NS WORDEN
n* altt-
Het Hek van de Dam
De Surinaamse bosnegers
verrichten wonderen
E
éénmaal
In de hoofdstad uit
of: Margje en de plumpudding
Heringa Wuthrich
Kolenproductie
in November
Fabriekseigenaar van
brandstichting verdacht
de sig<
de sigaret met het grootste aantal vaste rokers!
Bont en blauw
Rijp en groen
ZATERDAG 22 DECEMBER 1951
ADVERTENTIE
HET wordt elk jaar moeilijker om Kerst
mis te vieren, peinst Simon. In de
étalage van een banketbakkerswinkel lig
gen koekjes met rode strikjes, broden met
sneeuw en cakes met dennetakjes. In een
drankwinkel hebben de staande flessen het
rood en de liggende de sneeuw. Kerstmis
is eindeloos gevarieerd, denkt hij.
Simon herinnert zich hoe hij eens een
kruik jenever mee naar Zweden wilde
nemen. Bij de Duitse grens ging alles goed
en de Deense douane was geschikt. Aan de
Zweedse grens werd de koffer openge
maakt en toen vloekte en bad hij beurte
lings om die éne kruik. En ze vonden niets.
Natuurlijk vonden ze niets, want de fles
was in Denemarken al gestolen. Net Kerst
mis. Je loopt een heel jaar met een koffer
tje met kerstfeer rond en als je op Kerst
mis het deksel optilt dan zie je dat ze al
je verlangens hebben gestolen. De banket
bakkers, de radio, het druilweer, de drank
winkels, de advertenties en de plumpud
ding in blik.
HIJ is op weg naar Margje. Hij is ver
liefd op Mai'gje. Pas sinds een paar
maanden. Toen zat hij eens met haar
in een amphibie. Op Sdheveningen. Na
een kwartiertje varen koerste het ding weer
op het strand aan en Margje zei: „Als je
nu een beetje voorover buigt en scherp
naar de kust tuurt, dan lijk je sprekend op
die sergeant uit die film, weet je wel?"
Verschrikkelijk boos is hij toen geworden:
„Jij probeert van je leven een film te
maken. Als je picknickt denk je aan
„Liefde op een eiland", als je in een kano
zit aan „Oceanliner" en in de bioscoop
denk je dat je de heldin bent". O, hij had nog
veel meer gezegd: Dat ze de droomwereld
van de film moest toetsen aan haar eigen
bestaan in plaats van haar tevredenheid
om zeep te brengen in de schaduwsfeer
die ze opriep door achter elke situatie een
filmsynoniem te zoeken.
Maar zij hoorde hem niet. Zij zat te
denken en zei plotseling: „Herinner jij je
nog dat opstel dat je geschreven hebt toen
je nog studeerde?" Dat deed hij. „De
morgen" heette het en het begon: „De
zon komt op, helium is een prachtig gas.
Van mij af verdicht zich de lucht tot een
donker azuur, heel erg mooi, als T.L.-bui-
zen". Het hele opstel door had hij deze
stijl volgehouden. Tot aan de „Transfor
mator van je mond" toe. Hij had zijn ziel
er in gelegd en dacht een nieuwe stijl te
hebben geschapen. Maar het werd alleen
maar een succes omdat iedereen het „ver
rukkelijk absurd" vond.
Margje zei: „Vind je ook niet dat de
drang gehad om dingen naakt te leggen,
het woord minder mensonterend is dan
op te gaan in die éne gevoelloze functie:
De Techniek?"
Simon liep langzaam verder De straten
waren glanzend nat in de lichtschijn van
de feestelijke étalages. Hij had altijd de
drang gehand om dingen naakt te leggen.
Als kind had hij eens aan zijn moeder ge
vraagd of de Koningin óók haar nagels
moest knippen. Hij haatte alle franje: De
romantiek van de frontsoldaat: hij had eens
geschreven dat heldenmoed niets anders
was dan de foute beoordeling van een situ
atie, de verheerlijking van het moeder
schap: loutere normaliteit en elke vorm
van snobisme. En nu die bakkers met hun
rode en witte étalages en sneeuwklokken
en kerstballen.
