Hsia Kuei HARTENDORP Frans Halsmuseum en Bank van Lening „Oidipoes en zijn moeder door de Haagse Comedie Van de jeugd krijgt 27pct alleen lager onderwijs Misverstand op hoog niveau LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een verbeelding van het leven zonder schaduwen van morgen Clare Letinart: teder en sterk Agenda voor Haarlem Post voor militairen op weg naar Korea Heringa Wuthrich Schoonheid in Haarlem en omgeving De Bank van Lening Over beeldende kunst ZATERDAG 20 OCTOBER 1951 IN AL HAAR BOEKEN heeft Clare Lennart vlinderlicht het landschap van haar jeugd omspeeld, het tot een sprookje verijlend, tot een idylle verdichtend, tot een roman verbeeldend. Daar beleefde zij haar eerste „Avontuur", bouwde zij haar „Huisjes van kaarten", betrok ze het gelukska steel van een zomerdroom. Al die jaren heeft het aan de „Blauwe horizon" van haar herinnering gestaan, niet als een fata morgana, maar als een oord waartoe ze, vroeg of laat, over alle „afgronden van leed, bergen van angst, stromen van haat" waarmee deze wereld de weg tot het leven verspert zou terugkeren als tot haar oorsprong en bestemming, tot het landschap van haar ziel. En nu in haar zojuist verschenen roman „Serenade uit de verte" is ze er neergestreken in de stilte van haar herinnering, om het als onaantastbaar domein voor goed af te bakenen van „deze koude, blinkende wereld die culmineert in de atoombom". Deze tijd, zegt men („dit bestaan" zeggen de existentialisten) dwingt onvermijdelijk tot kiezen. Maar als er één keuze is die alle andere te boven gaat dan is het die van vóór of tégen het leven het leven niet als een „jagen om te leven", niet in een „robot-achtige ongevoeligheid" en grimmige verbetenheid, evenmin in een vals-romantisch „vergeet-mij-niet-blauw van poëzie-albumversjes" waarmee een vorige eeuw zich bedroog, maar het 'leven als een stil verkeren met het gedurig wonder van dit aards bestaan, in „een ander klimaat", zoals Clare Lennart het bij gebrek aan beter noemt. Zó zijn de overpeinzingen van Toon Baron, van Tony, Clare Lennarts litteraire vermomming voor ditmaal. In een Hol landse hotelkamer, met uitzicht op het oude marktplein van een provinciestad, waagt deze vijftigjarige de verre terugreis naar het landschap van zijn jeugd. Ergens in zijn leven moet de draad van Ariadne hem uit de hand zijn geglipt. Ergens, op een noodlottig kruispunt, koos hij de weg naar de wereld die wij met ons verstand con strueerden en voor ons hart onbewoonbaar maakten. Als een tegenspeler van Chamis- so's Peter Schlemihl, die zijn schaduw ver loor, verbeurde hij zijn gestalte en een schim ging nadien door zijn verloren jaren. Clare Lennart. Hier, in dit geluksoord van een ontvluchte droom, in het dorp van"2ijn jeugd, is er „iets" van dit vroegere onaangeroerd ge bleven, iets waarop de tijd geen vat heeft kunnen krijgen, iets „buitenwerelds" en toch zo diep in de aarde geworteld, waar aan hij eens moet hebben deelgehad. En wat is het voor een toverkracht, die beeld na beeld uit een dode herinnering herrijzen doet alsof alles nog was zoals in die eerste grote, innige lente die opbloeide in dit andere klimaat, in die volle, rijpe zomer daarna, in de tot intiemste roerselen van ritselend doorzichtig blad verijlende herfst, in de strakke, kuise klaarte van die eerste winter? Leven zonder voorbehoud Nu en hier, in het zich verdromend na jaar, in de stilte der bezinning geeft deze bekoring voor het eerst haar geheim prijs. Het was het „levensgevoel" hoe zou men het anders moeten noemen van die hier woonden op de Libanon, dertig jaar geleden. Het was de lichtheid van hun tred en hun gebaren, de heldere klank van hun stemmen, hun