NS WORDEN n* altt- Het Hek van de Dam De Surinaamse bosnegers verrichten wonderen E éénmaal In de hoofdstad uit of: Margje en de plumpudding Heringa Wuthrich Kolenproductie in November Fabriekseigenaar van brandstichting verdacht de sig< de sigaret met het grootste aantal vaste rokers! Bont en blauw Rijp en groen ZATERDAG 22 DECEMBER 1951 ADVERTENTIE HET wordt elk jaar moeilijker om Kerst mis te vieren, peinst Simon. In de étalage van een banketbakkerswinkel lig gen koekjes met rode strikjes, broden met sneeuw en cakes met dennetakjes. In een drankwinkel hebben de staande flessen het rood en de liggende de sneeuw. Kerstmis is eindeloos gevarieerd, denkt hij. Simon herinnert zich hoe hij eens een kruik jenever mee naar Zweden wilde nemen. Bij de Duitse grens ging alles goed en de Deense douane was geschikt. Aan de Zweedse grens werd de koffer openge maakt en toen vloekte en bad hij beurte lings om die éne kruik. En ze vonden niets. Natuurlijk vonden ze niets, want de fles was in Denemarken al gestolen. Net Kerst mis. Je loopt een heel jaar met een koffer tje met kerstfeer rond en als je op Kerst mis het deksel optilt dan zie je dat ze al je verlangens hebben gestolen. De banket bakkers, de radio, het druilweer, de drank winkels, de advertenties en de plumpud ding in blik. HIJ is op weg naar Margje. Hij is ver liefd op Mai'gje. Pas sinds een paar maanden. Toen zat hij eens met haar in een amphibie. Op Sdheveningen. Na een kwartiertje varen koerste het ding weer op het strand aan en Margje zei: „Als je nu een beetje voorover buigt en scherp naar de kust tuurt, dan lijk je sprekend op die sergeant uit die film, weet je wel?" Verschrikkelijk boos is hij toen geworden: „Jij probeert van je leven een film te maken. Als je picknickt denk je aan „Liefde op een eiland", als je in een kano zit aan „Oceanliner" en in de bioscoop denk je dat je de heldin bent". O, hij had nog veel meer gezegd: Dat ze de droomwereld van de film moest toetsen aan haar eigen bestaan in plaats van haar tevredenheid om zeep te brengen in de schaduwsfeer die ze opriep door achter elke situatie een filmsynoniem te zoeken. Maar zij hoorde hem niet. Zij zat te denken en zei plotseling: „Herinner jij je nog dat opstel dat je geschreven hebt toen je nog studeerde?" Dat deed hij. „De morgen" heette het en het begon: „De zon komt op, helium is een prachtig gas. Van mij af verdicht zich de lucht tot een donker azuur, heel erg mooi, als T.L.-bui- zen". Het hele opstel door had hij deze stijl volgehouden. Tot aan de „Transfor mator van je mond" toe. Hij had zijn ziel er in gelegd en dacht een nieuwe stijl te hebben geschapen. Maar het werd alleen maar een succes omdat iedereen het „ver rukkelijk absurd" vond. Margje zei: „Vind je ook niet dat de drang gehad om dingen naakt te leggen, het woord minder mensonterend is dan op te gaan in die éne gevoelloze functie: De Techniek?" Simon liep langzaam verder De straten waren glanzend nat in de lichtschijn van de feestelijke étalages. Hij had altijd de drang gehand om dingen naakt te leggen. Als kind had hij eens aan zijn moeder ge vraagd of de Koningin óók haar nagels moest knippen. Hij haatte alle franje: De romantiek van de frontsoldaat: hij had eens geschreven dat heldenmoed niets anders was dan de foute beoordeling van een situ atie, de verheerlijking van het moeder schap: loutere normaliteit en elke vorm van snobisme. En nu die bakkers met hun rode en witte étalages en sneeuwklokken en