Nieuwe practische weefsels
met maximum aan service
Par Ij se
silhouetten
versier lei vae kledinj
De Egyptische
Koningin
j&amt als verfraaiing en
Cold wave
2>
IN MUSEUM WILLET HOLTHUYSEN
Schilderijen ter illustratie
Nylon-lingerie die plissé behoudt
Zomermenu's
Terug in het vaderland
ZATERDAG 9 JUNI 1951
7
Deze maal wilde ik. eens een lichtbundel
tje werpen op een figuur uit de vorige
eeuwen ik stel u voor als silhouet van de
week de baronesse Aurore Dupin, beter
bekend als George Sand, het pseudoniem
waarmee deze productieve schrijfster haar
ontelbare romans, toneelstukken en mémoi
res tekende. De naam George Sand ver
bindt ieder in zijn gedachten automatisch
met de figuur van Chopin, met wie ze, zo
als bekend, lange jaren intiem bevriend
was. Haar talloze romans worden vrijwel
niet meer gelezen, en die geringe belang
stelling van het publiek is ook wel ver
klaarbaar. Zij zijn bepaald wat langdradig,
fhetoretiseh, te nadrukkelijk en er is bijna
geen doorkomen aan. Een harer vrienden,ze
heeft er velen gehad, de dichter Alfred de
Musset, beschrijft haar heel geestig: terwijl
ik kalm met een gedicht bezig was, vertelt
hij, schreef zij koortsachtig het ene papier
na het andere vol. Ik probeerde haar mijn
verzen voor te lezen, maar die poging ver
hinderde haar absoluut niet om ondertussen
ongestoord door te pennen. Zij koos altijd
de meest dramatische onderwerpen, vader
moorden, andere moorden, misdaden,
schurkenstreken en en passant vergat zij
nimmer, zo tussen de bedrijven door, de
regering een lik uit de pen te geven of de
wenselijkheid der emancipatie van de
vrouw te onderstrepen. Nooit hoefde ze een
zin of een woord te corrigeren, in één adem
schreef ze door, zonder enig vooropgesteld
plan de ene pagina na de andere, tot de
roman was voltooid. Zonder haar vele hon
derden bladzijden ook maai- één keer door
te lezen, ging dan het schriftuur naar de
uitgever. In een melankolieke brief die ze
eens aan een vriend weer een andere
schreef gaf George Sand een verklaring
voor haar weergaloze ijver. Ik ben wel
verplicht ontzettend: haastig te werken, zegt
ze daar, om de kost te kunnen verdienen
voor me zelf cn mijn twee kinderen: de
inkt is nog niet droog, of ik moet het ma
nuscript al naar mijn uitgever sturen. Een
enkele maal vroeg zij wel eens aan De
Musset of aan de criticus Sainte-Beuve
haar tekst even na te kijken met het ook
op eventuele taalfouten te corrigeren, of
mogelijke uitdrukkingen die van een slech
te smaak zouclcn kunnen getuigen. In een
van haar brieven die ik las uit haar
„Lettrés d'un voyageur" vertelt George van
een reis naar Zwitserland. Haar kinderen
die toen acht en twaalf jaar oud waren,
had zij meegenomen. In Freiburg zou zij
Liszt ontmoeten, die daar logeerde in ge
zelschap van de gravin Marie d'Aoult. Liszt
stelde het gezelschap voor een bezoek te
brengen aan de Sint-Nicolaaskerk, beroemd
monument daar tér stede. Wij hebben daar.
zegt'. Sand, het mooiste orgel gehoord dat
in de hele wereld bestond. Arabella, zo
noemde George Sand de schone gravin
d'Agoult, ging fier op een kerkbank zitten.
En dan volgt een verheerlijkende beschrij
ving van Arabella, een vrouw met een
azuurblauwe blik. met lange gouden haren
die op de blanke handen vallen. Liszt ging
aan het orgel zitten en Sand bewondert in
extase „het Florentijnse profiel" van de
meester, nog nooit had zich dit profiel, zó
bleek en puur afgetekend, in een visioen
van een religieuze doch sombere vervoe
ring. Intussen had ook de koster zich bij
het gezelschap gevoegd dat hij op zijn ge
mak eens opnam. George Sand die indertijd
altijd als man gekleed was (waarvoor toen
nog enige moed werd vereist) trek in het
bijzonder zijn belangstelling. ..Wie is die
man, met die modderige slobkousen en
die twee kinderen bij zich?" vroeg hij
aan de burgemeester van Frilvury, die ook
van de partij was.
