Over het recht op vragen stellen
V Xa
SÉ\ >3
Av
Wij zijn de OTERLEEKSE
brandweerstaf gaan stelen
-Clowetje Rick
EDO krijgt bezoek van Go Ahead
Lynne Thorn's
dilemma
Tochtje
En een stem uit het duister zei:
„Zo, jullie zijn dus toch schoffies
Chapeaux
Haute Mode
Ernst von Salomon's „Der Fragebogen"
Voor de kinderen
Sport op Zondag
BARTELJORISSTRAAT 20 TEL. 13439
FEUILLETON
ZATERDAG 22 DECEMBER 1951
Wij zijn de Oterleekse brandweerstaf
gaan stelen.
Nu zegt dat u misschien niet veel, maar
wij hadden er al de ganse dag de zenuwen
van, toen wij daar met snode plannen door
de Wormerveerse mist slopen. Per slot is
ontvreemden voor ons geen dagwerk.
Die Oterleekse brandweerstaf is eigenlijk
maar gewoon een degelijk soort bezemsteel,
met een grote vierkante knop er op, die
gesierd is met het wapen van dat Noord
hollandse stadje onder Alkmaar en een
paar koperen plaatjes met inscriptie. En
het stelen ervan door de Noordhollandse
brandweercorpsen
is nog maar een
zeer jonge traditie.
Zij begon na de
oorlog, toen de
Oterleekse brand
weer werd opge
heven en Alkmaar
op zich nam even
tueel optredende
rode hanen in het
dorp de nek om te
draaien. Alkmaar
nam de hele in
ventaris over be
halve die oude
staf. „Als jullie die
willen hebben,
moet je hem maar
komen halen", zei
den de Oterlekers.
En zo werd die
staf, die vrotger
voornamelijk had
gediend om de plaats aan te geven waar de
brandmeester zich bevond ook als hij
even met een neutje in de herberg een
binnenbrand stond te blussen, want dan
stond de stok tegen de gevel tot een
kleinood van veel meer waarde, dan zijn
onaanzienlijk uiterlijk zou doen vermoeden.
Om een lang verhaal wat korter te ma
ken: Alkmaar haalde de stok. Maar Enk
huizen pikte hem in Alkmaar weg. En
daarna ging hij naar Langedijk en toen
naar Bergen en van Bergen naar Heilo en
toen weer naar Bergen. En daarop begon
nen veertien dagen geleden de Zaankanters
zich voor de staf te interesseren. Die van
Zaandam hadden hem het eerst. Maar
Zondagnacht trokken de Koogse brand-
weervrijwilligers naar de Zaandamse ka
zerne en sleepten hem in de wacht. En de
Maandagavond daarop zou men hem in
Koog met feestelijk vertoon op de „poets
avond" binnendragen. Hetgeen al niet meer
nodig was, want een Wormerveerse slim
merd zette een soort P.T.T.-pet op en kwam
aan de telefoon van de Koogse comman
dant morrelen en verdween een kwartier
later. Mét de Oterleekse staf. De Koogse
spuitgasten kwamen nog diezelfde Maan
dagavond met een ganselijke brandweer
wagen naar Wormerveer, maar dat liep
helemaal faliekant uit, want aan de staf
kwamen ze niet en hun bloedeigen brand
weerwagen werd hun ook nog ontfutseld.
En zo bleef de staf in Wormerveer.
„Maar niet lang", zei de Haarlemse spuit
gast Evert-Jan tot ons, „want ik ga hem
pikken en jij gaat mee." Iets waar wij wel
wat in zagen, temeer daar er een uitnemend
plan werd opgesteld. Wij zouden in onze
officiële functie als redacteur van dit ons
blad gaan en Evert-Jan-de-spuitgast als
onze fotograaf. En daarmee zouden wij,
naar wij meenden, die van Wormerveer
danig in de luren leggen. Zij zouden die
staf ons bij wiize van spreken in de schoot
werpen en de Haai-lemse brandweervereni
ging „De Tien" zou daarmee reden tot
feesten krijgen.
„Wel, wel, wel", zeiden die twee Wor
merveerse brandmeesters, directeur en pro
curatiehouder van de machinefabriek Klin
kenberg, „helemaal uit Haarlem gekomen.
Da's nog eens aardig." En zij maar vertel
len van die staf en wij maar vragen en op
schrijven. En wij maar alles aan de weet
komen van die staf en de ongeschreven
spelregels, die bij diefstal er van in acht
moeten worden genomen. Die vaststellen,
dat hij slechts door list of bedrog ongemerkt
ontfutseld mag worden. Dat er geen braak
of lijfelijk geweld aan te pas mag komen.
