Succes Schotels f2.50 Restaurant Lion d'Or Restaurant!Heerenhek Litteraire Kamttekenin Schoonheid in Haarlem en omgeving leiawe uitgaven SCHOOLBOEKEN Ere-tentooristeliing werk Charley Toorop Kleinhandelsmarges schoenen Beschikking ingetrokken voor alle inrichtingen van onderwijs SCHOOLBOEKHANDEL H. DE VRIES Agenda voor Haarlem Over Beeldende kunsi Rembrandt, etser Uit de schemering der ha If-verborgenheid in het volle licht geplaatst Haarlems kans op meer industrieën Nederlands schuld aan de E.B.U. 667,3 millioen. ZATERDAG 14 JULI 1951 •3 Een leef net vol, door Jan Schrei- sehrijft Robbers, „het bijna niet openen dorst". Wij „onthaald" op een soort eerlijkheid dat met 'het'spuien der riolen haar tol aan de „onbarmhartige waarheid" betaald meent te hebben weten wel beier te onderscheiden: hier werd een rea lisme ingeluid dat, hoewel voortgekomen uit een „op ontkenning gebouwd gevoels leven", aldus Van Vriesland, „groot en boeiend en imposant tot gestalte" kwam, zich in Van Oudshoorn verruimde tot „de grenzen waar de ratio reikt tot in de ge bieden der mystiek" en, zonder dat men van enige navolging zou kunnen en mogen spreken, van Ab Visser nieuwe impulsen ontvangt. Deze reëel-menselijke roman van de wraak, van de tyrannie der boosaardigheid, van de hebzucht en de innerlijke ontredde ring, van de schijnmoraal en de schuld, zou met bijzondere instemming geprezen zijn door de melancholische (wat nog iets an ders is dan pessimistische") schrijver van „Een Nagelaten Betekenis", door Emants, die van een boek eiste dat het hem de ge beurtenissen voor ogen stelde, zoals hij de mensen zag leven, hóórde praten dat het onopgesmukt zou zijn en waar. en daardoor ontroerend: juist die eigenschap pen, om welke èn Emants èn Visser, als verwanten en op dezelfde gronden dus, ge waardeerd en gelezen dienen te worden, al ontbrak de eerste wat Visser gegeven is: te weten „dat ik eeuwig in het Zijn mag wonen, als kostprijs voor een ogenblik van schijn". C. J. E. DINAUX Op 18 Mei heeft de minister van Econo mische Zaken een commissie ingesteld teneinde hem van advies te dienen over de sociale consequenties van de Prijzen- beschikking Kleinhandelsmarges Schoenen 1951. Deze commissie heeft op 7 Juli een uitvoerig rapport uitgebracht. Na kennisneming van dit rapport en overwegende, dat de marktverhoudingen op het gebied van de handel in schoenen zich sedert de uitvaardiging van de Prij- zenbeschikking Kleinhandelsmarges schoe nen 1951 sterk hebben gewijzigd, heeft de minister besloten de Prijzenbeschikking Kleinhandelsmargers Schoenen 1951 in te trekken, zodat thans ook. in de schoenhan- del uitsluitend de Prijzenbeschikking Handelsmargers 1951 van toepassing is. ADVERTENTIE met soep en toespijs naar keuze ƒ3.50 i/2 Kip, Pommes frites, com pote. Wiener Schnitzel, groente, aardappelen. Salmi van gevogelte, groente, aardappelen. Nassi Goreng Speciaal. Gebakken Lever, spek, ap pelmoes, geb. aardappelen. Stoofpaling, woi-teltjes, aard appelen. Verse capucijners met var- kenscotelet. Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Jacobijneslraal 3 Gcd. Oude Gracht 27-2711 ZATERDAG 14 JULI Openluchttheater, Bloemendaal: Ballets Nègres, 8.45 uur Rembrandt: ,,A milkman", alle leeftijden 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Louise-Lotte", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur (Maandag tot en met Donderdag „De Wild- stroper", 10.30 uur, alle leeftijden). Luxor: „Jungle-regiment", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Robin Hood junior", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur (Zondag 2, 4.30. 