kerstballen. „Ik ben cynisch", denkt Simon. „Zo cy nisch als het maar kan. Omdat ik leeg ben". Hij had Margje in de hoot geantwoord dat hij nog steeds in zijn opstel geloofde. Maar op weg naar huis schaamde hij zich en ging naar de straat waar zij woonde. Ze deed zelf open. En voordat hij iets gezegd had, kuste ze hem. Hij voelde zich als een gekke, kleine jongen. Hij fluisterde: „Ik houd van je, want ik heb je nodig". En dat klonk niet als een formule, want ze be greep hem. „Ik ben cynisch", denkt hij, „want steeds opnieuw weet ik dat ze zinloze dingen zegt. Zinloos voor mij, omdat ik ze niet kan aan voelen. En nu ga ik Kerstmis bij haar vie ren. Ze zal zeggen dat we gelukkig moeten zijn. Dat er op het ogenblik mensen dood gaan, kou hebben, honger lijden en moor den. Ze zal kaarsjes aansteken en „lieve ling" tegen me zeggen. Maar ik geef niets om Kerstmis. Ik heb haar alleen nodig. Kerstmis is een plumpudding die door koele handen is gekneed en in een blik zit waar geen lucht bij kan. Als je hét blik op Sin terklaas opent, is de pudding Sinterklaas cake, op Kerstmis plumpudding en op 31 December het voorbije jaar dat opgegeten moet worden. Maar Margje is altijd Marg je. En God geeft dat ze vanavond geen vredig kerstengeltje probeert te zijn. Als ik maar niet cynisch ben. Als ik maar niet zeg dat ik volgend jaar Kerstmis op Luilak wil vieren. Alles naakt willen zien." Simon lacht luid en de mensen op straat knikken hem vriendelijk toe. Naakt. Wat is naakt? Teruggebracht tot zijn ware proporties. Naakt is teruggebracht tot zijn eigen proporties. Maar ik ken de proporties niet en daarom kun je door mijn cynisme heenprikken. Margje prikt er doorheen. Zonder dat ze het weet. Ze heeft van de film nog niet geleerd geraffineerd te zijn. Cynisme en oprechtheid gaan niet samen. Als er nu maar sneeuw viel. Dan zou deze Kerstmis voor mij geen maskerade zijn. Als je alles kapot maakt, is alles dan ook weg? Waar beginnen kleren en waar houden ze op? Proporties moeten toch ergens op terugvallen. God. God, zeggen ze. Maar ik geloof niet in een God van Kerst mis. Ik geloof in een Kerstmis van de ban ketbakker en de sigarenwinkelier. Margje gelooft in een God van alles. Margje gelooft aan alles waar gebrek aan zekerheid haar bekoort. Misschien gelooft ze daarom niet in mij. Ze houdt van me. Ze weet niet eens dat ze door mijn papieren zekerheid heen- prikt. Zou ze anders nog van mij houden? Maar ik ben geen speelpop. Als ze zeker van zichzelf was, zou ze niet zo gek zijn op de film. En misschien ook niet op mij. Ze denkt dat ik zeker ben. Ze houdt van mijn zekerheid. Van een phantoom. Ze is wreed omdat ze van me houdt. Om iets wat ik niet heb. Zoals een kind houdt van een pop en denkt dat het ding levend is. Wat zal ik haar zeggen? Margje, waarom vier je Kerstmis? Wil je misschien dat ik met je ga souperen in Centraal? Dat ik de rol speel van de kapitein in „Christmas for twó"? Je handen strelen, champagne toasten en een arm meisje binnen halen om kreeft te eten? Wil je dat?" Simon lacht luid en de mensen op straat kijken hem vriendelijk aan „Ik houd van je, want ik heb je nodig", had hij toen gezegd in de zomer. Hij houdt van Margje sinds ze hem voor die afgrond van zijn functionele beperktheid plaatste en hij voelde dat ze er samen een brug over kon den slaan. Ieder een halve brug. En mid den op die brug samen gelukkig zijn. Zij had alles wat hij miste en hij kon orde stellen op haar complexe gaven. Dat kon