Werk van Edvard Munch Van gasthuis tot hofje H1 Tot mislukking gedoemde proeve van collectief schrijverschap Nieuwe uitgaven WEKO Heren costuums Picturale benadering van hevige beroeringen van het gemoedsleven OVER MUZIEK Misverstand ZATERDAG 12 JANUARI 1952 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Acht auteurs engeen roman Agenda voor Haarlem Een Brueghel geveild KIESPIJN! <- Schoonheid in Haarlem en omgeving Koopman lichtte vier vrouwen voor 26.000 op Tot meerdere glorie van de vaderlandse letteren zijn bij verrassing acht auteurs op de paukenpaarden van hun schrijfvaardigheid de ring van het circus der moderne litteratuur binnengestapt om een „show-nummer", een acrobatiek van halsbrekende gedurfdheid, te vertonen. Acht auteurs voor het merendeel van naam hebben hun afzondering doorbroken en zich, gedreven door een coöperatieve aandrift, gewaagd in de doolhof van een collectief en (voorlopig nog) anoniem schrij verschap, waaraan dus nog de aantrekkelijkheid van een achtvoudige onthulling is verbonden, zodra de uitslag van de prijsvraag bekend zal worden gemaakt. Acht man en een roman wat, meer in overeenstemming met het litteraire resultaat van deze genootschappelijke letterlievend'heid, zoveel wil zéggen als: een achtste roman per man dat is een ongekende creatie, een product van één achtkoppige bezieling, een „teamgeest" van grote stijl, waarvan de kracht wellicht groter ware geweest, als er een drietal aan deze romantische ploeg was toegevoegd! Max Dendermonde. Blijkbaar is dit óf niet wenselijk geacht óf onmogelijk geweest. En zo zal de lieve lezer zich voorshands tevreden moeten stellen met dit letterkundige octaaf dat in de niet al te gunstige acoustiek van deze „Doolhof" nogal vreemdsoortig, om niet te zeggen: ontstemd, klinkt), al wordt de betrekkelijke beperktheid van het getal acht man is per slot niet zó veel in deze „massale" wereld ruimschootst vergoed door velerlei kitteling van 's mensen nieuws gierigheid. Hoe, vraagt men zich allicht af, hóé zou dat wel zijn toegegaan bij de voorbereiding achter de schermen? Welke werkwijze werd er gevolgd? Wat ja wét is het motief geweest dat heeft voorgezeten bij de opzet van deze litteraire snuf? Veel is daaromtrent niet bekend. Max Dendermonde en Simon Vestdijk hebben samen een ontwerp ge maakt, waarin zoals de uitgever mededeelt „enkel het karakter van de hoofdpersoon en zijn levenssfeer zijn ge schetst. Het werd aan het vakmanschap van de deelgenoten overgelaten, aan dit summiere ge geven vorm te geven". Men zal zich de gang van zaken aldus moeten voorstellen dat (bij loting?) aan één schrijf ster of schrijver de rol werd toebedeeld, het openingshoofdstuk te schrijven, waarna elke volgende auteur moest voortwerken op het „creatief resultaat" van de voorgangers, als onvoorziene stand van de trapeze waar aan hij zijn kunststuk had te volvoeren. Duizelingwekkend perspectief Wie echter op grond van dit haast onge looflijke experiment van „één roman met z'n achten" het ervoor mocht houden, met een tot niets verplichtend gezelschapspel, een studentikoze bravour of een „opmerke lijk litterair grapje" te doen te hebben, ziet zich door de stofomslag van „De Doolhof" al dadelijk lelijk terechtgewezen, om maar te zwijgen van de boosaardige spotter die een speculatie op de sensatielust van een zeker publiek in het geding waagt te brengen. '„De roman", aldus kort en goed de boekaankondiging „is een serieus werk stuk", een „waardevol element in de Neder landse letteren". Een eerste poging om voor de noodlijdende romankunst, die