V Litteraire Kanttekening Prof. dr. P. H. van Moerkerken overleden UW LERAAR IN DE KAST Matthias Grünewald ZATERDAG 24 MAART 1951 en Fj. 30SSELIN DE JONG: „Do vador en de zoon" (Wereldbibliotheek, A'dam/Antwerpen). STEVEN BRODIE: „Sabine" (P. N. v. Kampen Zoon, Amsterdam) STeuts- Agenda voor Haarlem Ruim twintig jaar was deze schrijver van historische ideeën-romans leraar aan een H.B.S. te Haarlem Hedenavond radiotoespraak van minister-president Drees Nederlandse jeugdafdeling van de Benelux Prof. dr. M. Valkhoff wordt hoogleraar te Johannesburg Zeep duurder... Herbouw van het provinciehuis van Zuidholland Magda Janssens gaat haar gouden jubileum vieren OVER BEELDENDE KUNST Uw matrassenreparatie zonder prijsverhoging H. DE GRAAFF F „MAL DU SIÈCLE" (de ziekte der eeuw), één van haar gedichten uit de verzenbundel „Het witte Schip" die zij bijdroeg tot een gelijknamige verzame ling opmerkelijke „Nederlandse Vrouwen poëzie" kenmerkt Kitty de Josselin de Jong deze tijd, deze oorlogsgeneratie, als „gepantserd door beton en staal", onont vankelijk voor „de geur van rozen". „We zijn vervreemd", dicht ze daar, „van maan en nachtegaal, en wat eens dromen waren heet psychose". Tot die bitse, verbeten wereld behoort deze schrijfster en dich teres zeer .beslist niet. Voortgekomen uit een intellectueel milieu, uit de gezeten burgerklasse, daarenboven uit een voor oorlogse periode waaraan een litterair Arcadië nog niet geheel en al vreemd was, breed-ontwikkeld en sociaal werk zaam, is de toon van haar leven èn werk humaan. Dat is uit het oogpunt van litte ratuur haar zwakte èn haar kracht. Haar zwakte, omdat zij daardoor over een be perkt vermogen beschikt grote lijnen te zien, zich prijs te geven aan haar roman figuren, zich te wagen. Haar kracht, om dat zij haar zuiverste gevoelens heeft hooggehouden. Van Cam us, die de wereld waarin „de pest" rondwaart maar al te goed kent, is de uitspraak dat „het geen toeval is, dat boeken die typisch zijn voor deze tijd zich niet meer bezig houden met de gevoeliger tonen van ons hart en de grote waarheden van liefde". (Van het Reve, W. F. Her mans!). „In plaats van de vensters open te zetten aan de schone kant van het leven", voegt hij er aan toe, „sluit men zich zorgvuldig op, achter de kwelling der eenzaamheid". Het is een teleurstellend verschijnsel dat veelal daar, waar nog de moed bestaat dwars tegen de litteraire mode in letterlijk te schrijven met hart en ziel, het talent tekort schiet. Dat wat zich naar inhoud beperkt tot een familie tragiek in wezen de afmetingen kan aan nemen van een universeel-menselijk, diep- schokkende tragedie, van een machtig kunstwerk, zal, welk lot de romanlittera tuur ook beschoren is, te allen tijde be vestigd worden door Emily Brontë's „Wuthering Heights" (De woeste hoogte). Het conflict tussen vader en zoon, door Kitty de Josselin de Jong tot gegeven ge kozen van haar jongste novelle, blijft, met hoeveel zorg en vaardigheid geschreven en zeker niet van oprecht gevoel gespeend, een geconstrueerd verhaal, een „litterair geval". Botsen hier twee generaties, twee werelden? Was dit, in de trant van Toer- gènjèws meesterlijke „Vaders en Zonen", de opzet van de schrijfster? Soms heeft het er de schijn van, lijkt het of in wat Vestdijk een „verbijzonderde psychologie" noemde een kern schuilt van algemenei*, van boven-persoonlijke strekking. Hiér de fabrieksdirecteur Robert de Ruyter Senior: vitaal, tyranniek, hard, gedreven door wil- tot-macht en ontzag-afdwingende daad „gepantserd door beton en staal". Daar de schilder Robert Junior: kwetsbaar, terug getrokken, vol drang tot scheppend leven waarin symbolisch nog rozen geuren en nachtegalen zingen kunnen. Twee botsen de werelden: technische organisatie contra creatie, dictatuur contra vrijheid, heers zucht contra eerbied voor mens en leven, bruut eigenbelang contra dienende liefde wat een mogelijkheden! Kitty do Josse lin de Jong heeft ze niet gebruikt. Het familieconflict tussen vader en zoon, een tijdlang de psychologische worm voor de litteraire vissen en derhalve nu niet be paald een gloednieuw probleem, beperkt zich tot een gezinsvete, wat navrant ge accentueerd door een gemeenschappelijke liefde van vader en zoon. Het alleszins leesbare, humane verhaal mist de aan sluiting met het leven. Als gehéél genomen zonder twijfel zwakker van compositie, stijl en taal, is het merkwaardige debuut van Stevin Brodie: „Sabine" merkwaardig niet al- ADVERTENTIE O MAAI GEVOEL or CONFE-CTTegevoea. KLEECER.- MAKEKy GERAgPA VAN E>E*2. TÉL.10730 ZATERDAG 24 MAART Stadsschouwburg: „Vader thuis" (Comedia) 8 uur. Wilhelminakerk: Bijzondere samen komst, 7.30 uur. City: „Ten zuiden van Tahiti", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De geheimzinnige dr. Satan", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur (Paasdagen 2, 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans Hals: „Zanzibaral te bar", alle leeft., 2.30, 7 en 9.15 uur (Paas dagen 2, 4.15, 7 en 9.15 uur; Dinsdag 2.30 en 8 uur). Rembrandt: „Annie get your gun", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Mijn held generaal Skelton", alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor „Ultimatum", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 25 MAART Stadsschouwburg: „De eerbiedwaardige lichtekooi", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 26 MAART Stadsschouwburg: Benelux-uitwisseling Oostende—Haarlem „De Klucht van de brave moordenaar" (Koninklijke Van Neste ge nootschap), 2 uur. Stadsschouwburg: „De eerbiedwaardige lichtekooi" (Comedia), 8 u. Gemeentelijk Concertgebouw: „De Edelweiss kapel", 8 uur. Remonstrantse Kerk: Paas spel „De dag des Heren", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. DINSDAG 27 MAART Stadsschouwburg: „De dood van een han delsreiziger" (A. T. G.), 8 uur. Bioscopèn: Middag- en avondvoorstellingen. leen omdat zekere détails, de visie en schrijfwijze, sterk het vermoeden wekken dat zich achter dit mannelijk pseudoniem een vrouwelijke auteur verbergt, maar vooral omdat men er alle kwaad van zeg gen kan dat men wil, om na het herlezen van het tweede hoofdstuk tot de slotsom te komen: deze auteur heeft onmisken baar talent. Zwak is de bouw; de taal is soms vormei ij k-bloemriik; de gesprekken blijven ten dele (hoofdstuk IV) een ex posé van ideeën; de stijl aarzelt tussen traditionalisme en argeloze, onbeholpen eerlijkheid. Maar het verhaal hangt niet in de litteraire lucht, het wordt gedragen door een sfeer; en Sabine, dit gave na tuurkind, rijpend van droom-meisje tot sterke evenwichtige jonge vrouw, staat er, Ze staat er levend-verbeeld, niet dankzij het eerste liefdesavontuur dat, voorbij gaand, haar onbewust jarenlang bindt, evenmin vanwege het huwelijk waaraan zij zich tenslotte dienend gaat wijden, beide, dunkt me, door de auteur als hoofdmotieven bedoeld. Maar ze staat er krachtens zichzelve, bij de genade van het ogenblik dat zij bij de open groeve van haar gescheiden moeder in het tweemaal gestorven hart ziet van haar die zij nu aan de dood afstaat, én bij de gratie van wat zij denkt en daarna zegt. Sabine is het gegeven een verborgen