„Ik ben cynisch", denkt Simon. „Zo cy
nisch als het maar kan. Omdat ik leeg
ben".
Hij had Margje in de hoot geantwoord
dat hij nog steeds in zijn opstel geloofde.
Maar op weg naar huis schaamde hij zich
en ging naar de straat waar zij woonde. Ze
deed zelf open. En voordat hij iets gezegd
had, kuste ze hem. Hij voelde zich als een
gekke, kleine jongen. Hij fluisterde: „Ik
houd van je, want ik heb je nodig". En dat
klonk niet als een formule, want ze be
greep hem.
„Ik ben cynisch", denkt hij, „want steeds
opnieuw weet ik dat ze zinloze dingen zegt.
Zinloos voor mij, omdat ik ze niet kan aan
voelen. En nu ga ik Kerstmis bij haar vie
ren. Ze zal zeggen dat we gelukkig moeten
zijn. Dat er op het ogenblik mensen dood
gaan, kou hebben, honger lijden en moor
den. Ze zal kaarsjes aansteken en „lieve
ling" tegen me zeggen. Maar ik geef niets
om Kerstmis. Ik heb haar alleen nodig.
Kerstmis is een plumpudding die door koele
handen is gekneed en in een blik zit waar
geen lucht bij kan. Als je hét blik op Sin
terklaas opent, is de pudding Sinterklaas
cake, op Kerstmis plumpudding en op 31
December het voorbije jaar dat opgegeten
moet worden. Maar Margje is altijd Marg
je. En God geeft dat ze vanavond geen
vredig kerstengeltje probeert te zijn. Als ik
maar niet cynisch ben. Als ik maar niet
zeg dat ik volgend jaar Kerstmis op Luilak
wil vieren. Alles naakt willen zien."
Simon lacht luid en de mensen op straat
knikken hem vriendelijk toe.
Naakt. Wat is naakt? Teruggebracht tot
zijn ware proporties. Naakt is teruggebracht
tot zijn eigen proporties. Maar ik ken de
proporties niet en daarom kun je door mijn
cynisme heenprikken. Margje prikt er
doorheen. Zonder dat ze het weet. Ze heeft
van de film nog niet geleerd geraffineerd
te zijn. Cynisme en oprechtheid gaan niet
samen.
Als er nu maar sneeuw viel. Dan zou
deze Kerstmis voor mij geen maskerade
zijn. Als je alles kapot maakt, is alles dan
ook weg? Waar beginnen kleren en waar
houden ze op? Proporties moeten toch
ergens op terugvallen. God. God, zeggen ze.
Maar ik geloof niet in een God van Kerst
mis. Ik geloof in een Kerstmis van de ban
ketbakker en de sigarenwinkelier. Margje
gelooft in een God van alles. Margje gelooft
aan alles waar gebrek aan zekerheid haar
bekoort. Misschien gelooft ze daarom niet
in mij. Ze houdt van me. Ze weet niet eens
dat ze door mijn papieren zekerheid heen-
prikt. Zou ze anders nog van mij houden?
Maar ik ben geen speelpop. Als ze zeker
van zichzelf was, zou ze niet zo gek zijn op
de film. En misschien ook niet op mij. Ze
denkt dat ik zeker ben. Ze houdt van mijn
zekerheid. Van een phantoom. Ze is wreed
omdat ze van me houdt. Om iets wat ik
niet heb. Zoals een kind houdt van een pop
en denkt dat het ding levend is.
Wat zal ik haar zeggen? Margje, waarom
vier je Kerstmis? Wil je misschien dat ik
met je ga souperen in Centraal? Dat ik de
rol speel van de kapitein in „Christmas for
twó"? Je handen strelen, champagne
toasten en een arm meisje binnen halen om
kreeft te eten? Wil je dat?"
Simon lacht luid en de mensen op
straat kijken hem vriendelijk aan „Ik houd
van je, want ik heb je nodig", had hij toen
gezegd in de zomer. Hij houdt van Margje
sinds ze hem voor die afgrond van zijn
functionele beperktheid plaatste en hij
voelde dat ze er samen een brug over kon
den slaan. Ieder een halve brug. En mid
den op die brug samen gelukkig zijn. Zij
had alles wat hij miste en hij kon orde
stellen op haar complexe gaven. Dat kon
hij. Hij had toen tegen haar gezegd dat hij
de sleutel wilde zijn op het slot van haar
talenten en zij zei dat het andei'som was.
