Nikolaj Gogolj herdacht Het Brouwers- en het Gasthuishofje Nieuwe uitgaven Schoonheid, in Haarlem en omgeving Persoonlijke overpeinzingen van een eenzaam museumbezoeker ZATERDAG 5 JANUARI 1952 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een meesterlijk Russisch verteller Slank zijn Sveltl'ills Agenda voor Haarlem Het Friese protest tegen de N.C.R.V. Centrale verwarming Airconditioning Aut. oüestook Verkooplokaal NOTARISHUIS INBOEDELVEILING 15/16 JANUARI BEELDENDE KUNST Op een avond in Mei Eerste electrische trein Amersfoort-Zwolle Jeugd Radio Omroep VAN HET DRIETAL dat de Russische taal tot instrument van de schrijfkunst maakte en dus aan het begin staat van de Russische litteratuur Poesjkin, Ler montof en Gogolj was de eerste, ondanks zijn bewogen en tragische levensloop, nog het minst bedreigd. Men heeft Poesjkin terecht met Mozart vergeleken: hèm. de dichter lijke, die zich aan de Byroniaanse romantiek had weten te ontworstelen, was nog de natuurlijke gratie eigen, de naieve onbewustheid, de speelse blijmoedigheid, die dóar- om zo speels en zo blijmoedig kon zijn, omdat doze lichtvoetigheid woord voor woord op de melancholie was veroverd. Met Lermontof en Gogolj drong de „modernè" tra giek met volle kracht in de Russische litteratuur binnen, als een wanhoopskreet van de mens die mot zijn verstand zijn hart niet meer kon verstaan en met zijn gevoel de uitkomsten van zijn denken was gaan wantrouwen. En mét dde problematische mens kwam de twijfel, het „demonische", het hunkeren naar verlossing en daarmee een honger naar eenheid en harmonie, naar bevrijding van de tweespalt, naar de weder geboorte, naar God. Demonie en Godsverlangen heeft er één moderne schrijver in de worsteling met zijn demon vuriger en smartelijker God gezocht en beleden dan Dostojefski? Geen tijdgenoot heeft scherper Gogolj's grootheid onderkend en omschreven dan juist Dostojefski. Dóór, waar hij in zijn rede over Poesjkin schrijft: ,.We hadden demonen, echte demonen, twee in getal", doelt hij weliswaar óók op Lermontof, maar nadrukkelijker toch op Gogolj. „Een demon van een kolossale macht" noemt hij hem, „zoals Europa er nooit één heeft ge had en in ziin midden nauwelijks zou dul den". En dan roemt hij de schrijver van „Dode Zielen" en „De Revisor" niet al leen omdat hij „alle mogelijke mensen, speculanten en oplichters, vrekken en be driegers, ambtenaren en eerzame burgers" maar met één vinger behoefde aan te ra ken om hen „voor eeuwig getekend te heb ben", zelfs niet zozeer om de (zeer gema tigde) critiek op sociale misstanden, maar om zijn lach „waarmee hij zijn leven lang lachte om zichzelf en de mensen, zó dat we meelachten tot we begonnen te huilen van het lachen Tragiek van het komische Dat was het komische in Gogolj, on eindig schrijnender en aangrijpender, on eindig smartelijker óók dan enige humor zou kunnen zijn. Komisch waren zijn figu ren in hun tragiek, komisch was de trant waarin deze romanticus-tot-in-het-merg het realisme hanteerde nadat hij, mèt zijn Jeugd, de idylle als lyrisch-dichterlijk or nament drastisch had afgezworen door zijn mislukte gedichten uit de boekhandel op te kopen en te verbranden. En komisch was het tenslotte, zoals hij tussen zichzelf en de realiteit het transparant van zijn „dromen" inschoof komisch om er van te huilen. De realiteit: dat was Petersburg, waar aan hij ontvluchtte en waar hij noodge drongen terugkeerde, als ambtenaar de schrille, brutale, banale realiteit van mensen die leven om te eten en te slapen, te minnekozen en te drinken, te pralen en „carrière" te maken, zich te verrijken en te heersen: de realiteit van de schijn die „liegt en bedriegt op ieder uur van de dag". En wat is deze „afschrikwekkende realiteit" als