Maar dat wanneer hij eenmaal buiten de
ADVERTENTIE
RAAMSINGEL 36
A mes clientes un Joyeuse
Noel et une Heureuse
année Nouvelle.
J. Peereboom-de Laere
poort is, hij veilig en wel voor de dief is.
Dat knoopten wij ons deksels goed in de
oren. En ook'dat de deur van de brand
weerkazerne een oud en eenvoudig slot had.
Ach wat een slecht slot dat was, zeiden die
Wormerveerders treurig. En zoals dat bij
een kleine brandweer gaat, was er nooit
bewaking in de kazerne. En wij maar kno
pen in die oren van ons.
„Wel, wel, wel," dachten wij, „wat een
sukkels zijn dat hier." En wij interviewden
lustig verder en vroegen of we soms de
staf even mochten kieken. Nou dat kon wel.
En zo reden we even later naar de kazerne
en voordat we het wisten, zaten we al in
de kantine met de deur dicht, want ze wil
den ons nou niet metéén laten zien, waar
de staf verstoken zat. En de brede, zeer
forse brandmeester Klinkenberg liet er
geen oog van af, toen het ding te voorschijn
was getoverd en spuitgast Evert-Jan er als
een volleerde fotograaf op los stond te
blitzen. Maar we hadden inmiddels al ge
zien, dat er een laddertje aan te pas moest
komen en vermoedden met stelligheid, dat
de staf in de slangentoren zat.
Nee, aan medewerking ontbrak het niet
en je kon echt merken, dat het voor die
Wormerveerders een heel ding was om eens
met echte krantenmensen om te gaan. Nu
ja, wat wil men in Wormerveer.
Wij hebben daarop afscheid genomen en
zijn stiekum naar Zaandam gereden. En
daar hebben we bij een schuwe ijzerhande
laar, aan wie men kon zien, dat hij dacht:
„Zodadelijk moeten de handen omhoog",
een bos lopers gekocht om van te sidderen.
We gooiden met achteloos gezicht een bank
biljet op de toonbank en zeiden uit de hoek
van de mond: „De rest is voor jou, als je
je mond maar houdt." We waren er écht
in, al was het maar een biljet van een
rijksdaalder.
Toen hebben we een ontzaglijk louche
kroeg opgezocht en daar zijn we aan het
beramen geslagen. We namen er af en
toe'es een en keken 'es veelbetekenend en
zeiden om half zes op dreigende toon:
„Nnnou, het wordt zo langzamerhand onze
tijd'es". Wat wilt ge, men is een kraken-
zetter of men is het niet. En toen gingen de
kragen omhoog en de hoedranden naar be
neden, we spogen eens op de straat en
stapten vervolgens in de auto met die
soepele sinisterheid, die de vakman uit
Chicago kenmerkt.
Zo reden we weer naar Wormerveer,
waar het donker was en de brave burgers
zich naar huis spoedden. We parkeerden
de auto in een straatje achteraf en wandel
den langs het hek.
De kust was veilig. Er brandde geen
licht.
Wij lachten eens vuiltjes en slopen slinks
het terrein van de gasfabriek op, waar de
kazerne zich ook bevond. Behoedzaam gin
gen wij verder, er acht op slaand geen
voetsporen achter te laten. Ons voortbe
wegend in de schaduw van de gore gasge-
bouwen, overal dekking zoekend, naderden
wij de kazerne, de adem inhoudend wan
neer een niets-vermoedende arbeider „De
klok van Arnemuideri" fluitend, over het
sintelpad liep. Slechts een afrastering van
tweeëneenhalve meter hoog scheidde ons
van de kazerne, die daar rustig in het don
ker lag en de staf verborg.
„Nu", fluisterden wij en met een kat
achtige sprong waren wij bij het hek. De
staf was zo goed als ons. Met een lenige
zwaai vloog spuitgast Evert-Jan over het
De grimmige bewaker van de Oterleekse brandweerstaf, brandmeester Klinkenberg
(rechts). De man links op de plaat was een van de tivee dieven, die de staf uit
het huis van de Koogse brandweercommandant stalen.
hek. Met panterachtige onhandigheid volg
den wij. We waren er.
Toen scheen een felle fietslantaarn ons in
het gezicht en de vriendelijke stem van
brandmeester Klinkenberg zei: „Zo jon
gens. Dus jullie zijn tóch schoffies."
Bij de zeer langdurige nablussing in de
brandweer-sociëteit bleek, dat de brand
meester voor de zekerheid even was gaan
kijken, omdat er op etenstijd soms geen
wachten stonden. We zijn om 3 uur nog
eens gaan kijken, toen er wél vier van de
posten stonden, die de staf nü nog 24
uur per etmaal bewaken. Harde mannen
met sigaren in het hoofd en grote zaklan
taarns. En in het licht- van die lantaarns
zagen wij even later niet minder dan tien
mannen op het terrein van de gasfabriek
als verschrikte konijnen dekking zoeken.
