777
$t$te (xpress
CENTRALE VERWARMING
De schoonheid aan gebruiksvoorwerpen
Bollenvak niet beducht voor terugslag
der wereldsituatie* in 1951
GROEN Co.
Haarlemse
gevelstenen
Een kunstenaarsportret
ZATERDAG 7 APRIL 1951
Litteraire IfCanttekeningert
Radioprogramma anno 1851
/-AEBT u maaTgevoel
OF" CONFE-CTTEIGEVOEA
Kf-EE17ER-
TEL.io^O
voor
Crematie van de
hofarts J. H. G. Carstens
One oj tAe jamaiuf
State Sxpl&M jarrniby
20 for fl. 1."
Geleidelijke opheffing van
de bouwstop tegen 1 Juni
Drie op één fiets binnenkort
toegestaan
Grote meerderheid van het
publiek wenst prijsbeheersing
RAMóN DEL VALLE INCLaN: „De mémoires van de Markies
de Bradomin" (Lente-, Zomer-, Herfst, en Wintersonate).
Vertaald door JEF LAST. (Uitgeverij F. G. Kroonder, Bussum)
IOUIS COUPERUS heeft eens gezegd
dat het goed is een roman te schrij
ven, maar beter er een te leven. De
Spaanse auteur van de „Sonatas", Ramón
del Valle-Inclan (18691936), heeft beide
gedaan: zijn leven bespeelde hij niet min
der kunstzinnig dan de taal van zijn land
in drama's, verzen en romans, zijn avon
turen waren even romantisch als zijn
werk en wat hij in de schatten der we
reldlitteratuur het meest bewonderde was
hij zélf: een legende een spotter en een
sybariet, een Cassanova en een diep-reli-
gieus mens, een zondaar en een boetvaar
dige, een wijze en een dwaas, een fantast
en een realist een vat vol tegenstrijdig
heden, waarin de demon naast de engel
hüisde. Hij behoorde tot de weinigen die
nog over het talent beschikken steeds te
vertrekken en nooit aan te komen. Waar
er levensbloed klopte was zijn hart: de be
geerte was voor hem niet van lagere orde
dan de schoonheid en de wijsheid, de
zonde niet geringer van zin dan de ge
nade. ..Ik ben", iaat hij de held van zijn
„Sonaten", van deze Mémoires, de Mar
kies de Bradomin, zeggen: „ik ben dooi
de wereld gegaan als een van zijn voet
stuk gevallen en beschadigde heilige".
De Markies de Bradomin is men kan
het zich moeilijk anders denken het
evenbeeld van del Valle-Inclan. In deze
dolende ridder herleven hartstochtelijke
en elegante, schone en wrede tijden. Ze
staan in hem nog eenmaal op uit het graf
der eeuwen om zich te meten met een
ontzield mensdom. En als de Markies aan
het einde zijner jaren zijn mémoires te
boek stelt, in een proza dat brillant gesle
pen is als een edelsteen, in zinswendingen
die kleurig gevlochten zijn als geurende
bloemenkransen, herklinken velerlei stem
men uit het voorbije: de bacchanten-roep
van Petronius, de schatei-lach van Rabe
lais, de vleierijen van Cassanova, de de
monische influisteringen van Hoffmanns
„Duivelselixer", de erotische Renaissance
lyriek van Pietro Arentino, en herhaalde
lijk iets dat herinnert aan Cervantes' Don
Quichote. Evenals Oscar Wilde is de char
me van de fantasie hem duizendvoudig
liever dan de plompe realiteit. „Gegroet",
schrijft de Markies in de laatste, in win
tersonate, „gegroet gij lachende leugen, vo
gel van licht, die zingt als de hoop! Zij is
het lachje achter de tralies en de glans
op de vermolmde schilden, de lichtvlek
op het water dat grijs en traag voorbij-
vloeit.