Oh! dat zijn cle leerlingen van Liszt. Hij
heeft de gewoonte zijn hele school regel
matig mee te nemen op reis door bergen
an dalen en onderweg onderwijst hij hun
dan de kunst van het pianospelen.
De koster bleek met dit antwoord tevre
den. Met bewondering keek hij toen naar
FEUILLETON
door mevr. Bijleveld-Celinck
Maar de andere verdiepingen, achter de
geschonden gevel, waren nog altijd die van
een voornaam patriciërshuis met een mar
meren gang, een monumentaal trappenhuis
wijde vensterruiten. De boven-voorka-
^er had een goudleren behang, een eiken
mmbrizering en een gebeeldhouwde
schouw. Hier had zijn moeder gezeten, met
haar handen in haar schoot in het hoge
witte vensterlicht, en ze had uitgezien naar
de scheepsmasten en wimpels achter de
hade. Het was het enige beeld van zijn
moeder, dat Michael nog bezat en hij be
waarde het trouw in zijn hart.
In de marmeren gang hadden Vader en
hij heen en weer gelopen, almaar heen
weer, en ze hadden gesproken over de
'aak en de Egyptische oudheidkunde. De
°ude heer was hem altijd tegemoet geko
men en hij had zich een ellendeling ge
boeid tegenover zijn vader dat hij zó de
fracties van zijn geslacht verried. Nu
CoS) midden onder zijn studies, kon het
beeld van de oude man plotseling vóór
hem staan en ondervond hij een gevoel van
schuld. Toch wist hij, dat hij niet anders
gekund had.
Hij was nu vier-en-dertig jaar. Een man
zonder leeftijd, die nooit jong geweest was,
lang en breedgeschouderd, maar daarbij
onsportief en zelfs al wat gebogen. Naden
kende grijze ogen achter brilleglazen, een
hoog voorhoofd onder donker haar, een
grote, wat melancholieke mond. Een een
zaam, ompaniserd hart.
Hij tuurde op clc hierogiyphen. Dit was
de toverwereld waarin zijn geest vertoefde,
de wondere wereld van mensen, die ruim
drie duizend jaar geleden leefden onder
de zon. De Koningin Amentéte. De vreug
de en de trots, de geliefde vrouw van de
Pharao, gestorven in haar twintigste le
vensjaar. Een jonge, mooie vrouw, zoals
zijn moeder geweest was. Levend in kleu
rige paleizen, die hij als het ware vóór
zich zag onder dc warme, Egyptische zon.
Voortschrijdend in bont-geborduurde ge
waden. Dragende de halssieraden, zoals hij
ze zelf bewaarde onder zijn kostbaarheden,
en om pols en enkels brede gouden banden.
Geen mummie, die drie duizend jaar ge
leden begraven was, maar een levend we
zen, een realiteit. Koningin Amentéte, die
nu deze middag zijn gast zou zijn.
Het was al over tweeën en het etensuur
dus reeds lang voorbij, toen hij plotseling
in zijn overpeinzingen gestoord werd. De
deur werd geopend, zonder kloppen, en
juffrouw Potmans verscheen op de drem- I
pel. Zeer vertoornd en kennelijk in reis-
tenu. Ze droeg een mantel, een regenman
tel en een hoed en torste een tweede hoed
in een papier, plus een reismand, plus een
koffer, een tas en een paraplu. Zelfs voor
een verstrooid mens als Michael Norëlius
kon het geen twijfel lijden of dit waren
al haar bezittingen, waarmee juffrouw
Potmans op het punt stond het huis aan
de Binnenkant te verlaten. Een alarme-'
rende en zeer ongunstige gang van zaken.
„Ik verdraag het niet langer!", barstte
de goede ziel uit, voordat hij een enkele
vraag had kunnen stellen," ik hou het niet
langer uit! Lucht ben ik voor u, en anders
niet! Dat verdraag ik niet langer. Altijd
heb ik mijn best gedaan.... waarachtig
meneer.ik weet dat ik het u goed ge
geven heb.... altijd.... het beste was
voor u.... ook het osselapje.maar u
doet maar alsof ik lucht ben! U geeft me
geen antwoord, u komt niet aan tafel, u
gaat niet naar bed, u staat niet op.... 't
lean u allemaal niksmaar ik kan het
zó niet meer uithouden. Ik ga weg!"
