De Natuurhistorische Vereniging
gaat gouden jubileum vieren
Enny Meunier als opvolgster van Myra Ward
in „De eerbiedige lichtekooi" van Sartre
BACH'S
MTTHAEUSPASSION
Er wordt een warmere tijd verwacht
De kleine wereld
Vijftig jaar geleden werd Peter Benoit
als een vorst ten grave gedragen
Feestelijke bijeenkomst in Krelagehuis
Agenda voor Haarlem
Het gesmolten ijs deed de zeespiegel rijzen
Geen bioscoop aan Plein
te Haarlem
DONDERDAG 8 MAART 1951
ADVERTENTIE
de twfttafi'SpecïatJsten Weer dan Jaer.
nieuwe modelle.ri.zijn vindt U jf feij
Een bril Keip dat is goed gfeiien.
x,Gr- Hoótstraat. naast Luxor"
<-ï5saOTW^
Op deze foto's ziet men links Myra V/ard en rechts Enny Meunier in de titelrol van
j)e eerbiedige lichtekooi" van Sartre, met Jules Verstraete als de senator in de scène
uit het eerste bedrijf, waarin zij ertoe wordt overgehaald een voor een neger belas
tende verklaring te tekenen. Het verschil in gelaatsexpressie is typerend.
is aandoenlijker, zieliger. En Sartre schreef
geen tragedie, maar een ouderwetse vorm
van melodrama met een moderne inhoud.
Laten wij er nog aan toevoegen dat van
de andere hoofdrolspelers vooral Ko van
Dijk misschien iets te oud voor het doel
zich thans met minder zichtbare inspan
ning tot dezelfde hoogte weet op te werken.
DAVID KONING
Nu Myra Ward op medisch advies rust
moet houden, zoals wij kort geleden be
richtten, zag de leiding van de toneelgroep
Comedia zich genoodzaakt op uiterst korte
termijn een plaatsvervangster ter vervul
ling van haar rol in „De eerbiedige lichte
kooi" van Sartre te engageren, aangezien
dit stuk nog lang niet is uitgespeeld, in
tegendeel nog dagelijks volle zalen trekt.
Men slaagde daarin (mede dank zij de be
reidwilligheid van het Rotterdams Toneel)
boven iedere verwachting en binnenkort
zal ook het Haarlemse publiek kunnen
constateren dat de voorstelling weliswaar
een verandering, maar geenszins een ver
zwakking heeft ondergaan, nu Enny
Meunier als de met een der excessen van
de rassenhaat in Amerika geconfronteerde
Lizzie MacKay voor het voetlicht treedt.
Deze actrice, een dochter van de ver
maarde Marie Meunier-Nagtegaal, geniet
reeds lang een bijzondere reputatie wegens
haar vermogen om rollen van anderen op
te nemen. Zij speelde dan ook het krasse
staaltje klaar om na een voorbereiding van
nog geen anderhalve dag, waarin zij de
tekst, feilloos memoriseerde, Myra Ward
meer dan bevredigend op te volgen. Als er
slechts van navolging sprake was dan be
hoefde er nauwelijks melding van te wor
den gemaakt. Per slot van rekening is deze
titelrol ongemeen sterk geschreven en bie
den voorts de dramatische situaties hoe
men daar verder ook over denken moge
begerenswaardige kansen. Enny Meunier
heeft er echter kans toe gezien niet in de
manier van haar voorgangster te vervallen,
doch een eigen opvatting te huldigen.
Men heeft hier toch wel met voor de
stand van onze toneelspeelkunst verheu
gende verschijnselen te doen. Eerst zorgde
namelijk Myra Ward voor een verrassing.
Men kende haar in hoofdzaak door haar
plezierige vertolkingen in het luchtige
genre, als het dartele meisje vooral, met
een opmerkelijke begaafdheid voor het ko
mische. En nu ontpopte zij zich (plotseling
mag men niet zeggen, want men had ei-
voldoende kleine bewijzen van) als de be
zitster van wat men gewoonlijk noemt: een
dramatisch talent van d'e eerste rang. Zij
had als de lichtekooi Lizzie MacKay vele
brillante momenten. Doch er was, beseft
men achteraf, toch een belangrijk tekort:
haar raffinement maakte het enigszins on
waarschijnlijk dat zij zich door de fluwelen
tong en de kwasi-gevoelige argumenten
van senator Clarke van haar stuk liet
brengen. Men zou menen dat een zo door de
wol geverfde vrouw dergelijke praatjes
onmiddellijk dóór heeft, al moet gezegd
worden dat Myra Wai-d deugdelijk aan dit
bezwaar tegemoet kwam door het sugge
reren van een gemakkelijk op te wekken
sentimentaliteit. Daarmee was trouwens
haar op kreukbaarheid beproefde zin voor
rechtvaardigheid zeer goed te rijmen. Maar
hoe dan ook: zowel deze harde levens
houding als de weke inslag waren, zij
het op sublieme wijze, gemaakt.
