Nieuwe practische weefsels met maximum aan service Par Ij se silhouetten versier lei vae kledinj De Egyptische Koningin j&amt als verfraaiing en Cold wave 2> IN MUSEUM WILLET HOLTHUYSEN Schilderijen ter illustratie Nylon-lingerie die plissé behoudt Zomermenu's Terug in het vaderland ZATERDAG 9 JUNI 1951 7 Deze maal wilde ik. eens een lichtbundel tje werpen op een figuur uit de vorige eeuwen ik stel u voor als silhouet van de week de baronesse Aurore Dupin, beter bekend als George Sand, het pseudoniem waarmee deze productieve schrijfster haar ontelbare romans, toneelstukken en mémoi res tekende. De naam George Sand ver bindt ieder in zijn gedachten automatisch met de figuur van Chopin, met wie ze, zo als bekend, lange jaren intiem bevriend was. Haar talloze romans worden vrijwel niet meer gelezen, en die geringe belang stelling van het publiek is ook wel ver klaarbaar. Zij zijn bepaald wat langdradig, fhetoretiseh, te nadrukkelijk en er is bijna geen doorkomen aan. Een harer vrienden,ze heeft er velen gehad, de dichter Alfred de Musset, beschrijft haar heel geestig: terwijl ik kalm met een gedicht bezig was, vertelt hij, schreef zij koortsachtig het ene papier na het andere vol. Ik probeerde haar mijn verzen voor te lezen, maar die poging ver hinderde haar absoluut niet om ondertussen ongestoord door te pennen. Zij koos altijd de meest dramatische onderwerpen, vader moorden, andere moorden, misdaden, schurkenstreken en en passant vergat zij nimmer, zo tussen de bedrijven door, de regering een lik uit de pen te geven of de wenselijkheid der emancipatie van de vrouw te onderstrepen. Nooit hoefde ze een zin of een woord te corrigeren, in één adem schreef ze door, zonder enig vooropgesteld plan de ene pagina na de andere, tot de roman was voltooid. Zonder haar vele hon derden bladzijden ook maai- één keer door te lezen, ging dan het schriftuur naar de uitgever. In een melankolieke brief die ze eens aan een vriend weer een andere schreef gaf George Sand een verklaring voor haar weergaloze ijver. Ik ben wel verplicht ontzettend: haastig te werken, zegt ze daar, om de kost te kunnen verdienen voor me zelf cn mijn twee kinderen: de inkt is nog niet droog, of ik moet het ma nuscript al naar mijn uitgever sturen. Een enkele maal vroeg zij wel eens aan De Musset of aan de criticus Sainte-Beuve haar tekst even na te kijken met het ook op eventuele taalfouten te corrigeren, of mogelijke uitdrukkingen die van een slech te smaak zouclcn kunnen getuigen. In een van haar brieven die ik las uit haar „Lettrés d'un voyageur" vertelt George van een reis naar Zwitserland. Haar kinderen die toen acht en twaalf jaar oud waren, had zij meegenomen. In Freiburg zou zij Liszt ontmoeten, die daar logeerde in ge zelschap van de gravin Marie d'Aoult. Liszt stelde het gezelschap voor een bezoek te brengen aan de Sint-Nicolaaskerk, beroemd monument daar tér stede. Wij hebben daar. zegt'. Sand, het mooiste orgel gehoord dat in de hele wereld bestond. Arabella, zo noemde George Sand de schone gravin d'Agoult, ging fier op een kerkbank zitten. En dan volgt een verheerlijkende beschrij ving van Arabella, een vrouw met een azuurblauwe blik. met lange gouden haren die op de blanke handen vallen. Liszt ging aan het orgel zitten en Sand bewondert in extase „het Florentijnse profiel" van de meester, nog nooit had zich dit profiel, zó bleek en puur afgetekend, in een visioen van een religieuze doch sombere vervoe ring. Intussen had ook de koster zich bij het gezelschap gevoegd dat hij op zijn ge mak eens opnam. George Sand die indertijd altijd als man gekleed was (waarvoor toen nog enige moed werd vereist) trek in het bijzonder zijn belangstelling. ..Wie