V
Litteraire Kanttekening
Prof. dr. P. H. van Moerkerken overleden
UW LERAAR
IN DE KAST
Matthias Grünewald
ZATERDAG 24 MAART 1951
en
Fj. 30SSELIN DE JONG: „Do vador en de zoon"
(Wereldbibliotheek, A'dam/Antwerpen). STEVEN BRODIE:
„Sabine" (P. N. v. Kampen Zoon, Amsterdam)
STeuts-
Agenda voor Haarlem
Ruim twintig jaar was deze schrijver van historische
ideeën-romans leraar aan een H.B.S. te Haarlem
Hedenavond radiotoespraak
van minister-president Drees
Nederlandse jeugdafdeling
van de Benelux
Prof. dr. M. Valkhoff wordt
hoogleraar te Johannesburg
Zeep duurder...
Herbouw van het provinciehuis
van Zuidholland
Magda Janssens gaat haar
gouden jubileum vieren
OVER BEELDENDE KUNST
Uw matrassenreparatie
zonder prijsverhoging
H. DE GRAAFF
F „MAL DU SIÈCLE" (de ziekte der
eeuw), één van haar gedichten uit de
verzenbundel „Het witte Schip" die zij
bijdroeg tot een gelijknamige verzame
ling opmerkelijke „Nederlandse Vrouwen
poëzie" kenmerkt Kitty de Josselin de
Jong deze tijd, deze oorlogsgeneratie, als
„gepantserd door beton en staal", onont
vankelijk voor „de geur van rozen". „We
zijn vervreemd", dicht ze daar, „van maan
en nachtegaal, en wat eens dromen waren
heet psychose". Tot die bitse, verbeten
wereld behoort deze schrijfster en dich
teres zeer .beslist niet. Voortgekomen uit
een intellectueel milieu, uit de gezeten
burgerklasse, daarenboven uit een voor
oorlogse periode waaraan een litterair
Arcadië nog niet geheel en al vreemd
was, breed-ontwikkeld en sociaal werk
zaam, is de toon van haar leven èn werk
humaan. Dat is uit het oogpunt van litte
ratuur haar zwakte èn haar kracht. Haar
zwakte, omdat zij daardoor over een be
perkt vermogen beschikt grote lijnen te
zien, zich prijs te geven aan haar roman
figuren, zich te wagen. Haar kracht, om
dat zij haar zuiverste gevoelens heeft
hooggehouden.
Van Cam us, die de wereld waarin „de
pest" rondwaart maar al te goed kent, is
de uitspraak dat „het geen toeval is, dat
boeken die typisch zijn voor deze tijd zich
niet meer bezig houden met de gevoeliger
tonen van ons hart en de grote waarheden
van liefde". (Van het Reve, W. F. Her
mans!). „In plaats van de vensters open
te zetten aan de schone kant van het
leven", voegt hij er aan toe, „sluit men
zich zorgvuldig op, achter de kwelling der
eenzaamheid". Het is een teleurstellend
verschijnsel dat veelal daar, waar nog de
moed bestaat dwars tegen de litteraire
mode in letterlijk te schrijven met hart en
ziel, het talent tekort schiet. Dat wat zich
naar inhoud beperkt tot een familie
tragiek in wezen de afmetingen kan aan
nemen van een universeel-menselijk, diep-
schokkende tragedie, van een machtig
kunstwerk, zal, welk lot de romanlittera
tuur ook beschoren is, te allen tijde be
vestigd worden door Emily Brontë's
„Wuthering Heights" (De woeste hoogte).
