Over het recht op vragen stellen V Xa SÉ\ >3 Av Wij zijn de OTERLEEKSE brandweerstaf gaan stelen -Clowetje Rick EDO krijgt bezoek van Go Ahead Lynne Thorn's dilemma Tochtje En een stem uit het duister zei: „Zo, jullie zijn dus toch schoffies Chapeaux Haute Mode Ernst von Salomon's „Der Fragebogen" Voor de kinderen Sport op Zondag BARTELJORISSTRAAT 20 TEL. 13439 FEUILLETON ZATERDAG 22 DECEMBER 1951 Wij zijn de Oterleekse brandweerstaf gaan stelen. Nu zegt dat u misschien niet veel, maar wij hadden er al de ganse dag de zenuwen van, toen wij daar met snode plannen door de Wormerveerse mist slopen. Per slot is ontvreemden voor ons geen dagwerk. Die Oterleekse brandweerstaf is eigenlijk maar gewoon een degelijk soort bezemsteel, met een grote vierkante knop er op, die gesierd is met het wapen van dat Noord hollandse stadje onder Alkmaar en een paar koperen plaatjes met inscriptie. En het stelen ervan door de Noordhollandse brandweercorpsen is nog maar een zeer jonge traditie. Zij begon na de oorlog, toen de Oterleekse brand weer werd opge heven en Alkmaar op zich nam even tueel optredende rode hanen in het dorp de nek om te draaien. Alkmaar nam de hele in ventaris over be halve die oude staf. „Als jullie die willen hebben, moet je hem maar komen halen", zei den de Oterlekers. En zo werd die staf, die vrotger voornamelijk had gediend om de plaats aan te geven waar de brandmeester zich bevond ook als hij even met een neutje in de herberg een binnenbrand stond te blussen, want dan stond de stok tegen de gevel tot een kleinood van veel meer waarde, dan zijn onaanzienlijk uiterlijk zou doen vermoeden. Om een lang verhaal wat korter te ma ken: Alkmaar haalde de stok. Maar Enk huizen pikte hem in Alkmaar weg. En daarna ging hij naar Langedijk en toen naar Bergen en van Bergen naar Heilo en toen weer naar Bergen. En daarop begon nen veertien dagen geleden de Zaankanters zich voor de staf te interesseren. Die van Zaandam hadden hem het eerst. Maar Zondagnacht trokken de Koogse brand- weervrijwilligers naar de Zaandamse ka zerne en sleepten hem in de wacht. En de Maandagavond daarop zou men hem in Koog met feestelijk vertoon op de „poets avond" binnendragen. Hetgeen al niet meer nodig was, want een Wormerveerse slim merd zette een soort P.T.T.-pet op en kwam aan de telefoon van de Koogse comman dant morrelen en verdween een kwartier later. Mét de Oterleekse staf. De Koogse spuitgasten kwamen nog diezelfde Maan dagavond met een ganselijke brandweer wagen naar Wormerveer, maar dat liep helemaal faliekant uit, want aan de staf kwamen ze niet en hun bloedeigen brand weerwagen werd hun ook nog ontfutseld. En zo bleef de staf in Wormerveer. „Maar niet lang", zei de Haarlemse spuit gast Evert-Jan tot ons, „want ik ga hem pikken en jij gaat mee." Iets waar wij wel wat in zagen, temeer daar er een uitnemend plan werd opgesteld. Wij zouden in onze officiële functie als redacteur van dit ons blad gaan en Evert-Jan-de-spuitgast als onze fotograaf. En daarmee zouden wij, naar wij meenden, die van Wormerveer danig in de luren leggen. Zij zouden die staf ons bij wiize van spreken in de schoot werpen en de Haai-lemse brandweervereni ging „De Tien" zou daarmee reden tot feesten krijgen. „Wel, wel, wel", zeiden die twee Wor merveerse brandmeesters, directeur en pro curatiehouder van de machinefabriek Klin kenberg, „helemaal uit Haarlem gekomen. Da's nog eens aardig." En zij maar vertel len van die staf en wij maar vragen en op schrijven. En wij maar alles aan de weet komen van die staf en de ongeschreven spelregels, die bij diefstal er van in acht moeten worden genomen. Die vaststellen, dat hij slechts door list of bedrog ongemerkt ontfutseld mag worden. Dat er geen braak of lijfelijk geweld aan te pas mag komen. Maar dat wanneer hij eenmaal buiten de ADVERTENTIE RAAMSINGEL 36 A mes clientes