Psychologische kolder. Sleutel en slot.
Twee wielen onder de wagen van het leven.
Ik moet een supplementwiel hebben. Geen
slot. Ook kolder, denkt Simon en stoot
hard tegen en vent aan die niet genoeg
opzij gaat. „Wat een drukte hè", zegt de
vent. „Des te meer reden om uit je ogen
te kijken" zegt Simon.
„Wat zal ik haar zeggenWat zal ik haar
zeggen?"
„Zeg maar dat je leeg bent en zeg maar
dat je helemaal niet leeg behoeft te zijn.
En dat je stapelgek op haar bent".
JU aar ze is zo wreed. Zo ongelooflijk
wreed".
Waarom houd je dan van haar?"
Omdat ik haar haat".
,Je draait je zelf op. Je haat je zelf, om
dat je haar liefde niet begrijpt.
Simon loopt met Simon op straat. Hij
zou Simon het liefst een trap geven.
„Zeg Simon, ga ik straks naar binnen of
jij?"
„Jij".
„Waarom?"
„Omdat het Kerstmis is. De tijd die alle
verwachtingen de bodem inslaat. Jij haat
haar. Jij gaat naar binnen".
„Maar ik zou voor me zelf gaan en jij
voor haar. Kerstmis is vrede voor de men
sen van goede wil".
„Waar komt die vrede vandaan? Uit het
blik pudding soms?"
„Van God, weet je wel. We geloven alle
bei in God. Jij door je verzet tegen Hem
en ik door mijn volgzaamheid".
„Maar we bereiken er geen van beiden
iets mee".
Laten we dan samen naar binnen gaan".
Goed we gaan samen".
Door de plassen. Mensen omzeilend.
Haast. Haast. Steeds sneller. Maar Margje.
ADVERTENTIE
Haarlem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
De beminde. De gehate. Naar Kerstmis.
Naar Kerstmis?
DOOR het luikje het touwtje grijpen
en trekken. De deur openduwen. Marg
je zegt: „Deuren maken geen geluid in
vriendenhanden." Ze zei het heel zachtjes.
„Simon ik ben erg gelukkig dat je gekomen
bent. Maar kwam je voor je zelf of voor
mij
Ze weet alles.
„Nee", schreeuwt hij. „Ik ben alleen. Ik
bedoel voor jou. Voor jou."
„Je bent alleen. Goddank. Je bent
alleen."
En dan is er nergens plaats meer voor
woorden.
„De transformator van je mond", fluis
tert Margje, als ze de kamer in gaan.
Ze steekt de kaarsjes aan.
„Margje, moeten we niet heel gelukkig
zijn
„Alle Kerstgebeuren is een wonder. Daar
moet je toch altijd gelukkig mee zijn,
Simon?"
Hoe armer je bent, hoe groter het won
der. Hoe kouder je het hebt, hoe meer
honger je lijdt. Dan is er bij mij een groot
wonder gebeurd.
„Margje, er is bij mij een groot wonder
gebeurd."
„Mens worden is een erg groot wonder.
Mens worden is Kerstmis", zegt Margje.
N Simon zoekt op de radio naar het
lied van de mensen van goede wil.
Margje snijdt plumpudding.
De 's Gravendeelse bakkers hebben zelf
de prijzen voor het zogenaamde volksbrood
met een cent verhoogd tot 31 cent, als protest
tegen door de regering toegestane prijs van
30 cent.
De kolenproductie der Nederlandse mij
nen bedroeg in November (25 werkdagen)
1.048.600 ton tegen 1.126.200 ton in October
(27 werkdagen). De gemiddelde productie
per werkdag was 41.900 ton tegen 41.800
ton in October. De totale invoer was
563.800 ton tegen 544.700 ton in October.
Vorige week heeft te Bolsward een vrij
hevige brand gewoed in de onlangs ge
stichte chemisch-technische fabriek. De
schade bedroeg ongeveer 15.000.Thans
is, verdacht van brandstichting de eige
naar van deze fabriek, de 37-jarige S. K. J.
op last van de officier van Justitie gearres
teerd.