zich tot dusver numeriek beperkte tot het schrij versduo, een duizelingwekkend perspectief te openen: een soort artistieke lopende band, een collectivistische omnibus van het proza, een nog schuchtere stap in de rich ting van letterkunstige specialisatie Want de draagwijdte van dit experiment is vér strekkend: wie ziet aan de litteraire horizon niet de omtrekken van een roman opdoemen, waarin A de milieutekening voor zijn rekening neemt, B de mannelijke en C dé vrouwelijke figuren ver zorgt, D de natuurbe schrijvingen aan kant doet, enzovoorts, waar- .na door een soort opper- schrijver het geheel nog slechts gemonteerd behoeft te worden om de superroman tijdens de eerstvolgende boekenweek door een spreekkoor op col lectief rijm te kunnen doen aanprijzen. Een ernstig werkstuk dus, in elk geval een experiment, en wel één waarvan de mis lukking voorafvaststond, voor wie zich althans herinneren wilde, wat Vestdijk des tijds over „de compositie van de roman" schreef (naar aanleiding van Julien Green's „Léviathan"). „Compositie", heet het daar, „is nog iets meer dan een anatomie van de roman, een skelet, een demonstrabel sche ma het is een levensprincipe, een orga nisch vormbeginsel", hetgeen, hoe dan ook, een eenheid onderstelt. Mén herleze eens, wat Vestdijk in dit leerzame essay over de „creatie" („het hart van de roman en van de romanciersbegaafdheid") te berde brengt. „Ook hier", schrijft hij, „regeren geheimzinnige vormwetten, die het „eigen leven" van de roman bepalen Acht maal één is nul Deze doolhof van heterogene stijlen, fan tasieën, „vormbeginselen" en „creaties" heeft hoofdstuk na hoofdstuk de roman „De Doolhof" verzwolgen, tot er tenslotte niet veel meer overbleef dan een in zijn eigen verwikkelingen verstrikt geraakt de- Antoon Coolen. ZATERDAG 12 JANUARI Stadsschouwburg: „M'n zoon Roy", 8 uur. Spaarne: „In de schaduw van de misdaad", 14 j., 2 en 9.15 uur. Frans Hals: Samson en Delifah", 14 j., 8 uur. Minerva (Heemstede): „Waarom Millie trouwde". 14 j„ 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „De melkweg heeft geen wegen wacht", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „Het ding", 18 j., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Morgen is te laat", 14 j., 7 en 9.15 uur. City: „Three little words", alle leeft., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 13 JANUARI Stadsschouwburg: „In Londen staat een huis" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Concert gebouw: Herman Rinket's Variété, 8 uur. Rembrandt: ochtendvoorstelilng „Rigoletto", 14 j., 11 uur. „De melkweg heeft geen we genwacht", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace en Luxor: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2, 5 en 8 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva (Heemstede): 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. (Voor programma zie agenda van Zaterdag). MAANDAG 14 JANUARI Concertgebouw, Tuinzaal: Optreden van het Röntgenkwartet, 8 uur. Gebouw Sint Bavo: Haarlemse Kunst Gemeenschap optre den van het Parijse pantomime-gezelschap van Etiënne Devroux, 8.15 uur. Lange Herenstraat: Stads Evangelistatie, confe rentie, 8 uur. Rembrandt en Palace: 2.00. 