Leest men de eerste bladzijden van de
Lente-sonate (daterend van 1904, terwijl
„Herfst" in 1902, „Zomer" in 1903, en
„Winter" in 1905 werd geschreven) dan
vindt men alle verven en beelden bijeen,
die aan deze Mémoires hun bekoring en
aan het „fijn-gesmeed zacht proza" (aldus
de Spaanse dichter Rubén Dario) hun
joyeuze welluidendheid geven:somber-
ruisende cypressen, exotische cactussen,
oude kerkhoven, een „zeer bleke maan",
mystrieuze stilte van het landschap, verre
geluiden, de contouren van „een oude,
edele, vrome stad". Dat is romantiek van
het zuiverste gehalte! En lees verder: slui
merende tuinen waarin eeuwenoude myr-
tebomen rond een verlaten bron staan, sa
lons in verstilde kastelen waar „eens lach
en leed hadden gebloeid", zwerftochten
door Mexico, krijgsbedrijf, riddereer, hel
denmoed en vele galante avonturen,
erotisch èn met die vrome gang naar hei
ligheid, welke in de mystiek de aardse
liefde verbond aan de goddelijke. Of, zo
als de Markies het aan zijn Mémoires toe
vertrouwt: „hoezeer men mij ook belasterd
heeft en hoe weinig ik begrepen ben, toch
was ik nooit anders dan een mysticus der
liefde, als St. Juan de la Cruz".
Del Valle-Inclan, de verheerlijker van
de „lachende leugen", die met zijn brillan-
te spot de parodie stellig niet beneden
zijn waardigheid achtte, spreekt hier de
waarheid over zijn Markies en over zich
zelf: het leven der impulsen en der zin
nen had voor hem nog iets van de on
middellijkheid, die het, gracieus bii de
Grieken en fel bij de Middeleeuwers, ver
hief boven de platvoersheid van latere
tijden waarin „de zielen minder vurig,
minder onstuimig, minder krachtig zijn
geworden".
In een cultus der herinneringen, waar
in de vier jaargetijden van een mensen-
ADVERTENTIE
leven nog eens aan een nu beschouwelijke
geest voorbijtrekken, ziet een vergrijsde
avonturier, minnaar, hidalgo en vereerder
van wat schoon is, terug op zijn aards be
staan waarin hij alle smarten, naar hij
zegt, heeft ondergaan, alle vreugden
gesmaakt. „Ik legde", schrijft hij, „mijn
hoofd ter ruste in het stof van alle we
gen". En aan het einde van die wegen
aanvaardt hij de betrekkelijkheid van het
aards begeerde, zonder zijn liefde voor da
bekoorlijkheden des levens te verlooche
nen. „Ik wens niet te leren", getuigt de
Markies, „maar enkel te vermaken. Mijn
hele leer is in één zin samen te vatten:
leve de bagatel! Het schijnt mij toe dat
het de grootste verovering der mensheid
is, dat zij geleerd heeft te glimlachen".
Men heeft Ramón del Valle-Inclan als
dramaturg vergeleken met Gabriele d'An-
nunzio, als dichter met de jonge Stefan
George, als prozaschrijver met Flaubert.
Er is in dit alles een grein (maar ook niet
meer dan dat) van waarheid; de eigen
lijke del Valle-Inclan is het best getypeerd
in de Wintersonate, daar waar één van
de Bradomins aanbidsters hem op een
dichterlijke loftuiting „je beschikt over
drie balsems: de eerste is die van je woor
den, de tweede die van je glimlach en de
balsem van je ogen is de derde" ten
antwoord geeft: „ik geloof u niet, maar ik
vind het prettig u te horen. U zegt die
dingen zoals niemand anders ze zeggen
kan", en wel: met poëtisch vuur,' met
hoofse zwier, met een gratie die aan de
ernst de lichtvoetigheid geeft van het spel.
Hoofs-gracieus zijn ook vier prachtband-
jes van uitvoering, zorgvuldig is de ver
taling van Jef Last (al blijft zijn taal in
muzikaliteit en bevalligheid beneden het
origineel). Vertaler en uitgever hadden
deze charmante uitgave allerminst be
stemd voor jongeren gerust als motto
de laatste strophe van Rubén Dario's hul
digingssonnet (waarmee de Mémoires
openen) kunnen meegeven: „Aanvaardt
als hulde deze late roze!"
C. J. E. DINAUX
De B.B.C. zet gedurende
een week de klok terug
Stelt u zich eens voor dat er honderd
jaar geleden radio-omroep had bestaan,
welk programma zouden de luisteraars in
1851 dan gehoord kunnen hebben? Deze
vraag hoopt de B.B.C. te beantwoorden in
zijn derde programma in de week die op
22 April begint. Er zal dan een programma
worden uitgezonden dat geheel gebaseerd
is op geschreven, ten tonele gevoerd of ge
sproken materiaal uit die tijd.