ze niet overstraald wordt „door de gloed van een of andere ondefini eerbare, achter alles verborgen idéé?" Gogolj leefde uit en vóór een idée. Ze was zijn „droom", die hij gered had uit de herinnering aan zijn jeugd in het zonnige Zuiden van de Oekraïne. Ze was zijn voor stelling van het goede, schone en zedelijke, waaraan hij als humaan ideaal trouw wilde blijven, zó trouw dat hij er niet al leen zijn litteraire figuren aan ten gronde deed gaan, maar ook zichzelf, als een ge velde Don Quichote. Als een Don Quichote was hij méér dan „idealist". Want wie zo bezeten kan men wel zeggen worstelde met zijn demon, met de realiteit óm zich en in zich, met God en duivel, wortelt te diep in het reli gieuze oergevoel, om hem elders in te delen dan bij de „heilige" Russische lit teratuur zoals Herman Bang het als eerste en Thomas Mann het na hem noemde: heilig in déze betekenis dan, dat ze de mens dezer aarde in het my stieke licht van de eeuwigheid stelt en be reid is mèt hem de lijdensweg te gaan van vergeestelijking van de stof en verstoffe lijking van de geest: méde-lijdend, men selijk, „moralistisch" en komisch ko misch als menselijke uitdrukking van het tragische. Zo tekent zich de menselijke en artis tieke gestalte van Nikolaj Gogolj honderd jaar na zijn sterfdag (12 Februari 1852) onverzwakt af in de „Peterburgse vertel lingen"*), die in een voortreffelijke ver taling van Aleida G. Schot te zijner her denking zijn verschenen. „Droom en werkelijkheid" Hier, in „De Njefski Prospekt" (het eerste verhaal), deze „hoofdstraat" van Petersburg, gaat als symbool van de reali teit Gogolj's werk is in hoge mate sym- ADVERTENTIE is do wens «qi elke moderne vrouw Duizen den vrouwen, die een neiging hebben >oi zwoorlijvigheld. maken In het buitenland sedert loren gebruik van «Bnrchard» dt krachtig wirkcnde, tllvirm Slankheidsdiagees. Zuiver olontoardig en volkomen onschodelijk. ook bii longdurig gebruik I Thorn ook In Holluad verkrllgboor In Apolti«len »n DrogisUrijcn D«pol: AlPHAjVdamJon Ujlen.lrootlOO ZATERDAG 5 JANUARI Stadsschouwburg: ,.De eeuwige romance", 8 uur. City: ,.De onvindbare Pimpernel", 14 j., 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Grensconflicten", „De onzichtbare hand", 14 j., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Born Yesterday", 18 j., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Het lied van de Zuid zee", alle leeft.. 7 en 9.15 uur. Palace: „Alice in wonderland", alle leeft.. 7 en 9.15 uur. Luxor: „Morgen is te laat", 14 j., 2, 7 en 9.15 uur. Minerva (Heemstede): „Ik ontmoette Ann Johnson", 7 en 9.15 uur. ZONDAG 6 JANUARI Siadsschouwburg: „Vader thuis" (Comedia), volksvoorstelling, 8 uur. Rembrandt: „Rigo- letto", 11 uur. „Het lied van de Zuidzee", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace en Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Saparne: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva (Heemstede): 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 7 JANUARI Palace, Rembrandt: 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. Luxor, 2, 7 en 9.15 uur. Spaarne- 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. (Zie agenda van Zaterdag). bolisch een stroom van passanten voor bij, van het vroegste morgenuur tot mid dernacht („wanneer de duivel zelf de lam pen ontsteekt om alles een onwezenlijk aanschijn te geven") door Gogolj getekend als schouwtoneel van de wereld waarin de bon-vivant, de luitenant Pirogóf, zich de geneugten des levens kan doen smaken, maar de schilder Piskarjóf als „overtollig mens" ten gronde moet gaan terwille van de ongereptheid van zijn „droom". Hier verschijnt in „Het portret" de duivel in een onvoltooid mansportret, waarin „ge laatstrekken