un Joyeuse Noel et une Heureuse année Nouvelle. J. Peereboom-de Laere poort is, hij veilig en wel voor de dief is. Dat knoopten wij ons deksels goed in de oren. En ook'dat de deur van de brand weerkazerne een oud en eenvoudig slot had. Ach wat een slecht slot dat was, zeiden die Wormerveerders treurig. En zoals dat bij een kleine brandweer gaat, was er nooit bewaking in de kazerne. En wij maar kno pen in die oren van ons. „Wel, wel, wel," dachten wij, „wat een sukkels zijn dat hier." En wij interviewden lustig verder en vroegen of we soms de staf even mochten kieken. Nou dat kon wel. En zo reden we even later naar de kazerne en voordat we het wisten, zaten we al in de kantine met de deur dicht, want ze wil den ons nou niet metéén laten zien, waar de staf verstoken zat. En de brede, zeer forse brandmeester Klinkenberg liet er geen oog van af, toen het ding te voorschijn was getoverd en spuitgast Evert-Jan er als een volleerde fotograaf op los stond te blitzen. Maar we hadden inmiddels al ge zien, dat er een laddertje aan te pas moest komen en vermoedden met stelligheid, dat de staf in de slangentoren zat. Nee, aan medewerking ontbrak het niet en je kon echt merken, dat het voor die Wormerveerders een heel ding was om eens met echte krantenmensen om te gaan. Nu ja, wat wil men in Wormerveer. Wij hebben daarop afscheid genomen en zijn stiekum naar Zaandam gereden. En daar hebben we bij een schuwe ijzerhande laar, aan wie men kon zien, dat hij dacht: „Zodadelijk moeten de handen omhoog", een bos lopers gekocht om van te sidderen. We gooiden met achteloos gezicht een bank biljet op de toonbank en zeiden uit de hoek van de mond: „De rest is voor jou, als je je mond maar houdt." We waren er écht in, al was het maar een biljet van een rijksdaalder. Toen hebben we een ontzaglijk louche kroeg opgezocht en daar zijn we aan het beramen geslagen. We namen er af en toe'es een en keken 'es veelbetekenend en zeiden om half zes op dreigende toon: „Nnnou, het wordt zo langzamerhand onze tijd'es". Wat wilt ge, men is een kraken- zetter of men is het niet. En toen gingen de kragen omhoog en de hoedranden naar be neden, we spogen eens op de straat en stapten vervolgens in de auto met die soepele sinisterheid, die de vakman uit Chicago kenmerkt. Zo reden we weer naar Wormerveer, waar het donker was en de brave burgers zich naar huis spoedden. We parkeerden de auto in een straatje achteraf en wandel den langs het hek. De kust was veilig. Er brandde geen licht. Wij lachten eens vuiltjes en slopen slinks het terrein van de gasfabriek op, waar de kazerne zich ook bevond. Behoedzaam gin gen wij verder, er acht op slaand geen voetsporen achter te laten. Ons voortbe wegend in de schaduw van de gore gasge- bouwen, overal dekking zoekend, naderden wij de kazerne, de adem inhoudend wan neer een niets-vermoedende arbeider „De klok van Arnemuideri" fluitend, over het sintelpad liep. Slechts een afrastering van tweeëneenhalve meter hoog scheidde ons van de kazerne, die daar rustig in het don ker lag en de staf verborg. „Nu", fluisterden wij en met een kat achtige sprong waren wij bij het hek. De staf was zo goed als ons. Met een lenige zwaai vloog spuitgast Evert-Jan over het De grimmige bewaker van de Oterleekse brandweerstaf, brandmeester Klinkenberg (rechts). De man links op de plaat was een van de tivee dieven, die de staf uit het huis van de Koogse brandweercommandant stalen. hek. Met panterachtige onhandigheid volg den wij. We waren er. Toen scheen een felle fietslantaarn ons in het gezicht en de vriendelijke stem van brandmeester Klinkenberg zei: „Zo jon gens. Dus jullie zijn tóch schoffies." Bij de zeer langdurige nablussing in de brandweer-sociëteit bleek, dat de brand meester voor de zekerheid even was gaan kijken, omdat er op etenstijd soms geen wachten stonden. We zijn om 3 uur