Enny Meunier, als actrice stellig haar
mindere, is als type veel directer te aan
vaarden. Zij maakt deze Lizzie MacKay
iets zachter en lijdzamer, maar toch met
voldoende emotionele reserve om waar
nodig in vlammende toorn haar hart te
luchten. Bij haar overweegt het natuur
lijke element, waardoor zij vollediger in
de situaties kan opgaan. Hier sluit men op
een belangrijk verschilpunt: de rol van
Myra Ward is grootser van allure, bijna
tragisch te noemen. Die van Enny Meunier
Ook Lucas Wensing niet langer
aan „Comedia" verbonden
De acteur Lucas Wensing, die van de op
richting af lid was van d'e toneelgroep
j Comedia. heeft thans eveneens het bericht
gekregen dat zijn contract niet verlengd zal
worden, zodat hij het volgend seizoen geen
1 deel van het gezelschap meer uitmaakt.
Lucas Wensing heeft zich bij Comedia vooral
onderscheiden als ontwerper van doorgaans
voortreffelijke décors. Zijn werk voor „Het
verborgen vuur" van Steinbeck is met het
spel van Guus Hermus het best geslaagde
van de gehele voorstelling. Het is moeilijk
zich het gezelschap zonder deze betrouwbare
steunpilaar voor te stellen.
BACH EN BRUCKNER OP LAATSTE
DINSDAGAVOND-CONCERT
Het tiende en laatste H.O.V.-concert in de
Dinsdagavond-serie heeft plaats op 13
Maant. Voor de uitvoering van de Zevende
Symphonic van Anton Bruckner wordt het
orkest versterkt met vier Wagnertuba's van
het Concertgebouw-Orkest te Amsterdam,
voor de pauze werkt Janny van Wering als
soliste mee aan het Concert voor elave-
cimbel en ox-kest in d kleine terts van Bach.
Aanvankelijk zou op deze avond de violiste
Camilla Wicks optreden, doch deze is ver
hinderd naar Nederland te komen. Het con
cert staat onder leiding van Toon Verhey.
ADVERTENTIE
NOORSE SOKKEN
In een der zalen van het Haarlemse Kre
lagehuis zullen de Haarlemse leden van de
Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
op Vrijdag 16 Maart een feestelijke bijeen
komst beleggen om het vijftigjarig be
staan van hun vereniging te vieren. De heer
C. Sipkes neemt het hoogtepunt van het
programma voor zijn rekening: een lezing
met lichtbeelden over „Het nationale park
Kennemcrduin". De dag daarop zullen de
leden onder leiding van de heer Sipkes een
wandeling door dit park maken.
Van ouderdomskwaaltjes heeft de jubi
lerende vereniging geen last. Een blik in
haar werkprogramma vertelt u onmiddel
lijk dat het bestuur niets nalaat om de be
langstelling onder de leden gaande te
houden. Iedere maand staan er lezingen,
veelal met lichtbeelden, en dikwijls ook
excursies op de agenda die bij de leden
meestal een warm onthaal vinden. Het is
zelfs zó, dat de afdeling Haarlem in verge
lijking tot andere afdelingen in den lande
in activiteit ver vooraan staat. Zoals dat
bij iedere vereniging het geval is wordt de
ene bijeenkomst wel eens een groter succes
dan de andere. Zo trekken praatjes en
plaatjes over paddestoelen de bijna twee
honderd Haarlemse leden het meest.
ADVERTENTIE
door Dr. G. v. d. LEEUW.
Een uitnemende beschrijving van het werk,
met volledige oorspronkelijke tekst.
Gec. ƒ2 50
Alom in de boek- en muziekhandel.
DONDERDAG 8 MAART
Gem. Concertgebouw: Concert Theo
Bruins, 8 uur. Frans Halsmuseum: Haarlems
Kunst Gemeenschap, lezing F. Bordewijk, 8
uur. Nassauplein 8: De Tempelbouwers, 2.30
uur, Zuiderkapel: spreker ds. I. Vasseur, 8
uur. O. R. G.-centrum, Westerhoutpark 1 A:
flr. F. W. Zeylexnans van Emmichoven over
Europa tussen Oost en West", 8 uur. Ge
dempte Oude Gracht 47: spreker B. Phillips,
duur. Schagchelstraat 26, Leger des Heils,
Paasspel „Waarlijk Hij was Gods Zoon", 8 u.