stilzwijgend verbond met het lieflijke van de dingen, de kleur en glans van hun fantasieën, hun ernstig- speels omcirkelen van het mensengeluk dat nooit wil „beantwoorden aan zijn signale ment en daarom zo zelden herkend wordt als het komt". Met de trefzekere intelli gentie van het gevoel raakten ze aan het hart van het leven, aan het onzienlijke, het enkel droombare, waaraan ze geloof den, zoals wijzen .kinderen en dichters doen. Het was hun volstrekte overgave aan het vele waarvan zij hielden in dit beproe vende, ontgoochelende, misbruikte en kos telijke leven, dat we „tegen alle verstande lijke redenering in zo fanatiek liefhebben". Gaande door de eikenlaan van die ver vlogen jaren, door de grijs-gouden wazen van de herfst, doemt De Libanon op, het sombere buitenhuis, nu verlaten, waar Tony eens in Arcadië was. En in een visi oen staat de moerbeiboom in een vurige gloed van bloesems: „Ik onderscheid gou- denregentrossen en meidoorntakken, een gele lampekap, de kleurige banden van boeken in de hoge kast; ik weet niet pre cies wat het allemaal is, maar in iedere ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cronjéstraat 43 Kruidbergerweg 51 Telefoon 16990 - 17696 Spaarne 3 Haarlem. Vanaf 2.50 per week. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. ZATERDAG 20 OCTOBER Stadsschouwburg: „Leocadia" (Neder landse Comedie), 8 uur. Ciiy: „Een slechte vrouw", 18 j.. 7 en 9.15 uur. Spaarne: ..King Kong", 14 j. 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het gouden kroningsfestijn", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Schipper naast God", 14 j., 7 en 9.15 uur. ralace: „Gevleugelde kruis vaarders", 14 j., 8 uur. Luxor: „Cocaïne" 18 j., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 21 OCTOBER Stadsschouwburg „Leocadia" (Neder landse Comedie), 8 uur. Concertgebouw: „Baron Kneut", 8.15 uur. Zuiderkapcl: Bij zondere jeugddienst, 8 uur. Luxor: „De Zwarte spiegel", 11.30 uur; „Cocaïne", 2, 4.15, 7 en 9,15 uur. Rembrandt: „Schipper naast God", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Gevleu gelde kruisvaarders", 1,45, 4, 6.45 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het gouden kroningsfestijn", 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „King Kong", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 22 OCTOBER Concertgebouw: Raad van overleg der vakverenigingen, concert HOV, 8 uur. Rem brandt: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: 2 en en 3 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. (Zie programma van Zaterdag). schemergroene kamer is een lokkend hart van kleur, van warmte". Uit de vrije hand geschreven Een twee- of drietal bladzijden over het weerzien van dit kleine hoekje aarde, waar het geluk zo innig, zo teer en onverbre kelijk opbloeide, zou hier overgenomen moeten worden om aannemelijk te maken waarom men van dit boek moet houden, critiekloos houden, méér misschien dan van enig ander werk van Clare Lennart. In deze Serenade, zonder de geringste com positorische dwang als uit de vrije hand geschreven, is ook het kleinste détail opge nomen in die sfeer van denken en voelen, waarin de dromen zijn gehuld: dromen zoals Thijs Maris ze geschilderd heeft, ver nevelend tot aan de grens van het méér dan natuurlijke, het bóven-natuurlijke. Anja, ranke en broze gestalte, die haar gedachten zo ver en vrij voor zich uit kan laten spelen tot ze nauwelijks meer ge dachten zijn, Anja, zo oneindig begaafder, menselijker en wijzer dan haar dichtende huwelijkspartner Ludo (die toch eigenlijk niet meer is dan een beminnelijk, maar mis lukt poëet met de pose van het genie) de beide kinderen Hanno en Erica, vrije