nog eens gaan kijken, toen er wél vier van de posten stonden, die de staf nü nog 24 uur per etmaal bewaken. Harde mannen met sigaren in het hoofd en grote zaklan taarns. En in het licht- van die lantaarns zagen wij even later niet minder dan tien mannen op het terrein van de gasfabriek als verschrikte konijnen dekking zoeken. Brandweermannen uit de buurt, op jacht naar de Oterleekse brandweerstaf. We hadden die van Wormerveer deerlijk onderschat. W. L. B. Ernst von Salomon's „Der Fragebogen" heeft bij allerlei lezers consternatie ver wekt; niet alleen in Duitsland zelf, waar er sinds Maart, toen het uitkwam, 40.000 exemplaren van verkocht zijn, maar ook in de landen waar er vertalingen van zijn verschenen: Engeland, Amerika, Frank rijk, Italië. De oorzaak hoeft men niet ver te zoeken. De vorm voor „der Fragebogen" is ge geven door de vragenlijst, die het geal lieerde militaire bewind van West-Duits- land placht voor te leggen aan hen, wier politieke levensgeschiedenis het begeerde te leren kennen. De lijst telt 131 vragen, die lang niet alle maal met ja of neen te beantwoorden zijn; niettemin is een antwoord van 800 ruime pagina's druks buitensporig lang. Men mag aannemen dat von Salomon voor practisch gebruik een reeks kortere ant woorden heeft samengesteld; maar het is minder zeker dat hij daarin niet eveneens heeft gedaan wat het militaire bewind er ger gevonden zal hebben: het recht van de geallieerden om zo'n lijst aan de Duit sers voor te leggen betwisten, en betogen dat het antwoord erop trouwens niets be wijst. Al gauw na de afloop van de oorlog werd von Salomon opgepakt onder een vage verdenking Nazi te zijn; zonder enig gerechtelijk onderzoek werd hij tot Sep tember 1946 vastgehouden, en kort voor zijn vrijlating werd hem gezegd dat zijn arrestatie aan een vergissing toegeschre ven kon worden. Zijn periode van hechte- ''"J SBISÉi -yéêmf cV\' s~>— A. Af) sss— (v/Ory\ II j L\ r •095 fy\ fTHTufV 1 VA Alle huisjes waren nu afgebouwd; de ramen en deuren zaten er ook al in. Alleen moesten ze nu nog geschilderd worden, en dat was een leuk werk. Rick en Bunkie stonden er bij te kijken, en soms mochten ze ook een stuk van de houten muur vervenDan doopte Bunkie trots de kwast in de verfpot en streek er lustig op los. ,J*as op, Bunkie", waarschuwde Rick lachend. „Je smeert meer op jezelf dan op het hout!" „Kijk jij maar naar jezelf", zei Bunkie. „Je gezicht zit vol met rooie strepen.... je lijkt wel een Indiaan!" Maar met dat al schoot het werk flink op. De heldere kleuren gaven het nieuwe Kabouterdorp een fleurig aanzien. En toen de verf na enkele dagen goed gedroogd was, konden de Kabouters hun woningen betrekken. Ze hadden, midden op het dorpsplein, een hoge vlaggestok geplant; en op de dag, dat ze voorgoed in de huisjes trokken, hesen ze feestelijk de vlag. Alle Kabouters, Tripje en de jongens, stonden er in een kring omheen. „Hoezeejuichten ze, toen de vlag in het topje van de mast hing en vrolijk wapperde in de zon. nis bracht hij door in Amerikaanse con centratiekampen in Beieren; wat hij daar van de Amerikanen ondervond heeft hem aan zijn opzienbarende stelling geholpen: De Amerikanen doen het ook niet beter. De laatste 200 pagina's van zijn boek be vatten een beschrijving van zijn verblijf in het kamp, en die is inderdaad niet fris: honger hebben de gevangenen vrijwel voortdurend, geslagen wordt er ook al, en de bewakers schieten vrolijk wanneer een geringe overtreding hen maar aan een aan leiding helpt. De lezer, die veronderstelt dat dit natuurlijk grotendeels gelogen is, of tenminste eenzijdig voorgesteld, zal he laas wel ongelijk hebben: geen natie zo vreedzaam, of haar vertegenwoordigers misdragen zich als concentratiekamp-be wakers beter gezegd: als bewakers van politieke gevangenen. Als bewijs dat de Amerikanen „het" ook niet beter doen, is deze