Juffrouw Potmans slikte iets weg en
hapte naar adem. Het gaf haar natuurlijk
een geweldige opluchting dat ze al haar
opgekropte grieven nu eens kon uiten,
maar toch was er iets.ietsof ze
een onbillijk standje uitdeelde aan een
weerloos kind. Aan een kind, dat het niet
helpen kon. Dr. Norelius was naast haar
komen staan en zag. nu, met zijn handen
in zijn zakken, op haar neer met zulk een
vriendelijke blik achter zfjn brilleglazen
dat hij haar bijna ontwapende. Het was
gek, maar ze mocht hem toch, ondanks
alles.
„Maar juffrouw Potmans, heb ik u zó
te kort gedaan? Wat spijt me dat.! Het was
toch heus mijn bedoeling niet om u te
kwetsen. Het spijt me allergeweldigst."
Hij deed geen pogingen om haar van haar
plan af te brengen. In dat opzicht was hij
werkelijk een weerloos kind. Hij zag niet
haar al weer gezakte toorn en de aarze
lende blik in haar ogen. Hij maakte alleen
maar zijn excuses omdat hij het beroerd,
eerlijk beroerd vond een medemens ge
kwetst te hebben, al had hij dat ook on
wetend gedaan. En juist die volslagen be
langeloosheid maakte het voor haar moei
lijk om in haar besluit te volharden.
„Waarom doet u dat nou, meneer," ver
weet ze hem, nu niet heftig meer maar
met de nadruk van een paedagoog, „waar
om komt u nou niet aan tafel als ik u drie
maal geroepen heb! Het is toch mijn werk
om voor het eten te zorgen? En ik ben
toch ook een mens en geen machine? U
luistert nooit naar mij. Dat houdt toch
immers geen sterveling uit? Ik tenminste
niet, meneer, en ik denk er overik
denk er hard over, meneer, om weg te
gaan
Dit was het ogenblik dat ze haar draai
ging nemen, dat er maar een héél klein
duwtje, een zuchtje nodig was om haar
over stag te laten gaan.
Maai* dp. I^orelius gaf dat duwtje nipt.
Een bijzonder noodlottige impuls deed
hem juist op dat ogenblik weer verlangend
naar zijn schrijftafel omzien, waar de hie
rogiyphen op hem wachtten en hem op
nieuw omstrikten. Hij had een hekel aan
langdurige uiteenzettingen. En deze éne
blik deed juffrouw Potmans het hopeloze
van het geval inzien: dat er voor de ver
strooidheid van meneer geen kruid gewas
sen was en dat zij altijd lucht voor hem
zou blijven, hoe zij ook haar best deed
en hoe verdienstelijk zij ook haar osselap-
jes gaar stoofde. Zij trok haar mondhoeken
naar beneden.
„En nou ga ik ook meteen!"
Het was nu een feit waaraan niets meer
te veranderen was. Zij opende haar zwarte
handtas en rommelde tussen allerlei pape
rassen, haar teleurstelling verbergend. Er
kwam eindelijk een stukje papier te voor
schijn, dat zij met een vorstelijk gebaar
op de punt van zijn schrijftafel legde. En
zij vervolgde:
„Ik hoef géén getuigschrift. En hier is
het adres van mijn zuster, waar ik naar toe
ga. U kunt de rest van mijn salaris gire
ren!"
Het was een gift, dit laatste, omdat ze
wist dat hij die giro toch vergeten zou. Het
was een koninklijke gift en het was
koninklijke houding, waarin zij de studeer
kamer verliet. Mèt haar koffers en haar
tas en haar paraplu en haar Zondagse hoed
in een papier. Ze klemde haar mond tot
een streep omdat haar lippen trilden. En
dr. Norelius zag haar sprakeloos ng.
Hij kwam niet meer aan zijn werk. Er
was een onaangename sensatie, dat hij
iemand onrecht had gedaan, een zó sterk
gevoel, dat hij zich niet meer kon concen
treren. En bovendien kwam er nu een
nieuwe onrust in hem boven: de wijzers
van de klok, die al dichter en dichter we
zen naar half drie, het ogenblik, het vurig-
verbeide ogenblik, dat Koningin Amentéte
haar intocht zou doen in zijn studeerkamer.
