Een dwer
Een revolutie op het
gebied van zolen
Karei Doormantegemoet
Het Proveniershuis
Werkgevers moeten
personeel opgeven
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Roman van Nobelprijswinnaar
Tegen te veel collecten
Gemeente
kocht dit
schilderij
Der1igs*e
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Agenda voor Haarlem
Het veteranenlegioen
ZATERDAG 1 MAART 1952
VAN DE SCANDINAVISCHE romantiek der eeuwig zingende bossen en om rotsen
waaiende winden is het werk van Par Lagerkvist, die in 1951 werd onderscheiden
met de Nobelprijs voor Letterkunde, verre gebleven. In geen Zweeds dichter van de
generatie, die omstreeks 1890 werd geboren, heeft de eerste wereldoorlog dieper en
blijvender sporen nagelaten, in géén heeft het armzalig bankroet van zovele door
de eeuwen gekoesterde idealen dringender en. dreigender de zeer reeële en actuele
vraag wakker geroepen naar het „waarom" van al het menselijk streven en falen dan
in hèm. Wat Kierkegaard met zijn. haast oud-testamentisch toornende stem verkon
digde omtrent twijfel en angst, schuld en boete, zonde en belijdenis, zin van leven
en dood, God en menselijke verantwoordelijkheid, vond in de litteratuur van de
Noordelijke landen, waar de mens zo dicht is omringd door een barse, ondoorgronde
lijke natuur, een onmiddellijker en waarachtiger weerklank dan elders. Als een
schaduw ligt het eeuwige mysterie over de werken van Günnarsson en Selma
Lagerlöf, van Strindberg en Sigrid Undset, van Par HalLström en Par Lagerkvist.
MONUMENT VOOR NAALDWIJK
De Haarlemse beeldhouwer Mari An-
driessen is gereed gekomen met het ont
werp van een verzetsmonument, dat in de
kom van Naaldwijk zal worden geplaatst.
Het ontwerp steit voor een vallende
vrouw, die de toorts van de overwinning
doorgeeft aan haar nageslacht.
In één van Lagerkvist's dichterlijke ver
halen uit zijn jonge jaren komt de dichter
als gast in een hötel dat verbouwd wordt.
Hij wacht, maar niemand die hem bedient.
Men metselt en sloopt, men herbouwt en
breekt af, rusteloos en eindeloos. En als
hij tenslotte, moe van het doelloze wachten,
vraagt naar de zin van al die bezeten
bedrijvigheid, krijgt hij ten antwoord
„dat de duivel dat mag weten". Men her
kent het motief: dat is de geest van Kierke
gaard, die aan de wortel van 's mensen
tragiek zowel individueel als collectief
meende te raken toen hij de mens het
enige aardse schepsel noemde, dat geen
vrede kan hebben met de grenzen die aan
zijn mens-zijn gesteld zijn. Stééds opnieuw,
stééds anders, wil hij zichzelf te buiten en
te boven gaan of, zoals Claudel het puntig
uitdrukte, méér „ik" zijn, dan zijn ,,ik". En
zo is het zijn noodlot, van iedere opvlucht
gekwetst neer te storten tot hij, één
ogenblik voor God gestaan hebbend (naar
de woorden van Kierkegaard) zijn „staat
van berouw" aanvaardt, de lijdensweg gaat
van de aardegebonden mens die slechts bij
de genade van enkele ogenblikken aan de
eeuwigheid deelheeft.
Om deze „religieuze fase", waartoe Kier
kegaard met zijn onverbiddelijke analyse
van de menselijke existentie doorbrak,
heeft Lagerkvist, trouw aan de profetische
drang van zijn expressionistische jeugd
jaren, geworsteld: met zichzelf, zijn „le
vensangst", zijn geweten met de „zin"
van het leven, met de dood, met God.
Werk na werk toneelstuk, gedicht en
roman was van dat inzicht een verdie
ping. Lagerkvist versoberde zich maar
in een diepe onderstroom van zijn jongste
proza hoort men het bruisen. Hij verkilde,
maar in een diepe ondertoon hoort men de
stem van de deernis, in „De Dwerg" zijn
onlangs in vertaling verschenen roman
misschien nog menselijker, maar ook
nog gedeerder dan in de roman „Barabbas".