Het conflict tussen vader en zoon, door
Kitty de Josselin de Jong tot gegeven ge
kozen van haar jongste novelle, blijft, met
hoeveel zorg en vaardigheid geschreven
en zeker niet van oprecht gevoel gespeend,
een geconstrueerd verhaal, een „litterair
geval". Botsen hier twee generaties, twee
werelden? Was dit, in de trant van Toer-
gènjèws meesterlijke „Vaders en Zonen",
de opzet van de schrijfster? Soms heeft
het er de schijn van, lijkt het of in wat
Vestdijk een „verbijzonderde psychologie"
noemde een kern schuilt van algemenei*,
van boven-persoonlijke strekking. Hiér de
fabrieksdirecteur Robert de Ruyter Senior:
vitaal, tyranniek, hard, gedreven door wil-
tot-macht en ontzag-afdwingende daad
„gepantserd door beton en staal". Daar de
schilder Robert Junior: kwetsbaar, terug
getrokken, vol drang tot scheppend leven
waarin symbolisch nog rozen geuren en
nachtegalen zingen kunnen. Twee botsen
de werelden: technische organisatie contra
creatie, dictatuur contra vrijheid, heers
zucht contra eerbied voor mens en leven,
bruut eigenbelang contra dienende liefde
wat een mogelijkheden! Kitty do Josse
lin de Jong heeft ze niet gebruikt. Het
familieconflict tussen vader en zoon, een
tijdlang de psychologische worm voor de
litteraire vissen en derhalve nu niet be
paald een gloednieuw probleem, beperkt
zich tot een gezinsvete, wat navrant ge
accentueerd door een gemeenschappelijke
liefde van vader en zoon. Het alleszins
leesbare, humane verhaal mist de aan
sluiting met het leven.
Als gehéél genomen zonder twijfel
zwakker van compositie, stijl en taal, is
het merkwaardige debuut van Stevin
Brodie: „Sabine" merkwaardig niet al-
ADVERTENTIE
O MAAI GEVOEL
or CONFE-CTTegevoea.
KLEECER.-
MAKEKy
GERAgPA
VAN E>E*2.
TÉL.10730
ZATERDAG 24 MAART
Stadsschouwburg: „Vader thuis" (Comedia)
8 uur. Wilhelminakerk: Bijzondere samen
komst, 7.30 uur. City: „Ten zuiden van
Tahiti", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
Spaarne: „De geheimzinnige dr. Satan", 14 j.,
2.30, 7 en 9.15 uur (Paasdagen 2, 4.15, 7 en
9.15 uur). Frans Hals: „Zanzibaral te
bar", alle leeft., 2.30, 7 en 9.15 uur (Paas
dagen 2, 4.15, 7 en 9.15 uur; Dinsdag 2.30 en
8 uur). Rembrandt: „Annie get your gun",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Mijn held generaal Skelton", alle leeft..
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor „Ultimatum",
14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 25 MAART
Stadsschouwburg: „De eerbiedwaardige
lichtekooi", 8 uur. Bioscopen: Middag- en
avondvoorstellingen.
MAANDAG 26 MAART
Stadsschouwburg: Benelux-uitwisseling
Oostende—Haarlem „De Klucht van de brave
moordenaar" (Koninklijke Van Neste ge
nootschap), 2 uur. Stadsschouwburg: „De
eerbiedwaardige lichtekooi" (Comedia), 8 u.
Gemeentelijk Concertgebouw: „De Edelweiss
kapel", 8 uur. Remonstrantse Kerk: Paas
spel „De dag des Heren", 8 uur. Bioscopen:
Middag- en avondvoorstellingen.
DINSDAG 27 MAART
Stadsschouwburg: „De dood van een han
delsreiziger" (A. T. G.), 8 uur. Bioscopèn:
Middag- en avondvoorstellingen.
leen omdat zekere détails, de visie en
schrijfwijze, sterk het vermoeden wekken
dat zich achter dit mannelijk pseudoniem
een vrouwelijke auteur verbergt, maar
vooral omdat men er alle kwaad van zeg
gen kan dat men wil, om na het herlezen
van het tweede hoofdstuk tot de slotsom
te komen: deze auteur heeft onmisken
baar talent. Zwak is de bouw; de taal is
soms vormei ij k-bloemriik; de gesprekken
blijven ten dele (hoofdstuk IV) een ex
posé van ideeën; de stijl aarzelt tussen
traditionalisme en argeloze, onbeholpen
eerlijkheid. Maar het verhaal hangt niet
in de litteraire lucht, het wordt gedragen
door een sfeer; en Sabine, dit gave na
tuurkind, rijpend van droom-meisje tot
sterke evenwichtige jonge vrouw, staat er,
Ze staat er levend-verbeeld, niet dankzij
het eerste liefdesavontuur dat, voorbij
gaand, haar onbewust jarenlang bindt,
evenmin vanwege het huwelijk waaraan
zij zich tenslotte dienend gaat wijden,
beide, dunkt me, door de auteur als
hoofdmotieven bedoeld. Maar ze staat
er krachtens zichzelve, bij de genade
van het ogenblik dat zij bij de open
groeve van haar gescheiden moeder in het
tweemaal gestorven hart ziet van haar die
zij nu aan de dood afstaat, én bij de gratie
van wat zij denkt en daarna zegt. Sabine
is het gegeven een verborgen tragedie te
peilen met een zó warm-menselijke
waarachtigheid en eenvoud, dat zij
daarmee bevestigt degene te zijn die Ste
ven Brodie „beschrijft": een jonge vrouw,
sterk in zichzelf, die houdt van „de vogels
en de bloemen, en de regen en de wind en
de zon; en de boze zeeën en Jarl (dat is
haar vader, die schilder is) en het oude
ADVERTENTIE
Verbazend gemakkelijk, Uw leraar
steeds ter beschikking te hebben!