Kunstzalen Frans Heerkens Thyssen: Maris-
tentoonstelling, 10—5 uur (tot 11 Maart).
Rembrandt: „De vader van de bruid", alle
Jfeft., 2, 4.15,' 7 en 9.15 uur. Palace: „Ver
evenen vrouw", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Euxor: ,.Zo jongzo slecht", 18 j„ 2, 4.15,
en 9.15 uur. City: „Paul Vlaanderen", 14 j„
dk, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Cassidy's
°öer 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals:
"Bob Hope in de knoop", 14 j., 2.30, 7 en
u.lo uur.
VRIJDAG 9 MAART
Concertgebouw: Bonte trein AVRO, Toon
heimans, 8 uur. Wilhelminastraat 22: Ver-
en'gxng van Spiritisten „Het Licht", bloemen
zee, 8 uur. Zomcrluststraai 25: Haarlemse
vereniging voor ziekenverpleging, jaarverga
dering, 8 uur. Bioscopen: Middag- en avond-
Voorstellingen.
Zeeuwse belangstelling voor een toekom
stige karbonade-leverancier op de eerste
Paasveetentoonstelling in 1951, die deze
week in Goes gehouden werd.
In de jeugdgroep gaat het echter niet
altijd naar wens. Er is namelijk een groot
gebrek aan jeugdleiders. En eigenlijk valt
dat te verwonderen. Het moet namelijk
gebeurd zijn dat de jongeren op een goede
dag het beleid van de ouderen afkeurden.
Er werd volgens hen te weinig gedaan en
met jeugdig enthousiasme werd beweerd,
dat er meer actie in de natuur-historische
brouwerij moest komen. En die activiteit
zouden zij er wel eens in blazen. Dat
mocht, vond het bestuur. Die toestemming
heeft echter slechts tot gevolg gehad dat de
jeugd nu met een lantaarntje is te zoeken.
Aanvankelijk was de vereniging een on
afhankelijke organisatie die, voor zover de
herinnering van het huidige bestuur strekt,
vooral door toedoen van de heer J. Sturing
in het leven was geroepen en op 27 De
cember 1901 als de afdeling Haarlem bij
de Nederlandse Natuur-historische Vereni
ging werd ingeschreven. De naam van de
waarnemend voorzitter uit het eerste be
stuur, dr. M. Greshoff, leeft nog voort in
het zogenaamde Greshoff-fonds.
Een hoogtepunt uit het werk van de
vereniging is wel de actie geweest die in
1930 werd ontketend tot behoud van het
natuurschoon langs de Zeeweg. Het lag na
melijk in de bedoeling om daar op iedere
drie hectare een woning te zetten, waardoor
het natuurschoon natuurlijk voor een groot
deel zou verdwijnen. Met man en macht
heeft de Natuur-historische Vereniging zich
hiertegen verzet, in welk streven dat
succes heeft gehad, want de bebouwing
ging niet door zij door tal van natuur
liefhebbers werd bijgestaan.
Onder meer werd bij deze gelegenheid
een extra nummer van „De Wandelaar"
uitgegeven, waarin een groot aantal voor
aanstaande Nederlanders, zoals hooglei-ai-en,
architecten, kunstschilders en geestelijken,
artikelen schreven die er op gericht waren
de bestaande plannen te doen sneven.
Andere hoogtepunten waren het drie
daagse congres in 1934, tentoonstellingen
over de flora en de fauna en de grote duin
tentoonstelling.
Het is aan geen twijfel ondei-hevig dat
de afdeling Haarlem van de Natuur
historische Vereniging in de afgelopen
jaren er in belangrijke mate toe heeft bij-
gedx-agen dat velen meer liefde voor de
natuur hebben opgevat.
(door dr. J. D. de Jong, geoloog van de
Geologische Dienst te Haarlem)
De bodemdaling van Nederland is de som
van een ware bodemdaling, een zeespiegel-
rijzing en een schijnbare bodemdaling. Met
de ware bodemdaling bedoelen wij een geo
logische daling, een zakken van het voet
stuk waarop ons land ligt. Deze daling
staat dus los van een hoger of lager staan
van het zeeniveau.
De Noordzee is een grote kom, een bek
ken, waarin als in een vergaarbak door
rivieren al het afgespoelde matex*iaal van
de hogere omgeving wox'dt afgevoex-d.
