Een dwer Een revolutie op het gebied van zolen Karei Doormantegemoet Het Proveniershuis Werkgevers moeten personeel opgeven LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Roman van Nobelprijswinnaar Tegen te veel collecten Gemeente kocht dit schilderij Der1igs*e Schoonheid in Haarlem en omgeving Agenda voor Haarlem Het veteranenlegioen ZATERDAG 1 MAART 1952 VAN DE SCANDINAVISCHE romantiek der eeuwig zingende bossen en om rotsen waaiende winden is het werk van Par Lagerkvist, die in 1951 werd onderscheiden met de Nobelprijs voor Letterkunde, verre gebleven. In geen Zweeds dichter van de generatie, die omstreeks 1890 werd geboren, heeft de eerste wereldoorlog dieper en blijvender sporen nagelaten, in géén heeft het armzalig bankroet van zovele door de eeuwen gekoesterde idealen dringender en. dreigender de zeer reeële en actuele vraag wakker geroepen naar het „waarom" van al het menselijk streven en falen dan in hèm. Wat Kierkegaard met zijn. haast oud-testamentisch toornende stem verkon digde omtrent twijfel en angst, schuld en boete, zonde en belijdenis, zin van leven en dood, God en menselijke verantwoordelijkheid, vond in de litteratuur van de Noordelijke landen, waar de mens zo dicht is omringd door een barse, ondoorgronde lijke natuur, een onmiddellijker en waarachtiger weerklank dan elders. Als een schaduw ligt het eeuwige mysterie over de werken van Günnarsson en Selma Lagerlöf, van Strindberg en Sigrid Undset, van Par HalLström en Par Lagerkvist. MONUMENT VOOR NAALDWIJK De Haarlemse beeldhouwer Mari An- driessen is gereed gekomen met het ont werp van een verzetsmonument, dat in de kom van Naaldwijk zal worden geplaatst. Het ontwerp steit voor een vallende vrouw, die de toorts van de overwinning doorgeeft aan haar nageslacht. In één van Lagerkvist's dichterlijke ver halen uit zijn jonge jaren komt de dichter als gast in een hötel dat verbouwd wordt. Hij wacht, maar niemand die hem bedient. Men metselt en sloopt, men herbouwt en breekt af, rusteloos en eindeloos. En als hij tenslotte, moe van het doelloze wachten, vraagt naar de zin van al die bezeten bedrijvigheid, krijgt hij ten antwoord „dat de duivel dat mag weten". Men her kent het motief: dat is de geest van Kierke gaard, die aan de wortel van 's mensen tragiek zowel individueel als collectief meende te raken toen hij de mens het enige aardse schepsel noemde, dat geen vrede kan hebben met de grenzen die aan zijn mens-zijn gesteld zijn. Stééds opnieuw, stééds anders, wil hij zichzelf te buiten en te boven gaan of, zoals Claudel het puntig uitdrukte, méér „ik" zijn, dan zijn ,,ik". En zo is het zijn noodlot, van iedere opvlucht gekwetst neer te storten tot hij, één ogenblik voor God gestaan hebbend (naar de woorden van Kierkegaard) zijn „staat van berouw" aanvaardt, de lijdensweg gaat van de aardegebonden mens die slechts bij de genade van enkele ogenblikken aan de eeuwigheid deelheeft. Om deze „religieuze fase", waartoe Kier kegaard met zijn onverbiddelijke analyse van de menselijke existentie doorbrak, heeft Lagerkvist, trouw aan de profetische drang van zijn expressionistische jeugd jaren, geworsteld: met zichzelf, zijn „le vensangst", zijn geweten met de „zin" van het leven, met de dood, met God. Werk na werk toneelstuk, gedicht en roman was van dat inzicht een verdie ping. Lagerkvist versoberde zich maar in een diepe onderstroom van zijn jongste proza hoort men het bruisen. Hij verkilde, maar in een diepe ondertoon hoort men de stem van de deernis, in „De Dwerg" zijn onlangs in vertaling verschenen roman misschien nog menselijker, maar ook nog gedeerder dan in de roman „Barabbas". Gegrift in het geweten „De Dwerg" kan men nauwelijks „ge schreven" noemen. Hij staat als