Gegrift in het geweten
„De Dwerg" kan men nauwelijks „ge
schreven" noemen. Hij staat als geëtst,
scherp-diep ingebeten. Hij staat gekrast als
een onuitwisbaar mene tekel, niet „aan de
wand", maar diep in het geweten van de
mensheid, van iedere mens afzonderlijk,
alsof er een gesel Gods toe dreef. Dat
Lagerkvist aan het doordringende, wat hij
de wex-eld te zeggen heeft, de vorm gaf van
een roman die ten tijde van de Renais
sance speelt, van deze historische periode
waarin onze moderne beschaving haar aan
vang nam, geeft aan zijn getuigenis een zo
nadrukkelijk accent van het actuele, dat
zijn roman de litteraire betekenis van een
diep-indrukwelkkend stuk proza verre te
boven gaat.
Deze heerser, of hij nu een Borgia of
een Medici is, zijn „erfvijand" (al dan niet
Ludovico Moro, voor wie ik hem houd), de
overspelige vorstin Theodora, haar min
naar dion Ricardo, de voorname Bernardo
(dit ondoorgrondelijk genie, dat het Hei
lige Avondmaal schildert en onderwijl
krijgswerktuigen ontwerpt, klaarblijkelijk
Leonardo da Vinei) heel dat hof met zijn
d'orst naar schoonheid en bloed, zijn levens
lust en doodsangst, zijn ridderlijkheid en
list, zijn vrouwenverering en liederlijkheid,
zijn Godsvrucht en demonische wreedheid,
dat is de Renaissance, deze grootse en tra
gische apotheose van de mens en méér
dan de Renaissance: want hoor de dwerg
aan!
Wie is dit wangedrocht, deze eenzame en
getekende? Hij, de dwerg, die in dit dag
boek onbewogen, hard, bitter, vlijmend en
van haat vervuld verslag uitbrengt van
wat deze mensheid in haar zondig doen en
laten teweeg brengt, is niéts dan dwerg,
een primitief mens, een oergril van de na
tuur, fel van blik, gescherpt van verstand
door het doorstane leed, een miniatuur,
menselijk wezen, wreed maar waar. Niet
méér willend dan hij is, door geen vrees
gedreven, door geen twijfel verontrust,
door geen gemoedsbeweging verstoord,
doorziet, ontmaskert, geselt hij. Hij is
noodlot, geweten, duivel en mens tegelijk:
hij is een gesel Gods.
Hij ziet niet öp tot de mens, hij ziet néér.
Voor zijn honende blik voltrekt zich het
schouwspel: de praal en de pracht, de
schijn, de leugen, het bedrog, de schoon
heid en de laaghartigheid, de dood door het
zwaard, de gifbeker en de pest. de dood op
het bruidsbed, in de straten en op het slag
veld. Christus met zijn discipelen aan het
ADVERTENTIE
N.V. MIJ „HOLSTER"- OVERVEEN
Tel. K 2500 - 15597 en 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut. oliestook
Heilige Avondmaal en één temidden van
hen die hem zal verraden en verloochenen,
zoals meester Bernardo dat aan de wand
schildert. Deze dwerg vreest niet, hij lijdt
niet, hij bemint niet. Hij haat de waan van
die allen „die mismaakt zijn zonder dat er
uiterlijk ook maar iets van te zien is".
Een Nobelprijs waard
En als hij, in ongenade gevallen, in zijn
kerker dit alles overdenkt, blijkt er één
te zijn die hij liefhad en daarom geselde
met woorden en koorden, tot in de dood:
de overspelige vorstin, wier minnaar hij
vergiftigde, en die hij tot het einde dreef
van haar martelaarsweg: tot God. Twee
maal schilderde meester Bernardo haar
portret: eenmaal met de glimlach van de
lichtekooi, eenmaal met die van een Ma
donna een Maria van Magdala, de zon
dares van wie Lucas verhaalt. En beide,
overpeinst de dwerg, was zij, maar een
Madonna bij genade en tot verlossing. Op
haar lijdensweg scheidde zij zich af van de
velen die, zoals Pascal schreef, niet weten
dat het hun om de jacht is te doen en niet
om de buit. Deze „Dwerg" is een meester
werk. de Nobelprijs waard.
