De schilder Salvador Dali
HARTENDORP
De verzameling
op Raamsingel 4
Twee schrijvers en één mythe
Moderne mysticus of charlatan
Protest tegen manifest
aan C. J. Kelk
Nieuwe uitgaven
ZATERDAG 8 DECEMBER 1951
3
Dames gaan voor"
Agenda voor Haarlem
Georgette Hagedoorn
uit Suriname terug
Goed passende STEUNZOLEN
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Het ideaal en zijn onvervulbaarheid
In „De Auto", het officiële orgaan
van de K.N.A.C., lezen wij het volgende:
„Met alle respect en eerbied die wij
voor het zwakke geslacht hebben, moe
ten wij toch verklaren, dat het geval
dat een onzer kennissen kortelings
meemaakte ons toch wel al te ver ging.
Het geviel namelijk dat die kennis, die
wij als een verstandig en voorzichtig
autorijder kennen, ternauwernood aan
een aanrijding van een fietsende dame,
die van links komende de rijweg over
stak, ontkwam. Hij nam de moeite het
raampje van zijn wagen te openen en
de dame te vragen of zij zich wel reali
seerde dat zij voorrang had dienen te
geven. Het enige antwoord dat zij, vin
nig, kon geven was: „Dames gaan voor!"
„ik eveneens, ncasso is een genie.
i." De Madrilenen brulden „Olé" - Schoonheid in Haarlem en omqevinq
Ar\ orAwn C f n vm n nVi K rt nr\nlnnP
Toen Salvador Dali
een van zijn laatste
schilderij ententoon-
stellingen in Parijs
opende verscheen hij,
excentriek als altijd,
omstreeks het mid
dernachtelijk uur in
een grijs rokcostuum.
Toen hij onlangs in 't
Theater Maria Guer
rero in Madrid tot
de Madrilenen sprak,
droeg hij overeen
komstig de Spaanse
zede plechtig donker
blauw op het burger
lijk middaguur. Men
kan niet anders zeg
gen dan dat de Cata
laanse schilder zijn
publiek kent en pre
cies weet dat wat
Parijs verdraagt nog
lang niet voor Ma
drid behoeft te gel
den.
Salvador Dali was
eigenlijk voor de eer
ste Biennale, de ten
toonstelling van de
Ibero-Amerikaanse
kunstenaars naar Ma
drid gekomen. Hij
had oorspronkelijk
ook het plan een paar
van zijn laatste schil
derijen te laten zien.
Het contract met zijn
Engelse kunsthande
laren verbiedt hem
echter om schilde
rijen in andere landen
te extposeren voor ze
in Londen te zien
zijn geweest. De Ma
drilenen, die - respectloos als ze nu eenmaal
zijn veel minder met Dali's kunst op
hadden dan met hemzelf, namen het hem
verder niet kwalijk dat hij zonder zijn
schilderijen was gekomen. Zij wilden in de
eerste plaats weer eens de man zien die
het had klaar gespeeld in Amerika rijk en
in Parijs gevierd te worden, de man die
beweert dat men, als men op zijn veertig
ste jaar geen luxe-auto heeft, een onnozele
hals is.
Picasso en ik
Dali sprak over een van zijn complexen,
namelijk over het onderwerp „Picasso en
ik". Hij nam zelf zijn rede waarschijnlijk
even weinig ernstig als de Madrilenen. Deze
wilden een goed stuk zien en zich amu
seren. En Dali wist, dat hij, op de manier
van een goede stierenvechter, iets moest
bieden, wilde hij niet uitgejouwd en uitge
floten worden. „Picasso is een Spanjaard",
zei hij. „Ik eveneens. Picasso is een genie.