Zo zullen iedere avond twintig minuten
lang nieuwsberichten van 1851 worden uit
gezonden. Tot de belangrijkste redevoe
ringen op het programma behoren: de
openingsrede van het parlement door ko
ningin Victoria, een rede van Benjamin
Disraeli over de glorie van het Joodse ras,
een preek van Charles Kingsley over de
bron der wijsheid, een boekbespreking door
George Eliot, lezingen van Herbert Spenser
over de grenzen der staatsbemoeiing en van
Charles Dickens over de spoorwegstakingen
benevens brieven tussen Londen en Man
chester van Karl Marx en Friedrich Engels.
Tot de ten gehore te brengen toneelstukken
behoren werken van lord Bulwer-Lytton en
Douglas Jerrold, die in 1851 voor het eerst
werden opgevoerd. Drie opera's die in dat
jaar hun Londense première beleefden, zal
men kunnen horen, namelijk „Sapho" van
Gounod, „Ernani" van Verdi en „Zoon
en vreemdeling" van Mendelssohn. Verder
zullen er beschrijvingen worden gegeven
van het Londense leven anno 1851, getrok
ken uit dagboeken, alsmede enkele con
certen.
ERICH MARIA REMARQUE KOMT
NAAR ONS LAND
De bekende schrijver Erich Maria Re
marque keert met de „Nieuw Amsterdam",
die op 18 Mei uit New York vertrekt, naar
Europa terug. Alvorens naar zijn villa (na
bij Ascona in Zwitserland) door te reizen,
zal Remarque enige tijd in ons land ver
toeven.
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
MAKECy
GERARD A-
VAN DEH
STEUR.
Industriële vormgeving in theorie en practtjk
ZATERDAG 7 APRIL
Stadsschouwburg: „De eerbiedige lichte
kooi", (Comedia) 8 uur. Frans Hals: „De
blauwe dahlia", 18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur
(Zondag 2, 4.30. 7 en 9.15 uur: Dinsdag 2.30
en 8 uur). Rembrandt: „Vrouwenkamp
Borneo", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Louisa", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „Giuliano", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 u.
City: „De charge van de lichte brigade", 14
j-, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Het
duivelspaard", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur (Zon
dag 2, 4.15, 7 en 9.15 uur).
ZONDAG 8 APRIL
Stadsschouwburg: „De eerbiedige lichte
kooi", 8 uur. Concertgebouw: „Kijkdat
meisje van Van Eyck" (Nederlands Operette
Gezelschap), 8 uur. City: Zondagmorgen-
voorstelling Vijf maanden in de Brazi
liaanse wildernis", 11 uur. Bioscopen: Mid
dag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 9 APRIL
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
In het najaar van
1950 bezocht een in
Amerika zeer beken
de ontwerper van in
dustriële producten,
genaamd Meyer, ons
land. De lezingen en
voordrachten over
industriële vormge
ving, die hij hier
hield, oogstten van
de zijde der fabri
kanten en kunste
naars veel belang
stelling. Ook de laat
ste aflevering van
het maandblad „Goed
Wonen" is aan dit
onderwerp gewijd.
Thans heeft de di
rectie van het Stede
lijk Museum te Am
sterdam dit zeer ac-
tuële en zelfs urgente
probleem onder de
ogen van het grote
publiek gebracht.
Met behulp van een
groot aantal mooie
foto's en gebruiks
voorwerpen (bijna
alle van Zwitserse
herkomst) wordt ons
duidelijk gemaft
hoe de vorm van 'de
voorwerpen, die wij
dagelijks gebruiken,
van vulpen tot stof
zuiger, door de eisen
van gebruik tot fabri
cagemethode wordt
bepaald.