C. J. E. DINAUX
Par Lagerkvist: „t>e Dwerg" (vertaald door
Greta Baars—Jelgersma en Rolv Ravn). (J. M.
Meulenïioff, Amsterdam).
„In 1948 werden in Nederland voor
plaatselijke en landelijke instellingen 15354
collecten gehouden", zo schrijft de Am
sterdammer W. K. Petersilka in een bro
chure, waarin hij wijst op de versnippering
van arbeidskrachten, op de verspilling van
reclame- en ander materiaal, dat ieder der
collecterende instellingen afzonderlijk ge
bruikt en op de collectemoeheid van het
Nederlandse volk.
Hij stelt voor een centraal fonds op te
richten, dat de gelden bijeen brengt waar
uit iedere instelling een deel zou kunnen
ontvangen.
Het fonds van 12 millioen gulden per
jaar is dus acht keer zo groot als hetgeen
er nu per jaar door alle instanties tezamen
wordt gecollecteerd, zo zegt de schrijver
van deze brochure.
ADVERTENTIE
zo kunnen wij het nieuwe zoolmateriaal noe
men. dat samengesteld werd in de laboratoria
van de Bata schoenfabrieken in Best. Dat
zoolmateriaal, POROFLEX genaamd, is lich
ter dan water, zeer buigzaam en bovendien
oer- en oersterk. Tevens wordt ons medege
deeld, dat schoenen met zolen van Poroflex
voordeliger zijn dan schoenen met zolen van
leder of crêpe rubber. Voorlopig hebben de
Bata-fabrieken een begin gemaakt met de
productie van dames- en kinderschoenen, die
van het nieuwe, werkelijk sensationele zool
materiaal zijn voorzien. Ook de herenschoe
nen zijn reeds in het productieplan opgeno
men. Wij hebben sportschoenen gezjen, voor
het oog behoorlijk zwaar, maar licht in de
hand en vederlicht aan de voet. Stelt U zich
zo'n schoen voor, vederlicht, met een zool, die
sterker is dan welk material ook, een schoen
die minder kost, dan welke andere schoen
ook. U gaat er met plezier op lopen en U
werkt gemakkelijker. En als wij dan beden
ken dat zo een zool ook nog in alle gewenste
kleuren kan worden geproduceerd, dan vra
gen wij ons slechts af, wanneer zal de N.V.
Bata, Nederlands grootste schoenfabriek,
schoenen gaan produceren, die uit zichzelf
(en met ons erin) gaan vliegen. In deze
atoomeeuw is tenslotte alles mogelijk.
Tot directeur van het Veiligheidsmu
seum te Amsterdam is benoemd ir. E. Spaan,
thans inspecteur van de Arbeidsinspectie te
Rotterdam.
WERKLOOSHEIDSWET
Bij het inwerkingtreden van de Werk
loosheidswet op 1 Juli is het noodzakelijk,
dat alle werkgevers een aangifte bij hun
bedrijfsvereniging hebben gedaan van al
len, die onder de Werkloosheidswet val
len. De bedrijfsverenigingen hebben zo
veel als mogelijk was de werkgevers een
aangifte-formulier toegezonden. Velen
weten niet, zo blijkt uit de reeds terug
ontvangen formulieren, onder welke be
drijfsvereniging zij voor de uitvoering der
Werkloosheidswet komen te vallen. An
deren blijken ten onrechte in de veron
derstelling te verkeren, dat zij geen aan
gifte moeten doen, omdat zij reeds voor
andere sociale wetten zijn ingeschreven.
Voor de Werkloosheidswet moet echter
iedere werkgever een nieuwe aangifte
doen. De uitvoerende organen moeten
thans veel ambtenaren inschakelen in de
buitendienst, teneinde alle aangiften bin
nen te krijgen.
Zo zijn er op het ogenblik voor het ge
meenschappelijk administratiekantoor van
een 13-tal bedrijfsverenigingen 200 man
in de buitendienst werkzaam voor het
verkrijgen dezer aangifte. Daar komen
nog een 40-tal ambtenaren bij in de bui
tendienst van Centraal Beheer en de Cen
trale Onderlinge.