Brandweermannen uit de buurt, op jacht
naar de Oterleekse brandweerstaf.
We hadden die van Wormerveer deerlijk
onderschat. W. L. B.
Ernst von Salomon's „Der Fragebogen"
heeft bij allerlei lezers consternatie ver
wekt; niet alleen in Duitsland zelf, waar
er sinds Maart, toen het uitkwam, 40.000
exemplaren van verkocht zijn, maar ook
in de landen waar er vertalingen van zijn
verschenen: Engeland, Amerika, Frank
rijk, Italië. De oorzaak hoeft men niet ver
te zoeken.
De vorm voor „der Fragebogen" is ge
geven door de vragenlijst, die het geal
lieerde militaire bewind van West-Duits-
land placht voor te leggen aan hen, wier
politieke levensgeschiedenis het begeerde
te leren kennen.
De lijst telt 131 vragen, die lang niet alle
maal met ja of neen te beantwoorden zijn;
niettemin is een antwoord van 800 ruime
pagina's druks buitensporig lang. Men
mag aannemen dat von Salomon voor
practisch gebruik een reeks kortere ant
woorden heeft samengesteld; maar het is
minder zeker dat hij daarin niet eveneens
heeft gedaan wat het militaire bewind er
ger gevonden zal hebben: het recht van
de geallieerden om zo'n lijst aan de Duit
sers voor te leggen betwisten, en betogen
dat het antwoord erop trouwens niets be
wijst.
Al gauw na de afloop van de oorlog
werd von Salomon opgepakt onder een
vage verdenking Nazi te zijn; zonder enig
gerechtelijk onderzoek werd hij tot Sep
tember 1946 vastgehouden, en kort voor
zijn vrijlating werd hem gezegd dat zijn
arrestatie aan een vergissing toegeschre
ven kon worden. Zijn periode van hechte-
''"J
SBISÉi -yéêmf
cV\'
s~>—
A.
Af)
sss— (v/Ory\
II
j L\ r
•095 fy\ fTHTufV
1 VA
Alle huisjes waren nu afgebouwd; de ramen en deuren zaten er ook al in. Alleen
moesten ze nu nog geschilderd worden, en dat was een leuk werk.
Rick en Bunkie stonden er bij te kijken, en soms mochten ze ook een stuk van de
houten muur vervenDan doopte Bunkie trots de kwast in de verfpot en streek er
lustig op los.
,J*as op, Bunkie", waarschuwde Rick lachend. „Je smeert meer op jezelf dan op
het hout!"
„Kijk jij maar naar jezelf", zei Bunkie. „Je gezicht zit vol met rooie strepen.... je
lijkt wel een Indiaan!"
Maar met dat al schoot het werk flink op. De heldere kleuren gaven het nieuwe
Kabouterdorp een fleurig aanzien. En toen de verf na enkele dagen goed gedroogd
was, konden de Kabouters hun woningen betrekken.
Ze hadden, midden op het dorpsplein, een hoge vlaggestok geplant; en op de dag, dat
ze voorgoed in de huisjes trokken, hesen ze feestelijk de vlag. Alle Kabouters, Tripje
en de jongens, stonden er in een kring omheen.
„Hoezeejuichten ze, toen de vlag in het topje van de mast hing en vrolijk
wapperde in de zon.
nis bracht hij door in Amerikaanse con
centratiekampen in Beieren; wat hij daar
van de Amerikanen ondervond heeft hem
aan zijn opzienbarende stelling geholpen:
De Amerikanen doen het ook niet beter.
De laatste 200 pagina's van zijn boek be
vatten een beschrijving van zijn verblijf
in het kamp, en die is inderdaad niet fris:
honger hebben de gevangenen vrijwel
voortdurend, geslagen wordt er ook al, en
de bewakers schieten vrolijk wanneer een
geringe overtreding hen maar aan een aan
leiding helpt. De lezer, die veronderstelt
dat dit natuurlijk grotendeels gelogen is,
of tenminste eenzijdig voorgesteld, zal he
laas wel ongelijk hebben: geen natie zo
vreedzaam, of haar vertegenwoordigers
misdragen zich als concentratiekamp-be
wakers beter gezegd: als bewakers van
politieke gevangenen. Als bewijs dat de
Amerikanen „het" ook niet beter doen, is
deze beschrijving niettemin weinig waard:
„het" is nog wel meer dan concentratie
kampen houden, en bovendien kan men
zelfs op iets zo onfraais als rancune een
sterke of een zwakke aanspraak hebben.