In Den Haag is de trekking gehouden
van de loterij van het Nationaal Nieuw Gui-
nea-comité. De hoofdprijs f 15.000 viel op no.
3278; de tweede prijs f 1000, op no. 3772; de
derde prijs f500 op no. 2259.
ADVERTENTIE
De commissaris had ons op het hart ge
drukt niet dan de meest noodzakelijke
bagage mee te nemen. Wij hebben dus zeer
weinig kleding bij ons en die wordt in deze
omstandigheden al gauw erg vuil, vooral
de mijne! Ik ben er bovendien in geslaagd
de door Antoinette zo zorgzaam ingepakte
reistas in een dusdanige toestand van ver
warring te brengen dat ik er nauwelijks in
durf kijken. Schubert echter is een man
van orde en heeft zijn zaakjes keurig voor
elkaar. Ik heb hem zelfs doende gezien met
een stuk huishoudzeep en een van de ver-
makelijkste ogenblikken van de reis was
toen ik hem, in zijn korjaal, tussen de hef
tig roeiende zwarte mensen, bezig zag met
zijn bebrild partiturengezicht de was over
zijn kastje uit te spreiden ter droging! Er
is niet aan te ontkomen; ook ik zal tot der
gelijke maatregelen moeten besluiten en als
we op een zandplaat landen verzoek ik
Schubert mij in het wassen van kleren
enig onderricht te geven. Te dien einde
begeven wij ons samen naar de rivier. „Je
moet", zegt hij, „eerst de stukken goed in
zepen, als het laatste in de zeep staat kun
je het eerste stuk gaan uitspoelen enzo
voorts.
„Ik geloof niet," zeg ik enigszins be
schaamd, „dat ik er bar handig in ben."
„Het zal er in elk geval niet vuiler van
worden dat kan niet", is zijn troostrijk
ADVERTENTIE
antwoord. Hij inspecteert hoofdschuddend
mijn reistas. „Hoe krijg je het zo, overal
zit tandpasta en zeep aan, met zand ook
nog vindt je dat misschien artistiek?"
Ik zwijg, een weinig bedremmeld. De goe
de Christoforus voegt zich bij ons en wij
scheppen gezamenlijk enige orde. „Meneer
moet zich ook niet met zeep wassen", zegt
Christoforus, bezorgd het hoofd schuddend,
„daar krijgt meneer zulke grijze haren
van!" Wij zien geen kans hem dit uit het
hoofd te praten.
Het wordt mij hoe langer hoe duidelijker
dat men mij, op grond van deze grijze
haren, voor een zeer oud mannetje houdt.
De Creolen worden pas grijs op een hoge
leeftijd en een grijze bosneger heb ik niet
gezien, behalve de tachtigjarige kapitein.
Om mijn grijze haren is het dat ze mij uit
de korjaal dragen en de anderen laten wa
den en dit is wel erg pijnlijk voor mij, maar
dat heeft ook voordelen.
Het is alsof, naar mate we verder komen,
de natuur steeds mooier, de bosnegers
steeds vrolijker worden. Niets ontgaat hun
scherpe ogen, telkens roepen ze elkaar toe:
loeko, loeko ze wijzen naar iets, voor
mij onzichtbaars, in het woud of in de ri
vier. In een korjaal, die voor mij uitvaart
zit de beste schutter. Ik zie hem, plotseling
overeind gekomen, zijn boog gespannen, in
het water turen. Hij schiet en direct daar
op zien we de pijl zich op een vreemde,
hotsende wijze door het water voortbewe
gen. De djoeka springt er achter aan en
trekt met de pijl een vis uit het water. Dit
herhaalt zich enige malen per dag: mist de
schutter, dan klinkt er hoongelaoh, maar
is het raak dan heerst er grote vreugde. De
bogen zijn vaak heel groot, soms wel 1.60
tot 1.80 meter, en van letterhout vervaar
digd. De pijl. heeft een kleine punt met
een weerhaakje.
