Succes Schotels f2.50 Restaurant 'tHeerenhek Restaurant Lion d'Or Liadinq HUISBRAND-OLIE STOOKOLIE HARTENDORP De realiteit zwevende op i de grens van het wonder Een geestrijk Album Aniieorunl Het Empire-huis aan de Nieatve Gracht LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een boek van liefderijke aandacht Agenda voor Haarlem met soep en toespijs naar keuze f 3.50 Maandag Beursschotei. Dinsdag Zuurkool, varkenscotelet. Woensdag Jachtschotel. Donderdag Nasi-goreng. Vrijdag Grote geb. schol, salade. Zaterdag Rolpens, appelmoes. De AVRO gaf zijn eerste televisie-uitzending Geschenk voor bloem- bollenbeurs in Hillegom Over beeldende kiuinst HANDELMAATSCHAPPIJ SHAMROCK N.V. Schoonheid in Haarlem en omgeving Ich küsse Ihre Hand, Madame" ZATERDAG 6 OCTOBER 1951 3 MEN KAN HET Maria Dermoüt, de schrijfster van „Nog pas gisteren" eerder als een verdienste dan als een tekortkoming aanrekenen dat haar boek nu juist niét geworden is, wat de stofomslag vermeldt en wat zij zich allerminst voorgenomen zal hebben te schrijven: een roman. Een opeenvolging van een dertiental hoofdstukken van soms niet meer dan tien bladzijden omvang .vrijwel zonder een zogenaamde intrige en nauwelijks een aaneengeschakeld verhaal vormend, levert geen afge ronde compositie, geen roman op. De fantasie, de fictie, laat zich dwingen, laat zich plooien naar een „opzet" en kooien binnen een besloten geheel. Maar de pure her innering is een fladderende vlinder, die zo vrij is hier en daar een blad over te slaan, te vergeten. Ze vliegt waar ze wil, ze strijkt neer waar ze wil, ze luistert naar eigen wetten, gedreven door haar verlangen. En Maria Dermoüts „roman" is een boek van pure herinneringen en een boek van verlangen, een sprookje als men wil van wat voorgoed voorbij is: van een intiem hoekje in deze wereld, waar het goed was te verkeren met hetgeen „van het hart" was: mensen, dieren, landschappen, een geur, een kleur een legende. Is er wel iets te noemen dat de herinne ring kostbaarder maakt dan juist dit: dat men er de legende van zichzelf in beleeft? Zó was het, zo was men, zo is het gekomen en zo ging het weer heen. En dit is ervan gebleven: de klinkbare, van al het bijkom stige gezuiverde herinnering en het onver vulbaar verlangen naar het volmaakte „dat wel verre ervan ons leven tot een last te maken" schreef Bloem destijds „ons juist den anders onduldbaren last des leven doet dragen niet alleen, maar zelfs bovenal beminnen". Herinneringen hebben geen verleden. Ze overleefden de tijd en de dood der ver getelheid. Ze vormen het onsterfelijke deel van het leven, het „onvergetelijke", en vergezellen het heden als levende werke lijkheden, zoals sterrebeelden de woestijn reiziger begeleiden. Ze staan aan de hemel van ons bestaan, buiten de tijdsorde, en kennen geen vóór en geen na. Zo, onge dwongen, rangschikken zich de taferelen die zijn nagebleven in de heugenis van het meisje Riek, in dit boek „Nog pas gisteren", dat geen roman wilde zijn en kon zijn. Een beeld doemt op uit de nevel van het voor bije, het tekent zich scherper en helderder af en het is weer zoals toen: een laan, een huis, een galerij, en diep daarin een glans, een stilte die nadien nooit meer zó volko men is geweest; een gestalte, mama in haar lichtblauwe sarong die naar batikwas rook, en het schijnsel van olielampen in de kort stondige avondschemer, en het fluisteren van stemmen als ritselende blaren; een maan, hel, zilver, een klare hemel, en don ker daarvoor gelegen de berg Lawoe, als een op de aarde rustend machtig dier; vroege ochtenden met een steeds eendere bedrijvigheid van vogels, een steeds een dere prilheid, alsof een eeuwig-nu was aangebroken, een grote vrede en diepe ver zadiging. En dan weer de leegte der ver