hij. Hij had toen tegen haar gezegd dat hij de sleutel wilde zijn op het slot van haar talenten en zij zei dat het andei'som was. Psychologische kolder. Sleutel en slot. Twee wielen onder de wagen van het leven. Ik moet een supplementwiel hebben. Geen slot. Ook kolder, denkt Simon en stoot hard tegen en vent aan die niet genoeg opzij gaat. „Wat een drukte hè", zegt de vent. „Des te meer reden om uit je ogen te kijken" zegt Simon. „Wat zal ik haar zeggenWat zal ik haar zeggen?" „Zeg maar dat je leeg bent en zeg maar dat je helemaal niet leeg behoeft te zijn. En dat je stapelgek op haar bent". JU aar ze is zo wreed. Zo ongelooflijk wreed". Waarom houd je dan van haar?" Omdat ik haar haat". ,Je draait je zelf op. Je haat je zelf, om dat je haar liefde niet begrijpt. Simon loopt met Simon op straat. Hij zou Simon het liefst een trap geven. „Zeg Simon, ga ik straks naar binnen of jij?" „Jij". „Waarom?" „Omdat het Kerstmis is. De tijd die alle verwachtingen de bodem inslaat. Jij haat haar. Jij gaat naar binnen". „Maar ik zou voor me zelf gaan en jij voor haar. Kerstmis is vrede voor de men sen van goede wil". „Waar komt die vrede vandaan? Uit het blik pudding soms?" „Van God, weet je wel. We geloven alle bei in God. Jij door je verzet tegen Hem en ik door mijn volgzaamheid". „Maar we bereiken er geen van beiden iets mee". Laten we dan samen naar binnen gaan". Goed we gaan samen". Door de plassen. Mensen omzeilend. Haast. Haast. Steeds sneller. Maar Margje. ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS De beminde. De gehate. Naar Kerstmis. Naar Kerstmis? DOOR het luikje het touwtje grijpen en trekken. De deur openduwen. Marg je zegt: „Deuren maken geen geluid in vriendenhanden." Ze zei het heel zachtjes. „Simon ik ben erg gelukkig dat je gekomen bent. Maar kwam je voor je zelf of voor mij Ze weet alles. „Nee", schreeuwt hij. „Ik ben alleen. Ik bedoel voor jou. Voor jou." „Je bent alleen. Goddank. Je bent alleen." En dan is er nergens plaats meer voor woorden. „De transformator van je mond", fluis tert Margje, als ze de kamer in gaan. Ze steekt de kaarsjes aan. „Margje, moeten we niet heel gelukkig zijn „Alle Kerstgebeuren is een wonder. Daar moet je toch altijd gelukkig mee zijn, Simon?" Hoe armer je bent, hoe groter het won der. Hoe kouder je het hebt, hoe meer honger je lijdt. Dan is er bij mij een groot wonder gebeurd. „Margje, er is bij mij een groot wonder gebeurd." „Mens worden is een erg groot wonder. Mens worden is Kerstmis", zegt Margje. N Simon zoekt op de radio naar het lied van de mensen van goede wil. Margje snijdt plumpudding. De 's Gravendeelse bakkers hebben zelf de prijzen voor het zogenaamde volksbrood met een cent verhoogd tot 31 cent, als protest tegen door de regering toegestane prijs van 30 cent. De kolenproductie der Nederlandse mij nen bedroeg in November (25 werkdagen) 1.048.600 ton tegen 1.126.200 ton in October (27 werkdagen). De gemiddelde productie per werkdag was 41.900 ton tegen 41.800 ton in October. De totale invoer was 563.800 ton tegen 544.700 ton in October. Vorige week heeft te Bolsward een vrij hevige brand gewoed in de onlangs ge stichte chemisch-technische fabriek. De schade bedroeg ongeveer 15.000.Thans is, verdacht van brandstichting de eige naar van deze fabriek, de 37-jarige S. K. J. op last van de officier van Justitie gearres teerd. In Den Haag is de trekking gehouden van de loterij van het Nationaal Nieuw Gui- nea-comité. De hoofdprijs f 15.000 