Ik eveneens
evenmin.
net als in de arena. Stormachtig applaus
oogstte hij met zijn aanvallen op Picasso's
communistische instellingen. Zijn bijna
perverse voorliefde voor de armoede, aldus
Dali, hadden Picasso in de armen van het
communisme gedreven. Hoe weinig ernst
het hem echter was met de bestrijding van
sociale wantoestanden, bleek wel het best
uit iets dat Picasso, de millionnair, eens
gezegd zou hebben: „Als men de armoede
zou kunnen kopen, zou ik me ervoor
ruïneren." Tegen een rijke Amerikaan, die
beloofde desnoods een gouden brug naar
Amerika te bouwen, als hij er naar toe
wilde komen, moet hij gezegd hebben, dat
hij niet verder zou willen gaan dan om onder
een der gouden bogen van deze brug te
slapen. Dali daarentegen verzekerde zijn
toehoorders openhartig dat hij er niets voor
voelde om, zoals Picasso, met de armoede
te coquetteren. Hij zou de gouden brug
maar wat gauw hebben afgebroken om de
stukken op de bank te zetten!
Maar zelfs Dali van wie een kunst
criticus schreef dat hij de som vormde van
alle dwaasheden, die een mens in een be
paald tijdsbestek kan debiteren speelde
het niet klaar in zijn rede louter „tonterias"
(onzinnige beuzelpraatjes) te verkondigen.
Hij bewees Picasso en de overleden
Spaanse schilder Juan Gris althans de eer
hen als de „uitvinders" van het kubisme
te noemen, dat inderdaad zijn oorsprong
vond in Spanje en dat in veelvuldig ver
anderde vormen en variaties de kunst van
de modernen in andere landen inspireerde.
Hij verweet Picasso echter, dat hij met zijn
Dionysisch temperament alleen maar ver
nietigd en niet opgebouwd had, dat hij de
chaos niet de baas was geworden. Hij, Dali,
wilde daarentegen gelijk zijn voornaam
Salvador (redder) reeds te kennen gaf, de
moderne schilderkunst uit de chaos redden
en de kubistische ervaring in de Goddelijke
proporties van een Lucas Pacciolli laten
opgaan, om zo het surrealisme het laat
ste grote overblijfsel van het dialectisch
materialisme" in de traditie van de
mystieke en realistische schilderkunst van
Spanje te sublimeren. Dali wil dus voortaan
niet meer tot de surrealisten worden ge
rekend, doch geeft zichzelf nu het etiket
van realistisch mysticus, met wie „een
nieuw tijdperk in de schilderkunst" is in--
geluid.
Nazaat van El Greco
Zijn laatste Christusschilderijen en de
„doorboorde" Madonna moet men dus als
„mystisch" beschouwen, doch men moet
wèl weten te onderscheiden tussen echte
en valse mystiek. Het criterium, waarnaar
Dali, de zéér goede zakenman, die met de
smaak van het grote publiek maar al te
goed vertrouwd is, dit beoordeelt, zal waar
schijnlijk de prijs zijn, die er voor een doek
wordt betaald..
In Madrid prees de voortreffelijke Cata
laan zich nu als mysticus en orthodox
Katholiek aan. Hij gaf te kennen dat men
in hem de nazaat van de mystisch-verzon-
ken Greco moest zien. Voor Dali bestaat er
echter nog een andere mystiek dan de
Katholieke, zoals dat een man past die met
zijn tijd weet mee te gaan. En dat is de
Atoom-Mystiek. Reeds heeft hij zijn be-
Salvador Dali met zijn gewoonlijk als model voor hem
poserende echtgenote voor zijn nieuwste Madonna met
kind" op een dezer dagen geopende tentoonstelling van zijn
werken in de Lefevre Galleries te Londen.
wonderaars met een „Atoom-Leda" ver
rast, waarop zeer zeker nadat hij zijn
voorgenomen studies over de atoomphysica
heeft voltooid de Atoom-zwaan zal
volgen.
Eerst echter richtte Salvador Dali een
telegram aan Picasso, waarin hij zijn anta
gonist uitnodigde om het Russische mate
rialisme af te zweren en in zijn vaderland
terug te keren, om hier „in de absolute en
Katholieke vrijheid van de menselijke ziel"
zijn werk te voltooien. Picasso zal het ech
ter wel te druk hebben met de organisatie
van zijn „Contra-Biennale" (waarop hij
alle, het régime van zijn vaderland ongun
stig gezinde Spaanse en Zuid-Amerikaanse
kunstenaars uitnodigde) dan dat hij aan de
roep van zijn door hem als „charlatan"
gebrandmerkte landsman gevolg zal geven.