getelheid, het blad waaraan de vlinder „herinnering" voorbijvloog, een ongeschre ven hoofdstuk in dit boek van Riek. een droomloos ogenblik. Tot er een nieuw beeld verrijst: „een trillend-witte, wazige lucht", een middagloomte, waarin onwezenlijk, als door de wimpers gezien, langs de grote weg iets menselijks voorbijgaat: een begrafenis, een bruidsstoet, een Chinese koopman, ge volgd door de dragers, wier jukken piepend kraken in de middagstilte stemmings beelden, emotioneel geladen en gekleurd door de spontane verbeelding van een een zaam kind, voor goed bestendigd en hier, één voor één, als op het fijnst satijn, op een weefsel van doorzicntige broosheid, ge schilderd naar een dromerig patroon waar in en vooral waarachter zich velerlei motieven laten raden. „Verijld realisme" Raden niet meer; dromen niet min der. Want dit transparante proza, dat de realiteit zwevende houdt op de grens van ADVERTENTIE het wonder wat het leven tenslotte toch is vervloeit, hoofdstuk na hoofdstuk, in het onnoembare onbestemde, dat aan de simpelste dingen de glans geeft van het onvergankelijke. Wat is dat voor een my sterieuze bekoring? Is er veel mee gezegd als men het met Stephan Spender een „verijld realisme" noemt? De waarde van een kunstwerk ligt daar, waar het zich aan elke omschrijving van zijn hoedanigheden onttrokken heeft. En hoe dichter het proza nadert tot zijn subtiele zuster Poëzie, des te bnbepaalbaarder wordt zijn essentie. Ik denk aan sommige werken van Van Schen- del of van Joyce, aan Emily Brontë en Vir- gina Woolf, en, hier vooral, aan de korte verhalen van Katherine Mansfield, waar mee Maria Dermoüts hoofdstukken zoveel gemeen hebben: de liefderijke aandacht voor het nabije, de tedere behoedzaamheid waarmee het wordt genaderd, dit stil ver bond met het ontijdelijke, waarin dit alles mens, natuur en ding wordt opgeno men en de toon waarop ervan gesproken wordt: de toon van „zoete en pijnlijke en onbegrepen weemoed dat het voorbij was schreef Nescio, wiens naam niet toevalli gerwijs in dit verband wordt genoemd. Herdroomde werkelijkheid Voorbij: in het gedroomde jeugdparadijs van Rieks kinderlijke verbeelding, in dat eeuwig-nu dat niet „het gewone van altijd en hier" is, maar „van ergens anders", in dat mysterie van het tijdeloze, slaat vroeg of laat het fatale uur: de tijd komt tussen beide, het na-elkander der gebeurtenissen breekt aan, de dood verschijnt, en niets keert weer zoals het was. Het liefste gaat van het hart vervreemden: de ouders, tante Nancy, oom Fred Oerip de kindermeid. Boeyoeng de bediende, de „oude meneer" in de bergen die de taal der goden verstond, en de postkoets, de reizen, de koekjesman dat alles was, het i s „van toen". Maar in de herinnering lijkt het nog pas van gis teren: een herdroomde werkelijkheid, heel nabij en toch zo onbereikbaar ver een verijlde realiteit van ergens anders. „Een vreemd gevoel van onvergankelijkheid", zei Nescio. Dit boek is geen meesterwerk. Het is niet „groots", het is misschien zelfs niet „groot". Maar het 'is liefderijk op een wijze die in een lawaaiige, verwarrende, vernederende en verdwaasde wereld zélf zo goed als een herinnering is geworden, een legende „van nog pas gisteren". En wat weegt zwaarder in het end, het grote of het liefdevolle? C. J. E. DINAUX Maria Dermoüt: „Nog pas gisteren" (N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amster dam). ZATERDAG 9 OCTOBER Stadsschouwburg: Hoofdstad operette „Ich küsse ihre Hand, Madame", 8 uur. Palace: „Het pad der zonde", 18 j., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het leven van een danseres", 18 j„ 7 en 9.15 uur. City: „Zwaard in de woestijn". 