Hebt U een vrij uurtje? Dan neemt
U eenvoudig de Bekende Schriftelijke
Cursus Resa-Hilversum uit de kast.
Opleiding voor Staatsexainên en
H.B.S., Mulo-examen, Onderwijzers
akte en andere officiële examens,
Het instituut met de meeste geslaag
den! Vraag ons nieuwe prospectus
12e druk 1951.
paard van grootvader en de meren". Diè
Sabine is het, die aan het graf van haar
moeder een menselijke tragedie weet sa
men te vatten in deze woorden: „Ze hoeft
niet meer te vluchten naar welk venster
ook, om terug te schrikken voor een mis
troostig uitzicht. Wij mogen niet treuren
dat het haar bespaard bleef oud te worden
zonder de fijne stille glimlach van het
eeuwig woelende water. Misschien liet het
leven haar vrij in een opwelling van deer
nis".
Diè deernis is geen „litteratuur" geble
ven. Zij is het die aan „Sabine" sfeer en
aan een aantal bladzijden een ziel geeft.
Het is niet lang, dit goede hoofdstuk, de
tekorten van de overige delen zijn vele.
Maar dat éne fragment is juist genóég om
deze ernstige debutant(e?) Stevens Brodie
met goede verwachting in het oog te hou
den. De hemel beware de schrijver, wiens
eerste werk een meesterwerk is!
C. J. E. DINAUX.
N.V. Uitgeverij v/h. C. A. Mees, Sant
poort, met als overige bijdragen gedichten
van Martha Muusses, Fanny Reddingius,
Maria van Royen, Mea Verwey, Jo de Wit.
De Woensdag overleden oud-hoogleraar
en oud-directeur van de Rijks-academie
voor Beeldende Kunsten, professor dr. P.
H. van Moerkerken, is vooral bekend ge
worden door zijn veelzijdige arbeid als
letterkundige en historicus. Dat wil zeggen:
bekend in een beperkte kring, want zijn
romans bleven even weinig geruchtmakend
als zijn leven.
Prof. dr. P. H. van Moerkerken op
60-jarige leeftijd.
Pieter Hendrik van Moerkerken werd in
1877 te Middelburg geboren als zoon van
een taalkundige, hetgeen voor een goed
deel zijn liefde voor de letteren verklaart.
In Utrecht, waar zijn vader in 1882 be
noemd was tot leraar bij het middelbaar
onderwijs, doorliep hij eerst het gymnasium
en studeerde hij vervolgens aan de Rijks
universiteit. Op 30 September 1904 promo
veerde hij cum laude op een dissertatie „De
satire in de Nederlandse kunst der Middel
eeuwen", waarin hij niet alleen de liederen
en legenden betrok, maar ook het toneel en
de beeldende kunst. Merkwaardig was dit
proefschrift bovendien, omdat het 38 dooi
de schrijver vervaardigde illustraties be
vatte.
Voor hij naar de universiteit ging, had
Van Moerkerken zich reeds geruime tijd
in de schilderkunst bekwaamd. In één der
nummers van „De Kroniek" van 1895 vroeg
professor A. J. Derkinderen per adverten
tie een leerling „om mee te helpen aan al
lerlei werk, zoals in de oude schilderwerk
plaatsen". De gymnasiast Van Moerkerken
werd uit de vele gegadigden hiervoor ge
kozen. Zijn eerste proeve van boekverluch
ting verscheen in 1898 bij S. L. van Looy
te Amsterdam: „De legende van het kerk
hof Sint Jan bij Laren", een uitgave van
enkele bladzijden, niet gedrukt met losse
letters maar van gehele houtblokken. Ver
der maakte Van Moerkerken vignetten voor
zijn in 1900 verschenen bloemlezing „XII
oude liederen, uitgezocht en met prentjes
versierd" en ontwierp hij het titelblad voor
zijn drama „Modron".