Het is belangwek
kend te zien, hoe een
gewoon ding als een
stoel (waarvan we in
de geschiedenis zovele schone variaties heb
ben gezien en tegenwoordig zoveel lelijke
worden verkocht) een waarlijk mooie vorm
kan hebben, die geheel eigen is aan onze
tijd, mits door een kunstenaar ontworpen
en door de juiste machine gemaakt. Andere
artikelen daarentegen hebben niet zo'n
roemrijk verleden. £o hebben de laatste
jaren bij voorbeeld onze naaimachines
langzaam hun eigen vorm gevonden. Veer
tig jaar geleden werden ze dikwijls nog met
krullen versierd en beschilderd, thans komt
ons dat belachelijk voor. Een telefoon
toestel van dertig jaar geleden lijkt ons
hopeloos ouderwets, maar bij de moderne
vormen vragen we ons niet eens meer af
of ze mooi of lelijk zijn. Men bedenke ech
ter dat ook onze voorouders, die fraai eet
gerei van tin of blauw porcelein hadden,
„slechts" gebruiksvoorwerpen maakten,
zonder daarbij te vermoeden dat ze in onze
tijd tegen de muur zouden komen te staan
in plaats van op de tafel.
Veel van wat nu een experiment schijnt
zal wellicht later blijken een maatstaf te
zijn. Immers de maatstaf, waar we onze
gebruiksvoorwerpen mee beoordelen kan
alleen zijn de mate van eenvoud en helder
heid waarmee het aan zijn doel beant
woordt; en zeker niet de schijnbare wel
stand clie het voorgeeft te bezitten. De
schoonheid van gebruiksvoorwerpen wordt
er niet op aangebracht, doch schuilt in de
dingen zelf. Een empire-stoel is mooi, om
dat hij zuiver van vorm is en een spiegel
van de cultuur van die dagen. Een empire-
radio-kast zou iets waanzinnigs zijn. Overi
gens is een gestroomlijnde kinderwagen
een even onlogisch ding als een „modern"-
gothisch ameublement, dat kersvers uit de
fabriek komend ons valselijk herinnert aan
een nobel ambacht.
Naast deze artistieke kant van het vraag
stuk is er ook het sociale aspect, dat ieders
aandacht verdient. De hedendaagse in
dustrie, met haar bijna feilloze en snelle
machines, zal ons in staat stellen zaken die
iedereen nodig heeft in voldoende hoeveel
heid te maken. Als vorm en structuur met
grote zorg, eenvoud en helderheid worden
bepaald, zal het goede en mooie product, in
grote aantallen door de machine gemaakt,
ook voor de minder draagkrachtigen be
reikbaar zijn. Het opgelegde „xnooi" van
veel onzer huidige artikelen maakt ze
steeds duurder en bijna nooit beter.
De betekenis van de industriële vorm
geving voor de bouwkunst is nauwelijks te
peilen. Wat Le Corbusier en vele andere
architecten bereikten, opent een geheel
Een voorbeeld van industriële vormgeving. Trappienhuis
in de flat Zuidplein te Rotterdam
nieuw aspect voor de architectuur, vooral
waar het de woningbouw betreft. Ir. Van
Tijen toonde ons reeds met zijn flatgebouw
„Zuidplein" te Rotterdam wat ambachts
man, fabrikant en kunstenaar, in goede
harmonie samenwerkend, tot stand kun
nen brengen. Dit fraaie en doel treffende
woongebouw werd, met uitzondering van
het ter plaatse gegoten betonskelet, geheel
samengesteld uit in serie in de fabrieken
vervaardigde onderdelen. Toch zijn de
grootte en de indeling van de woningen
zeer gedifferentieerd.
In ons land beijvert zich vooral de Bond
voor kunst in industrie (B.K.I.) waarbij
een groot aantal fabrikanten en de Fede
ratie van beoefenaars der gebonden kunsten
(G.K.F.) zijn aangesloten zich zeer en
met gunstige resultaten voor het goede en
goedkope product.
De organisatie van deze tentoonstelling
is van de directie van het Stedelijk Museum
in Amsterdam clan ook een stap clie van in
zicht en vooruitstrevendheid getuigt. Zij
heeft ons laten zien, dat het heden inder
daad mensen met kracht en fantasie bezit
om onze tijd een eigen stijl en een eigen
schoonheid te geven.
NICO H. ANDRIESSEN
Het stoffelijk overschot van de Utrechtse
kinderarts J. H. G. Carstens, tevens hofarts
van Koningin Juliana in haar jeugdjaren
en van de prinsesjes, is gisteren in het cre
matorium ie Velsen verast. Vele vrienden,
collegae en belangstellenden volgden de
baar.
Koningin Juliana en Prins Bernhard
gaven in een bloemenhulde blijk van hun
medeleven.
In de aula werd het woord gevoerd door
dr. G. Huet, die sprak van de grote eerbied,
die men allerwege bezat voor de man, die
het vertrouwen van het vorstenhuis genoot.