18 j„ 7 en 9.15 uur. Spaame: „Het grcns- legioen", 14 j., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Ik zoek vergelding", 18 j., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Angelo", 18 j„ 7 cn 9.15 uur. ZONDAG 10 OCTOBER Stadsschouwburg: Hoofdstad operette „Ich küsse ihre Hand, Madame", 8 uur. Gem. Con certgebouw: „Perzik en pruim", 8 uur. Kre- lagehuis: Terriertentoonstelling 9—6 uur. Cultura: Vereniging van Spiritisten „Har- monia", wijdingsmorgen, 10.30 uur. I rans Hals: Natuurbeschermingsweek, filmvoor stelling, 11 uur. Luxor: Zondagmorgenvoor stelling „Heldenkermis", 18 j., 11.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen MAANDAG 11 OCTOBER Stadsschouwburg: Haarlems Kunstgemeen schap Ballet Recital, 8 uur. Concertgebouw: Chopin-recital Stefan Askenase. 8 uur. Rem brandt en Palace: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Spaame: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. (Zie programma van Zaterdag). Tijdens de laatste oorlog is in de kiezel bedding van de Maas ter hoogte van Ste- vensweert een komvormig voorwerp ge vonden. Het was geheel bedekt met een donkere laag roest. Vele jaren na de oorlog is men op de gedachte gekomen het voor werp door experts te laten onderzoeken: het bleek van massief zilver te zijn. Aan vankelijk meende men met het beneden deel van een zilveren wierookvat uit de zeventiende eeuw te doen te hebben. Bij een nader onderzoek in 1950 bleek evenwel, dat men hier met een belangwekkend meesterwerk van zilver smeedkunst uit de klassieke Oudheid, met name een Grieks- Romeinse drinkbeker uit de tweede eeuw voor Christus in ons land te doen had. Deze zeldzame vondst bevindt zich thans in particulier bezit. ADVERTENTIE Zondag Gebr. konijn, appelmoes. De A.V.R.O. gaf Vrijdagavond zijn eerste televisie-uitzending, die begon met een toe spraak van de voorzitter, de heer G. de Clerèq. De directeur van de A.V.R.O., de heer W. Vogt vertelde daarna iets over de pionierstijd van de radio. Hij toonde ter vergelijking de oudste microfoons en ont vangtoestellen en het allernieuwste, bij de televisie gebruikt microfoontje, dat niet groter is dan een vingerhoed. Vervolgens kwam er een buitenlands overzicht van de journalist H. Koemans, die zijn woorden toelichtte met foto's, films, een kaart en een aardbol. Hij sprak over de Perzische kwestie, de komende verkiezin gen in Engeland en de ziekte van de En gelse koning. In de rubriek „Televizier" werden enkele filmpjes vertoond, onder meer over de 3- Octoberfeesten in Leiden. Deze filmpjes waren vooraf gekeurd door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring. Ook de sport was in deze rubriek vertegenwoor digd. Dick van Rijn bracht Fanny Blankers- Koen en Piet Kraak in een kort interview op het scherm. Vier dames van de Rotter damse gymnastiekvereniging „Aspasia" gaven een demonstratie knotszwaaien. Na een filmpje over het nationale park De Hoge Veluwe werd het eerste deel van het programma besloten met een causerie van dr. A. F. J. Portielje, die een Brazi liaanse reuzenpad als medewerker had meegebracht, waarover hij iets vertelde. Tot slot zette hij de pad op het hoofd van de omroepster Netty Rosenfeld. die, te oor delen naar de verschrikte uitdrukking op haar gezicht, dezé hoofdbedekking niet erg waardeerde. Na de pauze gaven Chiel de Boer en de zijnen cabaret en een schimmenspel. Het laatste woord en beeld in deze uit zending had het K.N.M.I. uit De Bilt. Met weerkaarten werd een toelichting op de weersverwachting gegeven. Initiatief uit burgerij van die gemeente Dinsdag 16 October zal de eerste steen legging van de nieuwe Bloembollenbeurs op „Treslong" te Hillegom plaats hebben. In verband hiermede hebben de oudste twee raadsleden, de heren B. N. Loerakker en J. O. Vermeer, het initiatief genomen om namens de burgerij aan het Stichtings bestuur een