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: 2.00, 7.00 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30 en 8 uur. Minerva (Heemstede): 2.30 en 8.15 uur. (Voor programma zie agenda van Za terdag) Stadsschouwburg: „M'n zoon Roy" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Henriëtte van Eyk. tectiveverhaal, waaraan een zeer vaardig auteur als de schrijver van het laatste hoofdstuk niet anders dan een even gefor- ceerd-spitsvondige als onbevredigende ont knoping tot slot kon draaien. Zelfs een te elf der ure binnengesmok kelde schilderijenverval sing kon evenmin als de overbodige zelfmoord van een der bijfiguren (op het laatste nippertje ge pleegd) eind-goed-al-goed maken. Voor niets hebben wij, na de humoristisch ge- ensceneerde en aanmoe digende kennismaking in I hoopvol gestemd, de hoofdpersoon Evert Frel, hoofdstuk na hoofdstuk gevolgd. Met hém hebben wij ons laten échtervolgen (door Everts verleden, geweten en belager, de man met de vilten hoed en Egyptisch-linnen regenjas trot seerden we urenlang de regen, zwierven we door de straten van de hoofdstad1, riskeer den we avonturen (die achteraf geen avon turen bleken). Met hèm getroostten we ons ettelijke en eindeloze café-bezoeken, lieten we ons angsten en schuldgevoelens aanpra ten, waaraan we aan de achterdeur van het éne hoofdstuk juist begonnen te ge loven om ons in het voorportaal van het andere weer eens lelijk beetgenomen te voelen. Terwille van Frel knipten we niet met de wimpers toen we, niet zonder de uiterste tegemoetkomendheid, in V (blad zijde 128) aanvaard hadden, dat de mense lijke schuld „een van onze weinige bloed warme bezittingen" is en in VI (blz. 164) deze uitspraak als „bloed-arme bezitting" gecommentarieerd zagen! En zelfs lieten we de stroom van het zowel naar vorm en inhoud modernistisch proza van hoofdstuk VII, waarin mét een onberekenbare dosis verwarring het tegenwoordig onontbeer lijke snuifje erotiek aan het „angst-recept" wordt toegevoegd, gelaten over het moede hoofd gaan en ddt alles voor ten hoogste een dertigtal bijeen te lezen bladzijden, die de lectuur waard zijn. Is het te veel gehoopt, als men in deze proeve van coöperatieve mislukking een mogelijkheid ziet, ons te behoeden voor een toekomstig collectief gedicht of dito schil derij C. J. E. DINAUX. „De Doolhof", romön door Anna Blaman, Antoon Coolen. Max Dendermonde, Henriëtte van Eyk, Hella Haasse, Alfred Kossmann, Adriaan van der Veen, Simon Vestdijk; („Het Wereldvenster", Amsterdam). Dr. A. J. Cronin; „Doktersroeping". A. W. Sijthoffs Uitg. Mij, Leiden. Ook dit nieuwe boek van dr. A. J. Cronin heeft als centraal motief de glorificatie van het huisartsenberoep en beweegt zich daarbij langs vrijwel dezelfde lijnen als zijn talrijke voorgangers. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat het geen lezenswaardig romannetje is, maar veel originaliteit in vorm en inhoud zal men er tevergeefs in zoeken. Men kent Cronin's recept nu zo langzamerhand wel: een nobele oude dorpsdokter, knorrig maar tot ieder menslievend offer bereid; daar tegenover, fel constrasterend, een menigte strevers en geldwolven uit dezelfde professie en tussen beide polen in de jonge, ambitieuze medicus, die ordentelijk „ten halve keert" en daarmee de lieftallige dochter van die goeie ouwe „dorpsdoc" verovert. Het is alle maal heel erg braaf en zoetelijk en stellig ook vlot neergezet, maar dat neemt niet weg. dat men op deze Croninse romantiek wat uitgekeken geraakt is. Temeer, omdat de meeste figuren, ook in dit boek, te weinig karakternuancering meekregen om ons van hun mens-zijn te overtuigen. H. C. Meisjesboeken Freddy Hagers schreef een alleraardigst boek: HALLO MARJOLEIN! (voor meisjes van 10 tot 14 jaar), waarin dezelfde Marjo lein en Lon voorkomen die velen al kennen uit een vorig boek van deze schrijfster. De vriendinnen zijn intussen wat ouder gewor den en het verhaal