De heer J. van der Bilt sprak als vriend
woorden van herdenken, Tenslotte heeft
mr. L. Drabbe, schoohzoon van de overle
dene een persoonlijk woord van waarde
ring geuit en de aanwezigen dank gebracht
voor de betoonde belangstelling.
De melodie van het gezang Blijf bij mij,
Heer, begeleidde de met bloemen bedekte
kist bij het dalen.
I T S., -B ES T
Het slechte weer baart voorshands meer zorgen
dan de export-mogelijkheden
Vorig jaar behaalde de bloembollen
export een record door voor f 110
millioen aan bloembollen uit te voeren.
Omtrent de verwachtingen voor het
seizoen 1951 deelde de heer T. M. H.
van Waveren, voorzitter van de Bond
van Bloembollenhandelaren, bijzonder
heden mede waaruit blijkt dat men
voorlopig geen bijzondere nadelen ver
wacht van de gespannen internationale
toestand die momenteel heerst.
In de bloembollenstreek ondervindt men
wel veel hinder van het natte weer en
men zou zeer dankbaar zijn voor een paar
dagen zon; dat zou de groei der gewassen
aanmerkelijk bevorderen.
In „De Noord", de kop van Noordhol
land, waar op de klei met name de tulpen
teelt intensief wordt beoefend, is de toe
stand voor sommige kwekers critiek. De
akkers zijn zo doorweekt, dat men er niet
op kan werken. Het poten van aardappelen
(de meeste bedrijven hier zijn z.g. ge
mengde bedrijven) heeft men moeten uit
stellen en straks loopt het werkschema ge
heel in de war. Op verschillende percelen
is reeds definitief waterschade te consta
teren, en verwacht men niet de gewassen
nog in bloei te zien.
Al gelooft men in kwekerskringen dat
het nog wel kan meevallen, vooral wanneer
er nu eens eindelijk een droge periode
komt, toch staat vrijwel vast dat men ook
dit jaar geen noemenswaardig overschot
zal hebben; dat betekent dat de prijs der
bloembollen, evenals vorig jaar weer „stijf"
zal zijn.
Engeland compenseert Duitsland
Minstens evenzeer klemt de vraag, wat
voor de export de gevolgen zullen zijn van
de gespannen situatie waarin men thans
leeft. 'De heer T. M. H. van Waveren bleek
hierover nog niet ongerust. Wanneer er
gens een oorlogspsychose heerst, is het in
Amerika en toch, aldus de heer VanWave-
ren, komen de orders vandaar normaal
binnen. Ten aanzien van deze belangrijke
afnemer koestert men dus geen grote zor
gen. onvoorziene omstandigheden voor
behouden.
Groter moeilijkheden heeft men in Duits
land, waar men eerst aan het liberaliseren
sloeg en toen opeens de deur dichtwierp.
Daar wordt nog steeds onderhandeld, maar
het ziet er toch naar uit dat men dit jaar
naar dit land nog voor 10 millioen mark
zal kunnen exporteren. Alleen over de
wijze van invoer (eventuele contingen-
tering) en de condities onderhandelt men
nog.
Deze tegenslag voor de bloembollen
export zal echter grotendeels worden ge
compenseerd, doordat Engeland de con-
tingentering heeft opgeheven. Men ver
wacht hierdoor een toename van de export
met 25 a 30 °/o. Ook op Guernsey is de in
voer thans vrij. Een merkwaardige bijzon
derheid is, dat de bloembollenhandelaren
die op dit eiland (waar men nog voor ruim
1 millioen aan bloembollen afneemt) za
ken willen doen, in het bezit moeten zijn
van een ventvergunning (hawkers license)!
In Zweden, dat vorig jaar eveneens de
handel liberaliseerde, verwacht men enige
terugslag. Noorwegen heeft zich genood
zaakt gezien het contingent te verlagen,
Denemarken blijft gelijk, Finland over
weegt een contingentsverhoging.
In Frankrijk bestaat de merkwaardige
regeling, dat wanneer de bloembollen
export de 2000 ton overschrijdt, opeens een
aanzienlijk hoger invoerrecht wordt gehe
ven. Teneinde onrechtmatigheden te voor
komen moest men wel tot een soort con-
tingentering overgaan, die een geweldige
papieren romslomp met zich meebracht.