Voor zijn andere tegenwerping beroept
von Salomon zich dan voornamelijk op de
ingewikkeldheid van de menselijke levens-
opgaaf: wat zijn de militairen goed af, die
hem met een zelfverzekerd preekje over
het belang van een zuiver geweten de vra
genlijst overhandigen! Hijzëlf is in zijn tijd
een actief nationalist geweest. Twintig
jaar oud ging hij voor vijf jaar de ge
vangenis in, omdat hij betrokken was ge
weest bij de moord op Walter Rathenau.
In de jaren '30 heeft hij over die tijd van
zijn leven een boek geschreven. Die Ge
achteten, waarin hij zonder verfraaiingen
uitkomt voor de redenen die zijn deelne
ming aan de moord motiveerden: als na
tionalist van mystieke inspiratie kon hij
het verzoeningsgezinde internationalisme
van de Weimar-regering niet velen. De
onverbloemdheid van dit betoog vervulde
destijds Menno ter Braak met enthousiaste
sympathie, die men in zijn bespreking van
Die Geachteten in „Het Tweede Gezicht"
geuit kan vinden.
In de Fragebogen heeft von Salomon het
nog maar kort over deze geschiedenis. Hij
vertelt hier verder, over zijn associatie
met een boerenbeweging in Sleeswijk-
Holstein, waar de boeren vonden dat zij
een onevenredig deel van de financiële
lasten van de natie moesten dragen, en
bomaanslagen deden op belastingkantoren
(zij zorgden dat er geen slachtoffers vie
len) over zijn relatie met een zekere
kapitein Ehrhardt, die met een groep OC
(Organisation Consul) een partijtje mee-
blies in het gewemel van politieke bewe
gingen in Beieren ondertussen heeft hij
ook een tijd in Wenen doorgebracht, en
zich daar geïnteresseerd voor het systeem,
dat een Oostenrijkse professor propageert
als middel om politieke rust te bereiken:
„packen", wat ongeveer inhoudt: met
niets zover gaan dat het menens wordt;
maar dat beviel von Salomon niet.
Als Hitier aan het bewind komt, packlt
hij dan ook niet; hij zondert zich af van
de politiek, en gaat filmscenario's schrij
ven voor de Ufa, eerst in Babelsberg, in
de laatste oorlogsjaren nog in Beieren. In
politieke ideeën gelooft hij dan niet meer;
Het resultaat van EDO tegen Heerenveen
was de afgelopen Zondag minder gunstig,
maar dat betekent nog niet, dat de kansen
op de bovenste plaats verkeken zijn. Er moet
echter voor gezorgd worden, dat een voor
sprong op het laatste ogenblik niet in een
achterstand verandert. Wij vermoeden, dat
morgen een zege behaald wordt.. Go Ahead
uit Deventer komt op bezoek, dat dit seizoen
niet zo sterk is. Het bezet de twaalfde plaats,
maar de Haarlemmers dienen toch hun taak
niet te kalm op te vatten. De voorhoede is
enigszins gewijzigd. De opstelling is: doel:
Van den Berg; achter Bax en Dweelaart;
midden: Karpers. Koning en Evers; voor:
Molenkamp, Verdam, Roodselaar, Klein en
N. N
De wedstrijd Elinkwijk—Haarlem is we
gens het overlijden van de heer Jan J. van
den Berg uitgesteld. Ook gaan bijeenkomsten
van de supportersvereniging niet door.
In Velsen komt Ajax bij VSV op bezoek.
Gezien de prestaties zijn de kansen op een
zege voor de Amsterdammers het grootst,
maar VSV wil revanche nemen van de in
het begin van dit seizoen geleden nederlaag
van 61. i
RCH trekt naar de Drentse hoofdstad om
daar Achilles te ontmoeten. In de strijd
in het Heemsteedse Sportpark gaven de As
senaren behoorlijk partij. Wij achten RCH
in staat de punten te veroveren
In de tweede klasse wordt WA—HFC
gespeeld. Het wordt tijd, dat de Haarlem
mers weer eens winnen.
Van groot belang in de derde klasse,
district II is de ontmoeting TYBB—Blauw
Zwart op het terrein aan de Schalkwijker-
weg. De Haarlemmers zijn de laatste weken
uitstekend op dreef en moeten morgen van
het leidende Blauw Zwart winnen om een
kans op het kampioenschap te houden.
Inhaalprogramma voor korfbal
De competitieleider van de KNKB heeft
voor Zondag een inhaalprogramma vast
gesteld, zodat er slechts enkele wedstrijden
worden verspeeld. Van de Haarlemse twaalf
tallen komt alleen Aurora I in het veld, dat
op zijn terrein aan de Vergierdeweg ZKV
ontmoet, waarin de Haarlemse ploeg niet
bij voorbaat kansloos is.
