. Tijdens de ijstijd was er veel water in de vox-m van ijs op het land vastgelegd. Toen is de ijskap gaan smelten; de Scandinavi sche en de kleinere ijskappen op de Alpen en de Pyreneeën, maar ook de veel gx-otere Noord-Amerikaanse. En door al dit vrij komende water is de zeespiegel gerezen. Nu zijn de waax'den, die men voor deze zeespiegelrijzing berekent, nogal sterk ver schillend. Zij variëren van 60 tot 200 meter, terwijl in de meeste gevallen een waarde van 90 meter werd gevonden. Veel zal afhangen van wat er nu gaat gebeuren. Of we gaan naar het in de geo logische geschiedenis normale wereldbeeld toe, namelijk dat van de wereld (ook aan de polen) zonder ijsbedekkingen, of we gaan naar een warmere tijd tussen de vier de en toekomstige vijfde ijstijd in. Naar een warmere tijd? In een ijstijd blijkt ongeveer 30 procent van de totale landoppervlakte met ijs te zijn bedekt. In de warmere tussentijd is niets van een ijsbedekking bekend. Omdat thans, vooral door de uitgestrektheid van de ijskappen van het Zuilpoolgebied en van Groenland, nog altijd iets meer dan 10 procent van de totale landoppervlakte met ijs bedekt is, kunnen we zeggen, dat we thans in de overgang van een ijstijd naar een warmere tijd leven. Een verlaging van de gemiddelde temperatuur met 8 graden C. zou echter reeds voldoende zijn om ons weer in een ijstijd terug te brengen. Een verlaging, die blijkbaar niet van vandaag op morgen kan geschieden, maar die alles zins binnen ons voorstellingsvermogen ligt. Er is xragegaan, dat sinds 1890 de rijzing van de zeespiegel sneller gaat. Deze be draagt sindsdien gemiddeld 12 cm per eeuw. Een zeespiegelrijzing blijft natuurlijk niet tot een bepaald gebied beperkt, maar zal zich over de gehele weceLd doen gevoe len. Verscheidene onderzoekers zien echter in het klimaat van de laatste tien jaren alweer een tendens naar een gepronon ceerder vastelandsklimaat naar voren komen. Velen zullen huiveren bij de gedachte naar een ijstijd toe te gaan. Maar er vin den voortdurend schommelingen plaats in het klimaat, terwijl op zulk een korte ter mijn nog niet van een klimaatverandering kan worden gesproken. Bij een beslist kouder worden van het klimaat bestaat echter de troost, dat de zeespiegelrijzing minder sterk zal worden, zo niet geheel zal ophouden te bestaan, waardoor een belang rijke factor van de ons grondgebied be lagende vijand zal wegvallen. Een belangrijke factor bij onze bodem daling is de hoedanigheid van onze bodem Oorspronkelijk los en rul veen, dan wel slappe klei of los zand, wordt onder het gawicht van de er op liggende lagen in elkaar gedrukt. Er wordt water uitgeperst en de zandkorrels komen wat dichter bij elkaar te liggen. Het effect kan plaatselijk nog versterkt worden door ontwatering. De „klink" wordt van de eex-der genoemde factoren der bodemdaling en zeespiegelrij zing als de grootste en snelste beschouwd maar ook de kortst werkende. Heeft het materiaal zich eenmaal gezet, is het samen gedrukt, dan is het ook met de „klink" afgelopen. Zo wordt verondersteld, dat een 8 decimeter dik laagje van zeer hard been onder Rotterdam door samenpersing is ge vormd uit een 15 meter dik veexipakket. Uit deze beschouwingen blijkt dus, dat het proces van de bodemdaling van Neder land samengesteld van aard is en dat de mate, waarin de genoemde factoren actief zullen zijn, sterk kan wisselen. Goethe's geboortehuis te Frankfort, dat bij een bombardement tijdens de oorlog ver woest is. wordt geheel in de oorspronkelijke stijl herbouwd. Dit bleek mogelijk, omdat alle blauwdrukken, plannen en een groot aantal afbeeldingen tijdens de oorlog op een veilige plaats waren opgeborgen, even als Goethe's meubilair, manuscripten, boeken en dergelijke. Een buitenaanzicht van het Goethe-huis, een getrouwe copie van het oorspronkelijke, dat thans zijn voltooiing nadert. De grote goochelaar Kom uit uw bed, jongen, want de zon staat al een uur of wat blinkend opgepoetst aan de hemel. Het is lente, daar moet ge van profiteren. Kom eruit, dan trekken we samen de velden in om eens te zien wat lente eigenlijk voor een machtig ding is. Het kan