is die man, met die modderige slobkousen en die twee kinderen bij zich?" vroeg hij aan de burgemeester van Frilvury, die ook van de partij was. Oh! dat zijn cle leerlingen van Liszt. Hij heeft de gewoonte zijn hele school regel matig mee te nemen op reis door bergen an dalen en onderweg onderwijst hij hun dan de kunst van het pianospelen. De koster bleek met dit antwoord tevre den. Met bewondering keek hij toen naar FEUILLETON door mevr. Bijleveld-Celinck Maar de andere verdiepingen, achter de geschonden gevel, waren nog altijd die van een voornaam patriciërshuis met een mar meren gang, een monumentaal trappenhuis wijde vensterruiten. De boven-voorka- ^er had een goudleren behang, een eiken mmbrizering en een gebeeldhouwde schouw. Hier had zijn moeder gezeten, met haar handen in haar schoot in het hoge witte vensterlicht, en ze had uitgezien naar de scheepsmasten en wimpels achter de hade. Het was het enige beeld van zijn moeder, dat Michael nog bezat en hij be waarde het trouw in zijn hart. In de marmeren gang hadden Vader en hij heen en weer gelopen, almaar heen weer, en ze hadden gesproken over de 'aak en de Egyptische oudheidkunde. De °ude heer was hem altijd tegemoet geko men en hij had zich een ellendeling ge boeid tegenover zijn vader dat hij zó de fracties van zijn geslacht verried. Nu CoS) midden onder zijn studies, kon het beeld van de oude man plotseling vóór hem staan en ondervond hij een gevoel van schuld. Toch wist hij, dat hij niet anders gekund had. Hij was nu vier-en-dertig jaar. Een man zonder leeftijd, die nooit jong geweest was, lang en breedgeschouderd, maar daarbij onsportief en zelfs al wat gebogen. Naden kende grijze ogen achter brilleglazen, een hoog voorhoofd onder donker haar, een grote, wat melancholieke mond. Een een zaam, ompaniserd hart. Hij tuurde op clc hierogiyphen. Dit was de toverwereld waarin zijn geest vertoefde, de wondere wereld van mensen, die ruim drie duizend jaar geleden leefden onder de zon. De Koningin Amentéte. De vreug de en de trots, de geliefde vrouw van de Pharao, gestorven in haar twintigste le vensjaar. Een jonge, mooie vrouw, zoals zijn moeder geweest was. Levend in kleu rige paleizen, die hij als het ware vóór zich zag onder dc warme, Egyptische zon. Voortschrijdend in bont-geborduurde ge waden. Dragende de halssieraden, zoals hij ze zelf bewaarde onder zijn kostbaarheden, en om pols en enkels brede gouden banden. Geen mummie, die drie duizend jaar ge leden begraven was, maar een levend we zen, een realiteit. Koningin Amentéte, die nu deze middag zijn gast zou zijn. Het was al over tweeën en het etensuur dus reeds lang voorbij, toen hij plotseling in zijn overpeinzingen gestoord werd. De deur werd geopend, zonder kloppen, en juffrouw Potmans verscheen op de drem- I pel. Zeer vertoornd en kennelijk in reis- tenu. Ze droeg een mantel, een regenman tel en een hoed en torste een tweede hoed in een papier, plus een reismand, plus een koffer, een tas en een paraplu. Zelfs voor een verstrooid mens als Michael Norëlius kon het geen twijfel lijden of dit waren al haar bezittingen, waarmee juffrouw Potmans op het punt stond het huis aan de Binnenkant te verlaten. Een alarme-' rende en zeer ongunstige gang van zaken. „Ik verdraag het niet langer!", barstte de goede ziel uit, voordat hij een enkele vraag had kunnen stellen," ik hou het niet langer uit! Lucht ben ik voor u, en anders niet! Dat verdraag ik niet langer. Altijd heb ik mijn best gedaan.... waarachtig meneer.ik weet dat ik het u goed ge geven heb.... altijd.... het beste was voor u.... ook het osselapje.maar u doet maar alsof ik lucht ben! U geeft me geen antwoord, u komt niet aan tafel, u gaat niet naar bed, u staat niet op.... 