geschenk aan te bieden, dat bij de opening van de beurs in het voor jaar van 1952 zal worden onthuld. Daartoe zullen binnenkort de inwoners worden bezocht en via intekenlijsten hoopt men de daartoe benodigde gelden bijeen te brengen. ADVERTENTIE Levering kan ook geschieden via uw brandstoffenhandelaar. Strandweg 14 IJmuiden Telefoon K 2550/4602. Na 6 uur 4912. De meeste Haarlemmers kennen het pa triciërshuis Nieuwe Gracht 7 (de vroegere ambtswoning van de Commissaris der Ko ningin) althans wat het exterieur betreft. De in Hollands Empire-stijl opgetrokken gevel siert een der meest imposante gebou wen, die Haarlem rijk is. De onderbouw, het basement, is van hardsteen, de gevel werd verder opgetrokken van Bertheimer steen. De grijze kleur is wat eentonig, maar dit wordt teniet gedaan door de mooie vormen van pilasters, Ionische kapitelen en sierlijke kroonlijst met fronton, waar door de architect (G. van de Hardt uit Am sterdam) een werkelijke eenheid wist te bereiken. Het huis werd gebouwd in de jaren 1805 1808. De opdrachtgever was Willem Phi lip Bamaart, die in 1817 in de adelstand verheven werd. Hij was een nakomeling van een eenvoudig kistenmaker die zich in 1620 in Haarlem gevestigd had. De familie, die veel activiteit ontwikkelde op industri eel terrein, heeft blijkbaar ook in financi eel opzicht goed geboerd, want Willem Philip beschikte twee eeuwen later over een groot fortuin. Aan het huis en zijn inrich ting werden geen kosten Ontzien. Alles moet een weelderige indruk gemaakt heb ben. Trouwens daarover kon ons tegen woordig geslacht nog oordelen, want toen het huis nog als ambtswoning gebruikt werd (1940) was nog een groot deel van het oorspronkelijke meubilair aanwezig. Het is voor de moderne mens onver klaarbaar dat de bouwheer dit huis een ideaal vond voor zijn woning. Het gebouw en het meubilair leenden zich uitstekend voor drukbezochte recepties en grote feest maaltijden, maar de lokalen konden geen kamers genoemd worden, waardoor het on mogelijk was er een sfeer van gezellige huiselijkheid te scheppen. Dit nadeel werd al gauw gevoeld nadat de provincie het in 1880 als ambtswoning voor de Commis saris gekocht had. De laatste Commissaris die er in gewoond heeft, mr. dr. A. baron Röelfl, had reeds meermalen de wens te ken nen gegeven liever een kleinere en gerie felijker ambtswoning te hebben. Toen hij overleden was werd een andere oplossing voor het woningvraagstuk gevonden. Thans woont de Commissaris dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk aan de Paviljoenslaan. Na de bevrijding rees het plan de vroe gere ambtswoning aan de Nieuwe Gracht te bestemmen voor een Empire-museum. In beginsel werd daarover tussen de Pro vincie en de gemeente Haarlem overeen stemming bereikt. AHerwege vond dit voor nemen sympathie. Waar was in ons lan^ een gebouw te vinden dat zo'n volkomen staal is van de Hollandse Empire-stijl? Zo wel wat exterieur als interieur betreft. Bo vendien zou dan ook een bestemming ver kregen worden voor de zogenaamde Na- polèonskamers in het Paviljoen in Den Hout, die daar de laatste jaren niet meer te bezichtigen waren, omdat openstelling moeilijkheden opleverde voor de Provin ciale Griffie die thans in dit gebouw ge vestigd is. Het meubilaif dezer kamers is thans in het Frans Halsmuseum gedeelte lijk tentoongesteld en opgeborgen. Dit alles scheen heel mooi. Helaas kwa men de ongunstige tijdsomstandigheden als spelbreker. Het museumplan is nu ver schoven naar betere tijden. Het gebouw werd door de Provincie verhuurd aan een industriële onderneming, evenwel onder de voorwaarde dat alles ongeschonden moest blijven. Maar de meubilering is tij delijk opgeborgen, want in de lokalen moesten toonzalen en kantoren worden in gericht. Die