beschrijving niettemin weinig waard: „het" is nog wel meer dan concentratie kampen houden, en bovendien kan men zelfs op iets zo onfraais als rancune een sterke of een zwakke aanspraak hebben. Voor zijn andere tegenwerping beroept von Salomon zich dan voornamelijk op de ingewikkeldheid van de menselijke levens- opgaaf: wat zijn de militairen goed af, die hem met een zelfverzekerd preekje over het belang van een zuiver geweten de vra genlijst overhandigen! Hijzëlf is in zijn tijd een actief nationalist geweest. Twintig jaar oud ging hij voor vijf jaar de ge vangenis in, omdat hij betrokken was ge weest bij de moord op Walter Rathenau. In de jaren '30 heeft hij over die tijd van zijn leven een boek geschreven. Die Ge achteten, waarin hij zonder verfraaiingen uitkomt voor de redenen die zijn deelne ming aan de moord motiveerden: als na tionalist van mystieke inspiratie kon hij het verzoeningsgezinde internationalisme van de Weimar-regering niet velen. De onverbloemdheid van dit betoog vervulde destijds Menno ter Braak met enthousiaste sympathie, die men in zijn bespreking van Die Geachteten in „Het Tweede Gezicht" geuit kan vinden. In de Fragebogen heeft von Salomon het nog maar kort over deze geschiedenis. Hij vertelt hier verder, over zijn associatie met een boerenbeweging in Sleeswijk- Holstein, waar de boeren vonden dat zij een onevenredig deel van de financiële lasten van de natie moesten dragen, en bomaanslagen deden op belastingkantoren (zij zorgden dat er geen slachtoffers vie len) over zijn relatie met een zekere kapitein Ehrhardt, die met een groep OC (Organisation Consul) een partijtje mee- blies in het gewemel van politieke bewe gingen in Beieren ondertussen heeft hij ook een tijd in Wenen doorgebracht, en zich daar geïnteresseerd voor het systeem, dat een Oostenrijkse professor propageert als middel om politieke rust te bereiken: „packen", wat ongeveer inhoudt: met niets zover gaan dat het menens wordt; maar dat beviel von Salomon niet. Als Hitier aan het bewind komt, packlt hij dan ook niet; hij zondert zich af van de politiek, en gaat filmscenario's schrij ven voor de Ufa, eerst in Babelsberg, in de laatste oorlogsjaren nog in Beieren. In politieke ideeën gelooft hij dan niet meer; Het resultaat van EDO tegen Heerenveen was de afgelopen Zondag minder gunstig, maar dat betekent nog niet, dat de kansen op de bovenste plaats verkeken zijn. Er moet echter voor gezorgd worden, dat een voor sprong op het laatste ogenblik niet in een achterstand verandert. Wij vermoeden, dat morgen een zege behaald wordt.. Go Ahead uit Deventer komt op bezoek, dat dit seizoen niet zo sterk is. Het bezet de twaalfde plaats, maar de Haarlemmers dienen toch hun taak niet te kalm op te vatten. De voorhoede is enigszins gewijzigd. De opstelling is: doel: Van den Berg; achter Bax en Dweelaart; midden: Karpers. Koning en Evers; voor: Molenkamp, Verdam, Roodselaar, Klein en N. N De wedstrijd Elinkwijk—Haarlem is we gens het overlijden van de heer Jan J. van den Berg uitgesteld. Ook gaan bijeenkomsten van de supportersvereniging niet door. In Velsen komt Ajax bij VSV op bezoek. Gezien de prestaties zijn de kansen op een zege voor de Amsterdammers het grootst, maar VSV wil revanche nemen van de in het begin van dit seizoen geleden nederlaag van 61. i RCH trekt naar de Drentse hoofdstad om daar Achilles te ontmoeten. In de strijd in het Heemsteedse Sportpark gaven de As senaren behoorlijk partij. Wij achten RCH in staat de punten te veroveren In de tweede klasse wordt WA—HFC gespeeld. Het wordt tijd, dat de Haarlem mers weer eens winnen. Van groot belang in de derde klasse, district II is de ontmoeting TYBB—Blauw Zwart op het terrein aan de Schalkwijker- weg. De Haarlemmers zijn de laatste weken uitstekend op dreef en moeten morgen van het leidende Blauw Zwart winnen om een kans