Nederland ligt juist aan de rand van dit
bekken, met onze Zuid- en Oostgrenzen
zit ons land als het ware vast aan-meer
stabiele gedeelten van de aardkorst, terwijl
de Westelijke Noox-dzeekust de daling van
het bekken reeds in duidelijke mate mee
maakt.
In het bekken en zijn rand dalen op een
bepaald ogenblik niet alle delen even snel.
Er zijn delen, die als blokken blijven staan
(horsten), wellicht zelfs rijzen ten opzichte
van hun omgeving. Maar de tendens van
de algemene beweging is dalend. Langs de
breukvlakken, die deze delen van elkaar
scheiden, konden veelal de haarden van de
in ons land sporadisch voorkomende aard
bevingen worden gelocaliseerd. Men denke
b.v. aan de laatste aardbevingen in Novem
ber 1932, waarvan de haarden bij de
Brabantse plaatsen Uden en Meyel bleken
te liggen. Het was reeds bekend, dat deze
plaatsen nabij een breuk in de aardkorst
zijn gelegen.
De snelheid van deze geologische bodem
daling van Nederland wordt berekend op
ongeveer 4 centimeter per eeuw. De in
Haarlem gevestigde Geologische dienst
deed reeds veel onderzoekingen in deze rich
ting. Wellicht slaagt deze dienst, in samen
werking met de zusterinstelling in Heerlen,
(het geologisch bureau voor het Neder
landse Mijngebied) er in om door het be
studeren van boorprofielen en terreinstudie
de geologische factoren in de totale som
van de bodemdaling van ons land met nog
meer zekerheid en nauwkeuriger te bepa
len en daarmede aan onze waterstaatkun
digen van zijn kant een meer reële basis te
verschaffen aan de gegevens, die zij nodig
hebben om de strijd tot het behoud van
ons woongebied met succes te kunnen
voeren.
Het effect van deze daling van de vaste
grond wordt nog versterkt door een daling,
die een meer tijdelijk karakter heeft. Toen
in de laatste ijstijd het grootste deel van
Noord-Europa onder een enkele duizenden
meters dikke ijskap lag bedolven, was door
het extx-a gewicht, dat hier op de aardkox-st
rustte, deze als het ware wat dieper inge-
dx-ukt in de meer plastische ondergrond,
die zich onder de buitenste korst bevindt.
De korst zelf bestaat uit hard gesteente en
is niet of practisch niet samendrukbaar.
Maar de plastische onderlaag werd als het
ware weggedrukt en bracht in het gebied
direct buiten de ijsbedekking een opwel-
ving van de korst te weeg. Nu de ijskap in
Scandinavië, op enkele restjes in het ge
bergte na, is verdwenen, komt als van een
zware last bevx-ijd, dit gehele gebied gelei
delijk aan weer omhoog. Scandinavië rijst
daarom nu en daarom dalen de gebieden
die aan de omtrek van de vroegere ijsbe
dekking lagen. Op de grens van deze dalen
de en rijzende gebieden moet dus een zóne
zijn, waar, althans tengevolge van dit pro
ces, geen bodembewegingen plaats vinden.
Deze zóne fungeert dus als een scharnier.
De daling, die ons land als gevolg van dit
herstel van het evenwicht ondergaat, wordt
wel geschat op enkele milimeters per eeuw.
Tijdens de ijstijd was er veel water in de
vox-m van ijs op het land vastgelegd. Toen
is de ijskap gaan smelten; de Scandinavi
sche en de kleinere ijskappen op de Alpen
en de Pyreneeën, maar ook de veel gx-otere
Noord-Amerikaanse. En door al dit vrij
komende water is de zeespiegel gerezen.
Nu zijn de waax'den, die men voor deze
zeespiegelrijzing berekent, nogal sterk ver
schillend. Zij variëren van 60 tot 200 meter,
terwijl in de meeste gevallen een waarde
van 90 meter werd gevonden.
Veel zal afhangen van wat er nu gaat
gebeuren. Of we gaan naar het in de geo
logische geschiedenis normale wereldbeeld
toe, namelijk dat van de wereld (ook aan
de polen) zonder ijsbedekkingen, of we
gaan naar een warmere tijd tussen de vier
de en toekomstige vijfde ijstijd in.
Naar een warmere tijd?