ANNEMARIE SCHWYTER
Het bestuur van de Vereniging van Let
terkundigen doet ons het volgende com
muniqué toekomen:
Enige tijd geleden is door de heer C. J.
Kelk en 86 andere letterkundigen een
„vredesmanifest" gepubliceerd, waarin
werd medegedeeld dat de meerderheid van
de ondertekenaars lid was van de Vereni
ging van Letterkundigen. Hoewel de voor
zitter van deze vereniging, prof. dr. N. A.
Donkersloot, onmiddellijk heeft geprotes
teerd tegen dit gebruik van de naam zij
ner organisatie, blijkt in brede kring nog
steeds de mening aanwezig te zijn als zou
deze iets met dat manifest te maken heb
ben. Het tegendeel is echter het geval. De
algemene ledenvergadering heeft, toen de
heer Kelk daar een motie van gelijksoor
tige inhoud indiende, zelfs geweigerd die
motie in behandeling te nemen. De heer
Kelk heeft daarna op eigen gelegenheid
een aantal adhaesiebetuigingen ingezameld.
Inmiddels is gebleken dat er onder de
leden van de Vereniging van Letterkun
digen die het manifest hebben ondertekend
(ongeveer 13 procent van het totale aantal
leden) verscheidene zijn die dit niet zouden
hebben gedaan als zij hadden geweten hoe
de vork in de steel zat en dat het manifest
groot opgemaakt in De Waarheid zou wor
den gepubliceerd. Er is zelfs een letter
kundige, de heer K. van der Geest, wiens
naam zonder zijn voorkennis en tegen zijn
wil op het manifest is geplaatst.
Het bestuur van de Vereniging van Let
terkundigen heeft tegen deze gang van za
ken nadrukkelijk protest aangetekend.
De bekende Nederlandse chansonnière
Georgette Hagedoorn is na een tournée
door de West op uitnodiging van de BPM
in Nederland teruggekeerd. In een onder
houd met het ANP vertelde Georgette dat
zij op Curagao waar zij op 13 November
aankwam, met haar vleugeladjudant Pierre
Verdonck „een leven als Sneeuwwitje bij
de zeven dwergen" heeft gehad. Op Cura
gao gaf zij twee voorstellingen voor de
BPM, één voorstelling voor 800 marine
mensen, die in vervoering raakten bij het
liedje „In Holland staat een huis" en een
voorstelling in de schouwburg, waar zij
met de burgerij kennis maakte. Verder
kwam zij voor het voetlicht op Aruba,
Venezuela, het olieveld Bachaquero, Ponto
Cardo en Paramaribo.
Bij haar 12 voorstellingen in 15 dagen
heeft Georgette Nederlandse, Franse en
Engelse liedjes gezongen.
Voorlopig treedt zij nu weer in het va
derland op. In Februari gaat zij in Parijs
in het cabaret van Micheline Grandier
zingen.
Het Zweedse schip „Helga", dat Vrijdag
morgen met een lading cokes uit Rotterdam
was vertrokken, is 's middags met zware
slagzij in Hoek van Holland teruggekeerd.
Het schip had een lek in het ketelruim.
ADVERTENTIE
van roestvrij en licht materiaal of plastic
(geen metaal) worden door ons ook naar
gipsmodel vervaardigd.
ATELIER VOOR ORTHOPAEDIE EN
KUNSTLEDEMATEN
P. J. NACHTEGELLER,
Gasthuisvest 17a, tel. 18505, Haarlem.
Door H.H. doktoren als vakkundig orthop.
instrumentmaker erkend en leverancier van
rijk, gemeenten, ziekenfondsen van steun
zolen en alle orthop. apparaten.
Aan onze zaak is verbonden een PEDICURE-
afdeling onder gedipl. leiding.