7 en 9.15 uur; Dinsdag 2.30 en 8 uur). City: „De jongen met de trompet", 18 j., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Het Duivelseiland", 14 j., 2.30 7 en 9.15 uur. ZONDAG 15 JULI Openluchttheater, Bloemendaal: Ballets Regres, 2.30 en 8.45 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. MAANDAG 16 JULI Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen De kamer waarin de Kerkvoogden vergaderen. v/VlnSSEARV'D^ er,enlS" (roman)' "Millennium" (gedichten) (N V- De Arbeiderspers, Amsterdam). MARCELLUS EMANTS- „Een nagelaten bekentenis" (roman) (G. A. van Oorschot,' Amsterdam) VISSERS NIEUWE ROMAN „De Erfe nis" heeft het vermoeden bevestigd, waartoe zijn uitgebreide novelle (of be knopte roman) „Het Agentschap" van het vorige jaar aanleiding gaf: dat hij zich van romantische lendenzen, kenmerkend voor zijn jeugdwerk, heeft afgekeerd en zich (voorlopig?) gaat bepalen tot een sober realisme. Naarmate zijn talent zich ont plooide en hij, voor zover men dat van een dynamisch mens als Visser zeggen kan, meer zichzelf vond, lokte het rariteitenka binet van het fantastische, bizarre en pa thologische waaraan hij trouwens met een opmerkelijke oorspronkelijkheid de stof ontleende voor zijn, aan de achttiende- eeuwse „schrikromans" verwante, griezel verhalen hem steeds minder aan. Van het „uitzonderlijke geval" wendde hij zich tot de mens-in-zijn-dagelijkse-doen, de kleine mens in zijn grote waan en zijn nie- tig streven, zijn goede bedoelingen en baatzuchtige handelingen. Deze kentering heeft zich geleidelijker voltrokken dan uit zijn proza valt af te lezen. Romans als werken van langere adem en omvangrijker arbeidsduur leggen, zodra het thema eenmaal gekozen is, de auteur voor enige tijd vast. Gedichten, I uiteraard ogenblikkelijker van ontstaan, kortstondiger dus van gebondenheid aan een bepaalde fase van ontwikkeling, re gistreren veelal in hun opeenvolging ge voeliger, onbewuster en daardoor nauw keuriger. wat zich in een schrijver aan het voltrekken is. Vandaar dat zich in zijn verzenbundel l „Millennium" verschenen kort na de oorlog in een bibliophiele uitgave en nu, aangevuld met 22 gedichten van latere datum, gelukkig binnen het bereik van een ruimer lezerskring gekomen de over gang van wat ik destijds zijn realistische romantiek noemde tot een (psychisch) rea lisme scherper aftekent. Ook pijnlijker, schrijnender. Maar eveneens: rijper èn menselijk. Wat aanvankelijk nog mogelijk was en begeerd werd: een lichtvoetige vlucht in het Arcadische, een troostrijk spel met verlangen, de balsem der dromen, werd als schijn afgewezen. De tot niets \erplich lende arabesken der verbeelding verbleekten in een ontredderde wereld lot zinloze nietigheid: een oorlogslente bloeit niet ongedeerd voor wie „de droom be mint". En de schaduwen vallen overal sindsdien. Zo goed als in een jeugdherin nering aan „de trieste tuin, het oude huis" i de duistere kelder, daarin „als een rotte kern besloten", een doordringender lucht verspreidt dan de nagebleven geur van bloesemranken, is wat eens feeën en go dinnen lokkend fluisterden overstemd en ongedaan gemaakt door het tumult der we reld, de onvrêe met zichzelf, het besef der medeschuld, der zondige boosaardigheid. De dichter, die zijn