De schilder Salvador Dali HARTENDORP De verzameling op Raamsingel 4 Twee schrijvers en één mythe Moderne mysticus of charlatan Protest tegen manifest aan C. J. Kelk Nieuwe uitgaven ZATERDAG 8 DECEMBER 1951 3 Dames gaan voor" Agenda voor Haarlem Georgette Hagedoorn uit Suriname terug Goed passende STEUNZOLEN LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Het ideaal en zijn onvervulbaarheid In „De Auto", het officiële orgaan van de K.N.A.C., lezen wij het volgende: „Met alle respect en eerbied die wij voor het zwakke geslacht hebben, moe ten wij toch verklaren, dat het geval dat een onzer kennissen kortelings meemaakte ons toch wel al te ver ging. Het geviel namelijk dat die kennis, die wij als een verstandig en voorzichtig autorijder kennen, ternauwernood aan een aanrijding van een fietsende dame, die van links komende de rijweg over stak, ontkwam. Hij nam de moeite het raampje van zijn wagen te openen en de dame te vragen of zij zich wel reali seerde dat zij voorrang had dienen te geven. Het enige antwoord dat zij, vin nig, kon geven was: „Dames gaan voor!" „ik eveneens, ncasso is een genie. i." De Madrilenen brulden „Olé" - Schoonheid in Haarlem en omqevinq Ar\ orAwn C f n vm n nVi K rt nr\nlnnP Toen Salvador Dali een van zijn laatste schilderij ententoon- stellingen in Parijs opende verscheen hij, excentriek als altijd, omstreeks het mid dernachtelijk uur in een grijs rokcostuum. Toen hij onlangs in 't Theater Maria Guer rero in Madrid tot de Madrilenen sprak, droeg hij overeen komstig de Spaanse zede plechtig donker blauw op het burger lijk middaguur. Men kan niet anders zeg gen dan dat de Cata laanse schilder zijn publiek kent en pre cies weet dat wat Parijs verdraagt nog lang niet voor Ma drid behoeft te gel den. Salvador Dali was eigenlijk voor de eer ste Biennale, de ten toonstelling van de Ibero-Amerikaanse kunstenaars naar Ma drid gekomen. Hij had oorspronkelijk ook het plan een paar van zijn laatste schil derijen te laten zien. Het contract met zijn Engelse kunsthande laren verbiedt hem echter om schilde rijen in andere landen te extposeren voor ze in Londen te zien zijn geweest. De Ma drilenen, die - respectloos als ze nu eenmaal zijn veel minder met Dali's kunst op hadden dan met hemzelf, namen het hem verder niet kwalijk dat hij zonder zijn schilderijen was gekomen. Zij wilden in de eerste plaats weer eens de man zien die het had klaar gespeeld in Amerika rijk en in Parijs gevierd te worden, de man die beweert dat men, als men op zijn veertig ste jaar geen luxe-auto heeft, een onnozele hals is. Picasso en ik Dali sprak over een van zijn complexen, namelijk over het onderwerp „Picasso en ik". Hij nam zelf zijn rede waarschijnlijk even weinig ernstig als de Madrilenen. Deze wilden een goed stuk zien en zich amu seren. En Dali wist, dat hij, op de manier van een goede stierenvechter, iets moest bieden, wilde hij niet uitgejouwd en uitge floten worden. „Picasso is een Spanjaard", zei hij. „Ik eveneens. Picasso is een genie. Ik eveneens evenmin. net als in de arena. Stormachtig applaus oogstte hij met zijn aanvallen op Picasso's communistische instellingen. Zijn bijna perverse voorliefde voor de armoede, aldus Dali, hadden Picasso in de armen van het communisme gedreven. Hoe weinig ernst het hem echter was met de bestrijding van sociale wantoestanden, bleek wel het best uit iets dat Picasso, de millionnair, eens gezegd zou hebben: „Als men de armoede zou kunnen kopen, zou ik me ervoor ruïneren." Tegen een rijke Amerikaan, die beloofde desnoods een gouden brug naar Amerika te bouwen, als hij er naar toe wilde komen, moet hij gezegd hebben, dat hij niet verder zou willen gaan dan om onder een der gouden bogen van deze brug te slapen. Dali daarentegen verzekerde zijn toehoorders openhartig dat hij er niets voor voelde