De woonkamer.
Voor het eerst in deze serie vragen wij
aandacht voor een particuliere verzameling.
Er zijn vele mensen die een collectie
kunstschatten en antiek hebben, maar
die voorwerpen zijn als regel opgenomen
in een modern interieur. Met zulke com
binaties zijn wel aardige effecten te be
reiken, maar zij vallen toch uit het raam
van deze reeks.
Een uit hout gestoken doopvont. Daarom
heen staan de Priester, de Peter en de
Meter. Vermoedelijk is dit beeldje van
een altaar afkomstig.
Met de verzameling van dr. Melchior is
het anders; daarbij heeft het streven voor
echten alles in één sfeer, dus uit één tijd
vak, samen te voegen. Een streven waarin
de verzamelaar, zelf een bekwaam teke
naar die over veel kunstgevoel beschikt,
uitnemend geslaagd is.
Gemakkelijk is dit niet geweest, want
ook het huis moest zich daarbij aanpassen.
Dr. Melchior kwam in 1934 in het pand
Raamsingel 4 te wonen. Dit huis is in
de jaren 19041905 gebouwd. Het is dus
nog betrekkelijk nieuw, maar het lokte dr.
Melchior aan, omdat het in oude stijl (met
een trapgevel) gebouwd is. De architectuur
is goed, alleen is het jammer dat de aan
nemer geen handvormsteen koos, dan zou
ongetwijfeld een beter resultaat verkregen
zijn.
Het huis is gebouwd in de Ramen, de
plaats waar eeuwen geleden, toen er een
belangrijke lakenindustrie in Haarlem
werd gevonden, de wol gebleekt werd.
Ik was zo vertelde dr. Melchior ons
gelukkig dat ik dit huis betrekken kon.
Reeds als jongen waardeerde ik oude dingen.
Mijn vader, die in Schagen gemeente-arts
was, had veel antiek. Maar hij woonde in
een gemeentehuis waarin hij dus niet kon
laten verbouwen om huis en intérieur tot
één geheel te maken. Toen dacht ik al:
mijn streven moet zijn dat later nog eens
anders, en dus beter, te kunnen doen. Ik
begon al vroeg met kopen. Als leerling van
de le klasse van de H.B.S. kocht ik
al drie in steen gehouwen koppen voor
een rijksdaalder. Dat betekende voor mij
toen tien weken zakgeld, maar dat had
ik voor mijn liefhebberij over. En nu
ziet u ze hier zitten (en de dokter wees er
met trots naar). Ook als student besteedde
ik elke gulden die ik missen kon voor aan
kopen. Ik woonde destijds op een zolder
op de Herengracht in Amsterdam en ver
fraaide aldoor mijn intérieur, maar bij
alles hield ik mijn ideaal van „later" voor
ogen. Het eerste deel van mijn praktijk
woonde ik in een huis in het Kenaupark te
Haarlem. Daar kon ik nog niet overgaan tot
verbouwing, om eenheid te krijgen tussen
ZATERDAG 8 DECEMBER
Stadsschouwburg: „De dood van een han
delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Frans Hals:
„Verboden zóne", 18 j., 7 en 9.15 uur. Rern-
Brandt: „Captain Horatio Hornblower", 14 j.,
7 en 9.15 uur. Palace: „Songs of the Islands".'
18 j„ 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het vonnis is
geveld", 18 j.. 7 en 9.15 uur. City: „We gaan
naar Parijs", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Spaar-
ne: „De Robin Hood van Texas", 14 j., 7 en
9.15 uur.
ZONDAG 9 DECEMBER
Stadsschouwburg: „De dood van een han
delsreiziger" (Comedia), 8 uur. Rembrandt:
Zondagmorgenvoorstelling „Rigoletto", 14 j.,
11 uur. Luxor: Zondagmorgenvoorstelling
„Vijf op de huwelijksreis", 11.30 uur. Biosco
pen: Middag- en avondvoorstellingen
MAANDAG 10 DECEMBER
Rembrandt. Luxor en Palace: 2. 4.15, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. City:
2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en
9.15 uur. (Zie programma van Zaterdag).