bundel besluit met een vers „Apocalyps", en de eigen vraag: .heeft het nog zin om een gedicht te schrij ven" beantwoordt met de erkenning dat nü de woorden zich niet anders meer kunnen rijen dan als „het mene tekel op de wand diè dichter is niet de romanticus meer van weleer, zelfs niet eens de realistische romanticus, hij heeft de realiteit gekozen als een ontgoocheld romanticus. Hij richt zich tot de mens, „het waanwijs, ver edeld dier" in óns, in hèm. De roman „De Erfenis" werd daarvan het menselijk ge tuigenis, waarin de laatste sporen „aesthe- tiek" angstvallig, noodwendigerwijs kan men wel zeggen, werden uitgewist. Een ontgoocheld romanticus als zoda nig heeft Victor van Vriesland ook de vrijwel vergeten Marcellus Emants geken schetst in zijn uitnemende inleiding tot Een Nagelaren Bekentenis, de sinds 1918 nimmer herdrukte en thans dankzij hei initiatief van de uitgever Van Oorschot herverschenen roman van een melancholi cus, een scepticus uit verholen liefde voor de broeder mens. Meer dan een halve eeuw scheidt Emants roman van Ab Vis sers „De Erfenis". Vrijwel gelijktijdig uit gegeven nu, toevalligerswijs dus vergele ken, vertonen beide romans niet alleen een verrassende overeenstemming van onder werp, maar wat veelzeggender is een diepgaande verwantschap, een gemeen schappelijke atmosfeer. Dat in beide een man, door het innerlijk onheil getekend, zijn „mene tekel" in de wand van zijn leven grift door een „onvermijdelijke" mis daad, een moord, een kwellende schuld, de éne uit wanhoop, de andere uit hebzucht, mag bijkomstig schijnen, de catastrophe, psychologisch beklemmend voortreffelijk voorbereid in beide boeken, komt voort uit dezelfde bron: de menselijk troebelheid, de hang naar het boosaardige, het tekont aan mensenliefde uit dé mens dus, van wie Emants en Visser op identieke wijze de diepte peilen, beiden uit ontgoocheling. Emants bitterder, Visser gekwetster; de eerste onder invloed van de materialisti sche leerstellingen van zijn tijd, de tweede religieus; de één fatalistisch, de ander me- taphysisch; maar beiden gedreven door een waarheidsliefde, die aan de realiteit kan noch wil voorbijgaan en de schijn schuwt. Lang ging Emants door voor „fin-de- siècle", zijn roman „Een Nagelaten Beken tenis" voor een boek van een dusdanig meedogenloze zjelsanalyse, dat „het gewo ne romanlezende publiek dier dagen", ADVERTENTIE ner. Uitgave: Kluwer, Deventer - Djakarta. In tegenstelling tot het buitenland zijn boeken over de technische kant van de hengelsport in ons land zeldzaam. En wat er voor de oorlog over hengelen geschreven is, moet thans als verouderd worden beschouwd. Wtt er na de oorlog is verschenen over de moderne visserij is vrijwel geheel van de hand van J. J. Schreiner, die na zijn boek „Flitsend Nylon", een standaardwerk, dat voornamelijk over de kunstaasvisserij han delt, in zijn nieuwe „Een leefnet vol" over de voorn-, brasem- en karpervisserij schrijft. Zowel met de werphengel als met de ortho doxe vaste hengel. Hij is in dit bescheidener werkje met dezelfde 'grondigheid en met hetzelfde plezantenthousiasme aan de slag gegaan. En zijn onvermoeibare speurzucht naar nieuwe, succesvollere en vooral ver fijnde methodes blijkt weer resultaten te hebben opgeleverd. Resultaten, die natuur lijk wijzen in de richting van de lichte en ultra-lichte visserij, die naast betere sport ook kansvoller vissen geeft. Sp. Wij openen met dit artikel