om, zoals Picasso, met de armoede te coquetteren. Hij zou de gouden brug maar wat gauw hebben afgebroken om de stukken op de bank te zetten! Maar zelfs Dali van wie een kunst criticus schreef dat hij de som vormde van alle dwaasheden, die een mens in een be paald tijdsbestek kan debiteren speelde het niet klaar in zijn rede louter „tonterias" (onzinnige beuzelpraatjes) te verkondigen. Hij bewees Picasso en de overleden Spaanse schilder Juan Gris althans de eer hen als de „uitvinders" van het kubisme te noemen, dat inderdaad zijn oorsprong vond in Spanje en dat in veelvuldig ver anderde vormen en variaties de kunst van de modernen in andere landen inspireerde. Hij verweet Picasso echter, dat hij met zijn Dionysisch temperament alleen maar ver nietigd en niet opgebouwd had, dat hij de chaos niet de baas was geworden. Hij, Dali, wilde daarentegen gelijk zijn voornaam Salvador (redder) reeds te kennen gaf, de moderne schilderkunst uit de chaos redden en de kubistische ervaring in de Goddelijke proporties van een Lucas Pacciolli laten opgaan, om zo het surrealisme het laat ste grote overblijfsel van het dialectisch materialisme" in de traditie van de mystieke en realistische schilderkunst van Spanje te sublimeren. Dali wil dus voortaan niet meer tot de surrealisten worden ge rekend, doch geeft zichzelf nu het etiket van realistisch mysticus, met wie „een nieuw tijdperk in de schilderkunst" is in-- geluid. Nazaat van El Greco Zijn laatste Christusschilderijen en de „doorboorde" Madonna moet men dus als „mystisch" beschouwen, doch men moet wèl weten te onderscheiden tussen echte en valse mystiek. Het criterium, waarnaar Dali, de zéér goede zakenman, die met de smaak van het grote publiek maar al te goed vertrouwd is, dit beoordeelt, zal waar schijnlijk de prijs zijn, die er voor een doek wordt betaald.. In Madrid prees de voortreffelijke Cata laan zich nu als mysticus en orthodox Katholiek aan. Hij gaf te kennen dat men in hem de nazaat van de mystisch-verzon- ken Greco moest zien. Voor Dali bestaat er echter nog een andere mystiek dan de Katholieke, zoals dat een man past die met zijn tijd weet mee te gaan. En dat is de Atoom-Mystiek. Reeds heeft hij zijn be- Salvador Dali met zijn gewoonlijk als model voor hem poserende echtgenote voor zijn nieuwste Madonna met kind" op een dezer dagen geopende tentoonstelling van zijn werken in de Lefevre Galleries te Londen. wonderaars met een „Atoom-Leda" ver rast, waarop zeer zeker nadat hij zijn voorgenomen studies over de atoomphysica heeft voltooid de Atoom-zwaan zal volgen. Eerst echter richtte Salvador Dali een telegram aan Picasso, waarin hij zijn anta gonist uitnodigde om het Russische mate rialisme af te zweren en in zijn vaderland terug te keren, om hier „in de absolute en Katholieke vrijheid van de menselijke ziel" zijn werk te voltooien. Picasso zal het ech ter wel te druk hebben met de organisatie van zijn „Contra-Biennale" (waarop hij alle, het régime van zijn vaderland ongun stig gezinde Spaanse en Zuid-Amerikaanse kunstenaars uitnodigde) dan dat hij aan de roep van zijn door hem als „charlatan" gebrandmerkte landsman gevolg zal geven. ANNEMARIE SCHWYTER Het bestuur van de Vereniging van Let terkundigen doet ons het volgende com muniqué toekomen: Enige tijd geleden is door de heer C. J. Kelk en 86 andere letterkundigen een „vredesmanifest" gepubliceerd, waarin werd medegedeeld dat de meerderheid van de ondertekenaars lid was van de Vereni ging van Letterkundigen. Hoewel de voor zitter van deze vereniging, prof. dr. N. A. Donkersloot, onmiddellijk heeft geprotes teerd tegen dit gebruik van de naam zij ner organisatie, blijkt in brede kring nog steeds de mening aanwezig te zijn als zou deze iets met dat manifest te maken heb ben. Het tegendeel is echter het geval. De algemene