tragedie te peilen met een zó warm-menselijke waarachtigheid en eenvoud, dat zij daarmee bevestigt degene te zijn die Ste ven Brodie „beschrijft": een jonge vrouw, sterk in zichzelf, die houdt van „de vogels en de bloemen, en de regen en de wind en de zon; en de boze zeeën en Jarl (dat is haar vader, die schilder is) en het oude ADVERTENTIE Verbazend gemakkelijk, Uw leraar steeds ter beschikking te hebben! Hebt U een vrij uurtje? Dan neemt U eenvoudig de Bekende Schriftelijke Cursus Resa-Hilversum uit de kast. Opleiding voor Staatsexainên en H.B.S., Mulo-examen, Onderwijzers akte en andere officiële examens, Het instituut met de meeste geslaag den! Vraag ons nieuwe prospectus 12e druk 1951. paard van grootvader en de meren". Diè Sabine is het, die aan het graf van haar moeder een menselijke tragedie weet sa men te vatten in deze woorden: „Ze hoeft niet meer te vluchten naar welk venster ook, om terug te schrikken voor een mis troostig uitzicht. Wij mogen niet treuren dat het haar bespaard bleef oud te worden zonder de fijne stille glimlach van het eeuwig woelende water. Misschien liet het leven haar vrij in een opwelling van deer nis". Diè deernis is geen „litteratuur" geble ven. Zij is het die aan „Sabine" sfeer en aan een aantal bladzijden een ziel geeft. Het is niet lang, dit goede hoofdstuk, de tekorten van de overige delen zijn vele. Maar dat éne fragment is juist genóég om deze ernstige debutant(e?) Stevens Brodie met goede verwachting in het oog te hou den. De hemel beware de schrijver, wiens eerste werk een meesterwerk is! C. J. E. DINAUX. N.V. Uitgeverij v/h. C. A. Mees, Sant poort, met als overige bijdragen gedichten van Martha Muusses, Fanny Reddingius, Maria van Royen, Mea Verwey, Jo de Wit. De Woensdag overleden oud-hoogleraar en oud-directeur van de Rijks-academie voor Beeldende Kunsten, professor dr. P. H. van Moerkerken, is vooral bekend ge worden door zijn veelzijdige arbeid als letterkundige en historicus. Dat wil zeggen: bekend in een beperkte kring, want zijn romans bleven even weinig geruchtmakend als zijn leven. Prof. dr. P. H. van Moerkerken op 60-jarige leeftijd. Pieter Hendrik van Moerkerken werd in 1877 te Middelburg geboren als zoon van een taalkundige, hetgeen voor een goed deel zijn liefde voor de letteren verklaart. In Utrecht, waar zijn vader in 1882 be noemd was tot leraar bij het middelbaar onderwijs, doorliep hij eerst het gymnasium en studeerde hij vervolgens aan de Rijks universiteit. Op 30 September 1904 promo veerde hij cum laude op een dissertatie „De satire in de Nederlandse kunst der Middel eeuwen", waarin hij niet alleen de liederen en legenden betrok, maar ook het toneel en de beeldende kunst. Merkwaardig was dit proefschrift bovendien, omdat het 38 dooi de schrijver vervaardigde illustraties be vatte. Voor hij naar de universiteit ging, had Van Moerkerken zich reeds geruime tijd in de schilderkunst bekwaamd. In één der nummers van „De Kroniek" van 1895 vroeg professor A. J. Derkinderen per adverten tie een leerling „om mee te helpen aan al lerlei werk, zoals in de oude schilderwerk plaatsen". De gymnasiast Van Moerkerken werd uit de vele gegadigden hiervoor ge kozen. Zijn eerste proeve van boekverluch ting verscheen in 1898 bij S. L. van Looy te Amsterdam: „De legende van het kerk hof Sint Jan bij Laren", een uitgave van enkele bladzijden, niet gedrukt met losse letters maar van gehele houtblokken. Ver der maakte Van Moerkerken vignetten voor zijn in 1900 verschenen bloemlezing „XII oude liederen, uitgezocht en met prentjes versierd" en ontwierp hij het titelblad voor zijn drama „Modron". Daar zijn gezichtsvermogen veel te wen sen lieten, moest hij echter de beoefening der beeldende kunst opgeven, al heeft hij zich later door de toegewijde vervulling van zijn in 1926 begonnen hoogleraarschap in de iconografie en symboliek aan de Rijksacademie op dit gebied nog verdien stelijk kunnen maken. In 1921 was hij daar reeds buitengewoon hoogleraar geworden. In het jaar van zijn promotie werd Van Moerkerken benoemd tot leraar aan de eerste H.B.S.