Nu zou dit alles vermeden kunnen worden
wanneer men de limiet verhoogde tot 3000
ton, een kwantum waarboven de export
naar Frankrijk nimmer uitgekomen is. Zo
ver is het echter nog niet; men verkeert
nog steeds in het onderhandelings-stadium.
De export naar Oostenrijk zal niet lan
ger op compensatiebasis plaats hebben.
Verleden jaar zijn bv. bloembollen „ge
ruild" tegen toeristen-deviezen. Waar
schijnlijk zal thans bij het handelsverdrag
een contingent voor bloembollen worden
vastgesteld.
Goede verhoudingen.
De export naar het Zuidelijk halfrond
is nog steeds niet van grote betekenis, daar
de voornaamste exportlanden, Zuicl-Ame-
rika en Zuid-Afrika, gesloten blijven, hoe
wel er sprake is van hernieuwde uitvoer
naar Nieuw Zeeland.
Het is naar deze landen dat vooral de
gladiolen-export zich richt, en dat die van
betekenis is blijkt uit het feit dat 1700 HA
met gladiolen is beteeld.
Verschillende moeilijkheden rezen in het
afgelopen jaar, allereerst met de Amerika
nen over de invoer van snijbloemen. Men
klaagde in de Verenigde Staten over dum
ping en het zag er naar uit dat de terugslag
zich zou doen gevoelen op de bloembollen
export, die veel belangrijker is dan die
van snijbloemen. De regering heeft echter
bepaald dat bloemen naar Amerika slechts
zullen mogen worden uitgevoerd, indien
het equivalent in dollers alhier is gestort.
Dit voorkomt de smokkelarij van snijbloe
men, die vooral de Amerikanen een doorn
De minister van Wederopbouw en
Volkshuisvesting streeft naar geleidelijke
opheffing van de bouwstop tegen 1 Juni.
Het ligt in zijn bedoeling om voor dit na
jaar en 1952 tot een gemiddeld aantal wo
ningen in uitvoering van 40.000 te komen.
Op het ogenblik zijn 53.000 woningen in
uitvoering. De opheffing van de bouwstop
zal geleidelijk geschieden. Zoveel mogelijk
zal getracht worden het ontstaan van
schommelingen op de arbeidsmarkt voor
de bouwvakken te voorkomen.
in 't oog was. Over de wijze waarop dit ge
schil is.opgelost, betuigde de Amerikaanse
vakorganisatie openlijk haar tevx-edenheid.
Al even tevreden waren de Engelse vak
genoten. In Groot-Bi-ittannië was een ge
schil gerezen naar aanleiding van de prijs
noteringen, dat echter eveneens in onder
linge besprekingen werd opgelost. Onlangs
werd eveneens overeenstemming bereikt
betreffende arbitrage, welke voor de be
trokkenen in beide landen gi-ote voordelen
biedt.
In Duitsland is thans een actie gaande
n.a.v. een klacht over het voorkomen van
virus-ziek in voor de 'oroeierij bestemde en
uit NedeiOand afkomstige bloembollen. In
hoeverre deze klacht serieus te nemen is,
kan thans nog niet worden geconstateerd.
Met moet in het bloembollenvak natuur
lijk met allerlei onvoorziene mogelijkheden
rekening houden, maar uit de uiteenzetting
van de lieer Van Waveren mocht worden
geconstateerd, dat men in deze kringen de
ontwikkeling in 1951 met een gematigd op
timisme tegemoetziet.
De bemoeiingen van de A.N.W.B. om
het verbod twee kinderen op één fiets te
vervoeren opgeheven te krijgen, zijn met
succes bekroond. De minister van Ver
keer en Waterstaat heeft aan zijn advies
commissie verzocht een nieuw artikel voor
het Wegenverkeersreglement te ontwer
pen, dat het vervoer van twee kinderen
beneden de tien jaar op de fiets door één
volwassene mogelijk maakt.
Hij heeft tevens toegezegd er naar te
zullen streven, dat deze bepaling nog vóór
het zomerseizoen rechtsgeldigheid zal ver
krijgen. De A.N.W.B. acht het zeer ver
heugend, dat dit ver-bod. dat voor talrijke
gezinnen met jonge kinderen zo ingrij
pend was, wordt opgeheven. Ook voor het
vervoer van kleuters naar school is de op
heffing van dit verbod belangrijk. Een be
paling wordt tevens voor-bereid, welke zal
vooi-schrijven, dat jongei-en beneden de
18 jaar slechts één persoon mogen vervoe
ren die niet ouder is dan zijzelf.