een nieuwe serie, die men voorlopig elke Zaterdag in ons blad zal vinden. De bedoeling is, zoals de kop aangeeft, mooie dingen (inte rieurs en schilderachtige plekjes) uit de schemering der half-verborgenheid te ha len en even in het volle licht der belang stelling te plaatsen. Haarlem is een oude stad die zich ge lukkig mag prijzen dat, ook al is in de loop der eeuwen helaas veel verloren gegaan, nog veel van het oude bewaard gebleven is. Een groot deel van die erfenis van voorgeslachten kan elk bijna dagelijks met bewondering gadeslaan. Wat aan de bui tenkant te zien is behoeven wij niet met foto's en toelichting bij de lezers te intro duceren. Maar achter vele deuren (die gelukkig niet altijd voor iedereen gesloten blijven!) vindt men daarnevens nog veel moois dat slechts aan weinigen bekend is. Voor die dingen gaan wij nu de aandacht vragen. Wij beginnen met de bijgebouwen van de Grote Kerk. Het uitwendige van de St. Bavo is over bekend. Ook de kerk van binnen is door velen betreden, hetzij bij kerkdiensten of bij concerten. Maar toch zal in een vol gend artikel blijken dat er in die kerk nog veel is op te zoeken dat de oppervlakkige kerkbezoeker ontgaan is. Voor heden wenden wij ons tot de bij gebouwen. Hiernevens is een foto van de sacristy. Dit lokaal was in de tijd dat de Bavo voor de R.-K. eredienst gebruikt werd, bestemd voor de priester om zich te kleden en zich voor te bereiden voor zijn heilige dienst. Toen de kerk aan de Hervormden was overgegaan werd dit lokaal niet meer ge bruikt. Het is nu juist 50 jaar geleden dat prof. ir. J. A. G. van der Steur, die belast was met de restauratie der kerk, toestemming kreeg om de grote sacristy die toen ge- De sacristy in de Grote Kerk. bruikt werd voor keuken en slaapkamer van de koster en daarvoor ook verbouwd was, weer in oude toestand te herstellen. Bij de Kerkvoogden die sindsdien het bestuur der kerk in handen hebben wordt gelukkig meer eerbied gevonden voor het oude en mooie. Daarvan getuigt de toe stand waarin thans behalve de kerk ook alle bijgebouwen verkeren. Waar het mo gelijk is wordt het oude hersteld. In de bij gebouwen zijn vele oude meubels en antieke voorwerpen geplaatst, waardoor een fraai geheel verkregen wordt. Het is nu een lust voor de ogen om alles gade te slaan. Dit komt ook tot uiting bij de foto die wij geven van de kamer waarin vroeger de classisvergaderingen werden gehouden en waarin nu de Kerkvoogden bijeenko men. Wij kunnen slechts één kant dezer kamer laten zien. Die is met de forse schouw en de sierlijke kast wel het mooist (het is jammer dat de fotograaf het oude schilderstuk boven de schouw er niet op kon krijgen!) maar aan de andere wanden staat ook veel wat in een museum niet misplaatst zou zijn. Om nog even terug te keren tot de sacristy. Het glas-in-loodraam op de ach tergrond bevat de wapens van de kerk meesters uit de tijd van de eeuwwisseling, de heren Enschedé, Baron van Lynden, De Breuk, Romeny, Rasch, Van der Ven en jhr. Boreel van Hogelanden. De bijge bouwen zelf zijn uit de 16e en 17e eeuw. De kosterswoning is van veel latere tijd. De kerk is voor bezoekers toegankelijk. De bijgebouwen niet. Dat is wel jammer, want ook die zijn het bezichtigen waard. C. J. VAN T. De zogenaamde Honderd Guldenpfent (Christus de zieken genezende) van Rem brandt, omstreeks 1649. In de catalogus van de tentoonstelling in de Vleeshal nr. 100 Tc Groningen werd gisteren tijdens