-B te Haarlem, de school van ir. W. C. G. H. van Mourik Broekman, met wie hij zeer bevriend geraakte. Ruim twin tig jaar heeft hij hier (in de Iordensstraat) gewoond en gedoceerd. Zijn letterkundig werk Aanvankelijk schreef Van Moerkerken in hoofdzaak poëzie. Hij debuteerde in 1895 in het tijdschrift „Nedex-land" met een bijdrage onder het pseudoniem P. Ter- duyn en gaf in 1907 een bundeltje „XXX verzen" uit. Verder publiceerde hij drama tische gedichten (zoals „Dodendans" en „De dood van Keizer Otte") benevens (thans onder de schuilnaam Peter Dumaar) het verhaal „Gijsbert en Ada". Van 1912 af beperkte hij zich tot het proza. Uit dat jaar dateert de verzameling novellen „De dans des levens", een jaar later verscheen zijn vele keren herdi-ukte en nog steeds veelgelezen roman „De on dergang van het dorp". Daarop volgden „De Bevx-ijdei-s" en „André Campo's witte rozen". Tussen 1914 en 1924 publiceerde hij in zes delen de romancyclus „De ge dachte der tijden", in 1948 in één band hei-drukt. Onze litteraire medewerker C. J. E. Dinaux schreef hierover onder meer: ,-,Aestheet, dromer, peinzer, sociale hervor mer, humanist zijn talent verenigt deze onderscheiden kanten van zijn persoonlijk heid op een bijzonder evenwichtige, een benijdenswaai-dig gelukkige wijze. De cul tuurgeschiedenis had zijn vooi-keur, ze was hem lief uit diepere gronden dan die der wetenschappelijke of kunstzinnige beoefe ning: als romanticus, als mens wiens wee moedig verlangen uitging naar een waar diger en dus schoner staat, naar een geluk zaliger levensvorm, bepeinsde hij „de ge dachte der tijden" verontrust dl or de tegenstelling en vervuld van een streven naar beter. Deze cyclus is een indrukwek- kend historisch tafreel van het tasten en dwalen op de weg van barbarisme tot menswoi'ding, gade geslagen met dat on- tembai-e idealisme dat wéét wat het is: on- vei-vulbaar verlangen, telkens weer geknot door onmacht en onwil, door de boze machten van begeex-te en heex*szucht. Van Moei-kerken gaf in dit half i-ealistische, half symbolische en visionnaire wei-k de loop der wereldgeschiedenis weex-, wetend dat nooit op aarde de heersex-s het inzicht zullen vex-wex-ven dat hun macht ijdel is, óók wetend dat de hoogste idealen ge doemd zijn idealen te blijven, hetgeen ech ter niet beletten mag ze te koestex-en en verkondigen". Drift en bezinning Het is het bekoorlijke van deze histo- x-ische ideeën-romans dat zij in een krach tige eenvoud van taal en een bijna klas sieke (soms te klassieke) compositie zijn geschreven met de gloed van een levens overtuiging, getemperd alleen door het sceptische oordeel van deze bespiegelende idealist. Een geboren verteller toonde Van Moerkex-ken zich met „De bevrijdex-s", spe lend aan de Heemsteedse Herenweg ten tijde van het Napoleontisch bewind. Het motief van dit werk was een oud inschrift, in de bast gesneden van één der beuken van het Napoleonlaantje in de Haax-lem- rner Hout (in 1942 „zonder een spoor van schaamte" geveld). Op bijzonder geluk kige wijze zijn hier de grillen der harts tochten en het lot van