Aardig is dat de djoeka's al deze dingen
zelf maken: de korjalen, pijl en boog, de
pagaaien (die zij parels noemen), allerlei
Donderdagavond had de Reguliers-
breestraat beter Reguliersmalstraat kun
nen heten, want er was zo tussen ne
gen en half tien geen doorkomen aan.
Uit het theater Tuschinski stroomden
vele honderden mensen, die zich zo
juist in deze vergulde droomsalon kleu
renblind hadden zitten staren op de
verfilmde Vertellingen van Hoffmann
en van de Muntzijde kwam tegelijker
tijd een machtig uitvloeisel van de Rode
Zee aanspoelen om nauwkeuriger te
zijn: een zee van overwegend roodge-
zinde lieden in wandelcostuum, die het
feest van „de Groene" wensten bij te
wonen. Er waren enige provinciale aar-
zelaartjes, die blijkens hun opmerkin
gen dachten dat de beurtelings rode en
groene stoplichten tot de gelegenheids
illuminatie behoorden. Intussen droeg
een charge van de bereden politie er
veel toe bij het aantal met zeer beleef
de verwensingen gepaard gaande bot
singen en het kleurenspectrum met bont
en blauw te vergroten. Men zag vooral
veel Persianer bont in de verwarring.
Het was kortom zo'n uitstekend geor
ganiseerde janboel.dat wij eigenlijk van
een johannesboel zouden moeten spre
ken.
Gelukkig bood de hal van Tuschinski
aan iedereen voldoende ruimte om zich
weer met de vlakke hand in de plooi
te strijken. Toen dat ten slotte gebeurd
was en alle partners voor deze avond
elkander uitvoerig gerompslompt had
den, voltrok zich als bij toverslag een
wonderlijke metamorfose doordat hon
derden mensen elkaar opeens herken
den en de hand gingen schudden. Wij
zagen zelfs een heer wiens rechterhand
absoluut niet wist wat zijn linker deed,
gezien de warme kracht waarmee de
één de ander in een hartelijke greep ge
klemd hield.
Onze plaats bevond zich in de rech
ter balconloge. Nauwelijks waren wij,
na moeizaam strompelen door de schit
terende vezels van de welige traplopers,
op de gewenste verdieping aangekomen,
of daar overviel ons een oude ziekte:
de twijfel. Reeds als schooljongen wis
ten wij nimmer zonder ingewikkelde
berekeningen te zeggen wat rechts of
links was. Wij herinnerden ons bij
voorbeeld nog hoe wij ons in het altijd
naar boenwas ruikende gymnastieklo
kaal opstelden met het gezicht naar de
wandklok, om er zodoende zeker van
te zijn dat wij het been aan de kant
van het wandrek het eerst voorwaarts
moesten zetten bij een marsbevel van
de bovenmeester. Op onze eerste zee
reis (naar Marken en Volendam) vroe
gen wij de kapitein van het schip of hij
zo goed wilde zijn even rechtsaf te
slaan omdat ons petje overboord was
gewaaid, maar in plaats van aan ons
verzoek te beantwoorden dreigde hij
ons in de eerste de beste draaikolk te
slingeren. In de politiek is het nog veel
moeilijker, want nauwelijks is het link
se rood rechts geworden of men noemt
het X'ose. En het weekblad, welks 75-
jarig bestaan wij zouden gaan vieren,
is links en noemt zich groen!
In uiterste wanhoop wendden wij ons
daarom tot een juffertje in het blauw,
wier taak het is de bezoekers naar hun
plaatsen te brengen en programma's te
verkopen. Die zou ons wel even helpen,
verklaarde zij met een glimlach die wij
nog steeds niet uit de herinnering kun
nen bannen. Het bleek echter dat de
gasten hier de waardin moeten vertrou
wen zoals zij zelf zijn, want wij kwa
men natuurlijk precies aan de verkeer
de kant terecht. Dus sjokten wij maar
terug, weer over kostbare tapijten. Die
schijnen in huize Tuschinski nooit op te
raken. Onderweg kruisten wij het pad
van de gedienstige. „U moet het mij
maar niet kwalijk nemen", zo luidde
haar vraag om verontschuldiging. „Ik
ben hier pas een week, ziet u.