Hij ijsbeerde nu in het vertrek heen en
weer, onrustig trekkend aan zijn pijp. Hij
had geen honger. Hij liep langs zijn kasten
met boeken en plaatwerken, langs zijn
vitrines met oudheden en sieraden. Het
was alles van Koningin Amentéte, het
draaide alles om Koningin Amentéte.
Dit was de historie die zij beleefd had,
het geloof dat zij beleden, de tooi die zij
gedragen had. Zij was beneden, in het
magazijn, en straks, na half drie, zou hij
haar tot leven brengen. Hij zou de enige
mens zijn wien zij het geheim van haar
bestaan en van haar wezen zou onthullen
En dan was het ineens kwart vóór drie
en stond daar de meesterknecht van df
zaak in de deuropening. De enige, die
hij enigszins in vertrouwen had genomen.,
de enige, die wist van de kist met kostbare
inhoud die als smokkelwaar tussen de
andere kisten was meegekomen, de kist,
die gemerkt was met een rode cirkel. De
oude man was ook ontroerd, dat kon hij
horen aan zijn stem, toen hij vertelde dat
mensen uit het magazijn weg waren
en oqIs heren van kantoor. Ze kottden
beginneii, (Wordt vervolgd).
de schone gravin. „Een echte mooie Pa-
rijse dame", vond hij.
Verscheidene maanden van het jaar
placht George Sand op haar buitengoed te
Nohant in midden-Frankrijk door te bren
gen. Zij nodigde dan ook haar vele bril-
lante Parijse vrienden uit, want graag zag
ze mensen om zich heen, tenzij ze aan vla
gen van moedeloosheid leed.
Later toen George ouder was geworden
en misschien bezadigder, werd zij door de
bevolking „la bonne dame de Nohant" ge
noemd. De goede dame van Nohant, waar
schijnlijk omdat zij vele armen en zieken
steunde met geld en goede gaven.
Ondanks haar romantische excentriciteit
en onstelpbare praatzucht was zij La bonne
dame de Nohant, die in elk geval wèl een
bijzondere vrouw is geweest.
ève.
Parijs, Juni 1951.
HET is een goed idee geweest van de organisatoren der tentoonstelling „Kant en
Kunst" in het museum Willet Holthuysen (Herengracht 605 te Amsterdam), om
behalve een deel van de karitcollectie van mevrouw Edith Jacoby-Iklé, belangrijke
schilderijen te exposeren waarop de kant als versiering en verfraaiing der kleding een
belangrijke plaats inneemt. Op deze wijze immers zien wij de kant in een functie en
de kledij uit vroegere eeuwen krijgt meer betekenis voor ons. De schilderijen zijn ook
zo uitgezocht, dat er op de tentoongestelde kantsoorten voorkomen.
plissés; linnen, dat niet krimpt en katoen
dat ook na het wassen zijn glans behoudt.
Al deze dingen zijn tegenwoordig mogelijk.
Om maar niet te spreken val al de char
mante gedaantes waarin het eens zo ver
guisde en minderwaardige kunstzijdje ten
tonele verschijnt.
Stoffen die momenteel kreukvrij kunnen
worden gemaakt zijn: linnen, katoen, kunst
zijde en mengsels van wol met kunstzijde.
Hoe dit resultaat bereikt wordt? Wel, met
behulp van een chemische substantie, clie
N'AARMATE er meer huisvrouwen zijn die liet zonder hulp in de huishouding moe
ten stellen, komen er meer arbeidsbesparende fabrikaten en producten op de
markt. Sommige helpen ons van de wal in de sloot, maar er zijn er toch ook die inder
daad doeltreffend blijken. Gelukkig maar, want het wordt toch wel hoog tijd, dat we
worden verfost van tal van inspannende karweitjes, die massa's tijd in beslag nemen.
Wat de meeste huisvrouwen als het vermoeiendste deel van haar dagtaak beschouwen
is wel hei wassen en strijken. Nu is het juist op dit gebied dat de laatste jaren tal van
uitvindingen zijn gedaan.
Kant uit verschillende landen is hier
uitgestald: naaldkant en filet uit Spanje;
naaldkanten uit Venetië: de venise plat en
a relief; de Franse zeventiende eeuwse
Argentella, Argent an en Allengon even
eens naaldkant Belgische kloskant enz.
Om u niet helemaal over deze en andere
namen in het duister te laten, zal ik even
de geschiedkundige inleiding van de cata
logus volgen. Zoals de naam aanduidt, is
de kant ontstaan aan de rand van stoffen.