Zoals bekend is zijn er voor de uitvoe
ring der Werkloosheidswet totaal 28 be
drijfsverenigingen aangewezen, waarvan
er enkele nieuw werden gevormd. Andere
ontstonden door coördinatie van bestaan
de, zoals in de landbouw, waarvoor er
thans één is.
Iedereen, die personeel in dienst heeft
dat onder de Werkloosheidswet valt en
die daarvoor geen aangifte-formulier heeft
ontvangen, dient dit bij de desbetreffende
bedrijfsvereniging aan te -vragen. Weet
men niet onder welke bedrijfsvereniging
men valt, dan vrage men dit aan het Al
gemeen Werkloosheidsfonds in Den Haag.
Enkele dagen geleden
publiceerden ivij het
bericht dat de ge
meente Haarlem ten
behoeve van het
Frans Halsmuseum
'n „Winterlandschap"
van de schilder Jan
Visser heeft aange
kocht. Het bedoelde
schilderij vindt men
hiernevens gerepro
duceerd. Het is voor
het publiek te zien
geweest op de laatste
Kersttentoonstelling
van Haarlemsebeel
dende kunstenaars in
het museum „Het
Huis Van Looy".
99
'-•■1
«■Wü
Over enkele uren zal het oefensmal
deel V de Engelse vlootbasis Portland
verlatén. Het weekeinde, dat we hier
doorgebracht hebben, ben ik niet aan
boord van de „Zwaardvis" geweest, maar
was mijn verblijfplaats tijdelijk op Hr.
Ms. torpedobootjager „Blanckert", Van
dit schip bereikte mij 's avonds telegra
fisch een uitnodiging voor een bezoek. Een
half uur later kwam er een motorsloep
langszij om mij te halen. Hiermede werd
ik toen, tegen middernacht, in een diepe
duisternis naar de „Blanckert" gebracht
die enkele mijlen verder voor anker lag.
Zo legt men dus op zee zijn bezoeken af.
Dat ik voor ons vertrek weer naar de
„Zwaardvis"' terug ga spijt me niet,
want ik ben tot de ontdekking gekomen
dat zo'n onderzeeboot met zijn radermas-
ten en periscopen een brok metaal is dat
een eigen schoonheid heeft, al is dit dan
niet de schilderachtigheid van onze vis
sersschepen. Er is iets anders voor in de
plaats. Ik weet zeker dat ik van dit type
schip zal gaan houden, niet alleen om die
schoonheid of het mysterieuze, doch zeker
ook om de sfeer die er aan boord heerst.
De stemming is steeds even prettig en
dat kan geen verbazing wekken, want in
de kleine ruimte die voor een groot deel
met apparaten gevuld is, die 62 koppen
moet herbergen waarvan er niet één ge
mist kan worden behalve ik dan
hangt heel veel van een goede stem
ming af.
Dit betekent echter niet dat er weinig
discipline heerst.' Die is integendeel groot,
wat wel het meest onder water tot uit
drukking komt. Daar wordt ook veel van
de mannen geëist, want alles hangt af
van stiptheid en snelheid. Zoals bijvoor
beeld de waarnemingen door de peris
coop. Deze geschieden als regel door de
commandant. Hij geeft dan het bevel:
„Periscoop.... op!" Eén beweging met
een handeltje doet de geweldige buis om
hoog gaan. De commandant kijkt even en
geeft weer snel order de periscoop te la
ten zakken, voordat de vijandelijke sche
pen kans krijgen met hun radar de onder
zeeboot te ontdekken. Worden we tijdens
een oefening door een .vijandelijk" schip
ontdekt dan worden er slechts handgra
naten inplaats van dieptebommen naar
ADVERTENTIE
,entaons,emnU-PBrso"
enautomobielen
29 FEBRUARI 4/m 9 MAART
Geopend van 10-17 en 19-22 uur
ENTREE f 1.50 INCL. BEL.
RAI Gebouw Amsterdam
ZATERDAG 1 MAART
Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comedia),
8 uur. Minerva: „Een zaak van leven en
dood", 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Teresa",
14 jaar. 7 en 9.15 uur. Palace: „Politie-dos-
sier 301", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor:
„Hoffmanns vertellingen", 7 en 9.30 u. City:
„Macao", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne:
„Sofia" en „De baron van Arizona", 18 jaar.
Frans Hals: „Stalen haaien", 18 jaar 7 en
9.15 uur.