't lean u allemaal niksmaar ik kan het zó niet meer uithouden. Ik ga weg!" Juffrouw Potmans slikte iets weg en hapte naar adem. Het gaf haar natuurlijk een geweldige opluchting dat ze al haar opgekropte grieven nu eens kon uiten, maar toch was er iets.ietsof ze een onbillijk standje uitdeelde aan een weerloos kind. Aan een kind, dat het niet helpen kon. Dr. Norelius was naast haar komen staan en zag. nu, met zijn handen in zijn zakken, op haar neer met zulk een vriendelijke blik achter zfjn brilleglazen dat hij haar bijna ontwapende. Het was gek, maar ze mocht hem toch, ondanks alles. „Maar juffrouw Potmans, heb ik u zó te kort gedaan? Wat spijt me dat.! Het was toch heus mijn bedoeling niet om u te kwetsen. Het spijt me allergeweldigst." Hij deed geen pogingen om haar van haar plan af te brengen. In dat opzicht was hij werkelijk een weerloos kind. Hij zag niet haar al weer gezakte toorn en de aarze lende blik in haar ogen. Hij maakte alleen maar zijn excuses omdat hij het beroerd, eerlijk beroerd vond een medemens ge kwetst te hebben, al had hij dat ook on wetend gedaan. En juist die volslagen be langeloosheid maakte het voor haar moei lijk om in haar besluit te volharden. „Waarom doet u dat nou, meneer," ver weet ze hem, nu niet heftig meer maar met de nadruk van een paedagoog, „waar om komt u nou niet aan tafel als ik u drie maal geroepen heb! Het is toch mijn werk om voor het eten te zorgen? En ik ben toch ook een mens en geen machine? U luistert nooit naar mij. Dat houdt toch immers geen sterveling uit? Ik tenminste niet, meneer, en ik denk er overik denk er hard over, meneer, om weg te gaan Dit was het ogenblik dat ze haar draai ging nemen, dat er maar een héél klein duwtje, een zuchtje nodig was om haar over stag te laten gaan. Maai* dp. I^orelius gaf dat duwtje nipt. Een bijzonder noodlottige impuls deed hem juist op dat ogenblik weer verlangend naar zijn schrijftafel omzien, waar de hie rogiyphen op hem wachtten en hem op nieuw omstrikten. Hij had een hekel aan langdurige uiteenzettingen. En deze éne blik deed juffrouw Potmans het hopeloze van het geval inzien: dat er voor de ver strooidheid van meneer geen kruid gewas sen was en dat zij altijd lucht voor hem zou blijven, hoe zij ook haar best deed en hoe verdienstelijk zij ook haar osselap- jes gaar stoofde. Zij trok haar mondhoeken naar beneden. „En nou ga ik ook meteen!" Het was nu een feit waaraan niets meer te veranderen was. Zij opende haar zwarte handtas en rommelde tussen allerlei pape rassen, haar teleurstelling verbergend. Er kwam eindelijk een stukje papier te voor schijn, dat zij met een vorstelijk gebaar op de punt van zijn schrijftafel legde. En zij vervolgde: „Ik hoef géén getuigschrift. En hier is het adres van mijn zuster, waar ik naar toe ga. U kunt de rest van mijn salaris gire ren!" Het was een gift, dit laatste, omdat ze wist dat hij die giro toch vergeten zou. Het was een koninklijke gift en het was koninklijke houding, waarin zij de studeer kamer verliet. Mèt haar koffers en haar tas en haar paraplu en haar Zondagse hoed in een papier. Ze klemde haar mond tot een streep omdat haar lippen trilden. En dr. Norelius zag haar sprakeloos ng. Hij kwam niet meer aan zijn werk. Er was een onaangename sensatie, dat hij iemand onrecht had gedaan, een zó sterk gevoel, dat hij zich niet meer kon concen treren. En bovendien kwam er nu een nieuwe onrust in hem boven: de wijzers van de klok, die al dichter en dichter we zen naar half drie, het ogenblik, het vurig- verbeide ogenblik, dat Koningin Amentéte haar intocht zou doen in zijn studeerkamer. Hij ijsbeerde nu in het vertrek heen en weer, onrustig