Louter leugens door Simon Carmig-
gelt. Uitgave: De Bezige Bij, Am
sterdam.
Er is voor de zoveelste maal een bundel
verschenen van de korte stukjes, die de
Amsterdamse journalist Simon Carmiggelt
onder het pseudoniem „Kronkel" in Het
Parool schrijft en wij vinden dat voor de
zoveelste maal een gebeurtenis van belang.
Omdat er zo mogelijk nog weer beter stukjes
in staan dan in de vorige en omdat wij van
deze stukjes nimmer genoeg kunnen krijgen.
Het enige dat ons bij het lezen van zo'n bun
del de pret kan vergallen, is de wetenschap
van een kind, dat een zakje met snoep leeg-
eet. De wetenschap namelijk, dat het op een
gegeven moment óp is. En zo kijkt men na
ieder stukje bezorgd hoeveel bladzijden er
nog resten.
Er zijn -natuurlijk mensen en ook littera
toren, die deze schrijverij „onbelangrijk"
vinden. Omdat zij grappig is. Dezulken
en zij zijn in Nederland talrijk wantrou
wen de schrijver, die grapjes maakt. Zij
vinden zulk werk „wel aardig", maar „toch
echt niet van importantie". En bovenal
„geen litteratuur".
Wij zijn het daarmee volstrekt oneens. Wij
vinden een man, die werkelijk goed korte
stukjes kan schrijven, een uitermate belang
rijk schrijver. En een schrijver, die het foto
toestel van zijn medeleven richt op voor
vallen, koddig of zielig, gewoon of verba
zingwekkend, een belangrijk man. Zeker
wanneer zijn techniek hem met meesterlijk
gemak ieder effect doet hanteren, dat zijn
moment-opname doet uitblinken boven het
gewone kiekje, dat een ander er van zou
maken.
Om dat alles schatten wij „Louter leugens",
dat ondanks 's schrijvers verklaring even
goed „louter waarheid" had kunnen heten,
uitermate hoog. Wij zijn verrukt wanneer
Carmiggelt met een verontschuldigend ge
zicht van „mag ik even" de opgeblazen im
portantie van een hoogmogend heer doet in
eenschrompelen door één ironisch prikje met
zijn pen. Wij grinniken wanneer een van
zijn kinderen het vaderlijk beleid omver
werpt of de schrijver in één van de zonder
linge situaties wandelt, waarvan de deur
voor hem altijd open schijnt te staan. En wij
raken geroerd bij iedere verdediging van de
goedwillend-onhandigen waaruit de wereld
bevolking voor 95 bestaat.
Zodat wij u het voor uw eigen bestwil
kwalijk zouden nemen, wanneer ge dit boek
je niet ging lezen. W. L. B.
ADVERTENTIE
DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK
Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51
Telefoon 16990 - 17696 - Spaarne 3
Haarlem.
Vanaf 2.50 per week.
Ook voor reparatie en onderdelen van
alle merken.
Blijkens een opgave in de Nederlandse
Staatscourant, zijn in de week van 25 No
vember tot en met 1 December in het gehele
land 6 nieuwe gevallen van kinderverlam
ming aangegeven, namelijk 1 in Aalten, 1 in
Gorssel, 3 in 's Gravenhage en 1 in Rot
terdam.
huis en intérieur. Dat kwam pas in 1934,
toen wij naar de Raamsingel verhuisden.
Voor wij in dit huis kwamen, werd
meteen met een verbouwing begonnen.
Eerst kon het nog slechts bescheiden,
maar in de loop van de 17 jaar die sinds
dien verstreken zijn, kregen wij er. elf!
Er is vrijwel geen architect aan te pas geko
men, maar ik kon ook met de uitvoerder
van het werk, het Haarlemse gemeente
raadslid P. G. M. Ottolini, uitstekend sa
menwerken. Hij voelde steeds aan wat ik
bedoelde.