schenen te zijn vastgelegd in een ogenblik van krampachtig bewegen" en de ogen het onheil oproepen, omdat dit schilderij, als satanische weergeving van de werkelijkheid „zonder een verlossende idée", de beeltenis is van een ontzield mens, die in de „dromer" Tsjartkóf geen andere uitweg laat dan de waanzin een vlucht die zich tragischer herhaalt in het derde verhaal: „Het dagboek van een krankzinnige". Maar ver boven deze drie verhalen hoe karakteristiek ze zijn voor Golgolj's talent en persoon en hoe profetisch tege lijk met betrekking tot zijn eigen lot gaat het laatste verhaal „De Mantel" uit. Het werd klassiek klassiek als menselijke klacht om de poverheid van 's mensen be staan wanneer 't leven zijn zin niet ontleent aan datgene, wat uitgaat boven de aardse verlangens en begeerten; klassiek eveneens om zijn melacholie, zijn deernis, zijn men senliefde. „Wij komen allen uit Gogolj's mantel" deze uitspraak van Toergènjef (en, bij mijn weten, niét van Dostojefski, zoals Aleida Schot vermeldt) reikte verder dan het realisme dat Gogolj méé inluidde: ze doelde op het levensgevoel dat de Rus sische schrijvers der vorige eeuw groot maakte: „het eeuwige conflict tussen droom en werkelijkheid". C. J. E. DINAUX Nikolaj Gogolj: „Petersburgse Vertellin gen", uit het Russisch 'vertaald en ingeleid door Aleida G. Schot. (Uitgeverij ..Foreholte", Voor hout, serie „Het Parelsnoer"). René Grousset: La Chine et son Art; Edition d' Histoire et d' Art Librairie Pion, Paris. Oorlogsgeweld en economische belangen strijd doen al te dikwijls vergeten, dat een land iets anders is dan een omgrensd gebied, waarvan alleen de kracht of de zwakte der wapenen en de hoogte of de laagie der pro ductie van belang zijn. Zo is Iran thans identiek met olie en China met de legers van Mao-Tse-toeng. Het is daarom goed dat er nu en dan boeken verschijnen die zonder dat het hun doel is er aan herinneren, dat dergelijke landen dikwijls dragers zijn van een oude en grote beschaving, die htm we zenlijke en durende waarde uitmaken. Een van die boeken is het onlangs ver schenen „La Chine et son Art" van de be kende oriëntalist prof. René Grousset. De schrijver is niet alleen deskundige op het gebied der Oosterse kunst; hij is tevens historicus. Daaraan dankt de lezer het, dat de ontwikkeling van de Chinese kunst ge plaatst is tegen de achtergrond van de ont wikkeling van de Chinese maatschappij en van het Chinese denken. In helder geschre ven hoofdstukken wordt de geschiedenis van het economische, politieke, sociale, let terkundige en goedsdienstige leven van het „Rijk van het Midden", van de vroegste tijden tot heden, samengevat. Dit maakt het boek boeiend ook voor hen. die minder be lang stellen in de gedéiailleerde beschrij ving van de kenmerkende eigenschapen der verschillende kunsttijdperken. Prachtige illustraties verhelderen de tekst en laten zien hoe dikwijls de Chinese kunst, met haar door een geheime wet van het rythme beheerste verbluffend vrije fantasie, de toppen van het universele heeft bereikt. Dat geldt voor al haar uitingen: voor de bronzen diervoorstellingen, die ondanks het gestyleerd decoratieve een dynamisch rea lisme behouden, voor de Iedere Bodhisaltva's, die met een eenzame en innige glimlach de ogen luiken over een wereld van innerlijke rusit en stilte, voor de tekeningen, waarop in enkele ijle lijnen het wezenlijke van de vormen en van het karakter wordt weer gegeven. „La Chine et son Art", historisch overzicht van 23 eeuwen beschaving, is. in verband met de huidige toestand in het Verre Oosten, uiterst actueel. S. E. Naar aanleiding van het protest, dat de „Boun fan de Frysk-Nasjonale Jongerein" aan de N.C.R.V. heeft gezonden, deelt deze omroepvereniging mede, dat de