Handbal
Het Velsense IJmond speelt vriendschap
pelijk tegen Rapiditas '31 als voorwedstrijd
van de voetbalontmoeting VSVAjax. Op
Tweede Kerstdag komen de heren van
IJmond nogmaals in het veld eveneens
vriendschappelijk waarbij ditmaal Con
cordia als tegenstander fungeert. Deze ont
moeting is een voorwedstrijd van de voetbal
wedstrijd Stormvogels—Alkmaria Victrix.
Beide wedstrijden worden gespeeld op Schoo-
nenberg.
De ploegen van Concordia trekken Zondag
weer naar Amsterdam voor de zaalhandbal
competitie. De heren ontmoeten Amersfoort,
waartegen zij een goede kans maken. De da
mes, die aanvankelijk tegen HHC zouden
wie zou nu nog een 'houding weten te be
palen die hem zelf overtuigde?
Gemeten met maatstaven van moraal-
in-de-politiek lijkt von Salomon's gedrag
natuurlijk nergens naar, zeker niet voor
de meeste Hollanders, die van Duitsers
geen enkele halfslachtigheid meer kunnen
velen. Geen wonder dat hij verontwaardi
ging heeft gewekt: wat denkt zo'n meneer
wel, die zich gedekt houdt wanneer zijn
landgenoten misdaden gaan bedrijven, en
later het recht van de vredelievende we
reld op het toedienen van de gerechte straf
loochent?
Wie von Salomon persoonlijk probeert
te ontdekken, komt tot andere overwe
gingen, en eigenlijk is het boek veel meer
een persoonlijk document dan een politiek
betoog. De oude „landsknechtenmoraal",
die in die Geachteten zo onvervalst moet
zijn, is tegen het nationaal-socialistische
geweld niet bestand geweest; de moderne
landsknecht is aangewezen op omstandig
heden van wanorde tegen nieuwe orde
kan hij niets uitrichten. Von Salomon was
na 1933 een vis uit het water, voor zijn
natuurlijke levenswijze was in Duitsland
geen plaats: niettemin bleef hij een na
tionalist, zeer bewust een Duitser in hart
en nieren, en hij verliet het land niet en
verzette zich evenmin. Hij beschrijft een
enkel geval van opwinding, zoals wanneer
hij gevaar loopt door zijn Joods-klinkende
naam; met Jodenvervolging heeft hij ove
rigens niets op, maar wat kan een mens
er tegen doen? Men kan hem dit hoogst
kwalijk nemen, als men wil; het is ove
rigens niet onbegrijpelijk.
Erger is, van de persoonlijke kant be
keken, de ontkrachting die deze afzijdig
heid voor von Salomon betekend heeft.
Men besluit zijn boek met het gevoel dat
zijn ganse manier van benaderen, beschou
wen, beoordelen een erfstuk is uit de tijd
waarin hij zichzelf nog kon doen gelden,
en die na 1933 bij gebrek aan ontwikke
ling in verval is geraakt. Zijn zienswijzen
en zijn ervaring dekken elkaar niet: er is
niet genoeg zienswijze. Daardoor schiet
het boek tenslotte tekort als roman een
betiteling die het wel verdraagt, al is er
niets in „verzonnen". Een beschrijving als
die van een zestienmaands liaison, omtrent
1930 in St. Jean-de-Luz, is suggestief ge
noeg, en het is makkelijk te begrijpen dat
von Salomon die tijd als de gelukkigste
van zijn leven ziet; voor de beschrijving
van zo'n ervaring zijn zijn begripsmiddelen
toereikend, maar meer dan een rapport
over de ontwikkeling van Duitsland tussen
1926 en 1946 kunnen zij eigenlijk niet aan.
S. M.
spelen, komen nu door een programma,
wijziging tegen Vriendschap uit. Tot nu toé
behaalde Vriendschap geen enkel goed resul
taat, waaruit geconcludeerd mag worden"
dat de Haarlemse dames haar tweede ze°»
in de wacht zullen slepen.
Hockeywedstrijden
Zondag zullen voornamelijk bekerwedstrij.
den worden gespeeld. Voor enkele elftallen
zijn inhaalwedstrijden vastgesteld. HBS zai
in de promotieklasse in Bloemendaal tegen
Alkmaar uitkomen en zal moeten winnen
om tot de best geplaatsten op de ranglijst t»
blijven behoren. Strawberries gaat op bezoek
bij Gooi II.