een onvrij land met elkaar verweven. Toen het boek ver leden jaar werd herdrukt, kon men menen dat deze kroniek van strijd tegen de „drif ten" terwille van de „bezinning", mede door de hernieuwde actualiteit tengevolge van de bezettingsjaren, zojuist was ver schenen. Van zijn verdere publicaties noemen wij nog: „Koning Attila's bx-uiloft" en „De wil der Goden", een breed panorama van de Bataafse opstand onder Claudius Civilis tegen de Romeinen, verder „Eros en de nieuwe God" en „De historie en het droom gezicht over den prins en den moordenaar". De minister-president, dr. W. Drees, zal hedenavond om 20.05 uur over beide zen ders een toespraak houden tot het Neder landse volk. In het Benelux-huis te 's-Gravenhage is de oprichtingsvergadering gehouden van de Nederlandse Jeugdafdeling van de Be nelux. In deze vergadering is een voor lopige werkcommissie gevormd, die op Tweede Paasdag te Brussel met de jeugd afdelingen van België en Luxemburg in contact zal treden. Het doel van deze afdeling is, door ge zamenlijke bijeenkomsten een nauwe band te leggen tussen de jeugd van de Benelux- landen. Tot hoogleraar in de Franse taal- en let terkunde aan de universiteit van Wit- watersrand te Johannesburg is benoemd prof. dr. M. Valkhoff, hoogleraar aan de gemeente-universiteit te Amsterdam. Prof. Valkhoff heeft reeds in 1931 aan de universiteit van Stellenbosch Frans ge doceerd. Prof. Valkhoff is lid van het bestuur van de Stichting tot Bevordering van de studie van Taal, Letterkunde, Cultuur en Ge schiedenis van Zuid-Afx-ika en van de af deling Amsterdam van de Nederlands Zuid- Afrikaanse Vereniging. ADVERTENTIE SNEL NOG VOORDELIGER I Nu is 't helemèAl zaak SNEL te gebruiken! Want zeep wordt duurder, maar SNEL niet! SNEL, met ongekende was kracht: 3 h 4 druppels zjjn voldoende voor de vetste vaat Borden, pannen, lepels, glazen, alles droogt prachtig glanzend op. Ruiten - tegels - sanitair - alles wordt echt schoon en fris. En was in SNEL ook Uw wol len dekens, zijde en nylon! De kleuren frissen er zo van op! De weefsels worden als nieuw Bovendien... SNEL houdt Uw handen zacht en gaaf, want het bevat Sapobiel, het onge ëvenaarde huidbeschermings middel. Haal vandaag nog zo'n zuinige fles SNEL, met de handige druppelsluiting Gedeputeerde Staten van Zuidholland heb ben in overleg met de Bond van Nederlandse Architecten aan vijf architecten gevraagd of zij in beginsel bereid zijn een uitnodiging tot het vervaardigen van een ontweip voor de herbouw van het provinciehuis in Den Haag te aanvaarden. Dit zijn de heren ir. W. S. van de Erve, Den Haag; ir. M. P. J. H. Klijnen. Den Haag; J. J. P. Oud, Rottei-dam; ir. F. P. J. Peutz, Heerlen en J. W. H. C. Pot, Amsterdam. Zij hebben zich in px-incipe daartoe bereid vei-klaard. Voorts is een commissie van advies be noemd, die de ontwerpen zal beoordelen. Voorzitter is jhr. ir. P. F. O. R. Sickinghe, intendant van de Koninklijke Paleizen te Amsterdam en te 's Gravenhage, leden zijn ir. G. Friedhoff. rijksbouwmeester te 's Gra venhage, ir. J. Leupen, waarnemend stads architect van Amsterdam en ir. S. van Ravesteijn, hoofdingenieur-architect bij de Nedex'landse Spoorwegen te Utrecht. De Limburgse mijnen hebben in Februari geproduceerd 984.159 ton steenkool (in Januari 1.079.727 ton). De productie per werkdag, in Januari 41.528 ton, was in Fe bruari 41.007 tor- In 1946 verscheen het document der ont goocheling: „Naar de eenzaamheid". Kort geleden liet Van Moerkerken een essay het licht zien onder de titel „Achter het mombakkes", waarin hij trachtte aan te tonen dat Edward