Het was soms moeilijk om aan oud ma
teriaal te komen, maar toch is dit gelukt.
En nu is het huis verbouwd in de stijl
van het begin der 17e eeuw, om precies te
zijn de jaren van het 12-jarig bestand. Die
periode had ik ook altijd voor ogen gehad
bij mijn aankoop van antiek omdat de 16e
eeuw of vroeger vrijwel onbereikbaar is.
Dit ter inleiding.
En toen gingen wij het huis doorwande
len. Vrijwel elk voorwerp heeft een ge
schiedenis. De deur in de huiskamer is af
komstig van de bierbrouwerij „Het Scheep
je" aan de Houtmarkt. Vroeger was daar
een zeldzaam-mooie oud-Hollandse kamer,
maar die is aan Amerikanen verkocht.
Onze wandeling door het huis geleek een
slakkengang. Het ene verhaal volgde op
het andere. Maar als wij van die rondgang
een verslag moesten geven, zouden wij
daarvoor enkele pagina's ruimte moeten
hebben.
Al het moderne in huis is aan het oog
onttrokken. Men ziet geen schakelaars van
het electrische licht en ook geen radio
toestel, hoewel deze moderne gemakken in
het huis toch niet ontbreken.
Ook de tuin is in oude stijl veranderd
met een oud huisje en put als midden
punt. Men waant zich daar even in een
sprookjesland.
Als er hoogtijdagen in huize Melchior
zijn, is het intérieur op z'n fraaist. Dan
branden de kaarsen en komen op de feest
dis ook de tinnen borden en oude bier
kroezen en oude kannen. Zelfs wordt het
menu dan aangepast aan de gewoon
ten uit het begin der 17e eeuw, zodat er
geen aardappelen op tafel komen, want
die waren toen nog niet bekend.
En zo vroegen wij bij het heengaan
is nu de laatste verbouwing achter de rug?
Dr. Melchior keek even naar zijn vrouw en
zei daarop diplomatiek: voorlopig wel. Ik
Een kijkje in de slaapkamer. Deze „koets"
(een Vlaams bed daterend uit 1600)
is niet alleen een sieraad dezer kamer,
maar wordt nog elke nacht gebruikt.
(Foto hieronder)
NOG GEEN JAAR na het verschijnen van zijn onvergetelijke boek „Le grand Meaul-
nes" de enige roman die Alain-Fournier voltooide doofde het licht van
zijn leven, even onaards als het had geschenen. In het bos van Saint-Rémy werd hij
het laatst gezien een soldaat strijdend aan het front. Hij verdween op de 22ste
September 1914, zonder dat ooit het geringste van hem werd weergevonden. Zoals
hij had geleefd, gedacht, gevoeld, zoals hij want dat was de bovennatuurlijke zin
van zijn aardse bestaan had liefgehad met het wezenlijkste dat de mens
i? gegeven: de puurheid, wat voor hèm zeggen wilde „eenvoudig, ernstig, volstrekt",
zó was hij ook heengegaan. „Misschien" had hij Benjamin Constant nagezegd, „ben
ik niet geheel yn al een reëel wezen". Ook de dood kan barmhartig zijn. Jules Lafor-
gue althans, één van de door Fournier in zielsverwantschap vereerde dichters, stierf in
het geluk van zijn even volmaakte als kortstondige huwelijksliefde, 27 jaar oud,
enkele maanden later gevolgd door zijn vrouw. En Alain-Fournier? Hem bespaarde
de dood het smadelijke en fatale lot, het hoogste verminkt en ontheiligd te zien: „zijn"
liefde, dè liefde, volmaakt naar het beeld dat hij sinds zijn twintigste jaar het jaar
van „de grote (en enige) ontmoeting" met de maagdelijk schone vrouw van zijn ideële
verbeelding ongerept in zich mee had gedragen. De vlam waarin het menselijk
leven zich loutert en zuivert tot de ongerepte staat van „de eerste dier dagen", had
hij brandend gehouden.