ledenvergadering heeft, toen de heer Kelk daar een motie van gelijksoor tige inhoud indiende, zelfs geweigerd die motie in behandeling te nemen. De heer Kelk heeft daarna op eigen gelegenheid een aantal adhaesiebetuigingen ingezameld. Inmiddels is gebleken dat er onder de leden van de Vereniging van Letterkun digen die het manifest hebben ondertekend (ongeveer 13 procent van het totale aantal leden) verscheidene zijn die dit niet zouden hebben gedaan als zij hadden geweten hoe de vork in de steel zat en dat het manifest groot opgemaakt in De Waarheid zou wor den gepubliceerd. Er is zelfs een letter kundige, de heer K. van der Geest, wiens naam zonder zijn voorkennis en tegen zijn wil op het manifest is geplaatst. Het bestuur van de Vereniging van Let terkundigen heeft tegen deze gang van za ken nadrukkelijk protest aangetekend. De bekende Nederlandse chansonnière Georgette Hagedoorn is na een tournée door de West op uitnodiging van de BPM in Nederland teruggekeerd. In een onder houd met het ANP vertelde Georgette dat zij op Curagao waar zij op 13 November aankwam, met haar vleugeladjudant Pierre Verdonck „een leven als Sneeuwwitje bij de zeven dwergen" heeft gehad. Op Cura gao gaf zij twee voorstellingen voor de BPM, één voorstelling voor 800 marine mensen, die in vervoering raakten bij het liedje „In Holland staat een huis" en een voorstelling in de schouwburg, waar zij met de burgerij kennis maakte. Verder kwam zij voor het voetlicht op Aruba, Venezuela, het olieveld Bachaquero, Ponto Cardo en Paramaribo. Bij haar 12 voorstellingen in 15 dagen heeft Georgette Nederlandse, Franse en Engelse liedjes gezongen. Voorlopig treedt zij nu weer in het va derland op. In Februari gaat zij in Parijs in het cabaret van Micheline Grandier zingen. Het Zweedse schip „Helga", dat Vrijdag morgen met een lading cokes uit Rotterdam was vertrokken, is 's middags met zware slagzij in Hoek van Holland teruggekeerd. Het schip had een lek in het ketelruim. ADVERTENTIE van roestvrij en licht materiaal of plastic (geen metaal) worden door ons ook naar gipsmodel vervaardigd. ATELIER VOOR ORTHOPAEDIE EN KUNSTLEDEMATEN P. J. NACHTEGELLER, Gasthuisvest 17a, tel. 18505, Haarlem. Door H.H. doktoren als vakkundig orthop. instrumentmaker erkend en leverancier van rijk, gemeenten, ziekenfondsen van steun zolen en alle orthop. apparaten. Aan onze zaak is verbonden een PEDICURE- afdeling onder gedipl. leiding. De woonkamer. Voor het eerst in deze serie vragen wij aandacht voor een particuliere verzameling. Er zijn vele mensen die een collectie kunstschatten en antiek hebben, maar die voorwerpen zijn als regel opgenomen in een modern interieur. Met zulke com binaties zijn wel aardige effecten te be reiken, maar zij vallen toch uit het raam van deze reeks. Een uit hout gestoken doopvont. Daarom heen staan de Priester, de Peter en de Meter. Vermoedelijk is dit beeldje van een altaar afkomstig. Met de verzameling van dr. Melchior is het anders; daarbij heeft het streven voor echten alles in één sfeer, dus uit één tijd vak, samen te voegen. Een streven waarin de verzamelaar, zelf een bekwaam teke naar die over veel kunstgevoel beschikt, uitnemend geslaagd is. Gemakkelijk is dit niet geweest, want ook het huis moest zich daarbij aanpassen. Dr. Melchior kwam in 1934 in het pand Raamsingel 4 te wonen. Dit huis is in de jaren 19041905 gebouwd. Het is dus nog betrekkelijk nieuw, maar het lokte dr. Melchior aan, omdat het in oude stijl (met een trapgevel) gebouwd is. De architectuur is goed, alleen is het jammer dat de aan nemer geen handvormsteen koos, dan zou ongetwijfeld een beter resultaat verkregen zijn. Het huis is gebouwd in de Ramen, de plaats waar eeuwen geleden, toen er een belangrijke lakenindustrie in Haarlem werd gevonden, de wol gebleekt werd. Ik was zo vertelde