beschrijft een heel bij zondere vacantie die ze samen beleefden, door met en onder leiding van tani e Pam. te werken in een soort kennel, waar mensen die tijdelijk niet voor hun hond kunnen zorgen, deze kunnen onderbrengen. De eigenaars van dit hondenasyl, een jong echt paar, gaat op reis en tante en de meisjes knappen het werk op. Het is soms erg moei lijk, maar de bezwaren en problemen wor den met veel humor verteld. Voordat de vacantie om is beleven de vriendinnen nog allerlei spannende avonturen, o.a. een heide brand. Voor meisjes die van honden houden een aardig fris boek. (Uitg. Kluitman, Alk maar). SIETSKE heet een zeer aan te bevelen boek van F. de Clercq Zubli dat nu eens een heel nieuw beeld geeft van een meisjesleven, n.l. van een dochter van een binnenschipper. Sietskè helpt met hart en ziel haar vader bij zijn vaak zware werk. In haar behoefte om voor iemand te zorgen maakt ze bijna de fout met de verkeerde man te trouwen, maar gelukkig ziet ze.bijtijds in dat steunen: en medelijden hebben niet hetzelfde is als lief hebben. Dit is een verfrissend boek, ver geleken met de meeste romans voor de bakvis-leeftijd, en het leven aan boord van het schip is met kennis van zaken beschre ven. Ook volwassenen zullen dit verhaal, een uitgave van W. de Haan te Utrecht, graag lezen. C. P. ADVERTENTIE betaalt U nog steeds tot 100 gld. voor HEREN-, DAMES - LED,EREN KLEDING goede prijzen. Jansweg 14 b.h. station, Haarlem - Tel. 17825 ADVERTENTIE Mijnhardt's Kiespijnpoeders.Doos 47ct Op de nog tot Dinsdag durende veiling bij Max van Waay bracht een „IJsge- zicht" van Brueghel f 5100 op. Een bloem- stilleven van Jan Sluyters ging voor f 520- van 1881. Dit meesterlijke schilderijtje van de hand, een Haags stadsgezicht van Floris Arntzenius voor f 820, een land schap van Théophile de Bock voor f 1500, een aquarel „Vissersschepen op zee" van Mesdag voor f 740 en een werk van Sprin ger uit de Hearstcollectie voor f 3500. Twee paar kopjes achttiende eeuws por- celein, brachten f 770 en f 600 per paar op. Edvard Munch: Jalouzie. In het Gemeentemuseum te Den Haag wordt een tentoonstelling gehouden van schilderijen, etsen en lithografieën van de grote Noorse kunstenaar Edvard Munch die in 1944 is overleden. Deze tentoonstel ling is in de eerste plaats verheugend om dat we in ons land slechts zelden werk van Munch te zien krijgen, maar in de tweede plaats is deze expositie bijzonder instruc tief, in samenhang met wat ons in dit sei zoen reeds in Amsterdam getoond werd op de tentoonstellingen der Duitse expressio nisten en van Max Beekman, welke in deze kolommen uitvoerig werden bespro ken. De Noor Munch immers is een der be langrijkste baanbrekers van het expressio nisme en zijn invloed op de moderne Duitse schilderkunst is moeilijk te over schatten. Evenals in de drama's van Ibsen en in de romans van Strindberg speelt de psychologie in het werk van Munch een grote rol. Liefde, lijden en dood zijn mo tieven welke in zijn omvangrijk oeuvre steeds weerkeren. Panische angst, jaloezie en moord zijn onderwerpen welke in de plastische kunsten der twintigste eeuw zelden voorkomen. Munch heeft niet ge schroomd de hevigste beroeringen van het gemoedsleven langs picturale weg te be naderen. En de tentoonstelling in Den Haag bewijst weer eens opnieuw dat deze levensgevaarlijke onderneming glorieus ge slaagd is, omdat hij over zulke sterke schilderkunstige vermogens kon beschik ken dat het gevaar van „litterair" te wor den niet bestond. Als een der eersten heeft Munch de psychologische betekenis van de kleur