Daar zijn gezichtsvermogen veel te wen
sen lieten, moest hij echter de beoefening
der beeldende kunst opgeven, al heeft hij
zich later door de toegewijde vervulling
van zijn in 1926 begonnen hoogleraarschap
in de iconografie en symboliek aan de
Rijksacademie op dit gebied nog verdien
stelijk kunnen maken. In 1921 was hij daar
reeds buitengewoon hoogleraar geworden.
In het jaar van zijn promotie werd Van
Moerkerken benoemd tot leraar aan de
eerste H.B.S.-B te Haarlem, de school van
ir. W. C. G. H. van Mourik Broekman, met
wie hij zeer bevriend geraakte. Ruim twin
tig jaar heeft hij hier (in de Iordensstraat)
gewoond en gedoceerd.
Zijn letterkundig werk
Aanvankelijk schreef Van Moerkerken
in hoofdzaak poëzie. Hij debuteerde in
1895 in het tijdschrift „Nedex-land" met
een bijdrage onder het pseudoniem P. Ter-
duyn en gaf in 1907 een bundeltje „XXX
verzen" uit. Verder publiceerde hij drama
tische gedichten (zoals „Dodendans" en „De
dood van Keizer Otte") benevens (thans
onder de schuilnaam Peter Dumaar) het
verhaal „Gijsbert en Ada".
Van 1912 af beperkte hij zich tot het
proza. Uit dat jaar dateert de verzameling
novellen „De dans des levens", een jaar
later verscheen zijn vele keren herdi-ukte
en nog steeds veelgelezen roman „De on
dergang van het dorp". Daarop volgden
„De Bevx-ijdei-s" en „André Campo's witte
rozen". Tussen 1914 en 1924 publiceerde
hij in zes delen de romancyclus „De ge
dachte der tijden", in 1948 in één band
hei-drukt. Onze litteraire medewerker C.
J. E. Dinaux schreef hierover onder meer:
,-,Aestheet, dromer, peinzer, sociale hervor
mer, humanist zijn talent verenigt deze
onderscheiden kanten van zijn persoonlijk
heid op een bijzonder evenwichtige, een
benijdenswaai-dig gelukkige wijze. De cul
tuurgeschiedenis had zijn vooi-keur, ze was
hem lief uit diepere gronden dan die der
wetenschappelijke of kunstzinnige beoefe
ning: als romanticus, als mens wiens wee
moedig verlangen uitging naar een waar
diger en dus schoner staat, naar een geluk
zaliger levensvorm, bepeinsde hij „de ge
dachte der tijden" verontrust dl or de
tegenstelling en vervuld van een streven
naar beter. Deze cyclus is een indrukwek-
kend historisch tafreel van het tasten en
dwalen op de weg van barbarisme tot
menswoi'ding, gade geslagen met dat on-
tembai-e idealisme dat wéét wat het is: on-
vei-vulbaar verlangen, telkens weer geknot
door onmacht en onwil, door de boze
machten van begeex-te en heex*szucht. Van
Moei-kerken gaf in dit half i-ealistische,
half symbolische en visionnaire wei-k de
loop der wereldgeschiedenis weex-, wetend
dat nooit op aarde de heersex-s het inzicht
zullen vex-wex-ven dat hun macht ijdel is,
óók wetend dat de hoogste idealen ge
doemd zijn idealen te blijven, hetgeen ech
ter niet beletten mag ze te koestex-en en
verkondigen".
Drift en bezinning
Het is het bekoorlijke van deze histo-
x-ische ideeën-romans dat zij in een krach
tige eenvoud van taal en een bijna klas
sieke (soms te klassieke) compositie zijn
geschreven met de gloed van een levens
overtuiging, getemperd alleen door het
sceptische oordeel van deze bespiegelende
idealist. Een geboren verteller toonde Van
Moerkex-ken zich met „De bevrijdex-s", spe
lend aan de Heemsteedse Herenweg ten
tijde van het Napoleontisch bewind. Het
motief van dit werk was een oud inschrift,
in de bast gesneden van één der beuken
van het Napoleonlaantje in de Haax-lem-
rner Hout (in 1942 „zonder een spoor van
schaamte" geveld). Op bijzonder geluk
kige wijze zijn hier de grillen der harts
tochten en het lot van een onvrij land
met elkaar verweven. Toen het boek ver
leden jaar werd herdrukt, kon men menen
dat deze kroniek van strijd tegen de „drif
ten" terwille van de „bezinning", mede
door de hernieuwde actualiteit tengevolge
van de bezettingsjaren, zojuist was ver
schenen.