speelkinderen van de verbeelding, als de twee „negerpopjes" van vroeger Lune, onvolwassen volwassene, door haar al te volmaakte schoonheid verstrikt „in het zwartwit van het melodrama" ze zijn één voor één gestalten waarmee Clare Lennart de wereld van haar romans met zoveel tedere zorg heeft bevolkt. Herhaalde ze zichzelf dan? Het kan zijn, ten dele. Maar in geen van haar andere boeken staan deze geliefde figuren zo reëel en tegelijk zo lu cide, zo menselijk en toch ook weer zo verdroomd, tegen de transparante achter grond van Clare Lennarts „andere" en zéér eigen wereld. En in géén ook staan ze nauwer omsloten door dit „door gigantische verschrikkingen bedreigde leven" en met een zo onaantastbaar daaraan onttrokken. De schaduwen van morgen reiken niet tot aan De Libanon. „Ik ken", zo besluit Tony zijn boek over de terugkeer tot het landschap van zijn jeugd „de lange lijst van grieven, die wij mensen tegen het leven hebben. Ik kan ze niet afwijzen als onrechtmatig. Maar ik kan er niets aan doen: nu het leven me weer in genade heeft aangenomen, vervult ADVERTENTIE Post voor de militairen van het aanvul lingsdetachement op weg naar Korea, welke bestemd is voor uitreiking in de tus senhavens, moet uiterlijk op 22 en 31 Octo ber in Nederland ter post worden bezorgd. Het adres moet bevatten: rang, naam en voorletters, legernummer, aanvullingsdeta chement N.D.V.N. op weg naar Korea, Am sterdam Schiphol Militair. Na 22 November mag de aanduiding Aanvullingsdetachement N.D.V.N. niet meer in het adres worden opgenomen en moet als volgt worden geadresseerd: rang, naam en voorletters N.D.V.N. Napo 5100, Amster dam Schiphol Militair. ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS me een grote dankbaarheid om het simpele feit dat ik leef". Daarmee heeft hij de draad van Ariadne, daarmee heeft hij zichzélf teruggevonden. En het hart is rijp, de blik reikt ver ge noeg, om uit de verte van het verleden aan Lune de late serenade van zijn liefde toe te zingen. C. J. E. DINAUX Clare Lennart: „Serenade uit de verte' <A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). Uit een publicatie van het Centraal Bu reau voor de Satistiek blijkt dat 27 van de Nederlandse jeugd na de lagere school geen verder onderwijs ontvangt. Regionaal zijn er grote verschillen. In de Peel is het percentage 42, in het West- land 41, in 's GraVënhage 11. Zij, die wel voortgezet onderwijs gaan volgen, bezoe ken vooral H.B.S., lyceum of gymnasium, indien ze in steden of forensengemeenten wonen. Zo gaat in Amsterdam en Rotter dam 15'/o der kinderen naar het middel baar onderwijs over. Dit percentage be draagt voor het gehele land 8. Het U.L.O. trekt naar verhouding veel leerlingen tot zich in Groningen (30 Friesland (25 '/o) en Noordholland (27 In enkele delen van Drente, in Twente en in de Graafschap volgen veel vrouwelij ke leerlingen het onderwijs aan huishoud scholen. De belangstelling voor technisch onder wijs loopt in de diverse industriegebieden sterk uiteen. Groot is zij in Twente, Eind hoven en de Zaanstreek, gering bij voor beeld in Tilburg en omgeving. Zomerlandschap, toegeschreven aan Hsia Kuei (werkzaam omstreeks 11801230), inkt op zijde (25 X 53 centimeter). 