Voor de HTCC-beker spelen de elftallen
uit de eerste- en promotieklasse. BMHC zal
om één uur in Bloemendaal van Amsterdam
II kunnen winnen. Belangrijker wordt de
strijd tussen BMHC II en HHIJC I om half.
drie. Redelijkerwijs kan worden aangenomen
dat HHIJC de Bloemendalers voor verdere
deelname aan de bekerwedstrijden zal
uitschakelen, maar zij zullen de overwinning
niet cadeau krijgen. BMHC III speelt uit
tegen Hilversum II. Alliance speelt in Am
stelveen tegen Amsterdam I.
De lagere elftallen van de plaatselijke ver-
enigingen, die in de tweede-, derde en vierde
klasse van de KNHB spelen, komen uit in
een tussenronde voor de J. D. Tresling.
beker.
HBS en Strawberries spelen om de Vete-
ranenbeker respectievelijk thuis tegen Hil-
versum en uit tegen Amsterdam.
Dames-wedstrijden
Voor de competitie voor de promotie-
klasse ontmoeten BDHC II en HBS elkaar op
de velden naast Zomerzorg. BDHC III gaat
naar Leiden en Zandvoort krijgt in de tweede
klasse MRHC op bezoek.
DIO ontmoet HFC
Tweede Kerstdag speelt HFC tegen DIO,
op het DIO-terrein aan de Kleverlaan, een
wedstrijd ten bate van het bouwfonds der
vereniging DIO.
ADVERTENTIE
IAMSHUID HANDSCHOENEN
„Kijk 's dame" zei de heer in het
bruine pak „een mens kan z'n egoïsme
ook te ver drijven".
„Het is hier om te stikken" zei de
dame.
„En azzik nou eris aanleg voor een
griepje had?" vroeg de heer nadruk
kelijk „en aszzik nou eris geen zin had
om voor uw plezier op de tocht te zit
ten....?"
„Frisse lucht is nog geen tocht" zei
de dame ,,'t stinkt hier gewoon".
En zij keek bij „stinkt" de heer zo
nadrukkelijk aan, dat dat woord een zeer
persoonlijke geur kreeg. Zij herhaalde zeer
fel en zeer hard ,,'t stinkt".
„U moet niet beledigend worden, dame",
zei de heer op een toon die de schijn van
kalmte wilde aannemen; de sfeer van
hoog-verheven-zijn-boven.het-vulgus, die
meestal kwetsen der is dan kwaad worden,
„Ik stink nooit".
„Ik zeg niet dat u stinkt, ik zeg dat hèt
stinkt", zei de dame. „U moet beter luiste
ren en u moet geen smoesjes verzinnen".
„U is wèl een dame", zei toen plotseling
een nogal uitgezakt man-met-pet, die tot
nu toe in de hoek had zitten zwijgen en
die net had gedaan alsof het kale land
schap van weilanden op een mistroostige
Decemberdag hem machtig interesseerde,
„en dat raampie mot dicht".
„Ik heb u niets gevraagd", zei de dame,
meer bits dan verrassend.
„Maar ik zeg het toch maar effetjes",
zei de pet, „onze voorouders hebben tach-
entig jaar voor de vrijheid gevochten, zeg
ik maar altijd. En ik heb helemaal geen
zin om voor jouw lol kou te vatten".
„Jou?", vroeg de dame hogelijk ver
baasd, „ik herinner me niet ooit met u
kennis gemaakt te hebben".
„Jóuw lol", zei de man nog eens uit
drukkelijk en zich tot de bruine heer wen
dend, „alles verbeeldt zich tegenwoordig
dame te zijn, azzet maar een rok aan hep".
De trein naderde de stad. Wij reden
reeds tussen hoge, grauwe huizen, ,,'t Is
maar goed daddikkerhier uit mot", zei de
pet, „anders had er wel eris wat anders
kunnen gebeuren".
„Wattedan?" vroeg de dame spits.
„Dat is voor een vraag, dame", zei de
man zeer geheimzinnig, „en voor mijn 'n
weet".
„Ik moet 'r hier ook uit", zeide de oor
spronkelijke heer, „boft u effe? Kennu
lekker in de tocht blijven zitten".
Toen de heren hun jassen grepen en
stevig hun sjaals gingen omdoen, draaide
de dame het raampje nog verder open.
„Pfff", zei ze, „kan de stank d'r hele
maal uitdraaien".
„Als je mijn vrouw was", zei de pet nog,
„als je mijn vrouw was....".
Toen waren we aangekomen.
ELIAS
door ANNE LORAINE
Vertaald uit het Engels
15)
Van het moment af, dat ze het strand
verlieten, had Lynne er een voorgevoel
van gehad, dat er iets moest gebeuren. Het
leek alsof ze het geweten had, dat er een
andere wagen uit een zijweg zou komen
en Jean, wegens de grote snelheid, geen
gelegenheid meer zou hebben om een bot
sing te voorkomen. Ze hoorde gillen en
boog haar hoofd om het brekend glas te
ontkomen, ze hoorde Jimmie iets in haar
oor roependaarna was alles donker.