trekkend aan zijn pijp. Hij had geen honger. Hij liep langs zijn kasten met boeken en plaatwerken, langs zijn vitrines met oudheden en sieraden. Het was alles van Koningin Amentéte, het draaide alles om Koningin Amentéte. Dit was de historie die zij beleefd had, het geloof dat zij beleden, de tooi die zij gedragen had. Zij was beneden, in het magazijn, en straks, na half drie, zou hij haar tot leven brengen. Hij zou de enige mens zijn wien zij het geheim van haar bestaan en van haar wezen zou onthullen En dan was het ineens kwart vóór drie en stond daar de meesterknecht van df zaak in de deuropening. De enige, die hij enigszins in vertrouwen had genomen., de enige, die wist van de kist met kostbare inhoud die als smokkelwaar tussen de andere kisten was meegekomen, de kist, die gemerkt was met een rode cirkel. De oude man was ook ontroerd, dat kon hij horen aan zijn stem, toen hij vertelde dat mensen uit het magazijn weg waren en oqIs heren van kantoor. Ze kottden beginneii, (Wordt vervolgd). de schone gravin. „Een echte mooie Pa- rijse dame", vond hij. Verscheidene maanden van het jaar placht George Sand op haar buitengoed te Nohant in midden-Frankrijk door te bren gen. Zij nodigde dan ook haar vele bril- lante Parijse vrienden uit, want graag zag ze mensen om zich heen, tenzij ze aan vla gen van moedeloosheid leed. Later toen George ouder was geworden en misschien bezadigder, werd zij door de bevolking „la bonne dame de Nohant" ge noemd. De goede dame van Nohant, waar schijnlijk omdat zij vele armen en zieken steunde met geld en goede gaven. Ondanks haar romantische excentriciteit en onstelpbare praatzucht was zij La bonne dame de Nohant, die in elk geval wèl een bijzondere vrouw is geweest. ève. Parijs, Juni 1951. HET is een goed idee geweest van de organisatoren der tentoonstelling „Kant en Kunst" in het museum Willet Holthuysen (Herengracht 605 te Amsterdam), om behalve een deel van de karitcollectie van mevrouw Edith Jacoby-Iklé, belangrijke schilderijen te exposeren waarop de kant als versiering en verfraaiing der kleding een belangrijke plaats inneemt. Op deze wijze immers zien wij de kant in een functie en de kledij uit vroegere eeuwen krijgt meer betekenis voor ons. De schilderijen zijn ook zo uitgezocht, dat er op de tentoongestelde kantsoorten voorkomen. plissés; linnen, dat niet krimpt en katoen dat ook na het wassen zijn glans behoudt. Al deze dingen zijn tegenwoordig mogelijk. Om maar niet te spreken val al de char mante gedaantes waarin het eens zo ver guisde en minderwaardige kunstzijdje ten tonele verschijnt. Stoffen die momenteel kreukvrij kunnen worden gemaakt zijn: linnen, katoen, kunst zijde en mengsels van wol met kunstzijde. Hoe dit resultaat bereikt wordt? Wel, met behulp van een chemische substantie, clie N'AARMATE er meer huisvrouwen zijn die liet zonder hulp in de huishouding moe ten stellen, komen er meer arbeidsbesparende fabrikaten en producten op de markt. Sommige helpen ons van de wal in de sloot, maar er zijn er toch ook die inder daad doeltreffend blijken. Gelukkig maar, want het wordt toch wel hoog tijd, dat we worden verfost van tal van inspannende karweitjes, die massa's tijd in beslag nemen. Wat de meeste huisvrouwen als het vermoeiendste deel van haar dagtaak beschouwen is wel hei wassen en strijken. Nu is het juist op dit gebied dat de laatste jaren tal van uitvindingen zijn gedaan. Kant uit verschillende landen is hier uitgestald: naaldkant en filet uit Spanje; naaldkanten uit Venetië: de venise plat en a relief; de Franse zeventiende eeuwse Argentella, Argent an en Allengon even eens naaldkant Belgische kloskant enz. Om u niet helemaal over deze en andere