op het kampioenschap te houden. Inhaalprogramma voor korfbal De competitieleider van de KNKB heeft voor Zondag een inhaalprogramma vast gesteld, zodat er slechts enkele wedstrijden worden verspeeld. Van de Haarlemse twaalf tallen komt alleen Aurora I in het veld, dat op zijn terrein aan de Vergierdeweg ZKV ontmoet, waarin de Haarlemse ploeg niet bij voorbaat kansloos is. Handbal Het Velsense IJmond speelt vriendschap pelijk tegen Rapiditas '31 als voorwedstrijd van de voetbalontmoeting VSVAjax. Op Tweede Kerstdag komen de heren van IJmond nogmaals in het veld eveneens vriendschappelijk waarbij ditmaal Con cordia als tegenstander fungeert. Deze ont moeting is een voorwedstrijd van de voetbal wedstrijd Stormvogels—Alkmaria Victrix. Beide wedstrijden worden gespeeld op Schoo- nenberg. De ploegen van Concordia trekken Zondag weer naar Amsterdam voor de zaalhandbal competitie. De heren ontmoeten Amersfoort, waartegen zij een goede kans maken. De da mes, die aanvankelijk tegen HHC zouden wie zou nu nog een 'houding weten te be palen die hem zelf overtuigde? Gemeten met maatstaven van moraal- in-de-politiek lijkt von Salomon's gedrag natuurlijk nergens naar, zeker niet voor de meeste Hollanders, die van Duitsers geen enkele halfslachtigheid meer kunnen velen. Geen wonder dat hij verontwaardi ging heeft gewekt: wat denkt zo'n meneer wel, die zich gedekt houdt wanneer zijn landgenoten misdaden gaan bedrijven, en later het recht van de vredelievende we reld op het toedienen van de gerechte straf loochent? Wie von Salomon persoonlijk probeert te ontdekken, komt tot andere overwe gingen, en eigenlijk is het boek veel meer een persoonlijk document dan een politiek betoog. De oude „landsknechtenmoraal", die in die Geachteten zo onvervalst moet zijn, is tegen het nationaal-socialistische geweld niet bestand geweest; de moderne landsknecht is aangewezen op omstandig heden van wanorde tegen nieuwe orde kan hij niets uitrichten. Von Salomon was na 1933 een vis uit het water, voor zijn natuurlijke levenswijze was in Duitsland geen plaats: niettemin bleef hij een na tionalist, zeer bewust een Duitser in hart en nieren, en hij verliet het land niet en verzette zich evenmin. Hij beschrijft een enkel geval van opwinding, zoals wanneer hij gevaar loopt door zijn Joods-klinkende naam; met Jodenvervolging heeft hij ove rigens niets op, maar wat kan een mens er tegen doen? Men kan hem dit hoogst kwalijk nemen, als men wil; het is ove rigens niet onbegrijpelijk. Erger is, van de persoonlijke kant be keken, de ontkrachting die deze afzijdig heid voor von Salomon betekend heeft. Men besluit zijn boek met het gevoel dat zijn ganse manier van benaderen, beschou wen, beoordelen een erfstuk is uit de tijd waarin hij zichzelf nog kon doen gelden, en die na 1933 bij gebrek aan ontwikke ling in verval is geraakt. Zijn zienswijzen en zijn ervaring dekken elkaar niet: er is niet genoeg zienswijze. Daardoor schiet het boek tenslotte tekort als roman een betiteling die het wel verdraagt, al is er niets in „verzonnen". Een beschrijving als die van een zestienmaands liaison, omtrent 1930 in St. Jean-de-Luz, is suggestief ge noeg, en het is makkelijk te begrijpen dat von Salomon die tijd als de gelukkigste van zijn leven ziet; voor de beschrijving van zo'n ervaring zijn zijn begripsmiddelen toereikend, maar meer dan een rapport over de ontwikkeling van Duitsland tussen 1926 en 1946 kunnen zij eigenlijk niet aan. S. M. spelen, komen nu door een programma, wijziging tegen Vriendschap uit. Tot nu toé behaalde Vriendschap geen enkel goed resul taat, waaruit geconcludeerd mag worden" dat de Haarlemse dames haar tweede ze°» in de wacht zullen slepen. Hockeywedstrijden Zondag zullen voornamelijk bekerwedstrij. den worden gespeeld. Voor enkele elftallen zijn inhaalwedstrijden vastgesteld. HBS zai in de promotieklasse in Bloemendaal tegen Alkmaar uitkomen en zal moeten winnen om tot de best geplaatsten op de ranglijst t» blijven behoren. Strawberries gaat op bezoek bij Gooi II. Voor de HTCC-beker spelen de elftallen uit de eerste- en promotieklasse. BMHC zal om één uur in Bloemendaal van Amsterdam II kunnen winnen. Belangrijker wordt de strijd tussen BMHC II en HHIJC I om half. drie. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat HHIJC de Bloemendalers voor verdere deelname aan de bekerwedstrijden zal uitschakelen, maar zij zullen de overwinning niet cadeau krijgen. BMHC III speelt uit tegen Hilversum II. Alliance speelt in Am stelveen tegen Amsterdam I. De lagere elftallen van de plaatselijke ver- enigingen, die in de tweede-, derde en vierde klasse van de KNHB spelen, komen uit in een tussenronde voor de J. D. Tresling. beker. HBS en Strawberries spelen om de Vete- ranenbeker respectievelijk thuis tegen Hil- versum en uit tegen Amsterdam. Dames-wedstrijden Voor de competitie voor de promotie- klasse ontmoeten BDHC II en HBS elkaar op de velden naast Zomerzorg. BDHC III gaat naar Leiden en Zandvoort krijgt in de tweede klasse MRHC op bezoek. DIO ontmoet HFC Tweede Kerstdag speelt HFC tegen DIO, op het DIO-terrein aan de Kleverlaan, een wedstrijd ten bate van het bouwfonds der vereniging DIO. ADVERTENTIE IAMSHUID HANDSCHOENEN „Kijk 's dame" zei de heer in het bruine pak „een mens kan z'n egoïsme ook te ver drijven". „Het is hier om te stikken" zei de dame. „En azzik nou eris aanleg voor een griepje had?" vroeg de heer nadruk kelijk „en aszzik nou eris geen zin had om voor uw plezier op de tocht te zit ten....?" „Frisse lucht is nog geen tocht" zei de dame ,,'t stinkt hier gewoon". En zij keek bij „stinkt" de heer zo nadrukkelijk aan, dat dat woord een zeer persoonlijke geur kreeg. Zij herhaalde zeer fel en zeer hard ,,'t stinkt". „U moet niet beledigend worden, dame", zei de heer op een toon die de schijn van kalmte wilde aannemen; de sfeer van hoog-verheven-zijn-boven.het-vulgus, die meestal kwetsen der is dan kwaad worden, „Ik stink nooit". „Ik zeg niet dat u stinkt, ik zeg dat hèt stinkt", zei de dame. „U moet beter luiste ren en u moet geen smoesjes verzinnen". „U is wèl een dame", zei toen plotseling een nogal uitgezakt man-met-pet, die tot nu toe in de hoek had zitten zwijgen en die net had gedaan alsof het kale land schap van weilanden op een mistroostige Decemberdag hem machtig interesseerde, „en dat raampie mot dicht". „Ik heb u niets gevraagd", zei de dame, meer bits dan verrassend. „Maar ik zeg het toch maar effetjes", zei de pet, „onze voorouders hebben tach- entig jaar voor de vrijheid gevochten, zeg ik maar altijd. En ik heb helemaal geen zin om voor jouw lol kou te vatten". „Jou?", vroeg de dame hogelijk ver baasd, „ik herinner me niet ooit met u kennis gemaakt te hebben". „Jóuw lol", zei de man nog eens uit drukkelijk en zich tot de bruine heer wen dend, „alles verbeeldt zich tegenwoordig dame te zijn, azzet maar een rok aan hep". De trein naderde de stad. Wij reden reeds tussen hoge, grauwe huizen, ,,'t Is maar goed daddikkerhier uit mot", zei de pet, „anders had er wel eris wat anders kunnen gebeuren". „Wattedan?" vroeg de dame spits. „Dat is voor een vraag, dame", zei de man zeer geheimzinnig, „en voor mijn 'n weet". „Ik moet 'r hier ook uit", zeide de oor spronkelijke heer, „boft u effe? Kennu lekker in de tocht blijven zitten". Toen de heren hun jassen grepen en stevig hun sjaals gingen omdoen, draaide de dame het raampje nog verder open. „Pfff", zei ze, „kan de stank d'r hele maal uitdraaien". „Als je mijn vrouw was", zei de pet nog, „als je mijn vrouw was....". Toen waren we aangekomen. ELIAS door ANNE LORAINE Vertaald uit het Engels 15) Van het moment af, dat ze het strand verlieten, had Lynne er een voorgevoel van gehad, dat er iets