99 Zaterdagavond heeft de Haagse Comedie ter gelegenheid van de Kunstmaand 1951 in de Koninklijke Schouwburg de première gegeven van „Oidipoes en zijn moeder" door Max Croiset onder regie van de bo vendien zelf de hoofdrol vervullende schrij ver een over het algemeen voorbeeldige, doorgaans boeiende voorstelling van een stuk dat in hoge mate voor critiek vatbaar is, maar niettemin aandacht en waardering verdient. Met een gerust geweten kan de recensent zijn lezers aanraden deze nieuwe versie van een oeroude legende te gaan zien, al ware het slechts omdat men enige uren lang met sterk en expressief toneel te maken krijgt. Ontroerd zal men er waar schijnlijk slechts in een enkele scène door geraken, namelijk als de vertolkers er in slagen algemeen-menselijke emoties door het gedachtenschema te laten heenbreken, hetgeen bepaald aangrijpend gebeurt in het tweede bedrijf, zozeer zelfs dat het ver stand van de toeschouwer pas achteraf be seft verzuimd te hebben een vraagteken te zetten bij de eigenlijk onvoldoende gemoti veerde beslissing waardoor de hoofdper sonen hun ondergang niet meer ontlopen kunnen. Toch is dit een fundamenteel punt. Wat Croiset gewild heeft: het tragische lijden voor te stellen als een ziekte van de geest, is een uiterst hachelijke onderne ming, die zeker in dit geval niet voor verwezenlijking vatbaar bleek. Daarbij heeft ook de weinig toepasselijke keuze van de stof een rol gespeeld. Een verkeerde keuze Koning Oidipoes, heerser over Thebe na zijn verdelging van de Sfinx, wordt tot de ontdakking gebracht dat hij zijn (hem totaal onbekende) vader Laius heeft ver moord en zijn moeder Iokaste gehuwd, overeenkomstig de goddelijke voorspelling van het orakel, waarop hij zich de ogen uitsteekt om voortaan als bedelaar over de aarde te zwerven. Meesterlijk is deze my thologische geschiedenis door Sofocles tot een even groots als huiveringwekkend treurspel uitgewerkt. Men heeft hier te doen met een noodlottige katastrofe, met een van buiten komend onheil. Men maakt de vernedering mee van een groot man door bovenaardse machten, die zich echter geraffineerd bedienen van zijn superieure gaven. Dus een duidelijk verschil met de tragische held, wiens ondergang immers voortvloeit uit zijn innerlijk leven, omdat déze zich in een gebroken wereld op het absolute richt. Dit heeft Max Croiset even wel uit het oog verloren. Het meelijwek kende van de Oidipoes van Sofocles is juist te danken aan zijn schuldeloosheid. In de nieuwe lezing wordt hij echter ten tonele gevoerd als een bewust handelend, voor zijn daden verantwoordelijk man. Hij doodt Laius zonder de voorkennis dat het zijn vader betreft, maar hij wéét dat het zijn moeder is met wie hij in het huwelijk treedt. Ergens plaatst Croiset de opmer king: „Zeg maar hij was een vreemde, dat doet ieder die zijn vader haat". En even later: „Niemand schendt zijn moeder die haar niet begeert". Maar hierdoor is het hele geval neergehaald tot een burgerlijk drama, met een afschuwelijke incestpleging als inzet. Men moet het in Croiset loven dat hij met moderne (Freudiaanse en enigszins existentialistische) middelen heeft getracht iets van de grandeur van het klassieke treurspel tot nieuw leven te wekken al bracht hij strikt genomen niet meer dan een ontluistering tot stand van het spel op leven en dood van absolute machten. Sartre slaagde in een soortgelijk voornemen veel beter doordat hij geen botsing van karak ters stelde, maar zich bepaalde tot een keuze tussen morele waarden. Men kan ook, zoals O'Neill met enig succes in „Rouw past Electra" probeerde, furies en demonen in de menselijke ziel verankeren. En zelfs moet het mogelijk zijn, hetgeen Croiset wildé, de persoonlijke verantwoordelijk heid het ken-u-zelf in het spel te betrekken, maar dan had hij een werkelijk tragische held of heldin moeten kiezen, bijvoorbeeld een Brutus of een Antigone. Kernachtige dialoog Overigens is dit werk ver uitstekend boven zo goed als alle Nederlandse toneel stukken der laatste tientallen jaren door de even meeslepende als intellectueel ver antwoorde taalbehandeling en rijk aan kernachtig gelanceerde denkbeelden. Hier is