namen in het duister te laten, zal ik even de geschiedkundige inleiding van de cata logus volgen. Zoals de naam aanduidt, is de kant ontstaan aan de rand van stoffen. Heel vroeger was de kant dan ook niet meer dan kunstig samengevlochten en ge knoopte franje, in de vormen van orna menten. Bij de vervaardiging van het zg. Arabische macramé maakt men gebruik van een dergelijk procédé. Het filet, dat ik hierboven reeds noemde, is het stoppen van bepaalde mazen van een geknoopt net. Deze techniek wordt nog wel toegepast bij het maken van spreien. In de zestiende eeuw begon men een an dere methode toe te passen, nl. het verwij deren van draden uit het weefsel, terwijl men de overige in ornamentvorm samen- naaide. Dit zijn de zg. points tirés. Omdat het uittrekken van draden veel tijd vergde ging men een stof weven met grote, regel matige mazen: de quintin of buratto. Het eigenlijke kant daarentegen is een op zichzelf staand weefsel, dat uit orna menten is samengesteld. Men rekent hiertoe meestal de naald- en kloskant. Het Franse Alengon en het Ita liaanse Burano hebben tot kenmerk, dat zij een achtergrond hebben, die uit mazen be staat. De Italiaanse kant is het sterkst ver tegenwoordigd. Zij begint in de zestiende eeuw en gaat door tot de negentiende eeuw. Merkwaardig is de doorzichtige fijnheid van bv. de Milanese kloskant uit de zes tiende eeuw. En de voorstellingen zijn reeds dan zeer ingewikkeld en kunstzinnig uit gedacht. De Milanese kant, waar ik over sprak, had tot onderwerp een bijbels tafe reel. Dit was omgeven met bloem- en blad motieven. Een ander groot kleed van Ita liaanse kloskant uit de 16e, 17e eeuw, beeldt een fantasierijke, sierlijke jachtvoorstelling uit. De jachtstoet is hoofdmotief: daarom heen zijn dieren- en vogel-ornamenten. De Venetiaanse kant uit de zeventiende eeuw valt veelal op door het reliefwerk, dat de figuren, accentueert. Er is ook nog een gekleurde burato van heel fijn weefsel. Wie de tentoonstelling bezoekt, moet zeker niet voorbijgaan aan de prachtige Milanese cape van kloskant. De dubbele adelaar is hier als motief gebruikt. Tenslotte wil ik van de Italiaanse kant noemen een linnenkant met gouddraad pi- cots en een wondermooie kraag van sneeuwvlokkant (uit de zeventiende eeuw). Deze laatste is inderdaad zo ragfijn, dat zij aan poedersneeuw doet denken. In Sicilië en Sardinië kende men in de 15e/16e eeuw al handdoeken met kant- ramden. Grappig is ook de broderie uit de negentiende eeuw, op zijden kousen van de knie tot de voet. De Franse Valencienne kloskant lijkt op de Italiaanse. In de negentiende eeuw ver vaardigde men in Frankrijk ook kanten japonnen volgens de alengon-techniek. Ierland wedijverde in de 19e eeuw, wat de fijnheid van de naaldkant betreft, met de Italiaanse. De patronen van de Ierse kant zijn fantasierijk en zeer sierlijk, zoals o.m. de tentoongestelde zwart met witte tule cape. De Engelsen hebben zich veel gewijd aan broderie in de 18e/19e eeuw. De De vonshire kant heeft mooie bloem- en blad motieven. Van de Duitse afdeling valt wel het meest de naaldkant op, waarvan wel het mooiste exemplaar is een zakdoek, voor stellend Saksische ridders. En tenslotte wat fijnheid en veelzijdig heid van patroon bzetreft, kan de Mechelse kant tegen alle andere concurreren. Bollen van hoeden, mutsenbinders, e.d. hebben de grilligste en boeiendste figuren, die zijn als miniatuur, doorzichtig beeldhouwwerk. De motieven zijn hier niet slechts bloemen, vogels en andere dieren; Zij bestaan ook uit bogen, koepels en fonteinen. Karei II, koning van Spanje is eveneens in kant afgebeeld. Er is veel interessants en boeiends te zien op deze tentoonstelling. Men overtuige