viel op no. 3278; de tweede prijs f 1000, op no. 3772; de derde prijs f500 op no. 2259. ADVERTENTIE De commissaris had ons op het hart ge drukt niet dan de meest noodzakelijke bagage mee te nemen. Wij hebben dus zeer weinig kleding bij ons en die wordt in deze omstandigheden al gauw erg vuil, vooral de mijne! Ik ben er bovendien in geslaagd de door Antoinette zo zorgzaam ingepakte reistas in een dusdanige toestand van ver warring te brengen dat ik er nauwelijks in durf kijken. Schubert echter is een man van orde en heeft zijn zaakjes keurig voor elkaar. Ik heb hem zelfs doende gezien met een stuk huishoudzeep en een van de ver- makelijkste ogenblikken van de reis was toen ik hem, in zijn korjaal, tussen de hef tig roeiende zwarte mensen, bezig zag met zijn bebrild partiturengezicht de was over zijn kastje uit te spreiden ter droging! Er is niet aan te ontkomen; ook ik zal tot der gelijke maatregelen moeten besluiten en als we op een zandplaat landen verzoek ik Schubert mij in het wassen van kleren enig onderricht te geven. Te dien einde begeven wij ons samen naar de rivier. „Je moet", zegt hij, „eerst de stukken goed in zepen, als het laatste in de zeep staat kun je het eerste stuk gaan uitspoelen enzo voorts. „Ik geloof niet," zeg ik enigszins be schaamd, „dat ik er bar handig in ben." „Het zal er in elk geval niet vuiler van worden dat kan niet", is zijn troostrijk ADVERTENTIE antwoord. Hij inspecteert hoofdschuddend mijn reistas. „Hoe krijg je het zo, overal zit tandpasta en zeep aan, met zand ook nog vindt je dat misschien artistiek?" Ik zwijg, een weinig bedremmeld. De goe de Christoforus voegt zich bij ons en wij scheppen gezamenlijk enige orde. „Meneer moet zich ook niet met zeep wassen", zegt Christoforus, bezorgd het hoofd schuddend, „daar krijgt meneer zulke grijze haren van!" Wij zien geen kans hem dit uit het hoofd te praten. Het wordt mij hoe langer hoe duidelijker dat men mij, op grond van deze grijze haren, voor een zeer oud mannetje houdt. De Creolen worden pas grijs op een hoge leeftijd en een grijze bosneger heb ik niet gezien, behalve de tachtigjarige kapitein. Om mijn grijze haren is het dat ze mij uit de korjaal dragen en de anderen laten wa den en dit is wel erg pijnlijk voor mij, maar dat heeft ook voordelen. Het is alsof, naar mate we verder komen, de natuur steeds mooier, de bosnegers steeds vrolijker worden. Niets ontgaat hun scherpe ogen, telkens roepen ze elkaar toe: loeko, loeko ze wijzen naar iets, voor mij onzichtbaars, in het woud of in de ri vier. In een korjaal, die voor mij uitvaart zit de beste schutter. Ik zie hem, plotseling overeind gekomen, zijn boog gespannen, in het water turen. Hij schiet en direct daar op zien we de pijl zich op een vreemde, hotsende wijze door het water voortbewe gen. De djoeka springt er achter aan en trekt met de pijl een vis uit het water. Dit herhaalt zich enige malen per dag: mist de schutter, dan klinkt er hoongelaoh, maar is het raak dan heerst er grote vreugde. De bogen zijn vaak heel groot, soms wel 1.60 tot 1.80 meter, en van letterhout vervaar digd. De pijl. heeft een kleine punt met een weerhaakje. Aardig is dat de djoeka's al deze dingen zelf maken: de korjalen, pijl en boog, de pagaaien (die zij parels noemen), allerlei Donderdagavond had de Reguliers- breestraat beter Reguliersmalstraat kun nen heten, want er was zo tussen ne gen en half tien geen doorkomen aan. Uit het theater Tuschinski stroomden vele honderden