be grepen en aangewend. In zijn jeugdwerken toont hij zich nog volgeling van het im pressionisme, maar al dadelijk is dit ge richt op de mens en vooral op het lijden. Het kleine stukje „de ziekenzaal" dateert is dus van een 18-jarige. Enige jaren later ontstaat het „Tête-a-tête": een conversatie tussen een oudere man en een jonge vrouw, die in een atmosfeer van cigaret- tenrook en wijn gevoerd wordt als een ge vaarlijk steekspel, waarbij de glimlach van de vrouw wellicht het sterkste wapen is. Spoedig ziet Munch echter in dat dit impressionisme hoe knap ook gehanteerd niet de voertaal kan zijn voor de gedach ten die hij uit wil spreKen. want met het incidentele, maar de diepste roerselen der menselijke ziel wil hij vertolken. Hij grijpt naar het symbolisme en in deze tijd ont staat een vormgeving die typerend is voor het werk van Munch. Zoals Jan Toorop en Torn Prikker onge veer in dezelfde tijd in hun symbolische tekeningen een persoonlijk lijnensehrift ontwerpen, zo onstaat in het werk van Munch een lijn, die men „omschrijvend" zou willen noemen. Lijnen die nooit hoekig zijn zoals bij Toorop, maar die zich om buigen. Iets gekwelds, iets tragisch is er in zijn lineatuur. Van al zijn prachtige litho- graphieën is dit een kenteken. Deze lijn zondei-t de figuren af in een besloten een zaamheid, die alleen door het geweld van een hevige emotie doorbroken kan worden. Dan volgen de grote portretten, waarvan de beeltenis van de Duitse staatsman Walther Rathenau een hoogtepunt is. In 1906 schilderde hij het bekende zelfportret met wijnfles, waarin de vlakken der lege cafétafels een verlatenheid suggereren welke verwant is aan de nostalgie van het „nachtcafé" van Van Gogh uit Arles. In zijn latere periode zien we de kunst van Munch lichtelijk terugwenden naar de vroegere vormgeving. Zijn „zelfportret met Spaanse griep" uit 1919 en het „zieke kind" uit 1926 zijn bepaalde momenten van het leven als het ware betrapt, maar de tragische ondergrond van lijden en dood is er slechts zijdelings in betrokken. In 1935 echter schildert hij „ongewenste gasten" en „Het gevecht" waarin de span ning van een gekwelde sensibiliteit weer naar voren treedt. De schilderijen van Munch die tot 15 Februari in het Gemeentemuseum te zien zijn en daarna naar Parijs gaan, tonen wel duidelijk aan dat Edvard Munch tot de grootste figuren der schilderkunst van de twintigste eeuw behoorx. OTTO B. DE KAT In de week van 30 December tot en met 5 Januari werden zes nieuwe gevallen van kinderverlamming aangegeven. Daarvan waren twee gevallen in Losser en Oldenzaal, één in Tubbergen en één in Beverwijk. Extérieur van het hofje. Op de foto's is te zien dat de tijd voor een restauratie gekomen is. Regentenbord met de beeltenis van O. L. Vrouwe en de Heilige Antonius. [ET gebouw waarin het Vrouwen- en Anthonie Gasthuis aan 't Klein Heilig land gevestigd is, dateert al uit de 17e eeuw. De naam wijst er op dat het hofje vroe ger een gasthuis was. Dat wil evenwel niet zeggen: een ziekenhuis. Wij Haarlemmers zijn geneigd daaraan te denken, omdat wij het ziekenhuis bezitten dat van ouds bekend is als het St. Elisabeth's' Gasthuis. Maar hier hebben wij niet met hetzelfde begrip te doen. In de Middeleeuwen waren er gasthuizen die onderdak gaven aan men sen die op een doorreis waren. Het reizen was toen wat anders dan tegenwoordig. Alleen edelen hadden paard en wagen, de anderen moesten alles te voet doen, want zelfs de postwagen was nog niet uitgevon den. Meestal waren het arme mensen, pel grims of Kruisvaarders, die om een onder