Van zijn verdere publicaties noemen wij
nog: „Koning Attila's bx-uiloft" en „De wil
der Goden", een breed panorama van de
Bataafse opstand onder Claudius Civilis
tegen de Romeinen, verder „Eros en de
nieuwe God" en „De historie en het droom
gezicht over den prins en den moordenaar".
De minister-president, dr. W. Drees, zal
hedenavond om 20.05 uur over beide zen
ders een toespraak houden tot het Neder
landse volk.
In het Benelux-huis te 's-Gravenhage
is de oprichtingsvergadering gehouden van
de Nederlandse Jeugdafdeling van de Be
nelux. In deze vergadering is een voor
lopige werkcommissie gevormd, die op
Tweede Paasdag te Brussel met de jeugd
afdelingen van België en Luxemburg in
contact zal treden.
Het doel van deze afdeling is, door ge
zamenlijke bijeenkomsten een nauwe band
te leggen tussen de jeugd van de Benelux-
landen.
Tot hoogleraar in de Franse taal- en let
terkunde aan de universiteit van Wit-
watersrand te Johannesburg is benoemd
prof. dr. M. Valkhoff, hoogleraar aan de
gemeente-universiteit te Amsterdam.
Prof. Valkhoff heeft reeds in 1931 aan
de universiteit van Stellenbosch Frans ge
doceerd.
Prof. Valkhoff is lid van het bestuur van
de Stichting tot Bevordering van de studie
van Taal, Letterkunde, Cultuur en Ge
schiedenis van Zuid-Afx-ika en van de af
deling Amsterdam van de Nederlands Zuid-
Afrikaanse Vereniging.
ADVERTENTIE
SNEL NOG VOORDELIGER I
Nu is 't helemèAl zaak SNEL
te gebruiken! Want zeep wordt
duurder, maar SNEL niet!
SNEL, met ongekende was
kracht: 3 h 4 druppels zjjn
voldoende voor de vetste vaat
Borden, pannen, lepels, glazen,
alles droogt prachtig glanzend
op. Ruiten - tegels - sanitair -
alles wordt echt schoon en fris.
En was in SNEL ook Uw wol
len dekens, zijde en nylon! De
kleuren frissen er zo van op!
De weefsels worden als nieuw
Bovendien... SNEL houdt Uw
handen zacht en gaaf, want
het bevat Sapobiel, het onge
ëvenaarde huidbeschermings
middel. Haal vandaag nog zo'n
zuinige fles SNEL, met de
handige druppelsluiting
Gedeputeerde Staten van Zuidholland heb
ben in overleg met de Bond van Nederlandse
Architecten aan vijf architecten gevraagd
of zij in beginsel bereid zijn een uitnodiging
tot het vervaardigen van een ontweip voor
de herbouw van het provinciehuis in Den
Haag te aanvaarden. Dit zijn de heren ir.
W. S. van de Erve, Den Haag; ir. M. P. J. H.
Klijnen. Den Haag; J. J. P. Oud, Rottei-dam;
ir. F. P. J. Peutz, Heerlen en J. W. H. C.
Pot, Amsterdam. Zij hebben zich in px-incipe
daartoe bereid vei-klaard.
Voorts is een commissie van advies be
noemd, die de ontwerpen zal beoordelen.
Voorzitter is jhr. ir. P. F. O. R. Sickinghe,
intendant van de Koninklijke Paleizen te
Amsterdam en te 's Gravenhage, leden zijn
ir. G. Friedhoff. rijksbouwmeester te 's Gra
venhage, ir. J. Leupen, waarnemend stads
architect van Amsterdam en ir. S. van
Ravesteijn, hoofdingenieur-architect bij de
Nedex'landse Spoorwegen te Utrecht.
De Limburgse mijnen hebben in Februari
geproduceerd 984.159 ton steenkool (in
Januari 1.079.727 ton). De productie per
werkdag, in Januari 41.528 ton, was in Fe
bruari 41.007 tor-
In 1946 verscheen het document der ont
goocheling: „Naar de eenzaamheid".