dr. Melchior ons gelukkig dat ik dit huis betrekken kon. Reeds als jongen waardeerde ik oude dingen. Mijn vader, die in Schagen gemeente-arts was, had veel antiek. Maar hij woonde in een gemeentehuis waarin hij dus niet kon laten verbouwen om huis en intérieur tot één geheel te maken. Toen dacht ik al: mijn streven moet zijn dat later nog eens anders, en dus beter, te kunnen doen. Ik begon al vroeg met kopen. Als leerling van de le klasse van de H.B.S. kocht ik al drie in steen gehouwen koppen voor een rijksdaalder. Dat betekende voor mij toen tien weken zakgeld, maar dat had ik voor mijn liefhebberij over. En nu ziet u ze hier zitten (en de dokter wees er met trots naar). Ook als student besteedde ik elke gulden die ik missen kon voor aan kopen. Ik woonde destijds op een zolder op de Herengracht in Amsterdam en ver fraaide aldoor mijn intérieur, maar bij alles hield ik mijn ideaal van „later" voor ogen. Het eerste deel van mijn praktijk woonde ik in een huis in het Kenaupark te Haarlem. Daar kon ik nog niet overgaan tot verbouwing, om eenheid te krijgen tussen ZATERDAG 8 DECEMBER Stadsschouwburg: „De dood van een han delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Frans Hals: „Verboden zóne", 18 j., 7 en 9.15 uur. Rern- Brandt: „Captain Horatio Hornblower", 14 j., 7 en 9.15 uur. Palace: „Songs of the Islands".' 18 j„ 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het vonnis is geveld", 18 j.. 7 en 9.15 uur. City: „We gaan naar Parijs", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Spaar- ne: „De Robin Hood van Texas", 14 j., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 9 DECEMBER Stadsschouwburg: „De dood van een han delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstelling „Rigoletto", 14 j., 11 uur. Luxor: Zondagmorgenvoorstelling „Vijf op de huwelijksreis", 11.30 uur. Biosco pen: Middag- en avondvoorstellingen MAANDAG 10 DECEMBER Rembrandt. Luxor en Palace: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zie programma van Zaterdag). Louter leugens door Simon Carmig- gelt. Uitgave: De Bezige Bij, Am sterdam. Er is voor de zoveelste maal een bundel verschenen van de korte stukjes, die de Amsterdamse journalist Simon Carmiggelt onder het pseudoniem „Kronkel" in Het Parool schrijft en wij vinden dat voor de zoveelste maal een gebeurtenis van belang. Omdat er zo mogelijk nog weer beter stukjes in staan dan in de vorige en omdat wij van deze stukjes nimmer genoeg kunnen krijgen. Het enige dat ons bij het lezen van zo'n bun del de pret kan vergallen, is de wetenschap van een kind, dat een zakje met snoep leeg- eet. De wetenschap namelijk, dat het op een gegeven moment óp is. En zo kijkt men na ieder stukje bezorgd hoeveel bladzijden er nog resten. Er zijn -natuurlijk mensen en ook littera toren, die deze schrijverij „onbelangrijk" vinden. Omdat zij grappig is. Dezulken en zij zijn in Nederland talrijk wantrou wen de schrijver, die grapjes maakt. Zij vinden zulk werk „wel aardig", maar „toch echt niet van importantie". En bovenal „geen litteratuur". Wij zijn het daarmee volstrekt oneens. Wij vinden een man, die werkelijk goed korte stukjes kan schrijven, een uitermate belang rijk schrijver. En een schrijver, die het foto toestel van zijn medeleven richt op voor vallen, koddig of zielig, gewoon of verba zingwekkend, een belangrijk man. Zeker wanneer zijn techniek hem met meesterlijk gemak ieder effect doet hanteren, dat zijn moment-opname doet uitblinken boven het gewone kiekje, dat een ander er van zou maken. Om dat alles schatten wij „Louter leugens", dat ondanks 's schrijvers verklaring even goed „louter waarheid" had kunnen heten, uitermate hoog. Wij zijn verrukt wanneer Carmiggelt met een verontschuldigend ge zicht van „mag ik even" de opgeblazen im portantie van een hoogmogend heer doet in eenschrompelen door één ironisch prikje met zijn pen. Wij grinniken wanneer een van zijn kinderen het vaderlijk beleid omver werpt of de schrijver in één van de zonder linge situaties wandelt, waarvan de deur voor hem altijd open schijnt te staan. En wij raken geroerd bij iedere verdediging van de goedwillend-onhandigen waaruit de wereld bevolking voor 95 bestaat. Zodat wij u het voor uw eigen bestwil kwalijk zouden nemen, wanneer ge dit boek je niet ging lezen. W. L. B. ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51 Telefoon 16990 - 17696 - Spaarne 3 Haarlem. Vanaf 2.50 per week. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. Blijkens een opgave in de Nederlandse Staatscourant, zijn in de week van 25 No vember tot en met 1 December in het gehele land 6 nieuwe gevallen van kinderverlam ming aangegeven, namelijk 1 in Aalten, 1 in Gorssel, 3 in 's Gravenhage en 1 in Rot terdam. huis en intérieur. Dat kwam pas in 1934, toen wij naar de Raamsingel verhuisden. Voor wij in dit huis kwamen, werd meteen met een verbouwing begonnen. Eerst kon het nog slechts bescheiden, maar in de loop van de 17 jaar die sinds dien verstreken zijn, kregen wij er. elf! Er is vrijwel geen architect aan te pas geko men, maar ik kon ook met de uitvoerder van het werk, het Haarlemse gemeente raadslid P. G. M. Ottolini, uitstekend sa menwerken. Hij voelde steeds aan wat ik bedoelde. Het was soms moeilijk om aan oud ma teriaal te komen, maar toch is dit gelukt. En nu is het huis verbouwd in de stijl van het begin der 17e eeuw, om precies te zijn de jaren van het 12-jarig bestand. Die periode had ik ook altijd voor ogen gehad bij mijn aankoop van antiek omdat de 16e eeuw of vroeger vrijwel onbereikbaar is. Dit ter inleiding. En toen gingen wij het huis doorwande len. Vrijwel elk voorwerp heeft een ge schiedenis. De deur in de huiskamer is af komstig van de bierbrouwerij „Het Scheep je" aan de Houtmarkt. Vroeger was daar een zeldzaam-mooie oud-Hollandse kamer, maar die is aan Amerikanen verkocht. Onze wandeling door het huis geleek een slakkengang. Het ene verhaal volgde op het andere. Maar als wij van die rondgang een verslag moesten geven, zouden wij daarvoor enkele pagina's ruimte moeten hebben. Al het moderne in huis is aan het oog onttrokken. Men ziet geen schakelaars van het electrische licht en ook geen radio toestel, hoewel deze moderne gemakken in het huis toch niet ontbreken. Ook de tuin is in oude stijl veranderd met een oud huisje en put als midden punt. Men waant zich daar even in een sprookjesland. Als er hoogtijdagen in huize Melchior zijn, is het intérieur op z'n fraaist. Dan branden de kaarsen en komen op de feest dis ook de tinnen borden en oude bier kroezen en oude kannen. Zelfs wordt het menu dan aangepast aan de gewoon ten uit het begin der 17e eeuw, zodat er geen aardappelen op tafel komen, want die waren toen nog niet bekend. En zo vroegen wij bij het heengaan is nu de laatste verbouwing achter de rug? Dr. Melchior keek even naar zijn vrouw en zei daarop diplomatiek: voorlopig wel. Ik Een kijkje in de slaapkamer. Deze „koets" (een Vlaams bed daterend uit 1600) is niet alleen een sieraad dezer kamer, maar wordt nog elke nacht gebruikt. (Foto hieronder) NOG GEEN JAAR na het verschijnen van zijn onvergetelijke boek „Le grand Meaul- nes" de enige roman die Alain-Fournier voltooide doofde het licht van zijn leven, even onaards als het had geschenen. In het bos van Saint-Rémy werd hij het laatst gezien een soldaat strijdend aan het front. Hij verdween op de 22ste September 1914, zonder dat ooit het geringste van hem werd weergevonden. Zoals hij had geleefd, gedacht, gevoeld, zoals hij want dat was de bovennatuurlijke zin van zijn aardse bestaan had liefgehad met het wezenlijkste dat de mens i? gegeven: de puurheid, wat voor hèm