zijn dat het lente is, zegt de kleine zoon, maar mijn handen vriezen aan de wasbak vast. Het is een lente om te gaan schaatsenrijden. En ik kan niet met u de velden in, want ik moet naar school vandaag. Naar school? Ge gaat naar school omdat ik dat wil en ge gaat er niet heen als ik dat zeg. Ik zal wel een briefje schrijven aan de meester, dat neemt ge dan morgen maar mee. Ik zal schrijven dat ge ziek waart, zo deed mijn vader dat vroeger ook. Ik en gij hebben vandaag wat buiten de school te bestudei-en. Kom. Geef me een hand jongen, exi stap met me mee. Dat ge een koude neus hebt is iets wat zal over gaan. We trekken de stad uit, de velden in, om het voorjaar uit de grond te zien kruipen gelijk een kever. Kijk, vandaag zoudt ge op school mis schien geleerd hebben waar de Lofoten en de Antillen liggen. Dat moet ge dan later maar even apart aan de meester vragen, want het is nuttig dat geweten te hebben als ge straks de school verlaat. Ik heb het ook geweten, en ik heb er wel eens profijt van gehad. Maar vandaag zult ge zien waar onze eigen stad ligt, dat zouden ze u op school misschien vergeten te vertellen met al die drukte over de ene Lofoot naast de andere. Zie, als we op den buiten zijn: Daar ach ter in de nevelen ligt de stad, daar plegen wij te wonen, vandaar het woord gewoonte. Ge ziet die grijze bex-gen van steen, hoog en laag, met wat vuile rook erboven en kerktorens ertussen als vingex-s die naar de hemel wijzen. Dat is onze stad, rondom in de velden en akkers die de warmte van de lentezon liggen op te slurpen na een ganse winter te hebben geslapen. Wilt ge een rauwe wortel eten? Ik heb die meegenomen voor onderweg, dat is kostelijk voedsel waar niet mee geknoeid is. Een rode, harde wortel zq uit de aard kluiten getrokken, daar kx-ijgt ge stevige tanden en een gezonde maag van. Zo een wortel is een curieus ding. Hij is gegroeid uit een zaadje zo klein als een speldekop, kunt ge dat begrijpen? Daar kunnen ze u op school ook niet veel wijzer over maken. Een speldekop waar een pilaar van een wortel uit schiet, met een wuivende dos van groen loof op de koop toe. We kunnen daar alleen maar even stil over denken, zoon, en erbij zeggen dat we van die dingen geen verstand heb ben meegekregen. Zie die boomgaard van dode stammen en takken. Als de zon nog een week of wat bij de hand blijft, zult ge uit die dorre dingen de bloesem zien opspringen als kapok uit een gescheurde lappenpop. Dan gaat alles leven, manneke, tierig en kleurig, alsof er een goochelaar bezig is. Er zal ook een goochelaar bezig zijn de lente. En uit de bloesem kruipen de knoppen en uit de knoppen de appelen en peren, daar behoeven wij niets aan te doen. Daar kunnen we met onze handen in de zak bij blijven kijken, dat wordt voor ons gegoocheld om niet. Hier, neem een appel die ik meegenomen heb voor de dorst. Dat is gezonde kost, beter dan gekookte en gebakken flauwitei ten. En als ge ook nog een wortel wilt, dan hebt ge het maar voor het zeggen. Zo hebben we vandaag wat schoons ge leerd, zonder meester en zonder school. We komen moe en warm naar huis, na een dag van gouden wonderen daarbuiten te heb ben gezien. Wat zegt ge me nu, hebt ge buikpijn? Dat zal van die appelen en wortelen zijn, daar moet ge aan wennen. Dat is spijtig, zoon, van die buikpijn. Maar nu kan ik met recht in dat briefje aan de meester schrijven dat ge ziek ge weest zijt. Wanneer en hoe laat, dat schreef ook mijn vader er nimmer bij. Zo ziet ge dat alles vandaag goed komt volgens de na tuur., Dat alles doet die goochelaar, de lente, voor niemendal. J. L. De A. N. W. B. heeft thans langs de door Wegenwacht bereden routes 475 borden met de aanduiding „Telefoonpost" geplaatst ten behoeve van gestrande weggebruikers. Groot strijder voor de cultuur van zijn volk, vertegenwoordiger der nationale romantiek Vandaag, 8 Maart, is het vijftig jaar ge leden dat te Antwerpen op 66-jarige leef tijd de Vlaamse componist Peter Benoit overleed. Voor hem, die wel eens genoemd werd: de feestklok van Vlaanderen, luid den somber de doodsklokken van een stad, van een land in rouw. Ik herinner mij als de dag