geëtst, scherp-diep ingebeten. Hij staat gekrast als een onuitwisbaar mene tekel, niet „aan de wand", maar diep in het geweten van de mensheid, van iedere mens afzonderlijk, alsof er een gesel Gods toe dreef. Dat Lagerkvist aan het doordringende, wat hij de wex-eld te zeggen heeft, de vorm gaf van een roman die ten tijde van de Renais sance speelt, van deze historische periode waarin onze moderne beschaving haar aan vang nam, geeft aan zijn getuigenis een zo nadrukkelijk accent van het actuele, dat zijn roman de litteraire betekenis van een diep-indrukwelkkend stuk proza verre te boven gaat. Deze heerser, of hij nu een Borgia of een Medici is, zijn „erfvijand" (al dan niet Ludovico Moro, voor wie ik hem houd), de overspelige vorstin Theodora, haar min naar dion Ricardo, de voorname Bernardo (dit ondoorgrondelijk genie, dat het Hei lige Avondmaal schildert en onderwijl krijgswerktuigen ontwerpt, klaarblijkelijk Leonardo da Vinei) heel dat hof met zijn d'orst naar schoonheid en bloed, zijn levens lust en doodsangst, zijn ridderlijkheid en list, zijn vrouwenverering en liederlijkheid, zijn Godsvrucht en demonische wreedheid, dat is de Renaissance, deze grootse en tra gische apotheose van de mens en méér dan de Renaissance: want hoor de dwerg aan! Wie is dit wangedrocht, deze eenzame en getekende? Hij, de dwerg, die in dit dag boek onbewogen, hard, bitter, vlijmend en van haat vervuld verslag uitbrengt van wat deze mensheid in haar zondig doen en laten teweeg brengt, is niéts dan dwerg, een primitief mens, een oergril van de na tuur, fel van blik, gescherpt van verstand door het doorstane leed, een miniatuur, menselijk wezen, wreed maar waar. Niet méér willend dan hij is, door geen vrees gedreven, door geen twijfel verontrust, door geen gemoedsbeweging verstoord, doorziet, ontmaskert, geselt hij. Hij is noodlot, geweten, duivel en mens tegelijk: hij is een gesel Gods. Hij ziet niet öp tot de mens, hij ziet néér. Voor zijn honende blik voltrekt zich het schouwspel: de praal en de pracht, de schijn, de leugen, het bedrog, de schoon heid en de laaghartigheid, de dood door het zwaard, de gifbeker en de pest. de dood op het bruidsbed, in de straten en op het slag veld. Christus met zijn discipelen aan het ADVERTENTIE N.V. MIJ „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 - 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook Heilige Avondmaal en één temidden van hen die hem zal verraden en verloochenen, zoals meester Bernardo dat aan de wand schildert. Deze dwerg vreest niet, hij lijdt niet, hij bemint niet. Hij haat de waan van die allen „die mismaakt zijn zonder dat er uiterlijk ook maar iets van te zien is". Een Nobelprijs waard En als hij, in ongenade gevallen, in zijn kerker dit alles overdenkt, blijkt er één te zijn die hij liefhad en daarom geselde met woorden en koorden, tot in de dood: de overspelige vorstin, wier minnaar hij vergiftigde, en die hij tot het einde dreef van haar martelaarsweg: tot God. Twee maal schilderde meester Bernardo haar portret: eenmaal met de glimlach van de lichtekooi, eenmaal met die van een Ma donna een Maria van Magdala, de zon dares van wie Lucas verhaalt. En beide, overpeinst de dwerg, was zij, maar een Madonna bij genade en tot verlossing. Op haar lijdensweg scheidde zij zich af van de velen die, zoals Pascal schreef, niet weten dat het hun om de jacht is te doen en niet om de buit. Deze „Dwerg" is een meester werk. de Nobelprijs waard. C. J. E. DINAUX Par Lagerkvist: „t>e Dwerg" (vertaald door Greta Baars—Jelgersma en Rolv Ravn). (J. M. Meulenïioff, Amsterdam). „In 1948 werden in Nederland voor plaatselijke en landelijke instellingen 15354 collecten gehouden", zo schrijft de Am sterdammer