de algemene vergadering van de vereniging „Grunnen" door de voorzitter, de heer K. ter Laan. meegedeeld, dat binnenkort de be noeming is te verwachten van een hoog leraar in de Nedersaksische taal en letter kunde aan de rijksuniversiteit te Groningen. De hoofdbestuursleden de heren J. F. Steen huis uit Haarlem en C. W. Ninteman werden bij acclamatie herkozen. Tot lid ven ver dienste werd onder meer benoemd prof. dr. P. Lieftinck. ADVERTENTIE Het rijk geeft de voorkeur aan gebieden waar meer werkloosheid is Het gemeentebestuur van Haarlem streeft er naar nieuwe industrieën aan te trekken. Dat is te begrijpen nu Haarlem enkele millioenen geïnvesteerd heeft in het haven en industrie-terrein in de Waarderpolder en nog voor grote uitgaven staat om de toegangen tot dat gebied te verbeteren. Tot nu toe hebben die -pogingen nog niet veel resultaat gehad, madr er wordt ge hoopt dat de onlangs in het leven geroepen stichting (waarin behalve gemeentelijke autoriteiten ook personen uit het bedrijfs leven en de Kamer van Koophandel zijn opgenomen) er in slagen zal onder de in dustriëlen die zich ergens willen vestigen, meer belangstelling voor Haarlem te wek ken. In deze aangelegenheid is evenwel van veel belang welke houding de centrale leiding in Den Haag aanneemt. Wij vernemen dat men in Den Haag van de overweging uitgaat dat het een lands belang is om de nieuwe industrieën 1e be vorderen in die gebieden die het grootste overschot aan werkkrachten hebben. De consequentie daarvan is, dat Haarlem dan weinig kans heeft. De cijfers over de werk loosheid van de laatste tijd hebben immers aangetoond, dat er in Haarlem een betrek kelijk klein aantal werklozen is. Nieuwe industrieën moeten, zo wordt geredeneerd, de beschikking hebben over een voldoend aantal arbeidskrachten. Die zijn momenteel in Haarlem niet in voldoen de mate beschikbaar. Volgens de laatste statistiek waren er in Haarlem, Heemstede, Bloemendaal en Bennebroek bij elkaar slechts 1307 mannen' zonder werk. En daar onder zijn dan nog 'n groot aantal kantoor- en handelsbedienden en ook veel onge schoolden en mensen op leeftijd. Bekwame vakarbeiders zijn er in Haarlem en om geving niet werkloos. Vandaag dat men in Den Haag als er advies gevraagd wordt door industriëlen die tot een nieuwe vestiging willen over gaan, aanbevolen wordt in Drente en Noord-Brabant te zoeken. Dit wil natuur lijk niet zeggen dat er bezwaren gemaakt zouden worden als de industrieel zelf het oog op Haarlem geslagen heeft. Enige tijd geleden wilde een buitenlandse firma in Nederland een bedrijf vestigen dat voor de oorlogsindustrie zou gaan werken. Daar zou in het bijzonder fijn metaalwerk gemaakt worden. Er is nog een ogenblik gedacht dit bedrijf in Haarlem te vestigen, maar tenslotte is de keuze toch op Noord- Brabant gevallen. Wij kunnen ons indenken dat men van de zijde van het Haarlemse gemeentebe stuur deze gang van zaken betreurt. Na tuurlijk wordt het toegejuicht dat er op dit ogenblik weinig werkloosheid is, maar het geeft toch een gevoel van onvoldaanheid als van de zijde van Den Haag geen volle medewerking is te verwachten voor de aan trekking van nieuwe industrieën, want het is ook een belang van Haarlem dat de ex ploitatie van het haven- en industriegebied in de Waarderpolder mogelijk is. Andermaal voor de vraag gesteld wat een ets is, beperk ik mij in de beantwoor ding thans tot de aesthetische eigenschap pen, die de