Nieuw jaarsgroet in het Fries is uitgesproken, de Nieuwjaarswens echter in het Nederlands, opdat iedereen hem zou kunnen verstaan. De sprekers van de andere provincies heb ben in hun dialect en voorzover nodig ook in het Nederlands gesproken. ADVERTENTIE N.V. MIJ. „HOLSTE R" - OVERVEEN Tel. K 2500 - 15597 en 19057 ADVERTENTIE pat. Tf je L' DOBBELMANN lekker man l ADVERTENTIE Dir. W. N. WOLTERINK Bilderdijkstraat la HAARLEM Tel. (K 2500) 11923 Inzendingen van huisraad worden dagelijks aangenomen. Eigen afhaaldlenst De Utrechtse beeldhouwer Joop Heckman maakt in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen acht beelden voor de nieuwe spoorweg-viaducten te Eindhoven. Het eerste beeld, dat het jonge, bloeiende Eind hoven voorstelt, is gereed. Het is 3.15 meter hoog, uitgevoerd in Franse kalk steen en bestemd voor het viaduct Emma- singel te Eindhoven. Twee van de schilderachtigste hofjes van Haarlem vindt men in de Barrevoete- en in de Tuchthuisstraat. Het Brouwers- of St. Maartenshofje. Ook letterlijk, want heel veel schilders hebben deze oasen van rust in het drukke stadsgewoel op linnen of papier afgebeeld. Vooral op vreemdelingen oefenen deze hofjes een buitengewone aantrekkings kracht uit. Fotografen hebben er heel wat platen en films op verschoten! In het bij zonder Engelsen en Amerikanen. Helaas lopen veel Haarlemmers dit stads schoen onopgemerkt voorbij. Als zij door de Barrevoetestraat lopen, werpen enkelen de blikken zijwaarts om even te genieten van het intieme plekje achter het door zichtige hek. Maar hoeveel stadgenoten hebben de klink van de deur van het hofje in de Tuchthuisstraat opgelicht, om daarna even te toeven op de binnenplaats. Een plekje waar de klok" enkele eeuwen heeft stilgestaan. Indertijd was aan de kant van de straat niets te zien van de huisjes. Een blinde muur verborg alles. Maar de bewoners hebben het aan het vroegere raadslid me vrouw M. Maarschall-Komin te danken dat de gemeente ook ramen aan de straatzijde maakte. Nu kunnen de oudjes, aan het raam gezeten, genieten van het stadsge woel. Het verkeer in de straat is wel niet zo intens, maar toch is het nog druk genoeg om de afleiding te brengen die zij wensen. Er is onzekerheid wanneer het Brouwers hofje gesticht is. Ampzing noemt het jaar 1472 en verzekert dat Jacob Huygens Bop pers en zijn zuster Catharina het kapitaal voor de bouw gaven. Maar De Koning heeft van de regenten de papieren gezien, waaruit blijkt dat Huygen Roepers en zijn zuster Katrijntje het hofje in 1457 aan het Brouwersgilde hebben „overgedragen", op voorwaarde dat het nooit verkocht zou worden. In 1579 is het hofje verbrand. Tien jaar later brachten brouwers geld bijeen om Het schilderachtige Brouwershofje in de Tuchthuisstraat. het te herbouwen. Enkele keren werden aan de regenten schenkingen gedaan,waar door zij in staat waren geregeld uitkerin gen te doen aan de bewoners. In het hofje woonden in die tijd het voormalig vrouwelijk brouwerspersoneel, zoals brouwsters en wringsters, die op die manier op hun oude dag verzorgd waren. Alle brouwers in Haarlem betaalden per jaar twee Karolus gulden tot onderhoud van het hofje en zijn bewoners. Na de opheffing van het Brouwersgilde Het Casthuis- of Van Loohofje in de Barrevoetestraat. verviel het hofje aan het stadsbestuur. Die toestand is zo gebleven. De oudjes betalen aan de gemeente een zeer lage huur. Toch zien de huisjes er aan de binnenkant be hoorlijk onderhouden uit. De bewoners be schikken zelfs over alle moderne gemak ken, water, gas en electriciteit. Alleen wordt het nu tijd dat de gemeente de huis jes aan de buitenkant laat schilderen. Het Gasthuis- of het Van Loo-hofje in de Barrevoetestraat werd in 1489 gebouwd uit een nalatenschap