ZONDAG 2 MAART
Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comedia),
8 uur. Rembrandt: „Paljas", 18 jaar, 10.30 uur.
„Teresa", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en.9.15 uur. Palace:
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: 2. 4.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor: 1.30, 4, 7 en 9.30 uur. Spaarne: „De
man met de zweep", 14 jaar. 2 en 4.15 uur.
„Sofia", „De baron van Arizona", 18 jaar,
7 en 9.15 uur. City: 2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur.
MAANDAG 3 MAART
Stadsschouwburg: „Le Maitre de Santiago",
(Théatre Hébertot), 8 uur. Concertgebouw:
Piano-recital Henri Wilhelmus, 8 uur. Palace,
Rembrandt: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2,
7 en 9.30 uur. Spaarne, Frans Hals: 2.30, 7
en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
Minerva: 2.30 en 8.15 uur.
Reproductie van een gravure uit de 17e eeuw. toen in het oude St. Michielsklooster
de St. Joris Doelen en het Heerenlogement waren ondergebracht.
Toen het Proveniershuis Heerenlogementwas.
Het Proveniershuis in de Grote Hout
straat te Haarlem is voortgekomen uit het
St. Michiel Klooster, in 1414 gesticht. Het
diende zo lezen wij in een oud boek
„om bewoond te worden door adellijke
jonkvrouwen of deftige burgerdochters,
die, de vermaken der wereld vaarwel zeg
gende, hetzij uit haar goederen, of van enig
handwerk leefden en zich aan de dienst
van God wijdden".
Na de opheffing der kloosters vervielen
de gebouwen aan de stad. Toen in 1592 de
Schutters-Doelen in de Ramen door brand
verwoest werd, is het ontruimde klooster
in de Grote Houtstraat de eerste tijd als
oefenplaats voor de Schutters aangewezen.
Als naam werd toen gekozen „St. Joris
Doelen". Een beeld van St. Joris, vechtend
met de draak, stond boven de poort.
Het gebouw werd aan het eind der 17e
eeuw gebruikt als „Heerenlogement". Uit
die tijd is de gravure die wij hierbij af
drukken. Beschrijvingen uit die tijd laten
de mogelijkheid open dat het gebouwen
complex gelijktijdig is gebruikt voor de
schutterij en voor „Heerenlogement".
Uit deze gravure blijkt dat er sinds de
17e eeuw veel aan het gebouw veranderd
is. Was hot maar gebleven zoals het was.
Alleen het bovenstuk van het rechtse
deel van de voorgevel is vrijwel onveran
derd gebleven. Dit stuk is vermoedelijk in
het begin der 17e eeuw gebouwd door
Lieven de Key, destijds stadsarchitect. De
mogelijkheid wordt evenwel niet uitgeslo
ten geacht dat dit bouwwerk van zijn voor
ganger Willem den Abt is. Dan zou het nog
iets ouder zijn. Ook een deel van het ge
bouw dat aan het binnenplein grenst is
nog uit die tijd.
De binnenplaats, waarom thans de wo
ningen voor de ouden van dagen zijn ge
plaatst, was vroeger het oefenveld der
schutters.
Het bovenstuk van de mooie poort is in
de 18e eeuw afgebroken. Het deel dat staan
bleef werd opgenomen in de bebouwing
van het Proveniershuis. Waar St. Joris met
de Draak gebleven is, weten wij niet. Die
verbouwing was indertijd geen gelukkige
oplossing, ook al werd voor het Proveniers
huis toen een woning verkregen die uit
zicht had op de Grote Houtstraat. Maar
nu profiteert de Politie daarvan, want dit
aangebouwde stuk wordt door haar thans
gebruikt als hulpbureau.
De gravure geeft een staaltje van be
drijvigheid te zien die er heerste in de
tijd dat het „Heerenlogement" was. De
stamgasten lustten graag bier. Dit brouwsel
kon daar ook koel bewaard worden, want
nu nog bestaat de kelder die blijkens de
bouwstijl (zware gewelven) dateert uit het
begin der 15e eeuw. Hier is dus sprake van
een restant van het klooster. Toen Sociale
Zaken nog in het Proveniershuis zat, werd
deze kelder gebruikt voor fietsenstalling.