W. K. Petersilka in een bro chure, waarin hij wijst op de versnippering van arbeidskrachten, op de verspilling van reclame- en ander materiaal, dat ieder der collecterende instellingen afzonderlijk ge bruikt en op de collectemoeheid van het Nederlandse volk. Hij stelt voor een centraal fonds op te richten, dat de gelden bijeen brengt waar uit iedere instelling een deel zou kunnen ontvangen. Het fonds van 12 millioen gulden per jaar is dus acht keer zo groot als hetgeen er nu per jaar door alle instanties tezamen wordt gecollecteerd, zo zegt de schrijver van deze brochure. ADVERTENTIE zo kunnen wij het nieuwe zoolmateriaal noe men. dat samengesteld werd in de laboratoria van de Bata schoenfabrieken in Best. Dat zoolmateriaal, POROFLEX genaamd, is lich ter dan water, zeer buigzaam en bovendien oer- en oersterk. Tevens wordt ons medege deeld, dat schoenen met zolen van Poroflex voordeliger zijn dan schoenen met zolen van leder of crêpe rubber. Voorlopig hebben de Bata-fabrieken een begin gemaakt met de productie van dames- en kinderschoenen, die van het nieuwe, werkelijk sensationele zool materiaal zijn voorzien. Ook de herenschoe nen zijn reeds in het productieplan opgeno men. Wij hebben sportschoenen gezjen, voor het oog behoorlijk zwaar, maar licht in de hand en vederlicht aan de voet. Stelt U zich zo'n schoen voor, vederlicht, met een zool, die sterker is dan welk material ook, een schoen die minder kost, dan welke andere schoen ook. U gaat er met plezier op lopen en U werkt gemakkelijker. En als wij dan beden ken dat zo een zool ook nog in alle gewenste kleuren kan worden geproduceerd, dan vra gen wij ons slechts af, wanneer zal de N.V. Bata, Nederlands grootste schoenfabriek, schoenen gaan produceren, die uit zichzelf (en met ons erin) gaan vliegen. In deze atoomeeuw is tenslotte alles mogelijk. Tot directeur van het Veiligheidsmu seum te Amsterdam is benoemd ir. E. Spaan, thans inspecteur van de Arbeidsinspectie te Rotterdam. WERKLOOSHEIDSWET Bij het inwerkingtreden van de Werk loosheidswet op 1 Juli is het noodzakelijk, dat alle werkgevers een aangifte bij hun bedrijfsvereniging hebben gedaan van al len, die onder de Werkloosheidswet val len. De bedrijfsverenigingen hebben zo veel als mogelijk was de werkgevers een aangifte-formulier toegezonden. Velen weten niet, zo blijkt uit de reeds terug ontvangen formulieren, onder welke be drijfsvereniging zij voor de uitvoering der Werkloosheidswet komen te vallen. An deren blijken ten onrechte in de veron derstelling te verkeren, dat zij geen aan gifte moeten doen, omdat zij reeds voor andere sociale wetten zijn ingeschreven. Voor de Werkloosheidswet moet echter iedere werkgever een nieuwe aangifte doen. De uitvoerende organen moeten thans veel ambtenaren inschakelen in de buitendienst, teneinde alle aangiften bin nen te krijgen. Zo zijn er op het ogenblik voor het ge meenschappelijk administratiekantoor van een 13-tal bedrijfsverenigingen 200 man in de buitendienst werkzaam voor het verkrijgen dezer aangifte. Daar komen nog een 40-tal ambtenaren bij in de bui tendienst van Centraal Beheer en de Cen trale Onderlinge. Zoals bekend is zijn er voor de uitvoe ring der Werkloosheidswet totaal 28 be drijfsverenigingen aangewezen, waarvan er enkele nieuw werden gevormd. Andere ontstonden door coördinatie van bestaan de, zoals in de landbouw, waarvoor er thans één is. Iedereen, die personeel in dienst heeft dat onder de Werkloosheidswet valt en die daarvoor geen aangifte-formulier heeft ontvangen, dient dit bij de desbetreffende bedrijfsvereniging aan te -vragen. Weet men niet onder welke bedrijfsvereniging men valt, dan vrage men dit aan het Al gemeen Werkloosheidsfonds in Den Haag. Enkele dagen geleden publiceerden ivij het bericht dat de ge meente Haarlem ten behoeve van het Frans Halsmuseum 'n „Winterlandschap" van de schilder Jan Visser heeft aange kocht. Het bedoelde schilderij vindt men hiernevens gerepro duceerd. Het is voor het publiek te zien geweest op de laatste Kersttentoonstelling van Haarlemsebeel dende kunstenaars in het museum „Het Huis Van Looy". 