Het programma onder de titel „Rijp
en groen" begon precies op de ver
wachte tijd, dat wil dus zeggen een half
uur en vijf minuten te laat. Het eerste
nummer was gecomponeerd door Lex
van Delden, de ouverture „De koperen
ploert". Wij hadden eigenlijk een nieuw
werkje verwacht van Matthijs Vermeu
len, alias de koperen ploertendoder. Het
thans ten gehore gebrachte bleek een
variatie te zijn op het lied „Mama, ginds
ligt een Barnevelder in het water". Vele
mensen dachten dat het de Zesde Sym-
phonie van Vermeulen was, zij klapten
althans even luid als voor de vijf daar
aan voorafgegane bij elkaar.
In de courant van gistei-en heeft u
kunnen lezen wat daar allemaal op volg
de. Het geheel was samengesteld onder
het motto: „Wie nu zorgt, wie dan
leeft". Een zeer speciaal nummer daar
bij was het geruisloos in de grond zak
ken van de microfoon. Het aardige
daaraan vonden wij dat het absoluut
nergens toe diende, want even later
kwam het apparaat weer tevoorschijn.
De eerste die er gebruik van maakte
was de heer Oubol, de zieleherder zon
der schapen, die volgens de conférencier
zijn lorgnetje hoog en de ziel rein houdt.
Zijn optreden was zo goed dat wij er een
éloge aan zouden willen wijden, omdat
een lofspraak te gewoon zou zijn. De
zingende zwerver Frans van Schaik
oogstte veel succes met het pikante liedje
„De Peren" van Dirk Witte, dat hij in
een beleefd aanbevelend woordje ken
schetste als „klassiek, onsterfelijk zou ik
bijna zeggen". Dat merkwaardige „bij
na" bleek achteraf een kleine prélude te
wezen op zijn poging om het alsnog naar
de andere wereld te brengen.
Hebben wij al opgemerkt dat het pu
bliek in twee delen uiteen viel? In de
ene helft van de zaal zaten de genodig
den, in de andere helft de ongenode gas
ten. Omdat deze laatsten zoals het
spreekwoord zegt, zelden aangenaam
zijn, werd er op het toneel van alles ge
daan om hen plezierig bezig te houden.
'Degene die daar het best in slaagde was
de zoon van een vroegere minister.
„Kan u Wim Ken eigenlijk?" Dit laatste
grapje vindt u misschien niet zo leuk,
maar het is ook van Toon Hei-mans.
Er zat wel vaart in het programma,
zonder dat wij nu precies zouden kun
nen zeggen welke vaart. In elk geval
was het geen trekvaart. Bijzonder heb
ben wij ook gesmuld van de aria „Ze
ventien glaasjes per uur, mijn vrouwtje,
altijd kijkt zij even zuur" van Otto Cou-
perus uit de opera „De bekeerde dronk
aard" van Gluck, waarvan wij zo'n dorst
kregen dat wij in de pauze werkelijk
dachten dat een glaasje sina-sappel-sap
tot de kostelijkste vochten ter wereld be
hoorde. Maar de leukste opmerking van
de gehele avond vonden wij die van
Ten bate van de Stichting 1940-1945
wordt op 24 December in de Stads
schouwburg de première gegeven
van het toneelstuk „De andere wet"
door Maurits Dekker (schrijver van
„De wereld heeft geen wachtka
mer"). De medespelenden zijn Annie
de Lange, Marie Hamel, Mary Smit-
huyzen,Jo Sternheim,Johan Schmitz,
Henk Schaer, Rob de Vries, Jan
Modderman en Herman Sternheim,
die ook de regie voert.
Zaterdagavond vertoont het A.T.G.
„Het hart vol sintels" van Obey,
Zondagavond „Het mannetje in de
maan" van Hunter, Dinsdagmiddag
„Drpom der gevangenen" van Fry
en „Met eervol ontslag" van Terence
Rattigan, Woensdagavond wederom
„Het mannetje in de maan" en Don
derdagavond „De landauer met zes
paarden".
Voor Zondagmiddag staat qp de
agenda van de Stadsschouwburg „La
Bohème" van Puccini door de Ne
derlandse Opera, die Dinsdagavond
„Un ballo in maschera" van Verdi
opvoert en Woensdagmiddag „La
Traviata".