moest gebeuren. Het leek alsof ze het geweten had, dat er een andere wagen uit een zijweg zou komen en Jean, wegens de grote snelheid, geen gelegenheid meer zou hebben om een bot sing te voorkomen. Ze hoorde gillen en boog haar hoofd om het brekend glas te ontkomen, ze hoorde Jimmie iets in haar oor roependaarna was alles donker. Het eerste, wat ze hierna waarnam, was het hysterische gesnik van Jean. Behoed zaam stond ze op. Ze merkte, dat ze niets gebroken had en dat ze aan de kant van de weg terecht was gekomen, op enige afstand van de in elkaar gereden auto. Jean stond rechtop midden op de weg en huilde als een klein kind. Bob zat in een droge sloot aan de kant van de weg. Zijn gezicht zat .onder de modder, maar hij lachte alweer. Jimmie zat nog in de wa gen. „Help me, Bob", riep Lynne, zich schrap zettend tegen een gevoel van duizeligheid, dat haar beving. „Jimmie zit er nog in. Ze merkte niet, hoe Bob z'n ene been voortsleepte, terwijl hij zo snel mogelijk op haar toekwam. Ze opende het portier van de auto en begon Jimmie's beweging loze lichaam er voorzichtig uit te trekken. Zachtjes prevelde ze zijn naam. Jean was tot niets in staat, ze snikte met haar han den voor 't gezicht, als wilde ze van al deze ellende niets zien. De bestuurder van de andere wagen kwam op hen toelopen met een bebloed gelaat. „Kan ik u hel pen?", vroeg hij, toen Lynne Jimmie lang uit op de weg neerlegde. „Is hij.dood?" Lynne's ervaren handen waren druk bezig en haar ogen constateerden snel en scherp. Toen ze Jimmie's ribben aanraak te, kreunde hij even. Ze fronste. „Ik moet, verband hebben", zei ze kortaf. En toen Jean haar sprakeloos aanstaarde, voegde ze eraan toe: „Beheers je in hemelsnaam en- doe iets! Scheur je blouse aan repen. Jou mankeert niets en je zou er beter aan doen te helpen". Maar Jean bleek tot niets in staat te zijn en na enkele ogenblikken stond Lyn ne op uit haar geknielde houding naast Jimmie en ging zelf achter in de vernielde auto naar het badgoed zoeken. Ze legde enkele noodverbanden aan met repen bad handdoek. Bob, die haar helpen wilde, zakte in elkaar en Lynne constateerde bij hem een gebroken been. Ze keek wanhopig in de richting van Jean. „Er is een tele fooncel op enkele honderden meters af stand aan de grote weg", zei ze kortaf. „Kun jij hier bij de gewonden blijven, Jean, terwijl ik om een ziekenauto ga telefoneren?" Ze liep op het meisje toe en schudde haar even door elkaar. „Schei uit met dat gehuil en die aanstellerij! Jimmie is er erg aan toe, Bob heeft een been gebroken en die andere man kan ook nog maar net op z'n benen staan. Blijf bij hen, tot ik terug kom". Ze wist zich later niet te herinneren, hoe ze de afstand naar de telefooncel had afgelegd. Ze trilde op haar benen en hoe wel 't niet ver was, was iedere stap haar te veel. Ze maakte zich grote zorgen over Jimmie. Voordat er foto's waren genomen, was het onmogelijk uit te maken, hoè ern stig 't met hem gesteld was, maar op z'n minst had hij een gebroken arm en en kele gebroken ribben, dat had ze al wèl vast kunnen stellen. De ziekenauto kwam bijna onmiddellijk aanrijden, toen Lynne weer terug was op de plaats van het ongeluk. Ze zag, hoe Jean Jimmie's hoofd in haar schoot had genomen en hoe ze hem liefderijk koes terde, als een moeder haar kind. Lynne nam zijn pols in haar hand, automatisch de polsslagen tellend, maar hij trok zijn arm terug en staarde haar wezenloos aan. „Alles is in orde, dokter", zei één van de mannen van de ziekenauto. „Zullen we deze jongeman het eerst meenemen? Vooruit George, kom hier met de bran card „Dokter!", kwam 't fluisterend van Jim mie's lippen. Lynne deed een stap achter uit. Gedurende een ogenblik staarde hij haar aan en het scheen haar toe, alsof er een immense afkeer in zijn ogen te lezen was. Daarna kreeg de pijn weer de over hand en terwijl hij haar