In een ijstijd blijkt ongeveer 30 procent
van de totale landoppervlakte met ijs te
zijn bedekt. In de warmere tussentijd is
niets van een ijsbedekking bekend. Omdat
thans, vooral door de uitgestrektheid van
de ijskappen van het Zuilpoolgebied en van
Groenland, nog altijd iets meer dan 10
procent van de totale landoppervlakte met
ijs bedekt is, kunnen we zeggen, dat we
thans in de overgang van een ijstijd naar
een warmere tijd leven. Een verlaging van
de gemiddelde temperatuur met 8 graden C.
zou echter reeds voldoende zijn om ons
weer in een ijstijd terug te brengen. Een
verlaging, die blijkbaar niet van vandaag
op morgen kan geschieden, maar die alles
zins binnen ons voorstellingsvermogen ligt.
Er is xragegaan, dat sinds 1890 de rijzing
van de zeespiegel sneller gaat. Deze be
draagt sindsdien gemiddeld 12 cm per
eeuw.
Een zeespiegelrijzing blijft natuurlijk
niet tot een bepaald gebied beperkt, maar
zal zich over de gehele weceLd doen gevoe
len. Verscheidene onderzoekers zien echter
in het klimaat van de laatste tien jaren
alweer een tendens naar een gepronon
ceerder vastelandsklimaat naar voren
komen.
Velen zullen huiveren bij de gedachte
naar een ijstijd toe te gaan. Maar er vin
den voortdurend schommelingen plaats in
het klimaat, terwijl op zulk een korte ter
mijn nog niet van een klimaatverandering
kan worden gesproken. Bij een beslist
kouder worden van het klimaat bestaat
echter de troost, dat de zeespiegelrijzing
minder sterk zal worden, zo niet geheel zal
ophouden te bestaan, waardoor een belang
rijke factor van de ons grondgebied be
lagende vijand zal wegvallen.
Een belangrijke factor bij onze bodem
daling is de hoedanigheid van onze bodem
Oorspronkelijk los en rul veen, dan wel
slappe klei of los zand, wordt onder het
gawicht van de er op liggende lagen in
elkaar gedrukt. Er wordt water uitgeperst
en de zandkorrels komen wat dichter bij
elkaar te liggen. Het effect kan plaatselijk
nog versterkt worden door ontwatering. De
„klink" wordt van de eex-der genoemde
factoren der bodemdaling en zeespiegelrij
zing als de grootste en snelste beschouwd
maar ook de kortst werkende. Heeft het
materiaal zich eenmaal gezet, is het samen
gedrukt, dan is het ook met de „klink"
afgelopen. Zo wordt verondersteld, dat een
8 decimeter dik laagje van zeer hard been
onder Rotterdam door samenpersing is ge
vormd uit een 15 meter dik veexipakket.
Uit deze beschouwingen blijkt dus, dat
het proces van de bodemdaling van Neder
land samengesteld van aard is en dat de
mate, waarin de genoemde factoren actief
zullen zijn, sterk kan wisselen.
Goethe's geboortehuis te Frankfort, dat bij
een bombardement tijdens de oorlog ver
woest is. wordt geheel in de oorspronkelijke
stijl herbouwd. Dit bleek mogelijk, omdat
alle blauwdrukken, plannen en een groot
aantal afbeeldingen tijdens de oorlog op
een veilige plaats waren opgeborgen, even
als Goethe's meubilair, manuscripten,
boeken en dergelijke. Een buitenaanzicht
van het Goethe-huis, een getrouwe copie
van het oorspronkelijke, dat thans zijn
voltooiing nadert.
De grote goochelaar
Kom uit uw bed, jongen, want de zon
staat al een uur of wat blinkend opgepoetst
aan de hemel. Het is lente, daar moet ge
van profiteren. Kom eruit, dan trekken we
samen de velden in om eens te zien wat
lente eigenlijk voor een machtig ding is.
Het kan zijn dat het lente is, zegt de
kleine zoon, maar mijn handen vriezen
aan de wasbak vast. Het is een lente om
te gaan schaatsenrijden. En ik kan niet met
u de velden in, want ik moet naar school
vandaag.
Naar school? Ge gaat naar school omdat
ik dat wil en ge gaat er niet heen als ik dat
zeg. Ik zal wel een briefje schrijven aan de
meester, dat neemt ge dan morgen maar
mee. Ik zal schrijven dat ge ziek waart, zo
deed mijn vader dat vroeger ook. Ik en gij
hebben vandaag wat buiten de school te
bestudei-en. Kom.
Geef me een hand jongen, exi stap met
me mee. Dat ge een koude neus hebt is
iets wat zal over gaan. We trekken de stad
uit, de velden in, om het voorjaar uit de
grond te zien kruipen gelijk een kever.