dak aanklopten. Vandaar dat er van stonde af aan een zekere weldadigheid mee ge moeid was. Ook hadden veel rondtrekken- den verpleging nodig. Dit alles leidde er toe dat de Middeleeuwse gasthuizen later in ziekenhuizen veranderd zijn. Gasthui zen die als afzonderlijke huisjes gebouwd waren, werden ook wel omgezet in hofjes. In 1440 waren in Haarlem twee gasthui zen bekend. Een, het Vrouwengasthuis, was in de Klerksteeg, bij de kapel aan Bakenes, de andere bij de Schalkwijkerpoort bij de kapel die aan de H. Antonius was gewijd. In het begin der 17e eeuw zijn de beide gasthuizen tezamen gevoegd onder de naam „Vrouwen en Antonie Gasthuis". Alleen de inrichting bij de Bakenesserkerk bleef toen in gebruik. Blijkbaar werd in het St. Antonie Vrouwen-gasthuis oudtijds alleen aan vrou wen logies verstrekt. Zo was het ook nog in het begin van de 17e eeuw, want Amp- zing schrijft in zijn „Lof der stadt Haer- lem": „Dit Vrouwen Gasthuis is gefundeerd Voor reysende pelgrims, al vrou-personen, Twee nachten werden sij hier in gelogeerd En hebben bedding, vuer, licht, tot haer verschoonen". Later, blijkbaar in het midden der 17e eeuw, werden de huisjes van het Vrouwen en Antonie Gasthuis aan vrouwen voor het leven verhuurd. Toen werd het dus een hofje. In 1786 vroegen de regenten van het hofje aan het gemeentebestuur medewer king om een waardiger onderdak te ver krijgen daar de huisjes aan de Klerksteeg zo vervallen waren, dat herstel niet moge lijk was. Het toeval wilde dat de regenten van het Teylershofje aan de Koudenhorn de beschikking hadden over een leegstaand hofje aan het Klein Heiligland. Dit was maertijd door Pieter Teyler van der Hulst bij zijn leven gesticht. De directeuren van Teylers Stichting besloten, na zijn dood, een nieuw en groter hofje te bouwen. Dat werd het hofje aan de Koudenhorn, zoals wij dit nu nog kennen. De regenten van het Vrouwen en Antonie Gasthuis vroegen het ontruimde hofje aan het Klein Heiligland te mogen kopen. Het werd hen evenwel kosteloos ter beschikking gesteld. Toen Pieter Teyler van der Hulst inder tijd het complex aan het Klein Heiligland kocht, was daarin al eerder een hofje ge weest. In het hoofdgebouw heeft in het midden der 17e eeuw de weduwe van Jozef Cooymans gewoond. Na haar dood lieten erfgenamen bij dit huis enige kleinere huisjes bouwen, die ter bewoning gegeven werden aan bejaarde vrouwen. Een latere eigenaar heeft het hofje laten ontruimen, om daarin een werkplaats en pakhuis te vestigen. Van der Hulst heeft in 1729 het complex aangekocht. Eerst gebruikte hij het ook als werkplaats, maar in 1756 richtte hij het weer in als hofje. Aanvankelijk was het hofje alleen te bereiken door een poort in de Grote Hout straat, pas later is de ingang aan het Klein Heiligland gekomen. In het hofje is thans plaats voor negen vrouwen. Jammer is dat de regenten slechts over weinig fondsen de beschikking heb ben, zodat het zelfs moeilijk is daaruit het noodzakelijke onderhoud te bekostigen. Dat is ook wel aan de inrichting der regenten kamer te zien. De meubelen zijn tijdelijk elders opgeborgen, daar het dak niet safe was. Wij geven een foto van de schouw, waarboven een schilderij hangt van de re genten, dat in 1788 gemaakt is door de be kende Haarlemse meester Wybrand Hen driks. Ook geven wij een foto van de lijst der regenten die in dezelfde kamer hangt en die interessant is omdat die geflankeerd wordt door beeltenissen van O. L. Vrouwe met het Kindeke Jezus en de Heilige An tonius. Een gepolychromeerd beeldje van deze heilige, dat vermoedelijk afkomstig is