zichzelf, want woorden blijven hier on voldoende. De expositie duurt tot 30 Sep tember. DAPHNE ADVERTENTIE Ja, maar van MOUNDUK's KAPSALONS SANTPOORTERPLEIN 1 - TELEFOON 1970S HAARLEM. Stoofschotel van aardappelen, bloemkool, boterhamworst 1 grote of 2 kleine bloemkolen, 1 y2 a 2 kg. aardappelen, boter, margarine of vet, zout, boterhamworst. De aardappelen schillen of schrappen, in stukjes snijden en opzetten met weinig water en zout, en boter, vet of margarine. De bloemkool schoonmaken, in kleine stuk jes verdelen en, als de aardappelen even gekookt hebben, bij de aardappelen voegen. Als het geheel gaar is, de boterhamworst er in stukjes gesneden aan toevoegen en de massa losjes omroeren, zodat de bestand delen niet fijngemaakt worden. Het vocht dient als saus en kan er ook apart, even tueel gebonden met wat aangemengd aard appelmeel, bij gegeven worden. de vezels even soepel maakt als die van wol. Niet alleen dat deze stoffen dus kreuk vrij zijn, ze hangen na het dragen even goed uit als wol en zijn dus onder andere buitengewoon geschikt voor op reis. Een lang gekoesterde wensdroom is wer kelijkheid geworden nu het mogelijk is ge bleken nylon stoffen zó te plisseren, dat de plooien bij het wassen niet verloren gaan. Dit is een nieuwtje waar iedere rechtgeaar de vrouw wel blij mee moet zijn. Het opent ongekende perspectieven voor jurken, blouses en nachtjaponnen. Wat jammer, dat al deze wonderen der techniek voor lopig nog wel niet voor elke beurs toegan kelijk zullen blijken! Maar de toekomst houdt ongekende beloften in voor al die genen die weg zijn van frou-frou en tier- lantijntjes. Met een minimum aan onder houd zullen wij dan de meest wufte, vroe ger onpractische kledingstukken kunnen dragen! Geglansde katoentjes en linnen stoffen zijn de laatste jaren zeer in trek. De glans blijft na het wassen en maakt de stoffen krimp- en kreukvrij. Hetgeen een niet ge noeg te schatten voordeel is, want nu hin dert het zelfs niet meer in een katoentje op een avondfeest te verschijnen. Integen deel, het is nu dernier cri! Veel weefsels kunnen in de fabrieken meteen waterdicht worden gemaakt en als het nodig mocht zijn ook motvrij. Deze laatste behandeling wordt nu op grote schaal toegepast op wollen stoffen en brei- wol. Elk wollen weefsel kan op deze manier motvrij worden gemaakt en de meeste fijne wollen weefsels, zoals gabardine, serge en flanel zijn ook geschikt het procédé van het waterdichtmaken te ondergaan. Dat dit vér strekkende gevolgen heeft voor de regen- kledingmode spreekt vanzelf. Trouwens, daarvan heeft een ieder zich de laatste jaren al kunnen overtuigen. Niet alleen kunnen de meeste wasbare stoffen nu krimpvrij worden vervaardigd, de huisvrouw kan tegenwoordig ook heel wat kleren een sopje geven, die vroeger beslist naar de stomerij moesten. Zelfs be drukte rayon crêpe komt nu voor op de lijst van wasbare stoffen! Dat het wassen desondanks een hele kunst blijft is niet te vermijden. Je moet er nu eenmaal ver stand van hebben en je hersens zeker ge- Het kind Lilibeth heetf de weg tot haar piaspop te ruggevonden. Maandenlang lag de arme verschop peling ergens vergeten in een doos. totdat er als verlaat verjaarscadeau een rose ge breid jurkje kwam en dat jurkje paste rond die pop. En dank zij dat jurkje kwa men alle oude attributen weer voor de dag: de luiers, het potje, truitjes, mutsjes en zo meer. Het spel kon na maanden onder breking herbeginnen en met een vertrou welijk gebaartje bedde ze Jan Willempje in de holte van haar rechter arm. Het kleine zusje, één en al vertedering keek bewonderend toe. „Moogt ik baby aaien, Li? Heel efe maar?" Goedgunstig knikte het kind Lilibeth van ja. „Moogt ik baby