Kort geleden liet Van Moerkerken een
essay het licht zien onder de titel „Achter
het mombakkes", waarin hij trachtte aan
te tonen dat Edward de Vere, de zeven
tiende gx-aaf van Oxford, de auteur zou
zijn van de aan William Shakespeare toe
gedichte toneelstukken. Hierop komen wij
binnenkort in een afzonderlijke bespre
king terug.
Prof. dr. P. H. van Moerkerken was
Officier in de Orde van Oranje Nassau.
De Delftse beeldhouwer H. J. Etienne met een door hem vervaardigde groep, voor
stellende Christus met zijn leerlingen in de storm op het meer van Genesareth, die
bestemd is voor een monument waarmee de gemeente Heerhugowaard getuigt van
haar dankbaarheid voor haar vrijwel ongeschonden bevrijding uit de
tweede werldoorlog.
Matthias Grünewald (Mathis Neit-
hardt, gen. Gothard, omstreeks 1460-
1528): Détail van de Christus-figuur
op het paneel der Kruisiging, onder
deel van het Isenheimer Altaar
(voltooid in 1515, Museum Colmar).
Een populaire actx-ice gaat in het vol
gend seizoen, maar nog dit jaar haar gou
den jubileum vieren: Magclalena Christine
(in de wandeling en in het programma
Magda) Janssens, of eigenlijk mevrouw
HendricksJanssens, Z03ls zij heet sinds
haar in 1926 met de oud-bux-gemeester van
Kerkrade gesloten huwelijk. De toneel
groep Comedia, waaraan zij verbonden is,
zal voor die gelegenheid eexx Napolitaans
blijspel op het répertoire nemen, waarin zij
een haar passende hoofdrol krijgt te ver
vullen.
Vijftig jaar heeft Magda Janssens het
toneel gediend met haar sappig talent en
haar gezonde humeur. Zij werd op de 18de
April van het jaar 1884 te Antwerpen ge
boren, waar zij de lagere school en de
H.B.S. bezocht. Reeds als kind bleek haar
bijzondere talent, toen zij enige prijzen
behaalde met de voordracht van Vlaamse
gedichten. Later ontdekte men nog een
prettige gave bij het overhoren van de rol
len van haar zwager, die beröepsacteur
was: met een verbluffend gemak maakte
zij zich namelijk de teksten eigen. Op 15-
jarige leeftijd trad zij voor het eerst in
de openbaarheid met een klein rolletje in
„De max-e van Antwerpen" en langzaam
maar zeker ontwikkelde zij zich tot jeune
première van het Vlaamse toneel, waarbij
zij veel steun ondervond van haar leer
meester, de later ook in ons land gevierde
Hubert la Roche en aan haar andere kunst
zusters Marie Verstraete en Mina Beers-
mans.
Vele triomfen vierde zij in de Konink
lijke Vlaamse Schouwburg, in „Charlotte
Corday" van Auguste Monet,, in „Carmen"
van De Latin, in „Mevrouw Warren's be
drijf" van Shaw en in „Kaatje" van Paul
Spaak, welke laatste rol zij ook in het
Esperanto speelde. Zij trok de aandacht
van Willem Korlaar, destijds directeur van
de K.V. „Het Nederlandsch Tooneel", die
haar in 1909 als gast bij zijn gezelschap
in Amsterdam liet spelen.
De actrice Magda Janssens,
In 1914, toen de oorlog een einde aan
de bloeiperiode van het toneel in België
maakte, kwam zij voorgoed naar ons land.
Met haar kleine dochtertje uit haar eerste
huwelijk vluchtte zij te voet uit Antwerpen
naar Bergen op Zoom.
Na een voordrachtavond in het Haagse
„Diligentia" schreef een toonaangevende
krant dat zij een geschikte kracht voor de
vereniging „Het Tooneel" van Willem
Royaards zou zijn en inderdaad kreeg zij
daar een engagement. Tot 1925 heeft zij
met de nog steeds door haar vereerde
meester samengewerkt. Zij speelde „La
Parisienne" van Henri Becque, „Madame
Sans-Gêne" van Sardou, „De duivel in de
vx-ouw" van Schönherr, in blijspelen van
Shakespeare, in teveel stukken om op te
noemen. Als uitblinkster ixx een voorstel
ling door uitgeweken Belgische acteurs van
„Fientje Beulemans" had zij reeds het hart
van het Nederlandse publiek gestolen met
haar charmante verschijning en twinke
lende humor.