de Vere, de zeven tiende gx-aaf van Oxford, de auteur zou zijn van de aan William Shakespeare toe gedichte toneelstukken. Hierop komen wij binnenkort in een afzonderlijke bespre king terug. Prof. dr. P. H. van Moerkerken was Officier in de Orde van Oranje Nassau. De Delftse beeldhouwer H. J. Etienne met een door hem vervaardigde groep, voor stellende Christus met zijn leerlingen in de storm op het meer van Genesareth, die bestemd is voor een monument waarmee de gemeente Heerhugowaard getuigt van haar dankbaarheid voor haar vrijwel ongeschonden bevrijding uit de tweede werldoorlog. Matthias Grünewald (Mathis Neit- hardt, gen. Gothard, omstreeks 1460- 1528): Détail van de Christus-figuur op het paneel der Kruisiging, onder deel van het Isenheimer Altaar (voltooid in 1515, Museum Colmar). Een populaire actx-ice gaat in het vol gend seizoen, maar nog dit jaar haar gou den jubileum vieren: Magclalena Christine (in de wandeling en in het programma Magda) Janssens, of eigenlijk mevrouw HendricksJanssens, Z03ls zij heet sinds haar in 1926 met de oud-bux-gemeester van Kerkrade gesloten huwelijk. De toneel groep Comedia, waaraan zij verbonden is, zal voor die gelegenheid eexx Napolitaans blijspel op het répertoire nemen, waarin zij een haar passende hoofdrol krijgt te ver vullen. Vijftig jaar heeft Magda Janssens het toneel gediend met haar sappig talent en haar gezonde humeur. Zij werd op de 18de April van het jaar 1884 te Antwerpen ge boren, waar zij de lagere school en de H.B.S. bezocht. Reeds als kind bleek haar bijzondere talent, toen zij enige prijzen behaalde met de voordracht van Vlaamse gedichten. Later ontdekte men nog een prettige gave bij het overhoren van de rol len van haar zwager, die beröepsacteur was: met een verbluffend gemak maakte zij zich namelijk de teksten eigen. Op 15- jarige leeftijd trad zij voor het eerst in de openbaarheid met een klein rolletje in „De max-e van Antwerpen" en langzaam maar zeker ontwikkelde zij zich tot jeune première van het Vlaamse toneel, waarbij zij veel steun ondervond van haar leer meester, de later ook in ons land gevierde Hubert la Roche en aan haar andere kunst zusters Marie Verstraete en Mina Beers- mans. Vele triomfen vierde zij in de Konink lijke Vlaamse Schouwburg, in „Charlotte Corday" van Auguste Monet,, in „Carmen" van De Latin, in „Mevrouw Warren's be drijf" van Shaw en in „Kaatje" van Paul Spaak, welke laatste rol zij ook in het Esperanto speelde. Zij trok de aandacht van Willem Korlaar, destijds directeur van de K.V. „Het Nederlandsch Tooneel", die haar in 1909 als gast bij zijn gezelschap in Amsterdam liet spelen. De actrice Magda Janssens, In 1914, toen de oorlog een einde aan de bloeiperiode van het toneel in België maakte, kwam zij voorgoed naar ons land. Met haar kleine dochtertje uit haar eerste huwelijk vluchtte zij te voet uit Antwerpen naar Bergen op Zoom. Na een voordrachtavond in het Haagse „Diligentia" schreef een toonaangevende krant dat zij een geschikte kracht voor de vereniging „Het Tooneel" van Willem Royaards zou zijn en inderdaad kreeg zij daar een engagement. Tot 1925 heeft zij met de nog steeds door haar vereerde meester samengewerkt. Zij speelde „La Parisienne" van Henri Becque, „Madame Sans-Gêne" van Sardou, „De duivel in de vx-ouw" van Schönherr, in blijspelen van Shakespeare, in teveel stukken om op te noemen. Als uitblinkster ixx een voorstel ling door uitgeweken Belgische acteurs van „Fientje Beulemans" had zij reeds het hart van het Nederlandse publiek gestolen met haar charmante verschijning en twinke lende