99 '-•■1 «■Wü Over enkele uren zal het oefensmal deel V de Engelse vlootbasis Portland verlatén. Het weekeinde, dat we hier doorgebracht hebben, ben ik niet aan boord van de „Zwaardvis" geweest, maar was mijn verblijfplaats tijdelijk op Hr. Ms. torpedobootjager „Blanckert", Van dit schip bereikte mij 's avonds telegra fisch een uitnodiging voor een bezoek. Een half uur later kwam er een motorsloep langszij om mij te halen. Hiermede werd ik toen, tegen middernacht, in een diepe duisternis naar de „Blanckert" gebracht die enkele mijlen verder voor anker lag. Zo legt men dus op zee zijn bezoeken af. Dat ik voor ons vertrek weer naar de „Zwaardvis"' terug ga spijt me niet, want ik ben tot de ontdekking gekomen dat zo'n onderzeeboot met zijn radermas- ten en periscopen een brok metaal is dat een eigen schoonheid heeft, al is dit dan niet de schilderachtigheid van onze vis sersschepen. Er is iets anders voor in de plaats. Ik weet zeker dat ik van dit type schip zal gaan houden, niet alleen om die schoonheid of het mysterieuze, doch zeker ook om de sfeer die er aan boord heerst. De stemming is steeds even prettig en dat kan geen verbazing wekken, want in de kleine ruimte die voor een groot deel met apparaten gevuld is, die 62 koppen moet herbergen waarvan er niet één ge mist kan worden behalve ik dan hangt heel veel van een goede stem ming af. Dit betekent echter niet dat er weinig discipline heerst.' Die is integendeel groot, wat wel het meest onder water tot uit drukking komt. Daar wordt ook veel van de mannen geëist, want alles hangt af van stiptheid en snelheid. Zoals bijvoor beeld de waarnemingen door de peris coop. Deze geschieden als regel door de commandant. Hij geeft dan het bevel: „Periscoop.... op!" Eén beweging met een handeltje doet de geweldige buis om hoog gaan. De commandant kijkt even en geeft weer snel order de periscoop te la ten zakken, voordat de vijandelijke sche pen kans krijgen met hun radar de onder zeeboot te ontdekken. Worden we tijdens een oefening door een .vijandelijk" schip ontdekt dan worden er slechts handgra naten inplaats van dieptebommen naar ADVERTENTIE ,entaons,emnU-PBrso" enautomobielen 29 FEBRUARI 4/m 9 MAART Geopend van 10-17 en 19-22 uur ENTREE f 1.50 INCL. BEL. RAI Gebouw Amsterdam ZATERDAG 1 MAART Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comedia), 8 uur. Minerva: „Een zaak van leven en dood", 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Teresa", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. Palace: „Politie-dos- sier 301", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Hoffmanns vertellingen", 7 en 9.30 u. City: „Macao", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Sofia" en „De baron van Arizona", 18 jaar. Frans Hals: „Stalen haaien", 18 jaar 7 en 9.15 uur. ZONDAG 2 MAART Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comedia), 8 uur. Rembrandt: „Paljas", 18 jaar, 10.30 uur. „Teresa", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en.9.15 uur. Palace: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2. 4.