Heel vroeger was de kant dan ook niet
meer dan kunstig samengevlochten en ge
knoopte franje, in de vormen van orna
menten. Bij de vervaardiging van het zg.
Arabische macramé maakt men gebruik
van een dergelijk procédé. Het filet, dat ik
hierboven reeds noemde, is het stoppen van
bepaalde mazen van een geknoopt net.
Deze techniek wordt nog wel toegepast bij
het maken van spreien.
In de zestiende eeuw begon men een an
dere methode toe te passen, nl. het verwij
deren van draden uit het weefsel, terwijl
men de overige in ornamentvorm samen-
naaide. Dit zijn de zg. points tirés. Omdat
het uittrekken van draden veel tijd vergde
ging men een stof weven met grote, regel
matige mazen: de quintin of buratto.
Het eigenlijke kant daarentegen is een
op zichzelf staand weefsel, dat uit orna
menten is samengesteld.
Men rekent hiertoe meestal de naald- en
kloskant. Het Franse Alengon en het Ita
liaanse Burano hebben tot kenmerk, dat zij
een achtergrond hebben, die uit mazen be
staat.
De Italiaanse kant is het sterkst ver
tegenwoordigd. Zij begint in de zestiende
eeuw en gaat door tot de negentiende eeuw.
Merkwaardig is de doorzichtige fijnheid
van bv. de Milanese kloskant uit de zes
tiende eeuw. En de voorstellingen zijn reeds
dan zeer ingewikkeld en kunstzinnig uit
gedacht. De Milanese kant, waar ik over
sprak, had tot onderwerp een bijbels tafe
reel. Dit was omgeven met bloem- en blad
motieven. Een ander groot kleed van Ita
liaanse kloskant uit de 16e, 17e eeuw, beeldt
een fantasierijke, sierlijke jachtvoorstelling
uit. De jachtstoet is hoofdmotief: daarom
heen zijn dieren- en vogel-ornamenten.
De Venetiaanse kant uit de zeventiende
eeuw valt veelal op door het reliefwerk, dat
de figuren, accentueert. Er is ook nog een
gekleurde burato van heel fijn weefsel.
Wie de tentoonstelling bezoekt, moet zeker
niet voorbijgaan aan de prachtige Milanese
cape van kloskant. De dubbele adelaar is
hier als motief gebruikt.
Tenslotte wil ik van de Italiaanse kant
noemen een linnenkant met gouddraad pi-
cots en een wondermooie kraag van
sneeuwvlokkant (uit de zeventiende eeuw).
Deze laatste is inderdaad zo ragfijn, dat
zij aan poedersneeuw doet denken.
In Sicilië en Sardinië kende men in de
15e/16e eeuw al handdoeken met kant-
ramden. Grappig is ook de broderie uit de
negentiende eeuw, op zijden kousen van
de knie tot de voet.
De Franse Valencienne kloskant lijkt op
de Italiaanse. In de negentiende eeuw ver
vaardigde men in Frankrijk ook kanten
japonnen volgens de alengon-techniek.
Ierland wedijverde in de 19e eeuw, wat
de fijnheid van de naaldkant betreft, met
de Italiaanse. De patronen van de Ierse
kant zijn fantasierijk en zeer sierlijk, zoals
o.m. de tentoongestelde zwart met witte
tule cape.
De Engelsen hebben zich veel gewijd aan
broderie in de 18e/19e eeuw. De De
vonshire kant heeft mooie bloem- en blad
motieven.
Van de Duitse afdeling valt wel het
meest de naaldkant op, waarvan wel het
mooiste exemplaar is een zakdoek, voor
stellend Saksische ridders.
En tenslotte wat fijnheid en veelzijdig
heid van patroon bzetreft, kan de Mechelse
kant tegen alle andere concurreren. Bollen
van hoeden, mutsenbinders, e.d. hebben
de grilligste en boeiendste figuren, die zijn
als miniatuur, doorzichtig beeldhouwwerk.
De motieven zijn hier niet slechts bloemen,
vogels en andere dieren; Zij bestaan ook
uit bogen, koepels en fonteinen. Karei II,
koning van Spanje is eveneens in kant
afgebeeld.
Er is veel interessants en boeiends te zien
op deze tentoonstelling. Men overtuige
zichzelf, want woorden blijven hier on
voldoende. De expositie duurt tot 30 Sep
tember.