mensen, die zich zo juist in deze vergulde droomsalon kleu renblind hadden zitten staren op de verfilmde Vertellingen van Hoffmann en van de Muntzijde kwam tegelijker tijd een machtig uitvloeisel van de Rode Zee aanspoelen om nauwkeuriger te zijn: een zee van overwegend roodge- zinde lieden in wandelcostuum, die het feest van „de Groene" wensten bij te wonen. Er waren enige provinciale aar- zelaartjes, die blijkens hun opmerkin gen dachten dat de beurtelings rode en groene stoplichten tot de gelegenheids illuminatie behoorden. Intussen droeg een charge van de bereden politie er veel toe bij het aantal met zeer beleef de verwensingen gepaard gaande bot singen en het kleurenspectrum met bont en blauw te vergroten. Men zag vooral veel Persianer bont in de verwarring. Het was kortom zo'n uitstekend geor ganiseerde janboel.dat wij eigenlijk van een johannesboel zouden moeten spre ken. Gelukkig bood de hal van Tuschinski aan iedereen voldoende ruimte om zich weer met de vlakke hand in de plooi te strijken. Toen dat ten slotte gebeurd was en alle partners voor deze avond elkander uitvoerig gerompslompt had den, voltrok zich als bij toverslag een wonderlijke metamorfose doordat hon derden mensen elkaar opeens herken den en de hand gingen schudden. Wij zagen zelfs een heer wiens rechterhand absoluut niet wist wat zijn linker deed, gezien de warme kracht waarmee de één de ander in een hartelijke greep ge klemd hield. Onze plaats bevond zich in de rech ter balconloge. Nauwelijks waren wij, na moeizaam strompelen door de schit terende vezels van de welige traplopers, op de gewenste verdieping aangekomen, of daar overviel ons een oude ziekte: de twijfel. Reeds als schooljongen wis ten wij nimmer zonder ingewikkelde berekeningen te zeggen wat rechts of links was. Wij herinnerden ons bij voorbeeld nog hoe wij ons in het altijd naar boenwas ruikende gymnastieklo kaal opstelden met het gezicht naar de wandklok, om er zodoende zeker van te zijn dat wij het been aan de kant van het wandrek het eerst voorwaarts moesten zetten bij een marsbevel van de bovenmeester. Op onze eerste zee reis (naar Marken en Volendam) vroe gen wij de kapitein van het schip of hij zo goed wilde zijn even rechtsaf te slaan omdat ons petje overboord was gewaaid, maar in plaats van aan ons verzoek te beantwoorden dreigde hij ons in de eerste de beste draaikolk te slingeren. In de politiek is het nog veel moeilijker, want nauwelijks is het link se rood rechts geworden of men noemt het X'ose. En het weekblad, welks 75- jarig bestaan wij zouden gaan vieren, is links en noemt zich groen! In uiterste wanhoop wendden wij ons daarom tot een juffertje in het blauw, wier taak het is de bezoekers naar hun plaatsen te brengen en programma's te verkopen. Die zou ons wel even helpen, verklaarde zij met een glimlach die wij nog steeds niet uit de herinnering kun nen bannen. Het bleek echter dat de gasten hier de waardin moeten vertrou wen zoals zij zelf zijn, want wij kwa men natuurlijk precies aan de verkeer de kant terecht. Dus sjokten wij maar terug, weer over kostbare tapijten. Die schijnen in huize Tuschinski nooit op te raken. Onderweg kruisten wij het pad van de gedienstige. „U moet het mij maar niet kwalijk nemen", zo luidde haar vraag om verontschuldiging. „Ik ben hier pas een week, ziet u. Het programma onder de titel „Rijp en groen" begon precies op de ver wachte tijd, dat wil dus zeggen een half uur en vijf minuten te laat. Het eerste