Van 1925 tot 1927 werkte zij samen met
Verkade en Vérbeek, daarna weer bij de
herbox-en K.V. „Het Nederlandsch Tooneel",
vervolgens met Louis Saalborn en tenslotte
voor de oorlog nog bij „Het Masker" van
Ko Arnoldi en bij het Gemeentelijk
Theaterbedrijf onder Cor van der Lugt
Melsert, waar zij onder meer optrad als
Moeder Aase in „Peer Gynt" van Ibsen,
in „L'Arlésienne" en als Badeloch in „Gys-
brecht van Aemstel". Bekende rollen van
Magda Janssens waren verder: Kathie in
„Oud-Heidelberg", Esther in „De Violiers",
Mevrouw Alving in „Spoken", Elisabeth in
„Maria Stuart", Viola in „Driekoningen
avond" en Son ja in „De opgaande Zon".
Deze opsomming is uiteraard zéér onvol
ledig. Van 1928 tot 1931 fungeerde zij als
lex-ares aan de Toneelschool. Zij schreef
ook zelf een stuk: „Een jongen of een
meisje".
Na de oorlog zag men Magda Janssens
voor het eerst terug in „Thérèse Raquin"
van Emile Zola. Al spoedig kwam zij bij
Comedia, waar zij zich onder meer onder
scheidde in „De held van het Westen" en
als mevrouw Loman in „De dood van een
handelsreiziger". Thans vervult zij rollen
O Haupt voll Blut und V/unden,
Voll Schmerz und voller Hohn!
O Haupt, zu Spott gebunden
Mit einer Dornenkron'!
Koraal uit Bachs Matthaus Passion
op woorden van Paul Gerhardt (1656)
De hoogste troost, de Christenheid in het
kruisoffer geschonken, is kunstenaars van
alle tijden een onuitputtelijke bron van in-
spiratie geweest. De millioenen, die gedu
rende meer dan negentien eeuwen in gebed
en meditatie deze troost zochten, haakten
naar de tastbare vorm, zoals reeds blijkt
ten tijde der eerste Christenen, toen het
Kruis'het verheven „insigne" was der ver
volgden in de dodenstad der catacomben.
Hoogtepunten in de naturalistische weer
geving van het drama van Golgotha zijn
talrijk sedert de vrijwording der beelden
de kunsten uit de vrome beoefening der
miniatuurkunst. Daar de beeldhouwkunst
krachtens haar aard meer afhankelijk was
van en derhalve in enger contact stond
met de realiteit, is zij de schilderkunst in
de realistische weergeving ver vooruit ge
weest, waartoe tevens de ruimte haar in
staat had gesteld. Wanneer de vroege pa
neelschilders uit de enge sfeer der versie
rende miniatuurkunst treden en de wereld
met haar ruimte en schoonheid in hun ge
wijde kunst betrekken, dan herkennen we
in die kunst behalve herinneringen aan
naturalistische tendenzen van geniale ver
luchters, als Hesdin, de gebroeders de Lim-
bourg en de Van Eycks elementen wel
ke zijn ontleend aan het toneel (mysterie
spel) en de beeldhouwkunst. Ook de tafe
relen van het Isenheimer Altaar vertonen
deze elementen nog, niettegenstaande op
het tijdstip van ontstaan de Renaissance
geheel andere opvattingen in de „regie"
deed gelden.
Geen kunstenaar heeft het ontzagwek-
kendste gebeuren in de geschiedenis der
mensheid dwingender, beklemmender ver
beeld dan „Mathis der Maler". Zélfs Rem
brandt niet, wiens imposante staten der
„Drie Kruisen"-ets een climax betekenen
in het geniale schouwspel van Golgotha en
in de spanningen welke de meester in stro
men van licht en huiveringwekkende duis
ternissen heeft voelbaar gemaakt. Maar
Rembrandt benaderde het lijden van de
Heiland niet, als Grünewald, tot. in de
wonden van Zijn geofferd lichaam.
Van omstreeks 1512 tot 1515 schiep Grü
newald de machtige polyptiek (veelluik)
voor het klooster der Antoniten te Isen-
heim in de Boven-Elzas. welk altaar thans
wordt bewaard in het museum te Colmar.