humor. Van 1925 tot 1927 werkte zij samen met Verkade en Vérbeek, daarna weer bij de herbox-en K.V. „Het Nederlandsch Tooneel", vervolgens met Louis Saalborn en tenslotte voor de oorlog nog bij „Het Masker" van Ko Arnoldi en bij het Gemeentelijk Theaterbedrijf onder Cor van der Lugt Melsert, waar zij onder meer optrad als Moeder Aase in „Peer Gynt" van Ibsen, in „L'Arlésienne" en als Badeloch in „Gys- brecht van Aemstel". Bekende rollen van Magda Janssens waren verder: Kathie in „Oud-Heidelberg", Esther in „De Violiers", Mevrouw Alving in „Spoken", Elisabeth in „Maria Stuart", Viola in „Driekoningen avond" en Son ja in „De opgaande Zon". Deze opsomming is uiteraard zéér onvol ledig. Van 1928 tot 1931 fungeerde zij als lex-ares aan de Toneelschool. Zij schreef ook zelf een stuk: „Een jongen of een meisje". Na de oorlog zag men Magda Janssens voor het eerst terug in „Thérèse Raquin" van Emile Zola. Al spoedig kwam zij bij Comedia, waar zij zich onder meer onder scheidde in „De held van het Westen" en als mevrouw Loman in „De dood van een handelsreiziger". Thans vervult zij rollen O Haupt voll Blut und V/unden, Voll Schmerz und voller Hohn! O Haupt, zu Spott gebunden Mit einer Dornenkron'! Koraal uit Bachs Matthaus Passion op woorden van Paul Gerhardt (1656) De hoogste troost, de Christenheid in het kruisoffer geschonken, is kunstenaars van alle tijden een onuitputtelijke bron van in- spiratie geweest. De millioenen, die gedu rende meer dan negentien eeuwen in gebed en meditatie deze troost zochten, haakten naar de tastbare vorm, zoals reeds blijkt ten tijde der eerste Christenen, toen het Kruis'het verheven „insigne" was der ver volgden in de dodenstad der catacomben. Hoogtepunten in de naturalistische weer geving van het drama van Golgotha zijn talrijk sedert de vrijwording der beelden de kunsten uit de vrome beoefening der miniatuurkunst. Daar de beeldhouwkunst krachtens haar aard meer afhankelijk was van en derhalve in enger contact stond met de realiteit, is zij de schilderkunst in de realistische weergeving ver vooruit ge weest, waartoe tevens de ruimte haar in staat had gesteld. Wanneer de vroege pa neelschilders uit de enge sfeer der versie rende miniatuurkunst treden en de wereld met haar ruimte en schoonheid in hun ge wijde kunst betrekken, dan herkennen we in die kunst behalve herinneringen aan naturalistische tendenzen van geniale ver luchters, als Hesdin, de gebroeders de Lim- bourg en de Van Eycks elementen wel ke zijn ontleend aan het toneel (mysterie spel) en de beeldhouwkunst. Ook de tafe relen van het Isenheimer Altaar vertonen deze elementen nog, niettegenstaande op het tijdstip van ontstaan de Renaissance geheel andere opvattingen in de „regie" deed gelden. Geen kunstenaar heeft het ontzagwek- kendste gebeuren in de geschiedenis der mensheid dwingender, beklemmender ver beeld dan „Mathis der Maler". Zélfs Rem brandt niet, wiens imposante staten der „Drie Kruisen"-ets een climax betekenen in het geniale schouwspel van Golgotha en in de spanningen welke de meester in stro men van licht en huiveringwekkende duis ternissen heeft voelbaar gemaakt. Maar Rembrandt benaderde het lijden van de Heiland niet, als Grünewald, tot. in de wonden van Zijn geofferd lichaam. Van omstreeks 1512 tot 1515 schiep Grü newald de machtige polyptiek (veelluik) voor het klooster der Antoniten te Isen- heim in de Boven-Elzas. welk altaar thans wordt bewaard in het museum te Colmar. De polyptiek verenigt als in een visionnair toneel sculptux-en en panelen, die, al naar het liturgisch getij, den volke worden