uit het oude Antoniusgasthuis, wordt bij een der regenten thuis bewaard. Ongetwijfeld hopen de regenten nog eens in staat te zijn de regentenkamer weer in haar oude toestand te herstellen. Hij stapte zelfbewust de kamer binnen en deelde mee dat hij student was; dat hij zich bij de juridische faculteit echter niet gelukkig voelde en in de muziek wilde gaan. „U moet namelijk weten dat ik een krankzinnig geheugen heb inzake muziek, werkelijk een krankzinnig geheugen, en dat ik de muziek, welke ik op talloze con certen heb gehoord, niet vergeet. En niet alleen dat ik melodieën en zo onthoud, maar ook de groepen van de instrumen ten van het orkest staan mij voor de geest. Het is heus krankzinnig zoals mij de partituren in het geheugen blijven; u zult het misschien nauwelijks geloven. Ik voel mij in de muziek thuis en wou er daarom de vereiste studie van gaan ma ken." Het woord krankzinnig herhaalde hij nog enige keren. Het was bijna om bang te worden. Toen zijn mededelingen iets minder levendig werden, waagde ik het te vragen welk instrument hij bespeelde. En hij antwoordde: „Geen enkel; mijn ouders hebben mij geen instrument laten stude ren en ik geloof ook niet dat dit nodig is voor het doel dat ik mij gesteld heb. Bo vendien is het niet te verwachten dat ik toestemming krijg om muzikale vakstudie te maken, omdat mijn ouders er maat schappelijk niets in zien. Zij vinden het eigenlijk beneden mijn stand." „Op dit laatste ga ik niet in, maar ik zou wel van u willen weten wat uw doel precies is en waarom u denkt geen instru ment te behoeven te bespelen." „Ik wil dirigent worden en ik meen dat mijn krankzinnig muzikaal geheugen mij bij het dirigeren goed te pas komt. Ik mag wel zeggen dat alle symphonieën mij voor de geest staan en ik heb er een bepaalde voorstelling van hoe ik ze zou uitvoeren." Ik speelde hem de eerste maten van de Derde Symphonie van Brahms voor, maar zijn krankzinnige geheugen liet hem in de steek. „Ik neem het u niet kwalijk dat u deze (overigens beroemde en zeer eigenaar dige) maten niet herkent, maar ik moet zeggen dat het voor de studie van het vak zéér nodig is dat u kunt piano spelen en zéér gewenst is dat u een strijkinstrument enigermate beheerst. Daarenboven moet u in het bezit zijn van een zeer goed gehoor, dat niet alleen de gewone algemene ont wikkeling moet doormaken, maar boven dien gespitst moet worden naar de speciale eisen die voor het studeren met een orkest of met een koor, of met. beide, gesteld worden. U moet bovendien behoorlijke studies maken van harmonie, contrapunt en analyse, om de constructie der werken te kunnen begrijpen en zonder een dege lijke kennis der muziekgeschiedenis kunt u zaken als stijl en algemene aesthetiek niet aan. Dat u bij dit alles van alle muziek instrumenten terdege op de hoogte moet zijn spreekt wel van zelf. U moet in ver band hiermee ook studies in instrumenta tie maken en zich trainen in het spelen van uit een orkestpartituur". „Maar het komt er toch in hoofdzaak op aan. „Het komt er om te beginnen in hoofd zaak op aan dat u een grondig ontwikkeld musicus is. Als u de leider wilt zijn van een ensemble van vakmensen moet u door uw kennis van zaken respect afdwingen." „Maar ik heb mij aesthetisch en intel lectueel zéér ontwikkeld en dit lijkt mij „Dit is goed, hoewel dit aanprijzen mij niet aesthetisch in de oren klinkt. Waar om wilt u eigenlijk juist dirigent worden?" „Wel, omdat de meeste programma's tegenwoordig mij helemaal niet bevallen." Dit zei hij heus. Ik vroeg' hem of dit werkelijk zijn eerste, innerlijke