kunstwerken, in deze techniek door Rembrandt uitgevoerd, vertonen. De verschijningsvorm van een ets van Rembrandt is van gans andere aard dan tal van grafische producten, daterend van vóór en na diens werkzaamheid. Het grafisch procédé (gravure en ets) werd namelijk dikwerf toegepast ter vermenigvuldiging van „reproducties" naar geschilderde kunstwerken. Daar had de techniek dus een ondergeschikte aesthetische functie: zij was reproducerend. Rembrandt bedien de zich echter van deze techniek als me dium om zijn eigen bespiegelingen m het koper te vereeuwigen. Een op zichzelf staande kunstvorm dus, die haar bestaans recht had verkregen naast schilder- en tekenkunst. Rembrandt sloot hiermee waar dig aan bij oudere Hollandse etsers en graveurs van formaat als Erhard Reeuwich, Lucas van Leyden en anderen. Tot de schoonste bladzijden die over Rembrandt's kunst werden geschreven be horen de diepzinnige studies van de te vroeg gestorven hoofddirecteur van het Rijksmuseum, dr. F. Schmidt-Degener (t 1941), studies die ik ter voorbereiding van een bezoek aan onze Rembrandt-tentoon- stelling warm aanbeveel. Als aanhef van zijn opstel „Rembrandt's drievuldige aan leg" schrijft Degener: „Tekenaar, etser, schilder, met dit drievoud van vermogens schiep Rembrandt drie werelden, elk in zich compleet, elk even zelfstandig. Zij bevatten onderling eikaars commentaar, gehoorzamen op gelijke wijze aan innerlijk streven en openbaren elk den meester bij na geheel bijna, want zonder een van deze samenstellende gebieden, die als cir kels in eikaar grijpen, zou aan het beeld van den kunstenaar iets wezenlijks ont breken Tegenover de collegae-kunstenaars, ^die eveneens de etskunst beoefenden, neemt Rembrandt een volkomen autonome plaats in. Waar eerstgenoemden met uitzon dering van Hercules Seghers veelal ge voelige tafereeltjes etsten naar de zeden en gewoonten van de tijd (Simon de Vlieger, Pieter Molijn, Jacob van Ruisdael, Paulus Potter, Berchem en anderen) of naar mo tieven uit de wereld van het schip (Reinier Nooms, Ludolf Bakhuysen), steeg Rem brandt ook in zijn etswerk vér uit boven dit niveau van overigens zeer te waarderen kunstbeoefening. Het is ook in deze tech niek dat Rembrandt's geest weer werd ontstoken door de Goddelijke vonk, die al leen overslaat naar het voor alles en allen ontvankelijke wezen van de universele kunstenaar. De ets van de schelp (Catalogus Rem- brandt-tentoonstelling iif" de Vleeshal no. 103) is niet slechts een volmaakt specimen van etstechniek, niet alleen de getrouwe verantwoording van een der wonderen der natuur door menig kunstenaar met lietde en vakbekwaamheid ter illustratie van een natuurwetenschappelijk boekwerk vervaardigd maar vóór alles tot schelp gekristalliseerde bespiegeling, waarin Rem brandt's meditatieve geest even dwingend aanwezig is als in een landschap of in een Bijbels gegeven, onverschillig binnen welke der drie „cirkels" besloten. In dit simpel ste aller stilleven-motieven, ingesteld als een luisterend oor, herkennen we de neer slag van de gestemdheid, die Rembrandt's aandacht op dat moment tot dit zeldzame, onderwerp keerde. Als Schmidt-Degener zich in bovenge noemd essay de vraag stelt: „Wat is voor Rembrandt een ets?", dan antwoordt hij daarop: „Een korte halte in een psychisch verloop. Zoals zijn schilderijen, schijnen ook de etsen in haar tijdsverband zwaarder te wegen." Inderdaad. Als een gouden draad zien wij