omstandigheden maakten dat het thans moeilijk was foto's te maken die een juiste indruk geven van de kamers. Wij vonden evenwel in het (inmiddels opge heven) tijdschrift „Buiten" van 1924 een foto van de oorspronkelijke toestand van de gouden kamer, die indertijd gebruikt werd voor recepties. Deze naam kreeg de kamer door de geelzijden wandbekleding. Onze fotograaf maakte een foto van een deuromlijsting van de vroegere eetzaal. Uit alles blijkt dat het gebouw en zijn inrich ting op zich zelf al een museum zijn. De schilderstukken, die vrijwel in alle zalen een onderdeel der betimmering vormen, hebben wel geen zeer bijzondere kunst waarde, maar' zijn toch wel typerend voor het geheel. Gekleurde tekening in haar Album Amicorum door Gesina Terborch van een „Bancquet" van de vriendenkring der Terborchs. Er hoort een 56-regelig „Lof Dicht" door H. Roldanus bij. Het album bevindt zich in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam Ongetwijfeld zal de lezer al of niet tast bare herinneringen bewaren aan de veelal weinig originele „dichtwerken", die als ge bruikelijke ontboezemingen worden aan getroffen in onze poëzie-albums. Onont beerlijk zijn daarbij de bont gekleurde plakplaatjes (als kind prefereerde ik de uitvouwbare), die de illustratie leverden bij wijsgerige overpeinzingen, zoals die bleekblauwe ruiker vergeet-mij-nieten, prijkend tegenover de in schoonschrift ge schreven verzekering dat „bloemen ver gaan, maar ware vriendschap eeuwig blijft bestaanDeze dichterlijke kleinkunst kan bogen op een vruchtbare traditie. Reeds in de middeleeuwen kende men de zogenaamde vriendenrol, later bekend als Album Amicorum. Hierin leverden de vrienden van de bezitter hun bijdragen aan proza of poëzie, uit eigen ader ge vloeid of geciteerd en al of niet origineel verlucht. Uiteraard hebben deze verzame lingen van rijmpjes en prentjes slechts waarde voor dé bezitter zelf of zijn naaste verwanten. De inhoud van een poëzie album immers doet de buitenstaander slechts gissen naar de ondergrond van vele ontboezemingen, daar hij de zin mist van vele toespelingen, terwijl het intreden in de intimiteit, die elk poëzie-album om geeft, hem een gevoel van indiscretie be zorgt. Wij kunnen ons voorstellen dat de muze van het poëzie-album door het leve ren van zóveel inspiratie wat overver moeid is geraakt, waardoor het lezen van diverse bijdragen bovendien weinig boeit. Anders wordt dit als zo'n album stamt uit de tijd van groot- of overgrootouders. Niet dat de grote afstand het doet winnen aan artisticiteit, maar wél maakte de tijd het tot een dierbaar bezit, dat ons iets ont hult van de zeden en gewoonten dier da gen. Het verkrijgt dan een romantisch aroma, niet zonder weemoed van verwelk te rozenbladen vermengd, zoals dit ook oude costuums en gebruiksvoorwerpen om zweeft. Een aroma, dat de opsomming van dikwijls onbetekenende „dagelijksheden" in het dagboek van Samuel Pepys tot boeiende litteratuur maakt. Een der interessantste voorbeelden op dit gebied is een lijvig album, stammend uit een unieke verzameling authentieke bescheiden over de familie Terborch. Deze collectie werd in 1886 te Amsterdam ge veild; een vijftal zéér belangrijke albums kon bij die gelegenheid voor het Rijks prentenkabinet worden verworven. Hier onder bevindt zich ook het album, door de „constrycke" Gesina Terborch aangelegd, met het bestaan waarvan ik de lezer be kend wil maken. Hij zal er geen spijt van hebben wanneer hij, in Amsterdam toe vend, in plaats van een bioscoopje te pak ken eens een paar uren in het Prenten kabinet verwijlt, om van Gesina's boeien de „film" te genieten! Gesina (Zwolle 1633Deventer 1690) was een dochter uit het derde huwelijk van Gerard Terborch de Oude (1584 1662), van wie het kabinet