Kijk, vandaag zoudt ge op school mis
schien geleerd hebben waar de Lofoten en
de Antillen liggen. Dat moet ge dan later
maar even apart aan de meester vragen,
want het is nuttig dat geweten te hebben
als ge straks de school verlaat. Ik heb het
ook geweten, en ik heb er wel eens profijt
van gehad.
Maar vandaag zult ge zien waar onze
eigen stad ligt, dat zouden ze u op school
misschien vergeten te vertellen met al die
drukte over de ene Lofoot naast de andere.
Zie, als we op den buiten zijn: Daar ach
ter in de nevelen ligt de stad, daar plegen
wij te wonen, vandaar het woord gewoonte.
Ge ziet die grijze bex-gen van steen, hoog
en laag, met wat vuile rook erboven en
kerktorens ertussen als vingex-s die naar de
hemel wijzen. Dat is onze stad, rondom in
de velden en akkers die de warmte van de
lentezon liggen op te slurpen na een ganse
winter te hebben geslapen.
Wilt ge een rauwe wortel eten? Ik heb
die meegenomen voor onderweg, dat is
kostelijk voedsel waar niet mee geknoeid
is. Een rode, harde wortel zq uit de aard
kluiten getrokken, daar kx-ijgt ge stevige
tanden en een gezonde maag van.
Zo een wortel is een curieus ding. Hij is
gegroeid uit een zaadje zo klein als een
speldekop, kunt ge dat begrijpen? Daar
kunnen ze u op school ook niet veel wijzer
over maken. Een speldekop waar een
pilaar van een wortel uit schiet, met
een wuivende dos van groen loof op de
koop toe. We kunnen daar alleen maar
even stil over denken, zoon, en erbij zeggen
dat we van die dingen geen verstand heb
ben meegekregen.
Zie die boomgaard van dode stammen en
takken. Als de zon nog een week of wat bij
de hand blijft, zult ge uit die dorre dingen
de bloesem zien opspringen als kapok uit
een gescheurde lappenpop. Dan gaat alles
leven, manneke, tierig en kleurig, alsof er
een goochelaar bezig is.
Er zal ook een goochelaar bezig zijn
de lente. En uit de bloesem kruipen de
knoppen en uit de knoppen de appelen en
peren, daar behoeven wij niets aan te doen.
Daar kunnen we met onze handen in de
zak bij blijven kijken, dat wordt voor ons
gegoocheld om niet.
Hier, neem een appel die ik meegenomen
heb voor de dorst. Dat is gezonde kost,
beter dan gekookte en gebakken flauwitei
ten. En als ge ook nog een wortel wilt, dan
hebt ge het maar voor het zeggen.
Zo hebben we vandaag wat schoons ge
leerd, zonder meester en zonder school. We
komen moe en warm naar huis, na een dag
van gouden wonderen daarbuiten te heb
ben gezien.
Wat zegt ge me nu, hebt ge buikpijn?
Dat zal van die appelen en wortelen zijn,
daar moet ge aan wennen.
Dat is spijtig, zoon, van die buikpijn.
Maar nu kan ik met recht in dat briefje
aan de meester schrijven dat ge ziek ge
weest zijt. Wanneer en hoe laat, dat schreef
ook mijn vader er nimmer bij. Zo ziet ge
dat alles vandaag goed komt volgens de na
tuur.,
Dat alles doet die goochelaar, de lente,
voor niemendal. J. L.
De A. N. W. B. heeft thans langs de
door Wegenwacht bereden routes 475 borden
met de aanduiding „Telefoonpost" geplaatst
ten behoeve van gestrande weggebruikers.
Groot strijder voor de cultuur van zijn volk,
vertegenwoordiger der nationale romantiek
Vandaag, 8 Maart, is het vijftig jaar ge
leden dat te Antwerpen op 66-jarige leef
tijd de Vlaamse componist Peter Benoit
overleed. Voor hem, die wel eens genoemd
werd: de feestklok van Vlaanderen, luid
den somber de doodsklokken van een stad,
van een land in rouw. Ik herinner mij als
de dag van gisteren zijn begrafenis van het
Conservatorium uit het op zijn principes
van oud-Nederlandse cultuur gevestigde
„Koninklijk Vlaams Conservatorium",
waarvoor hij jaren geleden en gestreden
had, en waar ik toen mijn opleiding begon
nen was. Ja, de indrukken van die treur
dag zijn mij sterk bijgebleven: die eindeloze
stoet, waarin honderden omfloerste vlaggen
werden meegedragen, zich bewegend door
de hoofdstraten die naar de kathedraal
leidden, waar de rouwdienst zou plaats
hebben; de vlag halfstok aan elke gevel, de
in zwarte crêpe gehulde brandende straat
lantaarns, de treurmuziek van een militair
korps, het doffe gebrom van de grote
Carolusklok en. toen de kist in de kerk
gedragen werd, het salvo van een leger-
detachement. Dan die propvolle kerk,waar
in tijdens de dienst muziek van de over
leden meester werd uitgevoerd. Onvergete
lijk liet de bas Fontaine, die later mijn
zangleraar zou worden, de nobele klanken
horen van het lied „Mijn Moederspraak".