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 1.30, 4, 7 en 9.30 uur. Spaarne: „De man met de zweep", 14 jaar. 2 en 4.15 uur. „Sofia", „De baron van Arizona", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: 2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 3 MAART Stadsschouwburg: „Le Maitre de Santiago", (Théatre Hébertot), 8 uur. Concertgebouw: Piano-recital Henri Wilhelmus, 8 uur. Palace, Rembrandt: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 7 en 9.30 uur. Spaarne, Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2.30 en 8.15 uur. Reproductie van een gravure uit de 17e eeuw. toen in het oude St. Michielsklooster de St. Joris Doelen en het Heerenlogement waren ondergebracht. Toen het Proveniershuis Heerenlogementwas. Het Proveniershuis in de Grote Hout straat te Haarlem is voortgekomen uit het St. Michiel Klooster, in 1414 gesticht. Het diende zo lezen wij in een oud boek „om bewoond te worden door adellijke jonkvrouwen of deftige burgerdochters, die, de vermaken der wereld vaarwel zeg gende, hetzij uit haar goederen, of van enig handwerk leefden en zich aan de dienst van God wijdden". Na de opheffing der kloosters vervielen de gebouwen aan de stad. Toen in 1592 de Schutters-Doelen in de Ramen door brand verwoest werd, is het ontruimde klooster in de Grote Houtstraat de eerste tijd als oefenplaats voor de Schutters aangewezen. Als naam werd toen gekozen „St. Joris Doelen". Een beeld van St. Joris, vechtend met de draak, stond boven de poort. Het gebouw werd aan het eind der 17e eeuw gebruikt als „Heerenlogement". Uit die tijd is de gravure die wij hierbij af drukken. Beschrijvingen uit die tijd laten de mogelijkheid open dat het gebouwen complex gelijktijdig is gebruikt voor de schutterij en voor „Heerenlogement". Uit deze gravure blijkt dat er sinds de 17e eeuw veel aan het gebouw veranderd is. Was hot maar gebleven zoals het was. Alleen het bovenstuk van het rechtse deel van de voorgevel is vrijwel onveran derd gebleven. Dit stuk is vermoedelijk in het begin der 17e eeuw gebouwd door Lieven de Key, destijds stadsarchitect. De mogelijkheid wordt evenwel niet uitgeslo ten geacht dat dit bouwwerk van zijn voor ganger Willem den Abt is. Dan zou het nog iets ouder zijn. Ook een deel van het ge bouw dat aan het binnenplein grenst is nog uit die tijd. De binnenplaats, waarom thans de wo ningen voor de ouden van dagen zijn ge plaatst, was vroeger het oefenveld der schutters. Het bovenstuk van de mooie poort is in de 18e eeuw afgebroken. Het deel dat staan bleef werd opgenomen in de bebouwing van het Proveniershuis. Waar St. Joris met de Draak gebleven is, weten wij niet. Die verbouwing was indertijd geen gelukkige oplossing, ook al werd voor het Proveniers huis toen een woning verkregen die uit zicht had op de Grote Houtstraat. Maar nu profiteert de Politie daarvan, want dit aangebouwde stuk wordt door haar thans gebruikt als hulpbureau. De gravure geeft een staaltje van be drijvigheid te zien die er heerste in de tijd dat het „Heerenlogement" was. De stamgasten lustten graag bier. Dit brouwsel kon daar ook koel bewaard worden, want nu nog bestaat de kelder die blijkens de bouwstijl (zware gewelven) dateert uit het begin der 15e eeuw. Hier is dus sprake van een restant van het klooster. Toen Sociale Zaken nog in het Proveniershuis zat, werd deze kelder gebruikt voor fietsenstalling. In 1704 is het gebouw ingericht tot Pro veniershuis. Dat waren inrichtingen waar „proveniers", inwonende gasten, werden opgenomen. Zij hadden dan veelal een eigen woon-slaapkamer, maar aten in een gemeenschappelijke zaal. Feitelijk waren het dus commensalen-huizen. Voor oude vrouwen werden in die tijd hofjes gebouwd. Het ging niet om de mannen ook naar hof jes te verwijzen, want zij konden geen eigen huishouding verzorgen. Het duurde niet lang of de Proveniershuizen (er was er ook een buiten de Kennemerpoort) wa ren feitelijk gestichten waarin oude man nen verpleegd werden. Maar voor zover de oudjes daartoe in staat waren, woonden