Het eerste, wat ze hierna waarnam, was
het hysterische gesnik van Jean. Behoed
zaam stond ze op. Ze merkte, dat ze niets
gebroken had en dat ze aan de kant van
de weg terecht was gekomen, op enige
afstand van de in elkaar gereden auto.
Jean stond rechtop midden op de weg en
huilde als een klein kind. Bob zat in een
droge sloot aan de kant van de weg. Zijn
gezicht zat .onder de modder, maar hij
lachte alweer. Jimmie zat nog in de wa
gen.
„Help me, Bob", riep Lynne, zich schrap
zettend tegen een gevoel van duizeligheid,
dat haar beving. „Jimmie zit er nog in.
Ze merkte niet, hoe Bob z'n ene been
voortsleepte, terwijl hij zo snel mogelijk
op haar toekwam. Ze opende het portier
van de auto en begon Jimmie's beweging
loze lichaam er voorzichtig uit te trekken.
Zachtjes prevelde ze zijn naam. Jean was
tot niets in staat, ze snikte met haar han
den voor 't gezicht, als wilde ze van al
deze ellende niets zien. De bestuurder van
de andere wagen kwam op hen toelopen
met een bebloed gelaat. „Kan ik u hel
pen?", vroeg hij, toen Lynne Jimmie lang
uit op de weg neerlegde. „Is hij.dood?"
Lynne's ervaren handen waren druk
bezig en haar ogen constateerden snel en
scherp. Toen ze Jimmie's ribben aanraak
te, kreunde hij even. Ze fronste. „Ik moet,
verband hebben", zei ze kortaf. En toen
Jean haar sprakeloos aanstaarde, voegde
ze eraan toe: „Beheers je in hemelsnaam
en- doe iets! Scheur je blouse aan repen.
Jou mankeert niets en je zou er beter
aan doen te helpen".
Maar Jean bleek tot niets in staat te
zijn en na enkele ogenblikken stond Lyn
ne op uit haar geknielde houding naast
Jimmie en ging zelf achter in de vernielde
auto naar het badgoed zoeken. Ze legde
enkele noodverbanden aan met repen bad
handdoek. Bob, die haar helpen wilde,
zakte in elkaar en Lynne constateerde bij
hem een gebroken been. Ze keek wanhopig
in de richting van Jean. „Er is een tele
fooncel op enkele honderden meters af
stand aan de grote weg", zei ze kortaf.
„Kun jij hier bij de gewonden blijven,
Jean, terwijl ik om een ziekenauto ga
telefoneren?"
Ze liep op het meisje toe en schudde
haar even door elkaar. „Schei uit met dat
gehuil en die aanstellerij! Jimmie is er
erg aan toe, Bob heeft een been gebroken
en die andere man kan ook nog maar net
op z'n benen staan. Blijf bij hen, tot ik
terug kom".
Ze wist zich later niet te herinneren,
hoe ze de afstand naar de telefooncel had
afgelegd. Ze trilde op haar benen en hoe
wel 't niet ver was, was iedere stap haar
te veel. Ze maakte zich grote zorgen over
Jimmie. Voordat er foto's waren genomen,
was het onmogelijk uit te maken, hoè ern
stig 't met hem gesteld was, maar op z'n
minst had hij een gebroken arm en en
kele gebroken ribben, dat had ze al wèl
vast kunnen stellen.
De ziekenauto kwam bijna onmiddellijk
aanrijden, toen Lynne weer terug was op
de plaats van het ongeluk. Ze zag, hoe
Jean Jimmie's hoofd in haar schoot had
genomen en hoe ze hem liefderijk koes
terde, als een moeder haar kind. Lynne
nam zijn pols in haar hand, automatisch
de polsslagen tellend, maar hij trok zijn
arm terug en staarde haar wezenloos aan.
„Alles is in orde, dokter", zei één van
de mannen van de ziekenauto. „Zullen
we deze jongeman het eerst meenemen?
Vooruit George, kom hier met de bran
card
„Dokter!", kwam 't fluisterend van Jim
mie's lippen. Lynne deed een stap achter
uit. Gedurende een ogenblik staarde hij
haar aan en het scheen haar toe, alsof er
een immense afkeer in zijn ogen te lezen
was. Daarna kreeg de pijn weer de over
hand en terwijl hij haar naam nog eens
voor zich uit fluisterde, verloor hij op
nieuw het bewustzijn.