nummer was gecomponeerd door Lex van Delden, de ouverture „De koperen ploert". Wij hadden eigenlijk een nieuw werkje verwacht van Matthijs Vermeu len, alias de koperen ploertendoder. Het thans ten gehore gebrachte bleek een variatie te zijn op het lied „Mama, ginds ligt een Barnevelder in het water". Vele mensen dachten dat het de Zesde Sym- phonie van Vermeulen was, zij klapten althans even luid als voor de vijf daar aan voorafgegane bij elkaar. In de courant van gistei-en heeft u kunnen lezen wat daar allemaal op volg de. Het geheel was samengesteld onder het motto: „Wie nu zorgt, wie dan leeft". Een zeer speciaal nummer daar bij was het geruisloos in de grond zak ken van de microfoon. Het aardige daaraan vonden wij dat het absoluut nergens toe diende, want even later kwam het apparaat weer tevoorschijn. De eerste die er gebruik van maakte was de heer Oubol, de zieleherder zon der schapen, die volgens de conférencier zijn lorgnetje hoog en de ziel rein houdt. Zijn optreden was zo goed dat wij er een éloge aan zouden willen wijden, omdat een lofspraak te gewoon zou zijn. De zingende zwerver Frans van Schaik oogstte veel succes met het pikante liedje „De Peren" van Dirk Witte, dat hij in een beleefd aanbevelend woordje ken schetste als „klassiek, onsterfelijk zou ik bijna zeggen". Dat merkwaardige „bij na" bleek achteraf een kleine prélude te wezen op zijn poging om het alsnog naar de andere wereld te brengen. Hebben wij al opgemerkt dat het pu bliek in twee delen uiteen viel? In de ene helft van de zaal zaten de genodig den, in de andere helft de ongenode gas ten. Omdat deze laatsten zoals het spreekwoord zegt, zelden aangenaam zijn, werd er op het toneel van alles ge daan om hen plezierig bezig te houden. 'Degene die daar het best in slaagde was de zoon van een vroegere minister. „Kan u Wim Ken eigenlijk?" Dit laatste grapje vindt u misschien niet zo leuk, maar het is ook van Toon Hei-mans. Er zat wel vaart in het programma, zonder dat wij nu precies zouden kun nen zeggen welke vaart. In elk geval was het geen trekvaart. Bijzonder heb ben wij ook gesmuld van de aria „Ze ventien glaasjes per uur, mijn vrouwtje, altijd kijkt zij even zuur" van Otto Cou- perus uit de opera „De bekeerde dronk aard" van Gluck, waarvan wij zo'n dorst kregen dat wij in de pauze werkelijk dachten dat een glaasje sina-sappel-sap tot de kostelijkste vochten ter wereld be hoorde. Maar de leukste opmerking van de gehele avond vonden wij die van Ten bate van de Stichting 1940-1945 wordt op 24 December in de Stads schouwburg de première gegeven van het toneelstuk „De andere wet" door Maurits Dekker (schrijver van „De wereld heeft geen wachtka mer"). De medespelenden zijn Annie de Lange, Marie Hamel, Mary Smit- huyzen,Jo Sternheim,Johan Schmitz, Henk Schaer, Rob de Vries, Jan Modderman en Herman Sternheim, die ook de regie voert. Zaterdagavond vertoont het A.T.G. „Het hart vol sintels" van Obey, Zondagavond „Het mannetje in de maan" van Hunter, Dinsdagmiddag „Drpom der gevangenen" van Fry en „Met eervol ontslag" van Terence Rattigan, Woensdagavond wederom „Het mannetje in de maan" en Don derdagavond „De landauer met zes paarden". Voor Zondagmiddag staat qp de agenda van de Stadsschouwburg „La Bohème" van Puccini door de Ne derlandse Opera, die Dinsdagavond „Un ballo in maschera" van Verdi opvoert en Woensdagmiddag „La Traviata". In het Centraal Theater is het Vrije Toneel van Cor en Anton Ruys van heden af weer dagelijks „In Londen staat een huis" aan het vertonen. De Nederlandse Comedie gaat in het Ueidseplein Theater door met het blijspel „Eens in de honderd jaar" en in de Kleine Komedie het gezel schap van Johan Kaart met „De ap pels van Eva" en daarin zeven rollen van Enny Mols de Leeuwe. Carré is door het circus Slrassburger in bezit genomen. Zondagmiddag wordt er in het Con certgebouw een jubileumconcert ge geven van het Genootschap van Nederlandse Componisten met wer ken van Dopper, Henkemans, Van der Griend, Karei Mengelberg en Alexander Voormolen, uitgevoerd door het Concertgebouw Orkest on der leiding van Eduard van Beinum. Solisten zijn Theo Olof (viool) en Jan Bos (hoorn). Dinsdag is er in het Concertgebouw een Kerstmatinée: Jan Smeterlin speelt werken van Chopin in de gro te zaal. Woensdagmiddag speelt het door Van Beinum gedirigeerde Con certgebouw Orkest werken van Bach, Brahms en Cesar Franck. De violisten Jan Damen en Jan Bresser verlenen medewerking. In museum Willet-Holthuysen wordt een expositie gehouden van „Het glas door de eeuwen". In de galerie Le Canard houdt Ger Langeweg een jubileumtentoonstelling. VS Anton Koolhaas in zijn hoedanigheid van explicateur bij een stomme film over een expeditie per luchttrein naar een andere planeet, vol met bloemen uit de ijstijd. Daar liet hij een van de leden van de reisvereniging uitroepen: „Is hier dan nergens een consumptietent?" Het was een rake avond. Met recht kon men zeggen: „Hoe groen was mijn Amsterdammer?" BOEDA In bijgaand artikel zet de beeldhouwer Mari Andriessen de beschrijving voort van zijn indrukken, opgedaan tijdens een tocht met de districtscommissaris over de Saramaccarivier. vistuig. De korjalen zijn ware kunstwerken, edel en rank van vorm, zij variëren tussen de 4 en 12 meter en worden uit boomstam men vervaardigd met een soort bijl, niet ongelijk aan het werktuig waarmede vroe ger de scheepsbouwers bij ons werkten. Zij worden in het vuur verhit, waardoor de naden dichttrekken, maar de wanden uit buigen en daardoor wordt, overigens onge wild, de fraaie vorm verkregen. Men plaatst dan de dwarslatten, die als zitbankjes dienst doen er in en na afkoeling zit alles muurvast! Ook de „parels" zijn fraai van vorm en dikwijls met aardig, eenvoudig snijwerk versierd. Hoger op, bij de grote stroomver snellingen, worden deze versieringen uit voeriger en werkt men ook met kleur. Ik heb heel sierlijke parels gezien. De djoeka schenkt die aan zijn geliefde, die er overi gens even behendig mee omgaat als hij zelf. Wonderen doen de bosnegers met hun houwers, zij hakken er de paden in het bos mee open, zij maken er hun vaarbomen mee, zij snijden er mee in hout, zij hakken het struikgewas aan de oever er mee weg, waar zij een kampeerplaats maken; maar zij maken er ook een vis mee schoon en ontleden er het wild mee! Hun jachtgewe ren zijn meestal van oud model; als zij schieten plaatsen de djoeka's het geweer niet tegen de schouder, maar houden het met gestrekte armen voor zich uit, zij schie ten er daarom niet minder raak mee! Het is de ergernis van de commissaris dat zij veel te veel schieten en de bossen leeg moorden; zij leven in de verondei-stelling dat het bos onuitputtelijk is aan wild, de rivier onuitputtelijk aan vis. K Die avond krijgen we een regenbui, een tropische bui met loodrecht neervallende grote druppels die een gordijn van water om ons heen vormen. Ik zit onder mijn hangmat met twee zwarte mannen. Wij roken, grijnzend. Nu we