van gisteren zijn begrafenis van het Conservatorium uit het op zijn principes van oud-Nederlandse cultuur gevestigde „Koninklijk Vlaams Conservatorium", waarvoor hij jaren geleden en gestreden had, en waar ik toen mijn opleiding begon nen was. Ja, de indrukken van die treur dag zijn mij sterk bijgebleven: die eindeloze stoet, waarin honderden omfloerste vlaggen werden meegedragen, zich bewegend door de hoofdstraten die naar de kathedraal leidden, waar de rouwdienst zou plaats hebben; de vlag halfstok aan elke gevel, de in zwarte crêpe gehulde brandende straat lantaarns, de treurmuziek van een militair korps, het doffe gebrom van de grote Carolusklok en. toen de kist in de kerk gedragen werd, het salvo van een leger- detachement. Dan die propvolle kerk,waar in tijdens de dienst muziek van de over leden meester werd uitgevoerd. Onvergete lijk liet de bas Fontaine, die later mijn zangleraar zou worden, de nobele klanken horen van het lied „Mijn Moederspraak". En daarna in de verte het gedreun van het kanon, terwijl de stoet zich in de richting van het kerkhof bewoog. Een vorst kon niet vorstelijker naar zijn laatste rustplaats gedragen worden dan deze „muzikant", die zijn volk het besef had bijgebracht van de kracht van zijn cultuur en dientengevolge niet alleen de eerbied, maar ook de liefde vaxi alle Vla mingen genoot. Oxn dit te begrijpen moet men deze merkwaardige figuur zien in het licht van de Vlaamse cultuurstrijd, die machtige volksbeweging, die met een eeuwenoud ontaardingsproces wenste af te rekenen. Men moet Benoit ook zien als ver tegenwoordiger van de nationale romantiek van zijn tijd, die als reactie op het classi cisme de karaktex-istieke eigenschappen van de landaard in het geding bracht. Die eigenschappen waren voor hem die van Groot-Nederland: hebben sommige van zijn liederen de mildheid en de innigheid van het Vlaamse gewest, andere daarentegen bezitten de stoerheid en de bonkigheid van de Hollandse geuzenliederen der zestiende eeuw. Dat was geen dualisme: hij zag de Nederlanden als een historische eenheid. Als West-Vlaamse jongen uit het volk zijn vader was sluismeester te Harelbeke had hij aan het Brussels Conservatorium schitterende studies gedaan, die met de Prix de Rome bekroond werden. De cos- mopolitische opleiding in klassieke zin kon echter zijn natuurlijke aard niet aan tasten, zelfs niet na het voorgeschreven vex-blijf van drie jax-en in het buitenland. Integendeel: uit Parijs, waar hij enige tijd als dirigent werkte (na in Duitsland en Tsjechoslowakije zijn licht te hebben opge stoken) zond hij naar de Academie te Brus sel een project over „de Vlaamse muziek en haar toekomst". Na zijn terugkeer in het vaderland wekten de in de hoofdstad uitgevoerde grote wex-ken, die hij in den vreemde gecomponeex-d had (Hoogmis, Te Deum, Requiem) veel opzien. Men koes terde grote verwachtingen van deze jonge componist, die zich toen nog Pierre Benoit liet noemen. Doch kort daarop deed hij Brussel ver steld staan. Hij had een uitgebreid orato rium geschreven op Vlaamse tekst en het werd uitgevoerd. Het werk heette „Luci- Peter Benoit (Droge naald door Walter Vaes). fer" en de componist noemde zich voortaan Peter Benoit. Die „Lucifer" (het eerste oratorium op Vlaamse tekst) sloeg in als een bliksemstraal en had vérstrekkende gevolgen. Benoit sloeg zijn kwai'tier in Antwerpen op, werd daar directeur van de stedelijke muziekschool, die hij naar zijn principes inrichtte (met het Nedexiands als voertaal) en die hij vele jaren later, pas kort voor zijn einde, na veel strijd wist te doen ver heffen tot het „Koninklijk Vlaams Conser vatorium". Zijn komst had hij ingeluid met zijn ora torium „De Schelde", waarin Willem de Zwijger de centrale figuur is, al heeft hij maar enkele noten te zingen. Maar zijn lijfthema loopt verder als een oranjedraad door het oeuvre van de meester en het groeide uit tot een machtig volkslied: „O Nederland, o Vrijheid." Iets later ontstond „De Oorlog", een ge weldig brok muzikale strategie. Voor zover ik weet is dit reusachtige en veeleisende opus slechts één keer boven de Moerdijk uitgevoerd