Rembrandt's levensweg zich afwikkelen, óók in zijn geëtst oeuvre, dat evenals het geschilderde gelijk een auto biografie kan worden gelezen. In de jaren 1628- 33 zien we de jonge kunstenaar juweeltjes van etskunst schep pen, waarin hij de dierbaarste figuren uit zijn jeugd zijn vader en moeder zijn kinderlijke toewijding betuigt (nrs. 1, 2, 5, 6, 11, 22, 30 en 33). In Saskia's beeltenissen draagt de minnaar en man zijn liefde op (nrs. 37, 48, 49 en 55). In zijn zelfportret van 1639, ons thans vertrouwd door de Rembrandt-affiche, bekent hij zijn wel stand enzijn dédain (nr. 58). De-ets met de Drie Bomen (nr. 81) is het nimmer overtroffen monument voor de glorie van hel Hollandse landschap, doch tevens het natuurbeeld waarin de eenzame kunstenaar na Saskia's dood dwaalde en de sfeer vond die harmonieerde met zijn wisselende stem mingen. Het jaar 1648 is verbonden aan het portret, waarin Rembrandt zich vóór zijn werk gezeten als de door het leven gegrepene uitbeeldde, innerlijk vol span ningen (nr. 95). Tussen dit jaar en 1660 vond hij bij voorkeur inspiratie in de we reld der Evangeliën en troost in de uitbeel ding der Christus-figuur. De negentien etsen met gewijde voorstellingen culmine ren in de befaamde Honderd Guldenprent (nr. 100), waarin we de critiek, de twijfel en het geloof rond Christus verenigd vin den. We zien hier de mensheid, „belast en beladen", optrekken uit de duisternis naar het stralende licht van het vleesgeworden Woord. Zo evolueerde zijn scheppings kracht tot een volheid, die Rembrandt,ware hij „slechts" etser geweest, reeds onsterfe lijk zou hebben gemaakt. „Te veel beschouwd als een zoom naast het schilderwerk", aldus Schmidt-Degener, „zijn de etsen een wereld, doorkruist door één man en uit dat éne zieleleven te ver klaren. En naarmate onze aandacht zich verscherpt, wint die wereld aan rijkdom en verrassingen, met hoeken nog onontdekt en geheimenissen nog ongepeild". Als hij met deze vereiste concentratie is toegerust, zal de bezoeker aan de Rembrandt-tentoon- stelling de meester van zéér nabij leren kennen en zal het beeld dat hij zich van hem had gevormd aan grootheid winnen! H. P. BAARD. Opgenomen in de Verzamelde studiën en es says van dr. F. Schmidt-Degener (Uitg. Meulenhoff, 1950 blz. 79 e.v.) De Nederlandse Bank deelt mede, dat het tekort van Nederland in het betalings verkeer met de aan de Europese Betalings unie deelnemende landen in Juni ƒ58.926.000 (15.507.000 dollars) heeft be dragen. Van dit tekort is een bedrag van 35.355.000 (9.304.000 dollars) in dollars gedekt. Met het restant ad 23.571.000 (6.203.000 dollar) is de schuld van Nederland aan de E.B.U. toegenomen. Deze schuld bedraagt thans 667.276.000 (175.599.000 dollar). De ere-tentoonstelling, die in het Stede lijk Museum te Amsterdam voor de zestig jarige kunstenares Charley Toorop wordt gehouden, brengt werk bijeen uit de jaren 1913 tot 1951. Achter talloze schilderachtige détails voelt men een sterk en groot karak ter. Die détails getuigen van de ontwikke ling, van de vele beïnvloedingen die Char ley Toorop onderging. Steeds meer komt de Het door oji-c medewerker voor beeldende kunst uitvoerig besproken schilderij Drie generaties" van Charley Toorop. contour, de omtrekslijn naar voren, wordt het modellé geforceerd en staan de kleu ren met harde contrasten naast elkaar. Maar ook de onderwerpen vertonen grote gevarieerdheid. Angst-aanjagend zijn de meer dan