DAPHNE
ADVERTENTIE
Ja, maar van
MOUNDUK's KAPSALONS
SANTPOORTERPLEIN 1 - TELEFOON 1970S
HAARLEM.
Stoofschotel van aardappelen,
bloemkool, boterhamworst
1 grote of 2 kleine bloemkolen, 1 y2 a 2
kg. aardappelen, boter, margarine of vet,
zout, boterhamworst.
De aardappelen schillen of schrappen, in
stukjes snijden en opzetten met weinig
water en zout, en boter, vet of margarine.
De bloemkool schoonmaken, in kleine stuk
jes verdelen en, als de aardappelen even
gekookt hebben, bij de aardappelen voegen.
Als het geheel gaar is, de boterhamworst
er in stukjes gesneden aan toevoegen en de
massa losjes omroeren, zodat de bestand
delen niet fijngemaakt worden. Het vocht
dient als saus en kan er ook apart, even
tueel gebonden met wat aangemengd aard
appelmeel, bij gegeven worden.
de vezels even soepel maakt als die van
wol. Niet alleen dat deze stoffen dus kreuk
vrij zijn, ze hangen na het dragen even
goed uit als wol en zijn dus onder andere
buitengewoon geschikt voor op reis.
Een lang gekoesterde wensdroom is wer
kelijkheid geworden nu het mogelijk is ge
bleken nylon stoffen zó te plisseren, dat de
plooien bij het wassen niet verloren gaan.
Dit is een nieuwtje waar iedere rechtgeaar
de vrouw wel blij mee moet zijn. Het opent
ongekende perspectieven voor jurken,
blouses en nachtjaponnen. Wat jammer,
dat al deze wonderen der techniek voor
lopig nog wel niet voor elke beurs toegan
kelijk zullen blijken! Maar de toekomst
houdt ongekende beloften in voor al die
genen die weg zijn van frou-frou en tier-
lantijntjes. Met een minimum aan onder
houd zullen wij dan de meest wufte, vroe
ger onpractische kledingstukken kunnen
dragen!
Geglansde katoentjes en linnen stoffen
zijn de laatste jaren zeer in trek. De glans
blijft na het wassen en maakt de stoffen
krimp- en kreukvrij. Hetgeen een niet ge
noeg te schatten voordeel is, want nu hin
dert het zelfs niet meer in een katoentje
op een avondfeest te verschijnen. Integen
deel, het is nu dernier cri!
Veel weefsels kunnen in de fabrieken
meteen waterdicht worden gemaakt en als
het nodig mocht zijn ook motvrij. Deze
laatste behandeling wordt nu op grote
schaal toegepast op wollen stoffen en brei-
wol. Elk wollen weefsel kan op deze manier
motvrij worden gemaakt en de meeste fijne
wollen weefsels, zoals gabardine, serge en
flanel zijn ook geschikt het procédé van het
waterdichtmaken te ondergaan. Dat dit vér
strekkende gevolgen heeft voor de regen-
kledingmode spreekt vanzelf. Trouwens,
daarvan heeft een ieder zich de laatste
jaren al kunnen overtuigen.
Niet alleen kunnen de meeste wasbare
stoffen nu krimpvrij worden vervaardigd,
de huisvrouw kan tegenwoordig ook heel
wat kleren een sopje geven, die vroeger
beslist naar de stomerij moesten. Zelfs be
drukte rayon crêpe komt nu voor op de
lijst van wasbare stoffen! Dat het wassen
desondanks een hele kunst blijft is niet te
vermijden. Je moet er nu eenmaal ver
stand van hebben en je hersens zeker ge-
Het kind Lilibeth
heetf de weg tot
haar piaspop te
ruggevonden.
Maandenlang lag
de arme verschop
peling ergens vergeten in een doos. totdat
er als verlaat verjaarscadeau een rose ge
breid jurkje kwam en dat jurkje paste
rond die pop. En dank zij dat jurkje kwa
men alle oude attributen weer voor de dag:
de luiers, het potje, truitjes, mutsjes en
zo meer. Het spel kon na maanden onder
breking herbeginnen en met een vertrou
welijk gebaartje bedde ze Jan Willempje
in de holte van haar rechter arm.
Het kleine zusje, één en al vertedering
keek bewonderend toe. „Moogt ik baby
aaien, Li? Heel efe maar?" Goedgunstig
knikte het kind Lilibeth van ja. „Moogt ik
baby vasthouwe, Li? Héél efe maar?"