naam nog eens voor zich uit fluisterde, verloor hij op nieuw het bewustzijn. Lynne en Jean zaten samen achter in de ziekenauto op weg naar het ziekenhuis. Jean was nog steeds zichzelf niet meester en lachte een vreemd lachje. „Waarom noemden ze jou dokter", vroeg ze opeens. „Je bent toch niet écht dokter?" „Dat ben ik wel!" „Dokter?", herhaalde Jean ongelovig. „Maar waarom heb je ons dat niet ver teld?" Ze kneep haar mooie ogen half dicht. „Je kende Jimmie's complex ten aanzien van dokters, was 't dat? Hij zal 't je nooit vergeven, dat je 't hem niet verteld hebt. Dat verklaart natuurlijk ook, waarom je mijn vader zo goed kent. Maar waarom vertelde hij me niet, dat je een dokter was....?" „Het was een weddenschap", antwoord de Lynne ongelukkig. „Een dwaze wedden schap „Inderdaad hèèl dwaas", gaf Jean toe. „Je bent echter oud genoeg om te weten wat je ondernam, en ik zou niet graag in je schoenen staan tegenover Jimmie. Mannen houden er over 't algemeen niet van voor de mal gehouden te worden". Lynne zweeg. Ze keek naar Jimmie en wenste, dat hij enig teken van weer bij bewustzijn komen zou geven. Het was alsof door deze gebeurtenis de heerlijke dagen, die achter haar lagen, met één slag weggevaagd waren en er nog slechts de harde werkelijkheid voor haar bestond. Toen ze bij het ziekenhuis aankwamen, liep alles vlot van stapel. De twee man nen werden opgenomen en samen met de ziekenhuis-dokter nam Lynne de verwon dingen op. Een hoofdverpleegster nam Jean mee en gaf haar een zenuwstillende poeder, waarna ze in een wachtkamer bleef wachten, tot Lynne zover was om haar mee naar huis terug te nemen. Het duurde een uur, voordat Jimmie langzaam zijn ogen opsloeg. Hij leed veel pijn. Zijn hoofd klopte en zijn ledematen waren stijf, als waren ze geen deel van zijn lichaam. Hij keek om zich heen en nam de witte wanden van de ziekenzaal, de aetherlucht en andere typische zieken huis-verschijnselen in zich op. Zijn ene arm was verbonden. Vaag herinnerde hij zich, dat dit het laatste was, dat hij bewust had gezien, terwijl hij daar op de grote weg lag: dat verbinden van zijn arm met repen badhanddoekHij hoorde men sen praten en hij onderscheidde Lynne's zachte stem. Hij trachtte zich iets op te richten, maar dit was te veel gevergd. Uit geput zonk hij weer in de kussens. Hij ving enkele woorden op van het gesprek, dat gevoerd werd. „Het was een geluk, dat u erbij was, dr. Thorn", zei een man nenstem. „Een en ander had er voor hem veel erger uitgezien als u niet dadelijk handelend was opgetreden. Ik geloof, dat hij er zoals de zaak er nu uitziet betrekkelijk gauw bovenop zal komen, met rust en goede verzorging zal hij wel spoedig weer genezen zijn. Het is mij wer kelijk een groot genoegen met u kennis ie hebben mogen maken. Ik had van dr. Philip Harris wel eens over u gehoord. Hij is zeer ingenomen met uw werk". Lynne lachte en protesteerde. „Dr. Har- ris overdrijft", zei ze met nadruk. „Zal ik nu nog even naar mijn patiënt gaan kij ken?" Ze liep de zaal in en toen ze zag, dat Jimmie bij kennis was gekomen, was ze met enkele stappen naast zijn bed. „Jimmie, lieveling, ik vind 't zo vrese lijk", zei ze zachtjes, „dat zo iets nu ge beuren moest! Maar je zult gauw weer beter worden Natuurlijk, dokter, daaraan twijfel ik niet", antwoordde hij en ze huiverde bij het horen van de bittere klank in zijn stem. „Jimmie", begon ze, „wees niet boos! zou je toch alles verteld hebben....". Hij sloot zijn ogen. „O, Jimmie, kun je dan niet begrijpen, dat 't tussen ons niet het minste verschil maakt", trachtte ze hem te overtuigen. „Ook al ben ik dokter, ik houd van je! En ik zal je bewijzen, dat het geen verschil maakt!" „Dr. Thornherhaalde hij langzaam en moeilijk. „Wat zul je gelachen hebben, dat je ons helemaal zo voor de mal hield. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 6