Het mythische verhaal, dat de briefschrij
ver Amfioon (Lampo) uit het zonnige Zui
den van Kreta schrijft aan zijn Noordelijke
vriend Glaukos (Van Eysselsteijn) in Thes-
salië, is de menswording van de kentaur
Hippandros bij de goddelijke gunst van
Aphrodite. Dit menspaard ten halve
lichaam, ten halve geest, mengt zich in
volmaakt mannelijke gestalte onder de
burgers van Athene en ziet het schouwspel
aan van hun twijfelachtige zeden en poli
tieke verwarring. Maar hóóg boven dit
vernederend tafereel der menselijke gedra
gingen rijst het beeld van de lichtzinnige
Idomeneia, geschapen naar Aphrodite's
volkomen schoonheid: een menselijk-god-
delijke verschijning der liefde. Zó heeft de
kentaur Hippandros haar in een openba
rende flits gezien en zó aanbidt hij haar in
zijn menselijke gedaante, bereid „tot de
uiterste grenzen van de zelfverloochening,
om in haar nabijheid te toeven", in slaver
nij: symbool der volstrekte overgave. Ido
meneia beantwoordt Hippandros' liefde. En
zodra beiden het hoogste geluk der liefdes
volmaaktheid is beschoren, wreekt de nieu
we tyran Lysander zich op de vergeefs op
geëiste hetaere, door het plebs op te zwe
pen tot brandstichting in haar paleis. Hoe
schreef Alain-Fournier het?: „de aftocht,
nadat men het land in vier hoeken in brand
heeft gestoken." Het menselijk verderf, dat
de volmaaktheid niet duldt en daarom be
laagt, lyijgt zijn prooi niet. Idomeneia
sterft niet de schennende vuurdood, maar
de ongerepte liefdesdood, die Hippandros
eigenhandig tussenbeide doet komen ter
bevrijding.
ïdomeneia's herrijzenis
Aldus beëindigt Amfioon zijn verhaal en
besluit Lampo zijn mythische verbeelding
van de absolute liefde, die onverwacht en
ongezocht een vervolg vond in Glaukon's
antwoord dat „half scherts, half mede
lij" tevens tot wederwoord werd.
Ben van Eysselsteijn, de realistische
tegenpool van Lampo's idealisme, laat
Idomeneia met Hippandros aan de vuur
dood ontkomen met behulp van de Goden
wereld Zeus incluis die van het Olym
pisch amphitheater niet zonder een revue
achtige gein het aardse schouwtoneel van
jammerlijk gekrakeel gadeslaat. Is deze
grandioos-mislukte „grap" die het eer
ste deel van Van Eysselsteijn's vertelling
ettelijke maatstrepen beneden Lampo's peil
doet dalen eindelijk verteld en laat Ido
meneia met Hippandros, beiden nu op hun
smeekbede tot kentaur herschapen, het
brandende Athene en het menselijk rumoer
achter zich, dan nadert voortreffelijk
geschreven nu het verhaal zijn tragisch
hoogtepunt.
Zo goéd als de mens-Hippandros de drift
van zijn dierlijke deel moest vrezen, is het
nu omgekeerd de kentaure Idomeneia die
haar menselijke herkomst niet kan verge
ten. Ook 't kentaurengeluk één ogenblik
zo volkomen kan niet duurzaam zijn:
„Liefde's speels en vlinderlicht beginnen,
is een list die ons verrukt omsloot, tot
een teer en mateloos beminnen", dichtte
Van Eysselsteijn in een der verzen van de
cyclus „Momento Grazioso". En van gelijke
aard is Glaukon's scepticisme, dat Idome
neia in mensengedaante aan de kentauren-
wereld doet ontvluchten en Hippandros
eenzaam achterlaat.
Twee doden sterft deze Idomeneia: één
'lijfelijke, in de glorie der liefde (Lampo),
één naar de ziel, in onvermijdelijke onver
vulbaarheid van het hoogste (Van Eyssel
steijn). Idealisme en scepticisme, Don Qui-
chote en Saneho Panza, Lampo en Van
Eysselsteijn aan wie is het gelijk? Aan
beiden mogelijk. Is de waarheid een illusie,
de illusie een waarheid? Beide tegelijk wel
licht. Want gene en deze, het één zowel als
het ander, is pool en tegenpool in het tra
gische schepsel Mens met zijn eeuwige
tegenstrijdigheid.