vasthouwe, Li? Héél efe maar?" „Nee", sprak het kind Lilibeth, plotseling koud en onvermurwbaar, „de baby moet naar bed en jij ook". Zo'n teruggevonden kind brengt proble men met zich mee. Waar moet het zijn middagdutje doen? Natuurlijk in de tuin in het blakerend zonnelicht. Maar ach dat rieten wagentje, dat ziet er niet meer uit. Een rafelig bakje op drie wielen, dat is alles, wat er dank zij de demonteerwoede van klein zusje van overgebleven is. Daar ligt hij dan, de kleine schat, onder het stuk vitrage, dat hem tegen de vliegen bescher men moet. Een armeluiskindniettegen staande alle goede zorgen. En als het kind Lilibeth hem 's avonds naar de slaapkamer kart zegt ze mistroostig: Ik vind het niets geen leuk gezicht. Ik vind het echt bela chelijk. Mannen der wetenschap hebben zich toe gelegd op het vervaardigen van nieuwe practische weefsels. Denkt u alleen maar even aan het miraculeuse nylon. Maar daar is het niet bij gebleven. Het is op het ogen blik mogelijk uw garderobe samen te stel len uit materialen die met een minimum aan moeite een maximum aan service bie den. U zoudt een zuiver wollen truitje kunnen kopen dat gegarandeerd niet krimpt; nylon lingerie met eeuwigdurende bruiken. Zo kunnen kreukherstellende weefsels beslist niet uitgekookt worden en ook bij het wassen van stoffen die een draad van rayon bevatten is uitkijken ge boden. Nauwlettend de voorschriften op volgen, dat is het enige! Op de plaatjes ziet u enkele Amerikaan se modelletjes, die van kreukvrije katoen zijn gemaakt. Een zwart mouwloos blousje van katoenen piqué op een rokje dat in geel en zwart is bedrukt; een witte mantel met forse mouwomslagen; en als derde een blauw-groen gestreept japonnetje, dat vrij gekleed aandoet, maar dat zonder de stola uitstekend als zonnejurk functionneren kan. Allemaal kleren voor op reis. Je haalt ze uit je koffer, je slaat ze uit en je draagt ze. En een strijkbout komt er beslist niet bij te pas. Me dunkt, eenvoudiger kan het toch al niet! ARLETTE Wie bij lezing van de eerste bladzijden van „Terug in het Vaderland", geschreven door Fenna Feenstra niet terugschrikt van de vaak wonderlijke zinswendingen en de helaas niet doordachte en zonderlinge lachwekkende beeldspraak, zal bij ver dere lezing toch getroffen worden door dit boek. De repatriërenden uit de Japanse kam pen hebben het onnoemelijk hard gehad, veel harder vaak dan de Nederlandei-s on der de Duitse bezetting. Het tragische voor deze repatriërende gezinnen was, dat zij in een Nederland te recht kwamen, dat hen eigenlijk liever niet wilde hebben, dat hen als een last beschouwde. Er zijn slechts weinigen geweest, die zich in het lot van deze vaak ontred derde mensen verdiept hebben. Dat Fenna Feenstra dit wel gedaan heeft door op een eerlijke manier te schrijven over de teleurstellingen, maar ook over de vreugden die één bepaald ge zin bij de terugkeer in 't vaderland on dervond, strekt haar tot eer. Haar manier van schrijven is typisch vrouwelijk; door een schijnbaar objectieve beschrijving schemert de sympathie of antipathie, die zij voor de door haarzelf geschapen figuren koestert. De schrijfster heeft reeds enkele boe ken voor oudere meisjes op haar naam staan n.l. „Nellekes Opvoeding" en „Maar die vlag verlaten Nooit". Fenna Feen stra zegt van dit boek zelf in haar voor woord al, dat dit'geen meisjesboek in de geest is, die daar gemeenlijk van verlangd wordt en zij richt een waarschuwing tot de ouder, die voorlopig zijn bijna volwas sen jeugd liever verre houdt van de harde werkelijkheid in deze na-oorlogse jaren. Het boek is uitgegeven door Van Hol- kema en Warendorf N.V., te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 11