ADVERTENTIE
BLOEMENDAAl TELEFOON 22143
Aan een groot aantal mannen en vrou
wen uit alle lagen van de bevolking heeft
het Nederlands Instituut voor de Publieke
Opinie in de laatste helft van de maand
Maart de vraag gesteld:
„Bent u er vóór of tegen, dat de prijs
beheersing weer wordt ingevoerd?"
Vóór prijsbeheersing was 73 pet., tegen
pi-ijsbeheersing 16 pet. Geen oordeel had
11 pet.
Een meerderheid voor prijsbeheersing
vindt het N.I.P.O. in vrijwel alle geledin
gen van het publiek.
Het N.I.P.O. heeft ook de vraag gesteld:
„Indien ja, voor welke artikelen?" Dit
zijn de antwoorden: prijsbeheersing op
levensmiddelen 29 pet.; op alle artikelen
die men geregeld nodig heeft 27 pet.; op
textiel 23 pet.; op alle prijzen 12 pet.; op
schoeisel 6 pet.; op andei-e dingen 8 pet;
geen antwoord 3 pet.
Verschillende ondervraagden noemden
meer dan één artikel, waarop zij vinden
dat prijsbeheersing moet worden toegepast.
Alles bij elkaar genomen, aldus het N.I.P.O.
komen de antwoorden echter hierop neer,
dat het publiek gi-aag prijsbeheersing zou
zien voor alle artikelen, die men geregeld
nodig heeft.
Deze gevelsteen vindt men in het huis
Anthoniestraat 37. Het is een van de oud
ste die in Haarlem gevonden wordt. Aan
het jaar van beitelen behoeft niet getwijfeld
te woi-den, want het staat op de steen:
1570. Maar al is de steen een der oudste,
wij kunnen niet zeggen, dat hij ook tot de
fraaiste gerekend kan woi-den. De uitvoe
ring is ver van duidelijk. Men moet enige
fantasie hebben om er uit te halen: ruiter
op steigerend paard, waartegen een draak
opspringt. Blijkbaar moet het dus St. Joris
zijn, die met de draak strijdt. De draak
ziet er niet erg gevaarlijk uit en in de
handen van St. Joris missen wij een wapen.
OVER BEELDENDE KUNST
Het is volkomen begrijpelijk, dat de
jeugd om het wel en wee der kunstenaars
een v/aas van romantiek weeft, hetwelk
hun noden in een milder licht plaatst en
hun artistieke betekenis somstijds buiten
de maat verheerlijkt. Zo herinner ik mij
nog levendig het romantische beeld, dat
ik mij in mijn jongelingschap had ge-
voi-md van de heroïsche figuur van Mi
chelangelo, onder wiens hand onder meer
de oud- en nieuw-testamentische wereld,
alsmede het Laatste Oordeel, op de muren
en het plafond van de Sixtijnse Kapel te
Rome werden verbeeld op een wijze als
slechts een geestelijke reus dit vermocht.
Nu heeft het beeld van die reus voor mij
in de loop der jaren niets aan grootheid
ingeboet. Integendeel, het heeft enorm
gewonnen, mede omdat het kennis nemen
van de noden, die deze kunstenaar hebben
geteisterd, een dramatischer relief gaf aan
zijn geestelijke gestalte. Maar het roman
tisch aureool verdween.
Getekend portret van Michelangelo door
Daniele Ricciarelli, genaamd Daniele da
Volterra, die leefde van 1509 tot 1566.
(Teylers Stichting).
Het was bij een bezoek aan Teyler's
Stichting (voor een Amsterdammer blijk
baar gemakkelijker bereikbaar dan voor
een Haarlemmer!), dat ik voor het eerst
geconfi-onteerd werd met die aangrijpende
beeltenis van Michelangelo door Daniele
da Volterra, een der parelen uit Teylers
rijke verzamelingen. En op hetzelfde mo
ment besefte ik, dat de mens Michelan
gelo niet kon zijn de van aardse beslom
meringen bevrijde kunstenaar, de sprook
jes-vorst in het rijk van de geest, reside
rend in de ivoren toren zijner onaantast
baarheid, zoals jeugdige fantasie die had
zien opdoemen achter zijn gigantisch le
venswerk. Geïntrigeerd door dit portret
w;ierp ik mij op een der vele studies over
leven en werken van de grote meester en
zo nam ik kennis van de ontzaglijke strijd
door Michelangelo als mens, maar vooral
als kunstenaar, gestreden. Hiermee ver
vluchtigde het aantrekkelijk waas der
romantiek en werd de kunstenaar voor mij
herboren, gekluisterd aan de welhaast
bovenmenselijke spanningen, die de tol
waren zijner genialiteit.