C. J. E. DINAUX.
Ben van Eysselsteijn en Hubert Lampo:
„Idomeneia en de Kentaur" (A. A. M. Stols,
's-Gravenhaige).
„Wat ik verlang", schreef hij in een brief,
„is geen minnares. Ik zoek de liefde die
het laatste woord is op alles. Datgene waar
na niets meer bestaat. De aftocht, nadat
men het land in vier hoeken in brand
heeft gestoken."
Lampo's verwantschap
En zó, door de vernietigende vuurgloed
omringd, sterft Idomeneia, de mythische
vrouwengestalte, in wie Hubert Lampo de
volmaakte liefde heeft verbeeld die hij, als
gelijk aan de zijne, herkende in Fournier.
Dat ideaal werd de bezielende kracht van
zijn werk. Telkens weer, telkens anders,
hier strakker omlijnd, daar neveliger ver
ijlend, omcirkelde hij het: in de drie novel
len die hij samenvatte als „Triptiek van de
onvervulbare liefde", in de romans „Hélène
Defraye" en „De ruiter op de wolken". Hij
benaderde het van de zijde der realiteit en
van die der verbeelding, en schreef er zich
voortreffelijk over uit in zijn studie die hij
aan Alain-Fournier wijdde. En nu hij het
thema nogmaals opneemt in „Idomeneia en
de Kentaur" kiest hij de litteraire vorm,
die tot hetzelfde grensgebied behoort als
zijn bovenzinnelijk gegeven: de mythe.
De mythe verbeeldt bet dierlijke in het
menselijke, het menselijke in het goddelijke
en omgekeerd. Ze neemt de aarde op in de
hemelsferen en mengt het hemelse door het
aardse. Meer in dat mythische grensgebied
moet men zich Idomeneia, de hetaire van
de tyran Thrasyleon, denken dan in de stad
Athene, waar zich tegen de historisch-klas-
sieke achtergrond ironischerwijs hoogst
moderne taferelen afspelen en men zich
dienovereenkomstig afwisselend bedient
van plechtige Griekse zinswendingen en
moderne krachttermen een weinig oor
spronkelijke en matig geslaagde poging om
aan het verleden het tweede gezicht te
geven van ons heden.
De spreekkamer. Aan de muur een stuk
uit 1375, Zuid-Frans. Dit werd indertijd
door dr. Melchior aangekocht op een vei
ling waarin de kunstschatten uit het
museum van Stolk (dat in de Jansstraat
in Haarlem gevestigd was) verkocht
werden.
heb, zo voegde hij er aan toe mijn
vrouw altijd bewonderd dat zij alle vorige
verbouwingen heeft goedgevonden. Toen
wij nog verloofd waren voelde zij niet veel
voor mijn hobby, maar gelukkig 'is het in
ons trouwen al gauw anders gegaan. Wel
dra wist zij mij te vertellen dat ik dit of
dat anders moest doen om precies in stijl
te komen. Daarover heb ik mij verheugd,
maar elf verbouwingen in 17 jaar van een
huis zijn voor een vrouw ongetwijfeld het
maximum. Voorlopig scheiden wij er dus
mee uit.
Wij kregen de overtuiging dat dr. Mel
chior in zijn zeer bijzonder intérieur geluk
kig is. Hoe kan het ook anders, indien
iemand, zoals hij, zijn hart verloren heeft
aan alles wat in het begm der 17e eeuw de
aandacht trok. Zijn vrouw en kinderen
sluiten zich daarbij aan en juist dat brengt
zo'n prettige atmosfeer. Het opvallende
daarbij is evenwel dat hij daarnaast een
bewonderaar van de nieuwe tijd is. In het
bijzonder in de dingen die zijn beroep aan
gaan. C. J. van T.