En daarna in de verte het gedreun van het
kanon, terwijl de stoet zich in de richting
van het kerkhof bewoog.
Een vorst kon niet vorstelijker naar zijn
laatste rustplaats gedragen worden dan
deze „muzikant", die zijn volk het besef
had bijgebracht van de kracht van zijn
cultuur en dientengevolge niet alleen de
eerbied, maar ook de liefde vaxi alle Vla
mingen genoot. Oxn dit te begrijpen moet
men deze merkwaardige figuur zien in het
licht van de Vlaamse cultuurstrijd, die
machtige volksbeweging, die met een
eeuwenoud ontaardingsproces wenste af te
rekenen. Men moet Benoit ook zien als ver
tegenwoordiger van de nationale romantiek
van zijn tijd, die als reactie op het classi
cisme de karaktex-istieke eigenschappen van
de landaard in het geding bracht. Die
eigenschappen waren voor hem die van
Groot-Nederland: hebben sommige van zijn
liederen de mildheid en de innigheid van
het Vlaamse gewest, andere daarentegen
bezitten de stoerheid en de bonkigheid van
de Hollandse geuzenliederen der zestiende
eeuw. Dat was geen dualisme: hij zag de
Nederlanden als een historische eenheid.
Als West-Vlaamse jongen uit het volk
zijn vader was sluismeester te Harelbeke
had hij aan het Brussels Conservatorium
schitterende studies gedaan, die met de
Prix de Rome bekroond werden. De cos-
mopolitische opleiding in klassieke zin
kon echter zijn natuurlijke aard niet aan
tasten, zelfs niet na het voorgeschreven
vex-blijf van drie jax-en in het buitenland.
Integendeel: uit Parijs, waar hij enige tijd
als dirigent werkte (na in Duitsland en
Tsjechoslowakije zijn licht te hebben opge
stoken) zond hij naar de Academie te Brus
sel een project over „de Vlaamse muziek
en haar toekomst". Na zijn terugkeer in
het vaderland wekten de in de hoofdstad
uitgevoerde grote wex-ken, die hij in den
vreemde gecomponeex-d had (Hoogmis, Te
Deum, Requiem) veel opzien. Men koes
terde grote verwachtingen van deze jonge
componist, die zich toen nog Pierre Benoit
liet noemen.
Doch kort daarop deed hij Brussel ver
steld staan. Hij had een uitgebreid orato
rium geschreven op Vlaamse tekst en het
werd uitgevoerd. Het werk heette „Luci-
Peter Benoit (Droge naald door
Walter Vaes).
fer" en de componist noemde zich voortaan
Peter Benoit. Die „Lucifer" (het eerste
oratorium op Vlaamse tekst) sloeg in als
een bliksemstraal en had vérstrekkende
gevolgen.
Benoit sloeg zijn kwai'tier in Antwerpen
op, werd daar directeur van de stedelijke
muziekschool, die hij naar zijn principes
inrichtte (met het Nedexiands als voertaal)
en die hij vele jaren later, pas kort voor
zijn einde, na veel strijd wist te doen ver
heffen tot het „Koninklijk Vlaams Conser
vatorium".
Zijn komst had hij ingeluid met zijn ora
torium „De Schelde", waarin Willem de
Zwijger de centrale figuur is, al heeft hij
maar enkele noten te zingen. Maar zijn
lijfthema loopt verder als een oranjedraad
door het oeuvre van de meester en het
groeide uit tot een machtig volkslied: „O
Nederland, o Vrijheid."