levensgrote vrouwenfiguren met haar hypnotiserende ogen en blauw- beschaduwde rimpels in de huid. Niet min der opvallend is, om een der vele zèlfpor- tretten te kiezen, de kleurenrijkdom van de schildersjas op het zelfportret van 1932- '33 (met het palet in de hand) waar spe ciaal het stijlcontrast met het meer effen gekleurde gelaat de aandacht trekt. Stil levens, groepsportretten van de vrienden kring, bloemstudies, havengezichten, volks typen bewijzen de ruimte van Charley Toorop's blik en de onuitputtelijkheid van haar geduld om bepaalde effecten te be reiken. Bijvoorbeeld die leeggedronken bierglazen, waarin het naar beneden ge zakte, plakkerige, verslagen bierschuim op meesterlijke wijze is weergegeven. Invloe den worden eerlijk ondei'gaan. Een clown vertoont zijn triest gezicht tegen een ach tergrond van puin: dat doet evenals „Ar beidersvrouw in ruïnes" aan Willink den ken. Bij de weergeving van volkstypen („Arbeidersvrouw met kinderen" of „Volks logement") voelt men dat het realisme iets sterker zou kunnen zijn. Het prachtige coloriet van de kleren der kinderen doet eigenlijk de misère vergeten. Met de jaren doet /ieh in de weergeving van al die détails een afkoeling van het emotionele, een verlangzaming van het temperament voor. En toch blijft Charley Toorop zichzelf gelijk. Voor de benadering van haar diepere wezen is een karakter vergelijking nodig. De Rotterdamse schilder Marius Richters maakte ongeveer een kwart eeuw geleden een schilderij „Drie generaties". Op deze tentoonstelling van Charley Toorop is eenzelfde onderwerp aanwezig. Ook Richters houdt van volks typen, van eenvoudige mensen. Maar hij gaat van de kleur uit, van overgangen en combinaties die het oog strelen. Een zelf portret van Richters betekent de erkenning dat hij een mysterie in zich draagt, dat onuitsprekelijk is. Charley Toorop's zelf portretten vormen een reeks onbarmhartige zèlf-observaties. Hetzelfde contrast van lijn tegenover kleur, van tere nuances tegen over brutale contrasten vindt men, als men „Drie generaties" van Charley Toorop met het schilderij van Marius Richters verge lijkt. Richters zocht de overgang in de vrouwenziel, door een meisje, een moeder en een grootmoeder, elk symbolisch in an dere richting starend, in één ruimte, in een zacht licht bijeen te brengen. Bij Charley Toorop zijn haar vader en haar zoon onge lijk van afmeting. Een geweldige bronzen kop van Toorop Sr. is links-boven aange bracht. Rechtsboven staat haar zoon en onderaan heft Charley zélf het penseel dramatisch omhoog. Alle drie zijn van voren gezien, de homogeniteit is, in allerlei opzichten, bijna opzettelijk vermeden. Er ontstaat een onrust, die door het steile for maat (200 bij 120 centimeter) nog wordt verhoogd. Bij Richters een psychische wen ding, in ruimte en richting gesymboliseerd. Bij Charley Toorop een vrij harde vlak- indeling. Bij Richters overheersen de kleu ren, bij Toorop de lijnen. Bij Richters dro men de ogen, bij Toorop hebben ze vaak de starende glans die door een arsenicum- kuur ontstaat. Deze vergelijking houdt geen verschil van waardering in. Zij beoogt het verschil van instelling op de omgeving bij twee grote, tegengestelde schilderkarakters te benaderen. De tentoonstelling duurt tot 30 September. H. SCHMIDT DEGENER. Dépositaire officiel Wagenweg 29 Haarlem - Tel. 20518 Institut de Beauté Haute Coiffure

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5