In 1704 is het gebouw ingericht tot Pro
veniershuis. Dat waren inrichtingen waar
„proveniers", inwonende gasten, werden
opgenomen. Zij hadden dan veelal een
eigen woon-slaapkamer, maar aten in een
gemeenschappelijke zaal. Feitelijk waren
het dus commensalen-huizen. Voor oude
vrouwen werden in die tijd hofjes gebouwd.
Het ging niet om de mannen ook naar hof
jes te verwijzen, want zij konden geen
eigen huishouding verzorgen. Het duurde
niet lang of de Proveniershuizen (er was
er ook een buiten de Kennemerpoort) wa
ren feitelijk gestichten waarin oude man
nen verpleegd werden. Maar voor zover de
oudjes daartoe in staat waren, woonden
zij ook toen nog op een eigen kamer. In
zeker opzicht waren de Proveniershuizen
dus voorboden van de
huizen voor ouden
van dagen met een
verzorgingshuis dat
wij nu kennen.
In 1810 werden alle
bewoners van het
oude mannenhuis op
het Groot Heiligland
naar het Proveniers
huis overgebracht,
omdat dit gebouw
(het tegenwoordige
Frans Halsmuseum)
vrij gemaakt moest
worden voor de we
zen.
Tot het Proveniers
huis behoorden ook
de huisjes in de Kerk
straat. In een daarvan
heeft de blijspeldich
ter Pieter Langendijk
gewoond, die een op
dracht van het stads
bestuur had om de ge
schiedenis van Haar
lem op schrift te stel
len, welke opdracht
hij echter slechts ge
deeltelijk heeft vol
tooid. De vereniging
„Haerlem" plaatste in
dit huis in de Kerk
straat in 1935 een ge
denksteen.
Ook de reus Daniël
Cajanus heeft een tijd
in een der huisjes ge
woond. Hij moet zich
daar wel niet erg op
zijn gemak gevoeld
hebben, want hij was
groot en de huisjes
waren klein.
In de laatste tijd worden de huisjes door
het stadsbestuur verhuurd aan ouden van
dagen. In het hoofdgebouw werden in de
loop der jaren verscheidene gemeente
diensten gevestigd. Het gebouw is „uitge
woond". Uit de kloostertijd is niets meer
over, uitgezonderd de kelder die wij reeds
bespraken. Toch zijn er nog wel mooie oude
plekjes in het gebouw te vinden. Restau
ratie zal dan ook niet kunnen uitblijven,
temeer omdat er voor gemeentediensten
behoefte aan zulke gebouwen in het cen
trum der stad is.
Bovendien is het gewenst dat het gebouw
er blijft staan om een afsluiting te vormen
van de binnenplaats met de huisjes. Die
geven in het hart der woelige stadsbebou-
wing een oase van rust. Stuk voor stuk
zijn de huisjes geenszins schilderachtig,
maar de combinatie is bekoorlijk. Temeer
omdat men nergens zo'n mooi uitzicht
heeft op de toren van de Nieuwe kerk.
In het midden van de tuin staat een monu
mentale pomp. De tijd dat de oudjes zich
daar verzamelden om water te halen is
voorbij, maar toch kan zij daar niet gemist
worden. c. J. van T.
Een stuk
moedelijk
van het hoofdgebouw op de binnenplaats. Ver
is dit een restant van het gebouw waarin vroeger
schutters zetelden.
De „Rocket", een experimenteel Engels
oorlogsschip geschetst door de Haarlemse
schilder Frans Verpoorlen, die als gast van
de Koninklijke Marine een reis naar de
Middellandse Zee onderneemt en in bij
gaand artikel verder vertelt over zijn
ervaringen op en onder zee.
ons toegegooid. Toch schrik ik daar nog
steeds van.
Aan boord wordt veel electrisch ge
daan. Tijdens een aanval geschiedt het
varen onder water ook electrisch, lang
zaam en haast onhoorbaar wordt het
schip voortbewogen. Men noemt dit de
sluipgang en die is lang vol te houden.
Dit vermogen om als een roofdier een
prooi te besluipen, is lang niet het enige
wat een onderzeeboot met behulp van de
electriciteit onder water kan presteren.