In het Centraal Theater is het Vrije
Toneel van Cor en Anton Ruys van
heden af weer dagelijks „In Londen
staat een huis" aan het vertonen.
De Nederlandse Comedie gaat in het
Ueidseplein Theater door met het
blijspel „Eens in de honderd jaar"
en in de Kleine Komedie het gezel
schap van Johan Kaart met „De ap
pels van Eva" en daarin zeven rollen
van Enny Mols de Leeuwe. Carré is
door het circus Slrassburger in bezit
genomen.
Zondagmiddag wordt er in het Con
certgebouw een jubileumconcert ge
geven van het Genootschap van
Nederlandse Componisten met wer
ken van Dopper, Henkemans, Van
der Griend, Karei Mengelberg en
Alexander Voormolen, uitgevoerd
door het Concertgebouw Orkest on
der leiding van Eduard van Beinum.
Solisten zijn Theo Olof (viool) en
Jan Bos (hoorn).
Dinsdag is er in het Concertgebouw
een Kerstmatinée: Jan Smeterlin
speelt werken van Chopin in de gro
te zaal. Woensdagmiddag speelt het
door Van Beinum gedirigeerde Con
certgebouw Orkest werken van
Bach, Brahms en Cesar Franck. De
violisten Jan Damen en Jan Bresser
verlenen medewerking.
In museum Willet-Holthuysen wordt
een expositie gehouden van „Het
glas door de eeuwen". In de galerie
Le Canard houdt Ger Langeweg een
jubileumtentoonstelling.
VS
Anton Koolhaas in zijn hoedanigheid
van explicateur bij een stomme film
over een expeditie per luchttrein naar
een andere planeet, vol met bloemen uit
de ijstijd. Daar liet hij een van de leden
van de reisvereniging uitroepen: „Is
hier dan nergens een consumptietent?"
Het was een rake avond. Met recht
kon men zeggen: „Hoe groen was mijn
Amsterdammer?" BOEDA
In bijgaand artikel zet de beeldhouwer
Mari Andriessen de beschrijving voort
van zijn indrukken, opgedaan tijdens
een tocht met de districtscommissaris
over de Saramaccarivier.
vistuig. De korjalen zijn ware kunstwerken,
edel en rank van vorm, zij variëren tussen
de 4 en 12 meter en worden uit boomstam
men vervaardigd met een soort bijl, niet
ongelijk aan het werktuig waarmede vroe
ger de scheepsbouwers bij ons werkten. Zij
worden in het vuur verhit, waardoor de
naden dichttrekken, maar de wanden uit
buigen en daardoor wordt, overigens onge
wild, de fraaie vorm verkregen. Men plaatst
dan de dwarslatten, die als zitbankjes
dienst doen er in en na afkoeling zit alles
muurvast!
Ook de „parels" zijn fraai van vorm en
dikwijls met aardig, eenvoudig snijwerk
versierd. Hoger op, bij de grote stroomver
snellingen, worden deze versieringen uit
voeriger en werkt men ook met kleur. Ik
heb heel sierlijke parels gezien. De djoeka
schenkt die aan zijn geliefde, die er overi
gens even behendig mee omgaat als hij zelf.
Wonderen doen de bosnegers met hun
houwers, zij hakken er de paden in het
bos mee open, zij maken er hun vaarbomen
mee, zij snijden er mee in hout, zij hakken
het struikgewas aan de oever er mee weg,
waar zij een kampeerplaats maken; maar
zij maken er ook een vis mee schoon en
ontleden er het wild mee! Hun jachtgewe
ren zijn meestal van oud model; als zij
schieten plaatsen de djoeka's het geweer
niet tegen de schouder, maar houden het
met gestrekte armen voor zich uit, zij schie
ten er daarom niet minder raak mee! Het
is de ergernis van de commissaris dat zij
veel te veel schieten en de bossen leeg
moorden; zij leven in de verondei-stelling
dat het bos onuitputtelijk is aan wild, de
rivier onuitputtelijk aan vis.