ge openbaard: St. Antonius, St. Sebastiaan, St. Augustnus (met schfenker), St. Hiero- nymus, Christus met de twaalf apostelen, de Verkondiging, de Geboorte, het Con cert der Engelen, de Kruisiging, de Graf legging, de Verx-ijzenis, de Convex'satie tussen St. Paulus de Hermiet en St. An tonius, de Verzoeking van St. Antonius. Het zou ver buiten de opzet dezer ru briek vallen de indrukwekkende cyclus der polyptiek, in het museum te Colmar op drie achter elkaar geplaatste altax-en ge ëxposeerd, zelfs maar samenvattend te be spreken. Ik zou daarom het volle licht wil len werpen op het hier gereproduceerde detail van de Gekruisigde, in Wiens deer niswekkend lichaam de bovenmenselijke smart van Christus' lijden gestalte werd gegeven. Evenals in de andere figuren, die hel veelluik bevolken, treft ons in dit dé tail de stei-ke plastiek die herinneringen oproept aan oude Zuid-Duitse beeldhou wers. De uitdrukkingskracht is adembe nemend. Sporen der onbarmhartige gese ling overdekken het deerlijk-gemartelde boven-lichaam, dat een fel contrast vormt met de opvatting der Renaissancistische kunstenaars, die de kunst der klassie ken huldigend de ideale lichaamsvorm onder alle omstandigheden handhaafden. (Men vex-gelijke bij voox-beeld de Bewe ning Christi in het Centraal Museum te Utrecht, door Jan van Scorel!). Dat Grünewald krachtens geboorte nog wortelt in de late Gothiek, ervaren we uit het „program" van zijn levenswerk, doch in wezen is hij geheel vrij en schouwt hij over de tijden. Hij gehoorzaamde een roe ping die uitging boven een artistieke zen ding alleen: hij sloeg de brug tussen het aardse en het bovennatuurlijke. Zijn visie was van profetische orde. Niet slechts in bewonderend beschouwen houdt dit meesterwerk ons gevangen: het dwingt ons tot meditatie. Kan men zich ter verdieping dezer meditatie schoner be geleiding wensen dan de innige koraal uit Bachs Matthaus-Passion en de woorden die hierin tot een geestelijk balsem zijn gewor den? Indrukwekkend samengaan van drie kunstenaars, waaxwan die van het woord waarschijnlijk een heilige was. Naar het „Salve caput cruentatum" immers, toege schreven aan St. Bernardus, abt van Clair- vaux (1090-1153), vertaalde Paul Ger hardt in 1656 (73 jaar dus voor haar ge toonzette toepassing in de Matthaus Pas sion) de befaamde koraaltekst in het Duits, waarvan ook in 17de-eeuws Nederlands een versie bestaat, welke begint met de „zoet-gevooisde" woorden: 'k Groet U Hooft van alle zyden Soo door martelt in het lijden, Met een Dooren-crans omrenght. 'k Groet U aensicht soo verduystert, Soo verandert en ontluystert. Och die Vermillioene Bloem Is vergaen in bleecke verven Als van ymant die gaet sterven Sonder schoonheyt, eersten roem!.... H P. BAABD In 1934 voltooide Paul Hindemith zijn symphonische opera „Mathis der Maler", waar van de drie delen zijn geïnspireerd óp taferelen van het Isenheimer altaar. Het was bij de op voering hiervan in de Stadsschouwburg te Am sterdam (19391 merkwaardig te ervaren hoe bij voorbeeld de suggestieve „Verzoeking van St. Antonius". die door de regisseur tot in de on derdelen trouw werd gevolgd, de sfeer van liet mysterie-spel weer levend maakte. ADVERTENTIE Door onze grote voorraad 's morgens gehaald, *s avonds gebracht. HAARLEMS MATRASSENHUIS Grote Houtstraat 103 Telefoon 11485 in „Anna Lucasta" en de één-acter „De brief van Don Juan". Magda Janssens werd door Belgische regering verheven tot Ridder in deLeo poldsorde. Verder is zij draagster van de medaille dér stad Antwerpen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5