niet alleen de kundige theatervakman aan het woord, maar ook een uit inner lijke drang naar waarheid zoekend en positie kiezend kunstenaar, hetgeen zijn dialogen een verrassende scherpte ver leent. „Mijn eeuwigheid is door uw ogen blik begrensd. Jouw hersens moeten mij begrijpen", aldus de goddelijke Apollo, als Oidipoes zijn verantwoordelijkheid van zich af wil schuiven. En ook noteerde ik: „Ge vangen zijn de mensen door hun vrije wil". Ik geef deze citaten niet zozeer omdat het oorspronkelijke gedachten zouden zijn, maar om de aandacht te vestigen op de dramatische kracht en bondigheid der ge kozen formuleringen, welke kwaliteit uit de voorstelling uiteraard nog sterker naar voren treedt. Overigens bespeurt men her haaldelijk van Vondel tot Nijhoff lopende invloeden wat woordkeus en zinsbouw be treft. Willy Haak als Iokaste Naar het uiterlijk weinig voor Griekse held geschikt gaf Croiset toch een priemend op overtuiging gerichte, zeer gespannen vertolking van de eerste titelrol, daarbij waarlijk schitterend terzijde gestaan door Willy Haak (ofschoon geenszins de belicha ming van de oer-moeder) in de tweede. Eindelijk zagen wij deze begaafde actrice weer eens in een rol waarin haar talent een hoge vlucht kon nemen. Moet men om de scènes tussen dit tweetal de opvoering beslist gaan zien, veel waardering verdie nen ook Jan Retèl (onbewegelijk maar sterk bewogen) als de oude lijfeigene en Bob de Lange als de symbolisering van het bewustzijn in de menselijke figuur van de goddelijke Apollo, die beheerst en met zuivere trefkracht de ironie hanteerde. Fie Carelsen bracht een voorname ontroering in het laatste bedrijf. Elisabeth van Brussel was een charmante Sfinx die beter had kunnen zwijgen, Henri Eerens een overeen komstig de bedoeling leuterende Kreoon en Frans van der Lingen kon wel voldoen als de blinde ziener Teiresias, al had deze wat meer formaat mogen hebben. Zo goed als het eerste décor van Willem Deering (bergweg en rotsplateau) vooral in ruim telijk opzicht was, ook van kleur, zo huis- Bakken het tweede. Ondanks al deze gemengde indrukken nogmaals: een respectabele proefneming op een niveau dat sinds jaar en dag voor de Nederlandse toneelschrijfkunst onbereik baar scheen. Het stuk is in boekvorm uit- '-ven door „De Driehoek" te 's-Grave- land. DAVID KONING. Een betimmering van een bedstede uit de 18de eeuw. In het Frans Halsmuseum te Haarlem is een schat van schilderijen, vooral van Haarlemse schilders. Maar er zijn ook nog andere mooie dingen. Van een daarvan geven wij hier een af beelding. Het is een betimmering van een bedstede uit de 18e eeuw. Op dit ogenblik is de kamei', waai'in die staat, niet voor het publiek opengesteld, omdat die het is een der kamers van de oude huisjes met trapgevels aan het Groot Heiligland nog gerestaureerd moet worden. Indertijd waren er veel voorwerpen, die in een schilderijen-museum niet thuis hoorden, omdat het niet veel meer dan rariteiten waren. De kleertjes van een dwerg en de kleren van een reus. En nog veel meer van die aard. De tegenwoordige directeur heeft zijn kunstbezit van die uit wassen gezuiverd. Niet dat hij de histori sche waarde van veel van die voorwerpen miskent, ma xr alleen omdat die in zijn schilderijenmuseum niet op hun plaats zijn. Wel wordt getracht voor deze voorwerpen een ander, een meer passend, onderdak te krijgen. De kleertjes van de Zandvoortse dwerg zijn al aan Zandvoort gegeven en de kleren van de Haarlemse reus kan men nu in de Stompetoren onder Spaarnwoude be kijken. Op den duur zullen de kamers, die tot de huisjes aan het Groot Heiligland behoren, gerestaureerd worden en van een passende meubilering voorzien worden. Dan