drijfveer was. Hij antwoordde ontwijkend en ik kreeg hoe langer hoe meer de overtuiging dat het woord krankzinnig toch wel iets met de bron van alle andere door hem gesproken woorden te maken had. Niet alleen dat deze jongeman de muziek ver wart met de muziekwereld, hij stelt zon der kennis van zaken zijn oordeel boven het genieten; en dit alles was hij zich niet bewust. In geen enkel woord klonk iets van de natuurlijke drang tot muziekbe oefening, in geen enkele zin iets van respect voor de muziek. „Maar als het nu uit een onderzoek zou blijken dat u toch niet voor het vak van dirigeren geschikt bent, wat zoudt u dan willen doen?" „Dan zou ik criticus willen worden." „O, juist, en dan zou u over de mensen die wel in het vak gestudeerd hebben, bij voorbeeld gaan schrijven dat zij er niets van k .-nnen. Dan zou u uw oordeel wel klaar hebben over componisten, dirigen ten enzovoorts, enzovoorts. Maar voor dat doel zoudt u dan hier toch niet aan het juiste adres zijn. Wij zijn hier aan het Conservatorium verantwoordelijk voor de opleiding van musici." „Maar als ik nu werkelijk muziek zou willen studeren, waarmee moet ik dan be ginnen?" „Dan moet u goede pianolessen hebben en meteen daarbij zeer goede lessen in solfège. Dat wil zeggen: u moet ontwik keld worden in de algemene, elementaire muziekleer en boven alles moet uw gehoor volgens beproefde methode geoefend wor den. En om mijn predikatie te beslui ten u moet au fond meer van de mu ziek houden dan van u zelf." HENDRIK ANDRIESSEN De schouw in de regentenkamer. I-Iet schil derij, waarop regenten staan, is van de Haarleiiise meester Wybrand Hendriks. Uit onze foto van het hofje zelf blijkt ook dat de huisjes dringend herstel nodig hebben. Ligt hier geen taak voor het gemeente bestuur? De hofjes zijn voor Haarlem niet alleen van belang uit oudheidkundig oog punt, want ook voor de huisvesting van be jaarde vrouwen hébben zij waarde. In de loop der laatste eeuw zijn reeds verschei dene hofjes verdwenen omdat de huisjes vervallen waxen, terwijl er geen geld was om een restauratie te betalen. Daartoe mag het niet meer komen. Reeds hebben B. en W. bij enkele andere hofjes bewezen dat zij begrip hebben voor de moeilijkheden van regenten. Op die weg moet' worden voortgegaan, ook al dwingt de financiële toestand de gemeente tot beperkingen. C. J. van T. Twee jaar gevangenisstraf eiste de offi cier van Justitie bij de Amsterdamse recht bank tegen een 40-jarige koopman, die vier dames totaal 26.000 afhandig had weten te maken. Hij was met haar door huwe lijksadvertenties in kennis gekomen. Een 53-jarige weduwe uit Noordwijk aan Zee nam een hypotheek op een paar huisjes die zij bezat en gaf hem zonder schuldbe kentenis 14.000. Een 48-jarige boekhoud ster gaf hem 8000, waarvoor hij een schuldbekentenis tekende. Van twee andere dames kreeg hij nog 4000. „De slachtoffers waren wel dom", zei de officier van Justitie, „maar haar hoop om te trouwen deed haar er in vliegen. Onder zulke omstandigheden doet men vaak din gen die tegen de redelijkheid indruisen." Dat de verdachte daarop heeft gespeculeerd vond de officier erger dan een „gewone" oplichting. LETTERKUNDIGE PRIJS VAN PARIJS VOOR JEAN ROSTAND De grote letterkundige prijs van de stad Parijs ten bedrage van 300.000 francs is toe gekend aan Jean Rostand voor zijn gezamen lijke werken. De schrijver werd als tweede zoon van Edmond Rostand en Rosemonde Gérard in October 1894 te Parijs geboren. Hij is één der voornaamste biologen van deze tijd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5