K
Die avond krijgen we een regenbui, een
tropische bui met loodrecht neervallende
grote druppels die een gordijn van water
om ons heen vormen. Ik zit onder mijn
hangmat met twee zwarte mannen. Wij
roken, grijnzend. Nu we absoluut niets te
doen hebben, nemen we elkaar nauwkeurig
op, wij zitten vlak tegen elkaar aan, ik in
het midden. Wij grinniken en worden alle
drie tenslotte een beetje verlegen. Ik kijk
naar hun donkerbruine armen, de handpal
men even blank als de mijne, hun voeten
als van oud leer, hard en met diepe kloven.
Zij zitten als apen, opgevouwen, de knieën
tegen de schouders. In de loop van drie
eeuwen kwamen 250.000 van hun voor
ouders, als beesten in schepen op elkaar
gepakt, hier heen, werden verkocht, sloof
den op de plantages voor „twee bossen
bananen en een pond zout vlees per week"
en overvloedig zweepslagen! Bij de vrij
making in 1863 waren er nog 30.000! Nu
zitteh wij hier met z'n drieën voor de regen
te schuilen en glimlachen tegen elkaar als
kleine jongens die elkaar nog niet zo heel
goed kennen!
Zo'n tropische regenbui duurt niet te
lang de maan komt weer door de wol
ken, wij staan op en rekken ons uit, ik leg
mijn hand op de schouder van de ene
djoeka. Smoko, smoko, zegt hij en ik geef
hem en z'n maat een cigaret.
Hier aan de overkant, zegt de commissa
ris, is een kamp van goudzoekers, hebt u
er plezier in er met mij heen te gaan? (Met
uitzondering van Schubert en ik zeggen wij
in het bivak u tegen elkaar, ik vind dat erg
prettig, wij tutoyeren elkaar veel te snel
in Holland, en dat is wederom een teken
van vormverlies. Het is aardig om iemand,
die men graag mag en vrij langdurig kent,
voor te stellen, elkaar te tutoyeren, het
krijgt dan een bijzondere betekenis, nu jij't
en jou't men er maar direct op los.)
Wij gaan met een stallantaarn in een
korjaal, wij varen naar de overkant en
beklimmen een vrij st.Ue oever. Enige
armzalige hutten staan daar en uit een
daarvan komt een donkere man, ik kan
alleen zijn shirt en zijn broekje zien, al het
andere is in de donkere achtergrond op
genomen. Maar hij herkent direct de com
missaris en hij blijkt een man van uitge
zochte hoffelijkheid te zijn, hij komt van
Demarara en is Brits onderdaan, dit zegt
hij niet zonder trots. Ik zie nu naast hem
een heel oud klein mannetje staan. Beiden
spreken zeer langzaam en duidelijk Engels
en beginnen elke zin met: „Well" en ein
digen elke zin met een soort berustend
„Yes Sir".
„Ik en deze oude man," zegt de jongste
met een buiging in de richting van de in
lompen gehulde grijsaard, „hebben samen
een schacht van 30 meter diep gegraven,
maar wij vinden slechts weinig goud. Yes
Sir." Zij maken beiden de indruk zeer def
tige heren te zijn die uit een gril deze ar
moede gekozen hebben. Zij zouden, zeggen
zij, met een moderne installatie wel meer
aan de dag brengen, maar waar zouden zij
iemand vinden die hun dit geld ter beschik
king stelde; niemand zal dit doen, want wij
zijn heel arme mensen. Yes Sir." Zij heb
ben hier wat vruchten en zij jagen en vis
sen. Zij zijn niet ontevreden, het geluk is
niet in de rijkdom. Yes Sir.
De beide mannen vergezellen ons als
perfecte gentlemen naar onze korjaal, be
minnelijk, maar niet onderdanig. Wij varen
naar het bivak terug en wederom staan de
gesluierde spoken aan de oever in het
maanlicht, wederom kwaken de kikkers
geweldig. De djoeka's zitten zwijgend en
roerloos bij een stervend vuurtje: we roken
nog een pijp, maar het duurt niet lang of
we liggen in onze hangmatten tussen twee
stallantaarns, geflankeerd door de eenvou
dige hangmatten van de bosnegers en ik
wacht op het opwindend gehuil van de
brulapen.
MARI ANDRIESSEN.