ook een album bezit met tekeningen van diens Italiaanse reis. Behalve met haar vader, maken we kennis met haar broeders: (de beroemde) Gerard, Harmen en Moses alsook met haar oudere zuster Anna. Zoals blijkt uit hun artistieke nalatenschap waren zij allen meer of minder begaafd, waarvan ook het gedichtje getuigt, waarin ons wordt ver teld dat vader Terborch Deuromlijsting in de vroegere eetzaal. Typisch zijn de grote Zweedse kolom kachels die in twee nissen naast de deur in de vroegere eetzaal staan. Een is daarvan op onze foto te zien. Zou het grote lokaal daarmee indertijd behoorlijk verwarmd zijn geworden? Nu is het gehele gebouw centraal verwarmd. Heel mooi is het tuinhuis dat met de achterkant in de Ridderstraat uitkomt. Huis 'en beeldengroepen zijn alsof zij zo zijn over geplaatst uit het Parijs van Napoleon. Alles doet hopen dat de tijdsomstandig heden nog eens zo veranderen dat het mu seumplan alsnog kan worden uitgevoerd, want het gebouw is inderdaad zo mooi dat ontsluiting voor het publiek zou zijn toe te juichen. G. J. van T. „sijn sonen niet alleene, „Maaroock sijn dochters leert, die fray [syn on-gemeene, „In Schrijf- en Teyeken-konst, in Musyck [aengenaam „Want zijne Kind'ren zijn zeer geestigh [al te saem" Het album bevat 80 tekeningen van Ge sina, 16 van haar vader, 4 van Gerard, 39 van Harmen en 38 van Moses. Buitendien behelst het nog een aantal tekeningen naar meesters buiten de familiekring, waaron der Holbein en Rembrandt, welke teken- proeven met vele andere door Gesina wer den opgeplakt. Hoe onderhoudend is het doorbladeren van dit zeldzaam geconser veerde boek, blijkens de dateringen tussen 1654 en 1674 ontstaan. Een van de verras sende kanten van het album is gelegen in het feit, dat volkomen onpretentieuze uit beeldingen van de zeden en gewoonten onzer zeventiende eeuw ons vertrouwd makpn met een levenssfeer, die wij niet zonder schroom naderen in de gesubli meerde vorm welke Gerard Terborch, Ver meer en Metsu daaraan hebben gegeven. Ik denk in dit verband aan de gevoelige genrestukjes, waarin een koket rugfiguur tje of een knechtje met de wijnkan zoals Gesina deze op de hier gereprodu ceerde „Bancquet"-scène heeft weergege ven door kunstenaarshand werd om kleed met de „wijding" welke huiselijk heid klassieke waarde verleent. Na het titelblad (met een geestige uit beelding door Gesina van de „Triumf der Schilderconst") volgt een aantal behoed zaam gecalügrafeerde verzen, waarin be wonderaars de lof zwaaien over de „Deug- den-rijeke en geestige Juffer Gesina" Kostelijk draaft een der bewonderaars door, wanneer hij totaal op hol zijn lofzang aldus besluit: Waf sij Gesina n.l.) trekt of maakt, ['f sy Engel, Mensch of Dier „Dat schijnt te leven, 't heeft een godde lijke swier, „Swicht Romen, swicht: haar geest Uw glorie gaat afbreken....". Dat niet Rome is gezwicht voor Gesina's kunst, maar wel het hart van menig be wonderaar voor haar charmes, laat zich denken. Eén gezwicht hart meen ik zelfs te kunnen nawijzen: dat van een zekere Hendrick Jordens, gelijk men kan aflei den uit diens dwepende lofdichten, welke hij onder de letters ABCDEF (Alleen Bij Christus De Eeuwige Freugd) aan haar opdroeg. En van Gesina's kant geeft het te denken, dat op de dag van haar 28ste Verjaardag Hendriks initialen in een boom sneed, waaronder juichend: „Vive le coeur que mon coeur ai me" (Leve het hart dat mijn hart bemint). Maar ge ziet het: onwillekeurig wordt ik al indiscreet. Ik onthoud me er dan ook van alles wat ik tussen de regels door las aan de grote klok te hangen en advi seer de lezer zich door Gesina zélf, onder vier ogen 'te laten vertellen van de kleine vreugden in een blijmoedige familie- en vriendenkring uit de gouden eeuw, waar van de „Swoïse Pallas" het bekoorlijke middelpunt is geweest! H. P. BAARD De gouden kamer, die voor grote ontvangsten gebruikt werd. ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cronjéstraat 43 - Rruidbergerweg 51 Telefoon 16990 - 17696 - Spaarne 3 Vanaf 2.50 per week. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. Charmante Weense operette in Haarlemse Schouwburg Voor een vrijwel uitverkochte schouw burgzaal heeft de Hoofdstad Operette opvolgster van het Fritz Hirsch-ensemble gisteravond in Haarlem de eerste van een viertal opvoeringen gegeven van „Ich küsse Ihre Hand, Madame", een der meest geliefde Weense zangspelen van de groot meester der lichte muze, prof. Robert Stolz. Het libretto van deze zangklucht heeft al even weinig om het lijf als de meeste harer soortgenoten, maar de spran kelende, licht-aansprekende melodieën die „vader" Stolz er bij schreef, vergoeden i-uimschoots, wat de „handeling" als men dat weidse woord hier gebruiken mag aan oorspronkelijkheid tekort komt en aan valse romantiek te veel heeft. Niette min bieden de schilderachtige schertsfigu ren, waarmee deze operette bevolkt is, tal van kansen op dankbare typeringen en die kansen had men volledig uitgebuit. Direc teur-regisseur-eerste komiek Otto Aurich stak met zijn kostelijke creatie van de jichtige oude snoeper Vorst Severin met hoofd en schouders boven de anderen uit: zijn rol van amoureuze „oude gek" had zelfs in de malste fratsen nog iets van een tragi-komische ridderlijkheid, die ver bo ven het gegeven cliché-type uitsteeg. Een verrukkelijke caricatuur was ook de schle miel-kladschilder August Schön van Fritz Steiner; om wiens duet „Wie geht's Ihnen" (met Otto Aurich) door onze loge-genoten waarachtige lach-tranen gestort zijn. Claire Clairy bleek er trouwens, in haar kittige vertolking van Augusts vrijster, al even goed weg mee te weten en had reeds na de eerste scènes met haar grappige mimiek en haar bescheiden maar glasheldere so- praantje aller hart gewonnen. Ruth Rhoden was een kordaat-lieftallige Ora Kolorina, maar bleek minder gelukkig met haar zang- soli. Zij kon er soms royaal niet bij in de hoge passages en leek aanvankelijk ook in het algemeen minder gedisponeerd. Later, in de duetten, kwartetten en met het koor tje ging het beter en haar samenzang met het Pierrot-koor, aan het slot van het tweede bedrijf, was zelfs wat de vocale prestaties betreft een der hoogtepunten van de avond. Veel bewondering had ook de aankleding van deze scène. De costuums en mandolines der Pierrots waren met gril lige arabesken van „lichtgevende" verf beschilderd, hetgeen hun slotdans, bij ge doofde toneelverlichting, een sprookjes achtig effect gaf. De costumering (van Johnny Nieuwenhuizen) was trouwens in het algemeen, evenals de originele décors van Tom Manders, bijzonder fleurig en smaakvol. Herman Valsner viel ons, als de man lijke hoofdrol Toni Grisander, lichtelijk tegen: hij zong wat al te lyrisch en „smel tend" naar onze smaak en schuwde voorts de goedkope versierseltjes in zijn solo-par tijen niet, terwijl hij ook in zijn actie niet geheel en al de lichte, vlotte trant der an deren wist te volgen. Van de kleinere rol len hoorde en zag men veel goeds en pret tigs, vooral het mannenkwartet der vier „dure" minnaars maakte een uitstekende indruk. Het orkest, onder leiding van Fredy Salten begeleidde voortreffelijk en blonk uit in door de dirigent gearran geerde entr'acte-muziek. Het dankbare publiek was uitermate gul met applaus en liet het ettelijke „open doekjes" regenen, die stellig verdiend waren. Vanavond, Zon dagmiddag en Zondagavond kan men deze charmante operette in echt-Hirschiaanse traditie nog zien; zij is va> harte aanbe volen. H. C.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5