van Svmon van Loo en Gooltje Willems. De regenten van het St. Elisabeths Gasthuis werden belast met het bestuur. Er waren aanvankelijk 13 huisjes, plus een regentenkamer. Omdat de regenten altijd in het gasthuis verga derden werd in 1843 de regentenkamer verbouwd waardoor er twee woningen bij kwamen. In 1885 werd een overeenkomst met de gemeente gesloten. Vier huisjes aan de kant van de straat werden afgestaan voor de verbreding der straat, maar daarvoor in ruil werden 4 nieuwe aan de achterkant gebouwd op grond van de Doelen. Vroeger was het hofje met een poort ge heel afgesloten van de straat. Dus zoals nu nog het Brouwershof je is. Deze huisjes van dit hofje zijn ook in beheer bij Bouw- en Woningtoezicht. De pomp, een der weinige in onze stad die gespaard bleef en nog herinnert aan de tijd dat er nog geen duinwaterleiding was, is versierd met het wapen van het gast huis. De foto die wij lieten maken van dit hofje geeft een andere kijk op dit idyllisch plekje dan de voorbijganger in de Barre voetestraat geniet. Verder komen de voor bijgangers ook niet. ook al is het bord „Verboden toegang" verdwenen. C. J. van T. rpALRIJK zijn de tentoonstellingen die J. ons sedert de bevrijding in de gelegen heid stelden meesterwerken uit Europese cultuurcentra te leren kennen. Trouw trokken tienduizenden op naar de kunst tempels, steeds wanneer een nieuwe collec tie zich op „tournéé" in de grote steden van het continent vertoonde. Gelaten schreed men langs het geëxposeerde voort, niet tegenstaande de enorme toeloop de bezoe ker somtijds dwong de meesterwerken voor zijn ogen te veroveren door op zijn tenen staande de barricade ruggen en hoofden van medebezoekers te „nemen". Zonder de lofwaardige initiatieven en energie van de organisatoren dezer kunst shows afbreuk te doen, kan men zich af vragen of deze manifestaties enerzijds wel als een natuurlijk gevolg kunnen worden gezien van toenemende behoefte naar het schone en anderzijds of dit systeem, om het publiek tot die schoonheid te brengen, de resultaten afwerpt die men er van ver wacht. De beantwoording dezer tweeledige vraag kan positief zijn ten aanzien van diégenen, die van genoegzame belang stelling dus vervuld over de tijd kunnen beschikken hun bezoek te herhalen en zo doende de kans krijgen dieper op elk kunstwerk in te gaan dan waartoe één uur tijds de gelegenheidsbezoeker in staat stelt. Beslist négatief is de beantwoording wan neer té kortstondig aanzitten voor één keer aan het uitgebreide ogenfestijn het misver stand schept, dat men de keur van spijzen van een uiteenlopende smaak en origine naar waarde zou hebben geproefd wan neer indigestie door overvoeding het crite rium wordt geacht voor geestelijke ver rijking en van deelgenootschap aan het cul turele levenLaten we ons wel reali seren: vooral tentoonstellingen die de om vang van een geheel museumbezit benade ren, kunnen zelfs voor de ingewijde geen recreatie zijn. Dergelijke exposities eisen de studieuze aandacht die ook de inhoud onzer permanente collecties vraagt, zij het ook dat slechts weinig museumbezoekers zich ook van dié noodzaak bewust zijn. Meestal immers meent men de museum- inhoud in één bezoek te kunnen bevatten, waartoe ook museumbezoek veelal tot een corvée wordt! In zeker opzicht zou men het permanen te museum kunnen vergelijken met de con certzaal. Het is toch niet te verwachten dat de vermelding van Beethoven* Pasto rale op het programma de muziekliefheb ber van een gang naar het concert zal Voor het gerechtshof te 's-Gravenhage stond terecht de auteur W. H. M. van den H. uit Den Haag, aan wie ten laste was gelegd dat hij in een avond in Mei 1950 14 zogenaamde stormlantaarns, die een wegopbraak markeerden, mee naar huis had