zij ook toen nog op een eigen kamer. In zeker opzicht waren de Proveniershuizen dus voorboden van de huizen voor ouden van dagen met een verzorgingshuis dat wij nu kennen. In 1810 werden alle bewoners van het oude mannenhuis op het Groot Heiligland naar het Proveniers huis overgebracht, omdat dit gebouw (het tegenwoordige Frans Halsmuseum) vrij gemaakt moest worden voor de we zen. Tot het Proveniers huis behoorden ook de huisjes in de Kerk straat. In een daarvan heeft de blijspeldich ter Pieter Langendijk gewoond, die een op dracht van het stads bestuur had om de ge schiedenis van Haar lem op schrift te stel len, welke opdracht hij echter slechts ge deeltelijk heeft vol tooid. De vereniging „Haerlem" plaatste in dit huis in de Kerk straat in 1935 een ge denksteen. Ook de reus Daniël Cajanus heeft een tijd in een der huisjes ge woond. Hij moet zich daar wel niet erg op zijn gemak gevoeld hebben, want hij was groot en de huisjes waren klein. In de laatste tijd worden de huisjes door het stadsbestuur verhuurd aan ouden van dagen. In het hoofdgebouw werden in de loop der jaren verscheidene gemeente diensten gevestigd. Het gebouw is „uitge woond". Uit de kloostertijd is niets meer over, uitgezonderd de kelder die wij reeds bespraken. Toch zijn er nog wel mooie oude plekjes in het gebouw te vinden. Restau ratie zal dan ook niet kunnen uitblijven, temeer omdat er voor gemeentediensten behoefte aan zulke gebouwen in het cen trum der stad is. Bovendien is het gewenst dat het gebouw er blijft staan om een afsluiting te vormen van de binnenplaats met de huisjes. Die geven in het hart der woelige stadsbebou- wing een oase van rust. Stuk voor stuk zijn de huisjes geenszins schilderachtig, maar de combinatie is bekoorlijk. Temeer omdat men nergens zo'n mooi uitzicht heeft op de toren van de Nieuwe kerk. In het midden van de tuin staat een monu mentale pomp. De tijd dat de oudjes zich daar verzamelden om water te halen is voorbij, maar toch kan zij daar niet gemist worden. c. J. van T. Een stuk moedelijk van het hoofdgebouw op de binnenplaats. Ver is dit een restant van het gebouw waarin vroeger schutters zetelden. De „Rocket", een experimenteel Engels oorlogsschip geschetst door de Haarlemse schilder Frans Verpoorlen, die als gast van de Koninklijke Marine een reis naar de Middellandse Zee onderneemt en in bij gaand artikel verder vertelt over zijn ervaringen op en onder zee. ons toegegooid. Toch schrik ik daar nog steeds van. Aan boord wordt veel electrisch ge daan. Tijdens een aanval geschiedt het varen onder water ook electrisch, lang zaam en haast onhoorbaar wordt het schip voortbewogen. Men noemt dit de sluipgang en die is lang vol te houden. Dit vermogen om als een roofdier een prooi te besluipen, is lang niet het enige wat een onderzeeboot met behulp van de electriciteit onder water kan presteren. Er is namelijk ook een electrische oven, waarin heerlijke grote broden worden ge bakken. Het is echter berucht dat koks, die tot de belangrijkste mensen aan boord van schepen behoren, maar al te vaak on gemotiveerde verwijten te horen krijgen. Dat zal altijd we! zo blijven, want het is een soort traditie. Ik rook tenminste eens een vreemde lucht en vroeg of het soms acyteleengas was. „Nee", klonk het ant woord, „de kok is veredelde paardenhoe ven aan het bereiden." Ik kan zeggen dat ik het duikbedrijf aardig leer kennen, want gedurende mijn reis ben ik meer onder dan boven water geweest. Eén dag hebben we zelfs vier keer onderwateroefeningen gehad. Om ons tekort aan daglicht aan te vullen krijgen we 's ochtends bij ons ontbijt een vita minedrankje. Toch zijn de duikoefeningen voor mij geen verloren tijd. Ik verveel me allerminst en dat komt omdat er