De lezer vei-geve mij het relaas dezer
jeugdervaring, die mij een wereld opende,
welke ik te krap gemeten had. Is het niet
zo, dat bovengeschetste jeugdillusie velen
ook na hun jeugd nog een zuiver be
grip van het wezen van de kunstenaar en
daai-mee van de kunst in het algemeen in
de weg staat? Te gemakkelijk immers
wordt de kunstenaar beschouwd als een
buiten de maatschappij staand mens, zich
onderscheidend door zijn „eigenaardighe
den" en levend als bohémien met alle
„privileges" daaraan verbonden. Het is de
vooi'stelling van de kunstenaar zoals deze
helaas al te vaak vertoond wordt voor het
enthousiaste bioscooppubliek, dat in het
filmbeeld de welgeschminkte held van zijn
misleide fantasie lijfelijk herkent. Na het
omverwerpen der toneelcoulissen echter
staan we voor de levensharde werkelijk
heid, ja voor de geestelijke en materiële
nood veelal, waarin de kunstenaar zijn
scheppingsdrang gehoorzaamt. Hij moet
vechten met de materie, vechten met de
geest, vechten dikwijls tegen het onbe
grip van dc tijdgenoten, die vooral de
hoge vlucht der allergrootsten bijster ra
ken. Trotseren moeten zij het zelfverze
kerd schouderophalen als antwoord op hun
heilige drift, die hun denken en werkwijze
andere normen oplegt dan die van hun
medeburgers.
En die medeburgers mogen dan met
recht aanvoeren, dat ook zij niet gespaard
worden door de tegenheden des levens,
doch men vergete niet, dat de kunstenaars-
psyche over het algemeen uiterst gevoelig
is afgestemd, waardoor deze geringere te
genweer kan bieden. De uitzonderlijk-
grote kunstenaars leven bovendien op een
geestelijk niveau waar de troost der mede
mensen kwalijk dooi-dringt, gelijke Goethe
het zo ti'effend formuleerde: „Wo es hoch
ist muss es öde sein" (Vrij vertaald: op
grote hoogten is het eenzaam).
Wil men iets van die strijd, van die
eenzaamheid gewaar wordei^, dan leze
men de gedichten van Michelangelo of een
van diens biografieën, die ons verhalen
van de enorme lichamelijke en geestelijke
inspanningen, alsmede van de tegenkan
tingen die zijn scheppen onaflaatbaar be
geleidden. Maar om dergelijke spanningen
te voelen natrillen zijn daar waarlijk
Michelangelo's getuigenissen niet alléén!
Men leze bijvoorbeeld de autobiografie uit
Rembrandts talrijke zelfportretten; men
worde de crisis gewaar in „Sterfbed van
Maria" door Hugo van der Goes (Museum
Brugge), of voele de benauwenis aan van
de „Zeeën zonder stranden", door de
visionnair Hercules Seghers in obsedei'en-
de etsen uitgekreten. Of men leze zo
men wil de bi'ieven van Vincent van
Gogh aan zijn broeder Theo, die ontroe
rende belijdenis, welke evenmin meer
ruimte laten voor ï-omantiek, doch ons
slechts met ontzag vervullen vanwege de
absolute inzet van de gehele persoon, zo
als deze spreekt tot in de verzuchting in
de laatste brief, die Theo op zijn gestor
ven broeder vond: „Welnu, wat mijn werk
betreft, ik waag er mijn leven aar. en mijn
verstand is er half in opgegaan.
Het is dezelfde klacht die we verne
men uit Michelangelo's gedichten, als een
hartekreet opgestegen uit diens veelbe
proefde geest, waaraan door Voiterra's
tekenstift zo treffend werd vorm gegeven
in dit onvergetelijk gelaat.
H. P. BAARD