zeggen wilde „eenvoudig, ernstig, volstrekt", zó was hij ook heengegaan. „Misschien" had hij Benjamin Constant nagezegd, „ben ik niet geheel yn al een reëel wezen". Ook de dood kan barmhartig zijn. Jules Lafor- gue althans, één van de door Fournier in zielsverwantschap vereerde dichters, stierf in het geluk van zijn even volmaakte als kortstondige huwelijksliefde, 27 jaar oud, enkele maanden later gevolgd door zijn vrouw. En Alain-Fournier? Hem bespaarde de dood het smadelijke en fatale lot, het hoogste verminkt en ontheiligd te zien: „zijn" liefde, dè liefde, volmaakt naar het beeld dat hij sinds zijn twintigste jaar het jaar van „de grote (en enige) ontmoeting" met de maagdelijk schone vrouw van zijn ideële verbeelding ongerept in zich mee had gedragen. De vlam waarin het menselijk leven zich loutert en zuivert tot de ongerepte staat van „de eerste dier dagen", had hij brandend gehouden. Het mythische verhaal, dat de briefschrij ver Amfioon (Lampo) uit het zonnige Zui den van Kreta schrijft aan zijn Noordelijke vriend Glaukos (Van Eysselsteijn) in Thes- salië, is de menswording van de kentaur Hippandros bij de goddelijke gunst van Aphrodite. Dit menspaard ten halve lichaam, ten halve geest, mengt zich in volmaakt mannelijke gestalte onder de burgers van Athene en ziet het schouwspel aan van hun twijfelachtige zeden en poli tieke verwarring. Maar hóóg boven dit vernederend tafereel der menselijke gedra gingen rijst het beeld van de lichtzinnige Idomeneia, geschapen naar Aphrodite's volkomen schoonheid: een menselijk-god- delijke verschijning der liefde. Zó heeft de kentaur Hippandros haar in een openba rende flits gezien en zó aanbidt hij haar in zijn menselijke gedaante, bereid „tot de uiterste grenzen van de zelfverloochening, om in haar nabijheid te toeven", in slaver nij: symbool der volstrekte overgave. Ido meneia beantwoordt Hippandros' liefde. En zodra beiden het hoogste geluk der liefdes volmaaktheid is beschoren, wreekt de nieu we tyran Lysander zich op de vergeefs op geëiste hetaere, door het plebs op te zwe pen tot brandstichting in haar paleis. Hoe schreef Alain-Fournier het?: „de aftocht, nadat men het land in vier hoeken in brand heeft gestoken." Het menselijk verderf, dat de volmaaktheid niet duldt en daarom be laagt, lyijgt zijn prooi niet. Idomeneia sterft niet de schennende vuurdood, maar de ongerepte liefdesdood, die Hippandros eigenhandig tussenbeide doet komen ter bevrijding. ïdomeneia's herrijzenis Aldus beëindigt Amfioon zijn verhaal en besluit Lampo zijn mythische verbeelding van de absolute liefde, die onverwacht en ongezocht een vervolg vond in Glaukon's antwoord dat „half scherts, half mede lij" tevens tot wederwoord werd. Ben van Eysselsteijn, de realistische tegenpool van Lampo's idealisme, laat Idomeneia met Hippandros aan de vuur dood ontkomen met behulp van de Goden wereld Zeus incluis die van het Olym pisch amphitheater niet zonder een revue achtige gein het aardse schouwtoneel van jammerlijk gekrakeel gadeslaat. Is deze grandioos-mislukte „grap" die het eer ste deel van Van Eysselsteijn's vertelling ettelijke maatstrepen beneden Lampo's peil doet dalen eindelijk verteld en laat Ido meneia met Hippandros, beiden nu op hun smeekbede tot kentaur herschapen, het brandende Athene en het menselijk rumoer achter zich, dan nadert voortreffelijk geschreven nu het verhaal zijn tragisch hoogtepunt. Zo goéd als de mens-Hippandros de drift van zijn dierlijke deel moest vrezen, is het nu omgekeerd de kentaure Idomeneia die haar menselijke herkomst niet kan verge ten. Ook 't kentaurengeluk één ogenblik zo volkomen kan niet duurzaam zijn: „Liefde's speels en vlinderlicht beginnen, is een list die ons verrukt omsloot, tot een teer en mateloos beminnen", dichtte Van Eysselsteijn in een der verzen van de cyclus „Momento Grazioso". En van gelijke aard is Glaukon's scepticisme, dat Idome neia in mensengedaante aan de kentauren- wereld doet ontvluchten en Hippandros eenzaam achterlaat. Twee doden sterft deze Idomeneia: één 'lijfelijke, in de glorie der liefde (Lampo), één naar de ziel, in onvermijdelijke onver vulbaarheid van het hoogste (Van Eyssel steijn). Idealisme en scepticisme, Don Qui- chote en Saneho Panza, Lampo en Van Eysselsteijn aan wie is het gelijk? Aan beiden mogelijk. Is de waarheid een illusie, de illusie een waarheid? Beide tegelijk wel licht. Want gene en deze, het één zowel als het ander, is pool en tegenpool in het tra gische schepsel Mens met zijn eeuwige tegenstrijdigheid. C. J. E. DINAUX. Ben van Eysselsteijn en Hubert Lampo: „Idomeneia en de Kentaur" (A. A. M. Stols, 's-Gravenhaige). „Wat ik verlang", schreef hij in een brief, „is geen minnares. Ik zoek de liefde die het laatste woord is op alles. Datgene waar na niets meer bestaat. De aftocht, nadat men het land in vier hoeken in brand heeft gestoken." Lampo's verwantschap En zó, door de vernietigende vuurgloed omringd, sterft Idomeneia, de mythische vrouwengestalte, in wie Hubert Lampo de volmaakte liefde heeft verbeeld die hij, als gelijk aan de zijne, herkende in Fournier. Dat ideaal werd de bezielende kracht van zijn werk. Telkens weer, telkens anders, hier strakker omlijnd, daar neveliger ver ijlend, omcirkelde hij het: in de drie novel len die hij samenvatte als „Triptiek van de onvervulbare liefde", in de romans „Hélène Defraye" en „De ruiter op de wolken". Hij benaderde het van de zijde der realiteit en van die der verbeelding, en schreef er zich voortreffelijk over uit in zijn studie die hij aan Alain-Fournier wijdde. En nu hij het thema nogmaals opneemt in „Idomeneia en de Kentaur" kiest hij de litteraire vorm, die tot hetzelfde grensgebied behoort als zijn bovenzinnelijk gegeven: de mythe. De mythe verbeeldt bet dierlijke in het menselijke, het menselijke in het goddelijke en omgekeerd. Ze neemt de aarde op in de hemelsferen en mengt het hemelse door het aardse. Meer in dat mythische grensgebied moet men zich Idomeneia, de hetaire van de tyran Thrasyleon, denken dan in de stad Athene, waar zich tegen de historisch-klas- sieke achtergrond ironischerwijs hoogst moderne taferelen afspelen en men zich dienovereenkomstig afwisselend bedient van plechtige Griekse zinswendingen en moderne krachttermen een weinig oor spronkelijke en matig geslaagde poging om aan het verleden het tweede gezicht te geven van ons heden. De spreekkamer. Aan de muur een stuk uit 1375, Zuid-Frans. Dit werd indertijd door dr. Melchior aangekocht op een vei ling waarin de kunstschatten uit het museum van Stolk (dat in de Jansstraat in Haarlem gevestigd was) verkocht werden. heb, zo voegde hij er aan toe mijn vrouw altijd bewonderd dat zij alle vorige verbouwingen heeft goedgevonden. Toen wij nog verloofd waren voelde zij niet veel voor mijn hobby, maar gelukkig 'is het in ons trouwen al gauw anders gegaan. Wel dra wist zij mij te vertellen dat ik dit of dat anders moest doen om precies in stijl te komen. Daarover heb ik mij verheugd, maar elf verbouwingen in 17 jaar van een huis zijn voor een vrouw ongetwijfeld het maximum. Voorlopig scheiden wij er dus mee uit. Wij kregen de overtuiging dat dr. Mel chior in zijn zeer bijzonder intérieur geluk kig is. Hoe kan het ook anders, indien iemand, zoals hij, zijn hart verloren heeft aan alles wat in het begm der 17e eeuw de aandacht trok. Zijn vrouw en kinderen sluiten zich daarbij aan en juist dat brengt zo'n prettige atmosfeer. Het opvallende daarbij is evenwel dat hij daarnaast een bewonderaar van de nieuwe tijd is. In het bijzonder in de dingen die zijn beroep aan gaan. C. J. van T.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5