Lynne en Jean zaten samen achter in
de ziekenauto op weg naar het ziekenhuis.
Jean was nog steeds zichzelf niet meester
en lachte een vreemd lachje. „Waarom
noemden ze jou dokter", vroeg ze opeens.
„Je bent toch niet écht dokter?"
„Dat ben ik wel!"
„Dokter?", herhaalde Jean ongelovig.
„Maar waarom heb je ons dat niet ver
teld?" Ze kneep haar mooie ogen half
dicht. „Je kende Jimmie's complex ten
aanzien van dokters, was 't dat? Hij zal
't je nooit vergeven, dat je 't hem niet
verteld hebt. Dat verklaart natuurlijk ook,
waarom je mijn vader zo goed kent. Maar
waarom vertelde hij me niet, dat je een
dokter was....?"
„Het was een weddenschap", antwoord
de Lynne ongelukkig. „Een dwaze wedden
schap
„Inderdaad hèèl dwaas", gaf Jean toe.
„Je bent echter oud genoeg om te weten
wat je ondernam, en ik zou niet graag
in je schoenen staan tegenover Jimmie.
Mannen houden er over 't algemeen niet
van voor de mal gehouden te worden".
Lynne zweeg. Ze keek naar Jimmie en
wenste, dat hij enig teken van weer bij
bewustzijn komen zou geven. Het was
alsof door deze gebeurtenis de heerlijke
dagen, die achter haar lagen, met één slag
weggevaagd waren en er nog slechts de
harde werkelijkheid voor haar bestond.
Toen ze bij het ziekenhuis aankwamen,
liep alles vlot van stapel. De twee man
nen werden opgenomen en samen met de
ziekenhuis-dokter nam Lynne de verwon
dingen op. Een hoofdverpleegster nam
Jean mee en gaf haar een zenuwstillende
poeder, waarna ze in een wachtkamer
bleef wachten, tot Lynne zover was om
haar mee naar huis terug te nemen.
Het duurde een uur, voordat Jimmie
langzaam zijn ogen opsloeg. Hij leed veel
pijn. Zijn hoofd klopte en zijn ledematen
waren stijf, als waren ze geen deel van
zijn lichaam. Hij keek om zich heen en
nam de witte wanden van de ziekenzaal,
de aetherlucht en andere typische zieken
huis-verschijnselen in zich op. Zijn ene
arm was verbonden. Vaag herinnerde hij
zich, dat dit het laatste was, dat hij bewust
had gezien, terwijl hij daar op de grote
weg lag: dat verbinden van zijn arm met
repen badhanddoekHij hoorde men
sen praten en hij onderscheidde Lynne's
zachte stem. Hij trachtte zich iets op te
richten, maar dit was te veel gevergd. Uit
geput zonk hij weer in de kussens. Hij
ving enkele woorden op van het gesprek,
dat gevoerd werd. „Het was een geluk,
dat u erbij was, dr. Thorn", zei een man
nenstem. „Een en ander had er voor hem
veel erger uitgezien als u niet dadelijk
handelend was opgetreden. Ik geloof, dat
hij er zoals de zaak er nu uitziet
betrekkelijk gauw bovenop zal komen,
met rust en goede verzorging zal hij wel
spoedig weer genezen zijn. Het is mij wer
kelijk een groot genoegen met u kennis ie
hebben mogen maken. Ik had van dr.
Philip Harris wel eens over u gehoord. Hij
is zeer ingenomen met uw werk".
Lynne lachte en protesteerde. „Dr. Har-
ris overdrijft", zei ze met nadruk. „Zal ik
nu nog even naar mijn patiënt gaan kij
ken?"
Ze liep de zaal in en toen ze zag, dat
Jimmie bij kennis was gekomen, was ze
met enkele stappen naast zijn bed.
„Jimmie, lieveling, ik vind 't zo vrese
lijk", zei ze zachtjes, „dat zo iets nu ge
beuren moest! Maar je zult gauw weer
beter worden
Natuurlijk, dokter, daaraan twijfel ik
niet", antwoordde hij en ze huiverde bij
het horen van de bittere klank in zijn
stem.
„Jimmie", begon ze, „wees niet boos!
zou je toch alles verteld hebben....".
Hij sloot zijn ogen.
„O, Jimmie, kun je dan niet begrijpen,
dat 't tussen ons niet het minste verschil
maakt", trachtte ze hem te overtuigen.
„Ook al ben ik dokter, ik houd van je! En
ik zal je bewijzen, dat het geen verschil
maakt!"
„Dr. Thornherhaalde hij langzaam
en moeilijk. „Wat zul je gelachen hebben,
dat je ons helemaal zo voor de mal hield.
(Wordt vervolgd).