komt ook de oud-Hollandse apotheek, die daar in vroeger jaren te zien was, weer in ere. De restauratie is uitgesteld tot op de ge meentebegroting daarvoor geld beschikbaai gesteld wordt. De betimmering van de bedstede uit de 18e eeuw is ook interessant genoeg om be waard te worden. Onze leefwijze is in die twee eeuwen wel sterk gewijzigd. Wie zou er nu nog graag in zo'n bedstede slapen? Naast de bedstede staat een bedwarmer In deze koperen bak werd in die tijd een gloeiende turf gedaan om daarmee df lakens en dekens te verwarmen. Het gebouw Kleine Houtstraat 70 is oud In het begin van de 14e eeuw heeft op die plek het klooster der Lazaristen gestaan, dat ook aan de Oude Gracht grensde. In de 16e eeuw werd in het verlaten klooster een particuliere bank van lening ondergebracht, die in 1662 door de ge meente werd overgenomen en zich daai tot heden gehandhaafd heeft. Wanneer het klooster verbouwd is, kan moeilijk vast gesteld worden. Wel is zeker, dat in het bestaande gebouw weinig meer over is dat aan de vroegere bestemming herinnert Alleen een der vertrekken die in de wan deling de „kapel" genoemd wordt, doet denken aan een bidcel van een klooster Het poortje, dat als deur in de voorgevel werd opgenomen, is ook zeer oud. Zoals trouwens ook veel andere delen van het gebouw. Toen ir. G. Friedhoff nog stadsarchitect De gerestaureerde kamer van de directeur. aan Openbare Werken was, werd door boven afbeelden, is in stijl gebracht. Ook hem een plan gemaakt om het gehele ge- het meubilair is daarbij aangepast, waar- bouwencomplex in oude stijl te restaure- door een mooi geheel verkregen werd. ren. Als er nu wat hersteld moet worden, Ter voorkoming van misverstand wijzen wordt volgens dit plan gewerkt. Maar de wij er evenwel op dat voor het nemen van mrgelijke toestand van de gemeentefinan- deze foto de kamer eerst „aan kant" is ciën is oorzaak dat dit plan slechts heel gemaakt. Als de directeur er werkt, ziet langzaam wordt afgewerkt. het er wel wat anders uit. De kamer van de directeur, die wij hier- C. J. van T. Herhaaldelijk mocht ik de lezers reeds verzekeren dat een kunstwerk niet volle dig kan worden genoten als wij niet boven het onderwerp uit leren zien. Natuurlijk is de zuiver visuele aanschouwing primair: we moeten er ons wel degelijk van verge wissen wat de kunstenaar zich als object heeft gekozen, tenzij we met „abstracte" kunst te maken hebben, die we thans bui ten beschouwing laten. Maar als we één zelfde onderwerp door vijf verschillende kunstenaars vertolkt zien, zullen we niet meer geboeid worden door het wat, maar door het hoe: en om dit hoe gaat het tenslotte. In feite heeft de beeldende kun stenaar ons veeleer iets te zeggen dan te laten zien. Elk kunstwerk is verweven met de geest van zijn maker en het is dus de géést die ons boven het onderwerp uit heft, die de intrinsieke waarde van het kunstwerk bepaalt. Treffend juist is in dit verband de paradoxale uitspraak van Os car Wilde: „Every poidrait that is painted with feeling, is a portrait of the artist, not of the sitter" (elk portret dat met ge voel is geschilderd is eenportret van de kunstenaar, niet van het model). Het bevrijdende element in de kunstbeschou wing ligt dan ook in het uitstijgen boven het IK en in het zich vereenzelvigen met de geest des kunstenaars alsook met de ideologie, waarvan deze weer de exponent is. Onze instelling op het kunstwerk zij daarom niet krampachtig, doch vrij en open, voor elke verschijningsvorm toegan kelijk. Ja, onze instelling moet zelfs een fundamenteel afwijkende wereldaanschou wing kunnen overbruggen en in de aesthe- tische reflectie daarvan de schoonheid onderkennen. Zo zullen we