genomen. De rechtbank in Den Haag veroordeelde Van den H. destijds wegens diefstal van de lantaarns tot 14 dagen ge vangenisstraf. Voor het hof zei de auteur dat het hier een baldadigheid betrof, die hij met twee vrienden had bedreven. De president wees hem er op dat hij het verkeer op de weg in ernstig gevaar had gebracht. De procureur-generaal vroeg bevesti ging van het vonnis der rechtbank. Donderdag is een officiële proefrit ge maakt op het pas geëlectrifieeerde traject AmersfoortZwolle. De spoorwegen heb ben met de electrische exploitatie van dit traject, een onderdeel van de electrifieatie van het Noorden van het land, niet willen wachten tot de zomerdienstregeling, maar zullen hier reeds op 7 Januari de electri sche tractie invoeren. De plaatsen aan de Veluwezoom krijgen van die datum af veel betere vérbindingen met het Westen en het Noorden. Als gasten van de directie van de Neder landse Spoorwegen maakten onder andere de Commissarissen der Koningin in de pro vincies Utrecht, Overijsel en Gelderland deze officiële rit mee. Op de stations langs de lijn gaven vertegenwoordigers van de bevolking uiting aan hun voldoening over de verbetering der verbinding door het aanbieden van geschenken aan de directie der Nederlandse Spoorwegen. Tijdens de koffietafel in Zwolle heeft de president- directeur van de Nederlandse Spoorwegen, ir. F. Q. den Hollander, dank gebracht aan de vertegenwoordiger van de E.C.A.-missie, de heer Lee Smith, en aan de vertegen woordigers van de Provinciale Gelderse Electriciteitsmaatschappij en de IJselcen- trale voor hun aandeel in de totstandko ming van de electrifieatie. Eveneens bracht hij dank aan het spoorweg bouwbedrijf en de Dienst van het Seinwezen. De het vorig jaar te Bussum opgerichte Ne derlandse Jeugd Radio-omi'oep (N.J.R.O.) hoopt in April te kunnen beginnen. Men heeft reeds de beschikking over een studio en een repetitielokaal in Bussum. De N. J. R. O., die zich na besprekingen niet heeft willen aansluiten bij de J.A.R.D. (Jeugd Amateurs Radio-omroep) te Haarlem de eerste en landelijk georganiseerde jeugd-omroep gaat zelfstandig werken en wil contact zoeken met andere Jeugd- radio-omroepverenigingen in ons land. Het ledental bedraagt thans 65. Er is reeds een hoorspelkern, een mond orgelclub, een cabaret- en een toneelgroep gevormd. Een Amsi erdammer, de heer J. S. de Krey, is er kort na de bevrijding in geslaagd een preparaat samen te stellen, waarvan na jarenlange proefnemingen gebleken is (onder meer bij de Plantenziek'enkundige Dienst in Wageningen) dat het de vorming van schimmels en het optreden van ziekten bij bomen voorkomt. Binnenkort komt in Oostzaan een fabriek gereed waar dit middel zal worden vervaardigd. weerhoudenomdat hij dit werk al eens gehoord heeft. De toehoorders van de traditionele uitvoeringen van Bachs Mat- theus Passie zullen het toch beamen dat zij deze jaarlijks weerkerende gebeurtenis niet alleen met spanning verbeiden, doch dat zij bij vereiste ontvankelijkheid en concen tratie die zee van schoonheid ieder jaar dieper peilen. Ook de schoonheid in de musea zal men eerst na herhaalde ontmoe tingen en dan bovendien nog in onder scheidene levensperioden, in haar volle omvang kunnen benaderen. Zowel ten aanzien van de litteratuur als van de muziek pleegt men zijn oordeel bij het rijpen der jaren te herzien, hetgeen alleen kan door her-lezen en wéér-horen. Het museum, met zijn permanente verza- Portret van een oxide vrouw door Bart Anthony van der Leek (geboren te Utrecht in 1876). Het is omstreeks 1906 geschilderd en bevindt zich in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage. melingen, biedt de gelegenheid de klassie ke werken der, beeldende kunsten te leren kennen, doch ook