„Nee", sprak het kind Lilibeth, plotseling
koud en onvermurwbaar, „de baby moet
naar bed en jij ook".
Zo'n teruggevonden kind brengt proble
men met zich mee. Waar moet het zijn
middagdutje doen? Natuurlijk in de tuin
in het blakerend zonnelicht. Maar ach
dat rieten wagentje, dat ziet er niet meer
uit. Een rafelig bakje op drie wielen, dat
is alles, wat er dank zij de demonteerwoede
van klein zusje van overgebleven is. Daar
ligt hij dan, de kleine schat, onder het stuk
vitrage, dat hem tegen de vliegen bescher
men moet. Een armeluiskindniettegen
staande alle goede zorgen. En als het kind
Lilibeth hem 's avonds naar de slaapkamer
kart zegt ze mistroostig: Ik vind het niets
geen leuk gezicht. Ik vind het echt bela
chelijk.
Mannen der wetenschap hebben zich toe
gelegd op het vervaardigen van nieuwe
practische weefsels. Denkt u alleen maar
even aan het miraculeuse nylon. Maar daar
is het niet bij gebleven. Het is op het ogen
blik mogelijk uw garderobe samen te stel
len uit materialen die met een minimum
aan moeite een maximum aan service bie
den. U zoudt een zuiver wollen truitje
kunnen kopen dat gegarandeerd niet
krimpt; nylon lingerie met eeuwigdurende
bruiken. Zo kunnen kreukherstellende
weefsels beslist niet uitgekookt worden en
ook bij het wassen van stoffen die een
draad van rayon bevatten is uitkijken ge
boden. Nauwlettend de voorschriften op
volgen, dat is het enige!
Op de plaatjes ziet u enkele Amerikaan
se modelletjes, die van kreukvrije katoen
zijn gemaakt. Een zwart mouwloos blousje
van katoenen piqué op een rokje dat in
geel en zwart is bedrukt; een witte mantel
met forse mouwomslagen; en als derde een
blauw-groen gestreept japonnetje, dat vrij
gekleed aandoet, maar dat zonder de stola
uitstekend als zonnejurk functionneren
kan. Allemaal kleren voor op reis. Je haalt
ze uit je koffer, je slaat ze uit en je draagt
ze. En een strijkbout komt er beslist niet
bij te pas. Me dunkt, eenvoudiger kan het
toch al niet! ARLETTE
Wie bij lezing van de eerste bladzijden
van „Terug in het Vaderland", geschreven
door Fenna Feenstra niet terugschrikt van
de vaak wonderlijke zinswendingen en de
helaas niet doordachte en zonderlinge
lachwekkende beeldspraak, zal bij ver
dere lezing toch getroffen worden door dit
boek.
De repatriërenden uit de Japanse kam
pen hebben het onnoemelijk hard gehad,
veel harder vaak dan de Nederlandei-s on
der de Duitse bezetting.
Het tragische voor deze repatriërende
gezinnen was, dat zij in een Nederland te
recht kwamen, dat hen eigenlijk liever
niet wilde hebben, dat hen als een last
beschouwde.
Er zijn slechts weinigen geweest, die
zich in het lot van deze vaak ontred
derde mensen verdiept hebben.
Dat Fenna Feenstra dit wel gedaan
heeft door op een eerlijke manier te
schrijven over de teleurstellingen, maar
ook over de vreugden die één bepaald ge
zin bij de terugkeer in 't vaderland on
dervond, strekt haar tot eer.
Haar manier van schrijven is typisch
vrouwelijk; door een schijnbaar objectieve
beschrijving schemert de sympathie of
antipathie, die zij voor de door haarzelf
geschapen figuren koestert.
De schrijfster heeft reeds enkele boe
ken voor oudere meisjes op haar naam
staan n.l. „Nellekes Opvoeding" en „Maar
die vlag verlaten Nooit". Fenna Feen
stra zegt van dit boek zelf in haar voor
woord al, dat dit'geen meisjesboek in de
geest is, die daar gemeenlijk van verlangd
wordt en zij richt een waarschuwing tot
de ouder, die voorlopig zijn bijna volwas
sen jeugd liever verre houdt van de harde
werkelijkheid in deze na-oorlogse jaren.
Het boek is uitgegeven door Van Hol-
kema en Warendorf N.V., te Amsterdam.