bij het beschouwen van het hier gereproduceerde landschap ons geheel anders moeten instellen dan tegenover het Europese landschap. Onze natuuraanschou- wing bleef ook na de middeleeuwen in feite anthropocentrisch, dat wil zeggen dat de mens middelpunt is en dat onze kunste naars alles wat we landschapsstoffering zouden kunnen noemen om dit middelpunt heengroeperen. Niet aldus in de kunstop vatting der oud-Aziatische cultuur, waar schijnlijk reeds daterend van omstreeks twaalf eeuwen vóór onze jaartelling. De kosmisch-afgestemde levensbeschouwing der Chinezen weerspiegelde zich in een landschapskunst op zuiver pantheïstische grondslag, waarbij dus niet de mens in de natuur staat, maar waarbij de natuur de mens omvangt. In de Chinese opvat ting zijn mens, bloem, waterval en rots deelgenoten in de universele orde, die het Al beheerst. Voor de kunstenaar van het Verre Oosten ligt het hoogst bereikbare in de éénwording van de geest met de schep ping. waartoe meditatie de mogelijkheid schept: „Wanneer de geest rustig is" aldus Tchung-tse, „wordt hij een spiegel van het Heelal, een weerkaatsing van de Schep ping". In dié geest moeten we dus ook het hier gereproduceerde landschap beschou wen. De „stromende" vormgeving, waarmee Vincent van Gogh kort voor zijn dood even eens die „versmelting" met de natuur na streefde, was de onverbiddellijke conse quentie van zijn geestelijke groei en be tekende voor hem ook als kunstenaar het einde. Zijn landschappen uit Auvers im mers zijn niet anders dan de geestelijke krampen die aan dit tragisch einde vooraf gingen. Zeven eeuwen vóór Vincent van Gogh bereikte Hsia Kuei wél de harmonie met het universum, waartoe de Chinese cultuur en filosofie hem in staat hadden gesteld. Als we zijn Zomerlandschap beschouwen en de onmetelijkheid der natuur hebben af gemeten aan het figuurtje dat rechts be neden over de brug schrijdt, dan denken we onwillekeurig aan die poëtische analyse die Kuo Hsi reeds in de elfde eeuw neer schreef over de aesthetiek der schilder kunst en in het bijzonder over het schilde ren van bergen: „De bergen maken het water tot hun bloed, gras en bomen tot hun haar, nevel en wolken tot hun hemelse toongeving. Het water vormt het aange zicht der bergen, de paviljoens zijn wenk brauwen en ogen en vissers zijn ziel. Daar om zijn de bergen schoner als zij water hebben, glansrijker en lieflijker als zij pa viljoens hebben, open en vrij als zij vissers hebben.... enzovoorts". Werd door deze kunstenaars, in wier geest realiteit en poëzie, individu en na tuur tot volstrekte harmonie kwam, niet het allerhoogste bereikt in het beeldend scheppen aller tijden en volken? En zijn de oud-Chinese kunstenaars niet de meesters bij uitnemendheid om ons te leren boven het onderwerp uit te zien en boven het tast bare uit te stijgen? Bij de bespreking van Rembrandt's teke ningen op deze plaats mocht ik reeds wij zen op het feit dat alleen de oud-Aziatische kunstenaars de grote Hollander evenaarden in de macht met een minimum aan midde len de essentie van het gestelde gegeven te treffen. We zien in het landschap van Hsia Kuei (vier eeuwen vóór Rembrandt ont staan!) over welk fenomenaal vermogen deze kunstenaar beschikte. Een vermogen dat in eigen land als HITSURYOKU word', aangeduid, dat is letterlijk vertaald: pen- seel-streek-kracht. Hoewel dit louter op vaktechnische bekwaamheid schijnt te dui den, onderschatte men intussen niet de be heersing en de beschaving, de persoonliike visie en het aesthetisch inzicht, kortom de geestelijke instelling die aan deze „penseel- kracht" ten grondslag moet hebben gelegen! H. P. BAARD. t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5