De polyptiek verenigt als in een visionnair
toneel sculptux-en en panelen, die, al naar
het liturgisch getij, den volke worden ge
openbaard: St. Antonius, St. Sebastiaan,
St. Augustnus (met schfenker), St. Hiero-
nymus, Christus met de twaalf apostelen,
de Verkondiging, de Geboorte, het Con
cert der Engelen, de Kruisiging, de Graf
legging, de Verx-ijzenis, de Convex'satie
tussen St. Paulus de Hermiet en St. An
tonius, de Verzoeking van St. Antonius.
Het zou ver buiten de opzet dezer ru
briek vallen de indrukwekkende cyclus
der polyptiek, in het museum te Colmar op
drie achter elkaar geplaatste altax-en ge
ëxposeerd, zelfs maar samenvattend te be
spreken. Ik zou daarom het volle licht wil
len werpen op het hier gereproduceerde
detail van de Gekruisigde, in Wiens deer
niswekkend lichaam de bovenmenselijke
smart van Christus' lijden gestalte werd
gegeven. Evenals in de andere figuren, die
hel veelluik bevolken, treft ons in dit dé
tail de stei-ke plastiek die herinneringen
oproept aan oude Zuid-Duitse beeldhou
wers. De uitdrukkingskracht is adembe
nemend. Sporen der onbarmhartige gese
ling overdekken het deerlijk-gemartelde
boven-lichaam, dat een fel contrast vormt
met de opvatting der Renaissancistische
kunstenaars, die de kunst der klassie
ken huldigend de ideale lichaamsvorm
onder alle omstandigheden handhaafden.
(Men vex-gelijke bij voox-beeld de Bewe
ning Christi in het Centraal Museum te
Utrecht, door Jan van Scorel!).
Dat Grünewald krachtens geboorte nog
wortelt in de late Gothiek, ervaren we uit
het „program" van zijn levenswerk, doch
in wezen is hij geheel vrij en schouwt hij
over de tijden. Hij gehoorzaamde een roe
ping die uitging boven een artistieke zen
ding alleen: hij sloeg de brug tussen het
aardse en het bovennatuurlijke. Zijn visie
was van profetische orde.
Niet slechts in bewonderend beschouwen
houdt dit meesterwerk ons gevangen: het
dwingt ons tot meditatie. Kan men zich
ter verdieping dezer meditatie schoner be
geleiding wensen dan de innige koraal uit
Bachs Matthaus-Passion en de woorden die
hierin tot een geestelijk balsem zijn gewor
den? Indrukwekkend samengaan van drie
kunstenaars, waaxwan die van het woord
waarschijnlijk een heilige was. Naar het
„Salve caput cruentatum" immers, toege
schreven aan St. Bernardus, abt van Clair-
vaux (1090-1153), vertaalde Paul Ger
hardt in 1656 (73 jaar dus voor haar ge
toonzette toepassing in de Matthaus Pas
sion) de befaamde koraaltekst in het Duits,
waarvan ook in 17de-eeuws Nederlands
een versie bestaat, welke begint met de
„zoet-gevooisde" woorden:
'k Groet U Hooft van alle zyden
Soo door martelt in het lijden,
Met een Dooren-crans omrenght.
'k Groet U aensicht soo verduystert,
Soo verandert en ontluystert.
Och die Vermillioene Bloem
Is vergaen in bleecke verven
Als van ymant die gaet sterven
Sonder schoonheyt, eersten roem!....
H P. BAABD
In 1934 voltooide Paul Hindemith zijn
symphonische opera „Mathis der Maler", waar
van de drie delen zijn geïnspireerd óp taferelen
van het Isenheimer altaar. Het was bij de op
voering hiervan in de Stadsschouwburg te Am
sterdam (19391 merkwaardig te ervaren hoe bij
voorbeeld de suggestieve „Verzoeking van St.
Antonius". die door de regisseur tot in de on
derdelen trouw werd gevolgd, de sfeer van liet
mysterie-spel weer levend maakte.
ADVERTENTIE
Door onze grote voorraad
's morgens gehaald, *s avonds gebracht.
HAARLEMS MATRASSENHUIS
Grote Houtstraat 103 Telefoon 11485
in „Anna Lucasta" en de één-acter „De
brief van Don Juan".
Magda Janssens werd door Belgische
regering verheven tot Ridder in deLeo
poldsorde. Verder is zij draagster van de
medaille dér stad Antwerpen.