Iets later ontstond „De Oorlog", een ge
weldig brok muzikale strategie. Voor zover
ik weet is dit reusachtige en veeleisende
opus slechts één keer boven de Moerdijk
uitgevoerd en wel onder Henri Viotta's lei
ding. Dan „De Leye" en kort daarop de
„Rubenscantate", het werk voor uitvoering
in de openlucht, waarin het klokkenspel en
Thebaanse trompetten van de stadstoren
hun aandeel hebben een volkscantate in
de beste zin van het woord, die tot de meest
geliefde werken van de meester is gaan
behoren. Duizenden Haarlemmers zullen
zich nog herinneren dat wij vijftien jaar
geleden de „Rubenscantate" op onze Grote
Markt hebben uitgevoerd met 1500 execu
tanten, hoe geestdriftig deze manifestatie
van nobele volksmuziek toen onthaald is en
hoe spontaan de frisse melodie van het:
„Dan zal de beiaard spelen van alle toren
transen" nog weken en maanden naklonk.
Het leek wel of de „Rubenscantate" heel
Haarlem had wakker geschud. Dat is nu
juist het geheim van die muziek van Be
noit: zij grijpt de menigte. Maar ook de
kenner, die zich in haar constructie ver
diept, kan de finesses van dit fresco-werk
bewonderen. „Het type van een geniale
volksmuziek" noemde dr. Johan Wagenaar
de „Rubenscantate", toen we in 1934 elkaar
te Antwerpen ontmoetten op een avond na
afloop van de uitvoering van het werk.
Later ontstond „De Muze der Geschie
denis", een reusachtig werk met negen
koren en idem zoveel orkesten; nog later
„De Rijn", een oratorium in normale be
zetting. Maar wij kunnen niet blijven ci
teren, moeten zelfs noodgedwongen de
orkestcomposities en kamermuziekwerken
van Benoit stilzwijgend voorbij gaan, evenals
zijn liederen, kleinere cantates, koren enzo-
voox-ts.
Zeer talrijk zijn ook de geschriften van
Benoit, waarmee hij steeds strijdvaardig
zijn ideeën verdedigde. Men kan Benoit
niet meten met de maat waarmee men an-
dere componisten meet, omdat men de ar
tist in hem van de culturele strijder en
voorlichter van zijn volk niet scheiden kan.
Als idealist heeft hij in menig opzicht zich
zelf geofferd voor zijn volk. Dat bepaalt
tevens zijn grootheid.
JOS. DE KLERK.
Bond wees aanvrage af
Naar wij vernemen heeft de secretaris
van de Commissie Nieuwe Zaken van de
Nederlandse Bioscoopbond gisteren aa:i de
betrokkenen bericht gezonden, dat de Com
missie geen vrijheid heeft gevonden de aan
vrage in te willigen van de directie van het
City-theater te Haarlem om een nieuwe
bioscoop te stichten in het voormalige
„Lido" aan het Plein.
De commissie grondt haar beslissing on
der meer op de omstandigheid, dat er in
Haarlem geen aanwijsbare behoefte be
staat aan een zevende bioscoop. De be
staande theaters bieden naar het oor-deel
der commissie èn in programmakeuze èn
in accomodatie, zowel als in technische
outillage en het aantal voorstellingen reeds
een zodanige verscheidenheid, terwijl even
min van een overbezetting kan worden ge
sproken, dat uitbreiding van het «aantal
bioscopen te motivex-en zou zijn.
De aanvi'agers hebben gedurende drie
weken gelegenheid om van deze beslissing
in hoger beroep te komen.
Verkeerde indruk
Naar aanleiding van de passage in de
Memorie van Antwoord op de Haarlemse
gemeentebegroting, waarin B. en W. heb
ben geschreven, dat het bioscoopbezoek in
1950 iets is toegenomen en dat een verla
ging van de vermakelijkheidsbelasting toch
geen verlaging van de toegangspxijzen tot
gevolg zou hebben, wordt van de zijde der
Haarlemse bioscoopexploitanten opge
merkt, dat de zaken zo wel enigszins ver
keerd worden voorgesteld.
Het is namelijk zo, dat de toegangsprijzen
om een redelijke exploitatie te verkrijgen,
eigenlijk reeds lang verhoogd hadden moe
ten worden. Dit is ook reeds een paar maal
overwogen, doch men is er steeds weer
voor teruggeschrokken, omdat men als
effect een nog sterker teruggang van het
bioscoopbezoek vreesde. Verlaging van de
veimakelijkheidsbelasting is, zo zeggen de
directeuren, noodzakelijk om een sluitende
exploitatie te verkrijgen.
Wat tenslotte de zogenaamde gestegen
bezoekcijfers betreft: de verschillen met
1949 zijn zo gering, dat deze hoogstwaar
schijnlijk opgenomen zijn op een ogenblik,
dat de bioscopen juist bij de belastingen
een grote hoeveelheid toegangsbewijzen
hadden opgenomen, zodat men ook nog een
grote voorraad in kas had.