te her-zien. Dit kan ook een herzien betekenen van een gevestigd oordeel, in gunstige zin zowel als in ongun- tige. Dat een veelomvattende, tijdelijke expositie een dergelijke bezinning nu een maal niet geven kan, veroordeelt geenszins de organisatie daarvan. Maar wèl wordt het een bezwaar wanneer het publiek deze tentoonstellingen als hoofdzaak gaat be schouwen, met toenemende verwaarlozing van het museum. Want dan doet zich die kwaadaardige volksziekte voor die wij sen satie noemen: alleen als zoveel mogelijk meesterwerken aaneengerijd, door span doeken aangekondigd, slechts voor bepaal de tijd te zien zijn, krijgt de beeldende kunst een kans (de gezonde belangstelling der ware kunstminnaars natuurlijk ter zijde gelaten!). In dié sfeer gezien werken de kunstshows de (niet beoogde) vervlak king in de hand op een wijze als de radio het (ongewild) doet, wanneer men de mu- ziekkraan onafgebroken, liefst zo ver mo gelijk opengedraaid, laat spuiten.Daar enboven worden door onvermijdelijke „concurrentie" de kleine, bevattelijke ex posities van oude en moderne kunst veelal verwaarloosd, terwijl deze juist wèl tot recreatie strekken! Na een bezoek aan de instructieve ten toonstelling van copieën naar de mozaïken uit Ravenna in het Haagse Gemeente museum (tot 27 Januari), gaf ik gehoor aan de roep der „vast inwonende" kunstenaars, wier werken eenzaam hingen in de boven zalen van het museum. Eenzaam, als in zovele musea buiten het drukke seizoen, omdat zij niet door spandoeken actueel worden gemaakt en naar wij constateer den het publiek die vaste inwoners na eerste kennismaking veelal reeds meent te kennen zonder de behoefte te hebben aan een weerzien. Vele oude bekenden spraken mij van de stille wanden toe: nieuwe kennismakingen verruimden mijn artistieke relaties. Zo zij hier de nieuwe aanwinst van Zadkine's prachtig brons der Meanaden vermeld. Een weerzien met het hier gereproduceerde doek van Van der Leek gaf aanleiding tot de overpeinzing, waarvan ik de lezer reeds deelgenoot maakte. Het is namelijk zo, dat ik voor dit portret sedert jaren een bijzon dere voorliefde heb gehad. Niettegenstaan de mijn vertrouwdheid met dit werk, waarvan de eenzaamheid op dit late mid daguur wonderwel harmonieerde met de ingekeerdheid welke aan deze oude vrouw werd tastbaar gemaakt, realiseerde ik mij bij dit weerzien, dat ik het thans méér be wonderde dan ik het ooit gedaan had. Toevallig samenspel van plaatselijke sfeer en eigen gestemdheid? Zeer wel mo gelijk. Tóch was ik mij er wel van bewust waaróm het werk zich zo superieur aan mij openbaarde: omdat ik mij realiseerde dat Van der Leek hier mèt het sublimeren van de materie tevens de psyche had ge troffen van zijn model, waardoor hij in dit werk eigenlijk uitgaat boven de verdroom de wereld van Vermeer, die immers (óók in zijn vrouwenfiguren vóór alles verheer- lij ker is van stof en sfeer. Meer dan anders geboeid door dit portret, door vollediger bewustwording van deszelfs schoonheid, vroeg ik me af of deze beeltenis in de toe komst niet zou kunnen worden bewonderd als een der meesterwerken van de nieuwe tijd; als een klassiek doek, waarin be schouwelijkheid zich paart aan de reali teitszin van een scherp analyserend realist. Doch dit, waarde lezer, zijn slechts per soonlijke overpeinzingen van een eenzaam museumbezoeker voor een eenzaam schil derij. Overpeinzingen die vertrouwelijk werden medegedeeld en daarom onder ons dienen te blijven. Maar wèl hoop ik dat gij uit dit alles voor uzelf de conclusie hebt getrokken dat herhaald bezoek aan onze musea vruchtdragend is en de mogelijk heid opent voor verrassende perspectieven, óók op reeds bekend terrein! H. P. BAARD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5