absoluut niets te doen hebben, nemen we elkaar nauwkeurig op, wij zitten vlak tegen elkaar aan, ik in het midden. Wij grinniken en worden alle drie tenslotte een beetje verlegen. Ik kijk naar hun donkerbruine armen, de handpal men even blank als de mijne, hun voeten als van oud leer, hard en met diepe kloven. Zij zitten als apen, opgevouwen, de knieën tegen de schouders. In de loop van drie eeuwen kwamen 250.000 van hun voor ouders, als beesten in schepen op elkaar gepakt, hier heen, werden verkocht, sloof den op de plantages voor „twee bossen bananen en een pond zout vlees per week" en overvloedig zweepslagen! Bij de vrij making in 1863 waren er nog 30.000! Nu zitteh wij hier met z'n drieën voor de regen te schuilen en glimlachen tegen elkaar als kleine jongens die elkaar nog niet zo heel goed kennen! Zo'n tropische regenbui duurt niet te lang de maan komt weer door de wol ken, wij staan op en rekken ons uit, ik leg mijn hand op de schouder van de ene djoeka. Smoko, smoko, zegt hij en ik geef hem en z'n maat een cigaret. Hier aan de overkant, zegt de commissa ris, is een kamp van goudzoekers, hebt u er plezier in er met mij heen te gaan? (Met uitzondering van Schubert en ik zeggen wij in het bivak u tegen elkaar, ik vind dat erg prettig, wij tutoyeren elkaar veel te snel in Holland, en dat is wederom een teken van vormverlies. Het is aardig om iemand, die men graag mag en vrij langdurig kent, voor te stellen, elkaar te tutoyeren, het krijgt dan een bijzondere betekenis, nu jij't en jou't men er maar direct op los.) Wij gaan met een stallantaarn in een korjaal, wij varen naar de overkant en beklimmen een vrij st.Ue oever. Enige armzalige hutten staan daar en uit een daarvan komt een donkere man, ik kan alleen zijn shirt en zijn broekje zien, al het andere is in de donkere achtergrond op genomen. Maar hij herkent direct de com missaris en hij blijkt een man van uitge zochte hoffelijkheid te zijn, hij komt van Demarara en is Brits onderdaan, dit zegt hij niet zonder trots. Ik zie nu naast hem een heel oud klein mannetje staan. Beiden spreken zeer langzaam en duidelijk Engels en beginnen elke zin met: „Well" en ein digen elke zin met een soort berustend „Yes Sir". „Ik en deze oude man," zegt de jongste met een buiging in de richting van de in lompen gehulde grijsaard, „hebben samen een schacht van 30 meter diep gegraven, maar wij vinden slechts weinig goud. Yes Sir." Zij maken beiden de indruk zeer def tige heren te zijn die uit een gril deze ar moede gekozen hebben. Zij zouden, zeggen zij, met een moderne installatie wel meer aan de dag brengen, maar waar zouden zij iemand vinden die hun dit geld ter beschik king stelde; niemand zal dit doen, want wij zijn heel arme mensen. Yes Sir." Zij heb ben hier wat vruchten en zij jagen en vis sen. Zij zijn niet ontevreden, het geluk is niet in de rijkdom. Yes Sir. De beide mannen vergezellen ons als perfecte gentlemen naar onze korjaal, be minnelijk, maar niet onderdanig. Wij varen naar het bivak terug en wederom staan de gesluierde spoken aan de oever in het maanlicht, wederom kwaken de kikkers geweldig. De djoeka's zitten zwijgend en roerloos bij een stervend vuurtje: we roken nog een pijp, maar het duurt niet lang of we liggen in onze hangmatten tussen twee stallantaarns, geflankeerd door de eenvou dige hangmatten van de bosnegers en ik wacht op het opwindend gehuil van de brulapen. MARI ANDRIESSEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 7