zo veel technische wonderen te zien zijn. Ik spreek dan ook dikwijls over ons „tech nisch hol". Het is sterk, maar zelfs in het toilet bevinden zich ruim 50 kranen en een stuk of 25 manometers. Slechts twee er van zijn voor de bediening van het toilet nodig. Waar die anderen toe dienen weet ik niet. maar er is mij bijna ge smeekt om dat niet te gaan onderzoeken. Boven water kan ik op de commandoto ren gaan staan doch het is zeer moeilijk om daar te tekenen want een onderzee boot stampt en slingert op zee als een an der schip. Bij een storm moet zelfs enige tientallen meters gedoken worden om het schip rustig te houden. Zo bracht smaldeel V een bezoek aan Portland. De volgende haven zal Casa blanca zijn en daar zie ik verlangend naar uit hoewel ik hier in Portland toch nog iets bijzonders gezien heb, namelijk een experimenteel oorlogsschip van een ge heel nieuw type, de „Rocket". De gehei men ervan zijn nog niet prijsgegeven en daarom heb ik het schip niet kunnen be zoeken. De „Rocket" is het achtste schip dat in de loop der tijden onder deze naam deel uitmaakt van de Koninklijke Britse Marine (het eerste werd omstreeks 1700 gesloopt). De „Rocket" is van een jager gemaakt. Naar oe rest kan men slechts gissen. FRANS VERPOORTEN Het Veteranenlegioen Nederland, dat op 17 November van het vorige jaar door de oud-luitenant O. V. W. van het voormalig K.N.I.L., Ton Schilling, werd opgericht, met als doel de geestelijke herbewapening ter hand te nemen, heeft er een afdeling bij- gekregen. Een afdeling voor Haarlem en omgeving, die gisteravond in hotel De Leeuwerik het eerste levenslicht zag. In het voorlopig bestuur hebben zitting de heren: J. J. Vijverberg, voorzitter; C. P. Hurts, secretaris en J. J. M. Francken, penningmeester. In zijn openingswoord zei de voorzitter onder meer: „In de bezettingsjaren was er in ons land een eenheid te bespeuren die ons allen goed deed, maar nauwelijks wa ren de Duitsers van het toneel verdwenen, of ook die eenheid verdween als sneeuw voor de zon." De heer Vijverberg betoogde dat die oude geest in het Nederlandse volk weer wakker geroepen moest worden en dat het Veteranenlegioen zich voor het bereiken van dat doel heeft ingezet. De heer Ton Schilling zette hierop uit een hoe hij er toe was gekomen het legioen op te richten, en constateerde dat er heel wat wanbegrip over de organisatie in het land heeft postgevat. Het Veteranenlegioen Nederland heeft in zijn rijen oud-militai ren die al dan niet in Indonesië een deel van hun diensttijd doorbrachten, leden van voormalige verzetsbewegingen en leden van de koopvaardij. „Indonesië is voor ons één grote inspira tie geweest om te geven wat we in ons hadden. De geestelijke waarden die wij daar hebben gevonden zijn in Nederland onvindbaar. Hel moet mogelijk zijn om die geest van samenwerking ien opofferings gezindheid ook in eigen land aan te kwe ken. Het is evenzeer mogelijk dat Neder land minder toegeeft aan de wensen van grote mogendheden, dat Nederland weer meer zich zelf gaat worden. Nederland heeft zich blind gestaard op de 'afgelopen oorlog en de realiteit uit het oog verloren. Die realiteit is: We zijn tot en met ver armd". „Nederland," aldus de heer Schil ling, „is zoet gehouden met de schijnwel vaart van de Marshallhulp, maar als die hulp straks een einde neemt zullen we worden geconfronteerd met de werkelijk heid: Nederland staat aan de afgrond. Wij moeten als leden van het Veteranenlegioen een geest van dienen en offeren aanwak keren en de geest van onverschilligheid en zoi-geloosheid, die thans onder het Neder landse volk heerst, oplossen. Als we zó doorgaan is Nederland over een paar jaar een rode republiek."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5