en wel onder Henri Viotta's lei ding. Dan „De Leye" en kort daarop de „Rubenscantate", het werk voor uitvoering in de openlucht, waarin het klokkenspel en Thebaanse trompetten van de stadstoren hun aandeel hebben een volkscantate in de beste zin van het woord, die tot de meest geliefde werken van de meester is gaan behoren. Duizenden Haarlemmers zullen zich nog herinneren dat wij vijftien jaar geleden de „Rubenscantate" op onze Grote Markt hebben uitgevoerd met 1500 execu tanten, hoe geestdriftig deze manifestatie van nobele volksmuziek toen onthaald is en hoe spontaan de frisse melodie van het: „Dan zal de beiaard spelen van alle toren transen" nog weken en maanden naklonk. Het leek wel of de „Rubenscantate" heel Haarlem had wakker geschud. Dat is nu juist het geheim van die muziek van Be noit: zij grijpt de menigte. Maar ook de kenner, die zich in haar constructie ver diept, kan de finesses van dit fresco-werk bewonderen. „Het type van een geniale volksmuziek" noemde dr. Johan Wagenaar de „Rubenscantate", toen we in 1934 elkaar te Antwerpen ontmoetten op een avond na afloop van de uitvoering van het werk. Later ontstond „De Muze der Geschie denis", een reusachtig werk met negen koren en idem zoveel orkesten; nog later „De Rijn", een oratorium in normale be zetting. Maar wij kunnen niet blijven ci teren, moeten zelfs noodgedwongen de orkestcomposities en kamermuziekwerken van Benoit stilzwijgend voorbij gaan, evenals zijn liederen, kleinere cantates, koren enzo- voox-ts. Zeer talrijk zijn ook de geschriften van Benoit, waarmee hij steeds strijdvaardig zijn ideeën verdedigde. Men kan Benoit niet meten met de maat waarmee men an- dere componisten meet, omdat men de ar tist in hem van de culturele strijder en voorlichter van zijn volk niet scheiden kan. Als idealist heeft hij in menig opzicht zich zelf geofferd voor zijn volk. Dat bepaalt tevens zijn grootheid. JOS. DE KLERK. Bond wees aanvrage af Naar wij vernemen heeft de secretaris van de Commissie Nieuwe Zaken van de Nederlandse Bioscoopbond gisteren aa:i de betrokkenen bericht gezonden, dat de Com missie geen vrijheid heeft gevonden de aan vrage in te willigen van de directie van het City-theater te Haarlem om een nieuwe bioscoop te stichten in het voormalige „Lido" aan het Plein. De commissie grondt haar beslissing on der meer op de omstandigheid, dat er in Haarlem geen aanwijsbare behoefte be staat aan een zevende bioscoop. De be staande theaters bieden naar het oor-deel der commissie èn in programmakeuze èn in accomodatie, zowel als in technische outillage en het aantal voorstellingen reeds een zodanige verscheidenheid, terwijl even min van een overbezetting kan worden ge sproken, dat uitbreiding van het «aantal bioscopen te motivex-en zou zijn. De aanvi'agers hebben gedurende drie weken gelegenheid om van deze beslissing in hoger beroep te komen. Verkeerde indruk Naar aanleiding van de passage in de Memorie van Antwoord op de Haarlemse gemeentebegroting, waarin B. en W. heb ben geschreven, dat het bioscoopbezoek in 1950 iets is toegenomen en dat een verla ging van de vermakelijkheidsbelasting toch geen verlaging van de toegangspxijzen tot gevolg zou hebben, wordt van de zijde der Haarlemse bioscoopexploitanten opge merkt, dat de zaken zo wel enigszins ver keerd worden voorgesteld. Het is namelijk zo, dat de toegangsprijzen om een redelijke exploitatie te verkrijgen, eigenlijk reeds lang verhoogd hadden moe ten worden. Dit is ook reeds een paar maal overwogen, doch men is er steeds weer voor teruggeschrokken, omdat men als effect een nog sterker teruggang van het bioscoopbezoek vreesde. Verlaging van de veimakelijkheidsbelasting is, zo zeggen de directeuren, noodzakelijk om een sluitende exploitatie te verkrijgen. Wat tenslotte de zogenaamde gestegen bezoekcijfers betreft: de verschillen met 1949 zijn zo gering, dat deze hoogstwaar schijnlijk opgenomen zijn op een ogenblik, dat de bioscopen juist bij de belastingen een grote hoeveelheid toegangsbewijzen hadden opgenomen, zodat men ook nog een grote voorraad in kas had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5