Er is namelijk ook een electrische oven,
waarin heerlijke grote broden worden ge
bakken. Het is echter berucht dat koks,
die tot de belangrijkste mensen aan boord
van schepen behoren, maar al te vaak on
gemotiveerde verwijten te horen krijgen.
Dat zal altijd we! zo blijven, want het is
een soort traditie. Ik rook tenminste eens
een vreemde lucht en vroeg of het soms
acyteleengas was. „Nee", klonk het ant
woord, „de kok is veredelde paardenhoe
ven aan het bereiden."
Ik kan zeggen dat ik het duikbedrijf
aardig leer kennen, want gedurende mijn
reis ben ik meer onder dan boven water
geweest. Eén dag hebben we zelfs vier
keer onderwateroefeningen gehad. Om ons
tekort aan daglicht aan te vullen krijgen
we 's ochtends bij ons ontbijt een vita
minedrankje. Toch zijn de duikoefeningen
voor mij geen verloren tijd. Ik verveel
me allerminst en dat komt omdat er zo
veel technische wonderen te zien zijn. Ik
spreek dan ook dikwijls over ons „tech
nisch hol". Het is sterk, maar zelfs in het
toilet bevinden zich ruim 50 kranen en
een stuk of 25 manometers. Slechts twee
er van zijn voor de bediening van het
toilet nodig. Waar die anderen toe dienen
weet ik niet. maar er is mij bijna ge
smeekt om dat niet te gaan onderzoeken.
Boven water kan ik op de commandoto
ren gaan staan doch het is zeer moeilijk
om daar te tekenen want een onderzee
boot stampt en slingert op zee als een an
der schip. Bij een storm moet zelfs enige
tientallen meters gedoken worden om het
schip rustig te houden.
Zo bracht smaldeel V een bezoek aan
Portland. De volgende haven zal Casa
blanca zijn en daar zie ik verlangend naar
uit hoewel ik hier in Portland toch nog
iets bijzonders gezien heb, namelijk een
experimenteel oorlogsschip van een ge
heel nieuw type, de „Rocket". De gehei
men ervan zijn nog niet prijsgegeven en
daarom heb ik het schip niet kunnen be
zoeken. De „Rocket" is het achtste schip
dat in de loop der tijden onder deze naam
deel uitmaakt van de Koninklijke Britse
Marine (het eerste werd omstreeks 1700
gesloopt). De „Rocket" is van een jager
gemaakt. Naar oe rest kan men slechts
gissen.
FRANS VERPOORTEN
Het Veteranenlegioen Nederland, dat op
17 November van het vorige jaar door de
oud-luitenant O. V. W. van het voormalig
K.N.I.L., Ton Schilling, werd opgericht, met
als doel de geestelijke herbewapening ter
hand te nemen, heeft er een afdeling bij-
gekregen. Een afdeling voor Haarlem en
omgeving, die gisteravond in hotel De
Leeuwerik het eerste levenslicht zag. In
het voorlopig bestuur hebben zitting de
heren: J. J. Vijverberg, voorzitter; C. P.
Hurts, secretaris en J. J. M. Francken,
penningmeester.
In zijn openingswoord zei de voorzitter
onder meer: „In de bezettingsjaren was er
in ons land een eenheid te bespeuren die
ons allen goed deed, maar nauwelijks wa
ren de Duitsers van het toneel verdwenen,
of ook die eenheid verdween als sneeuw
voor de zon." De heer Vijverberg betoogde
dat die oude geest in het Nederlandse volk
weer wakker geroepen moest worden en
dat het Veteranenlegioen zich voor het
bereiken van dat doel heeft ingezet.
De heer Ton Schilling zette hierop uit
een hoe hij er toe was gekomen het legioen
op te richten, en constateerde dat er heel
wat wanbegrip over de organisatie in het
land heeft postgevat. Het Veteranenlegioen
Nederland heeft in zijn rijen oud-militai
ren die al dan niet in Indonesië een deel
van hun diensttijd doorbrachten, leden van
voormalige verzetsbewegingen en leden van
de koopvaardij.
„Indonesië is voor ons één grote inspira
tie geweest om te geven wat we in ons
hadden. De geestelijke waarden die wij
daar hebben gevonden zijn in Nederland
onvindbaar. Hel moet mogelijk zijn om die
geest van samenwerking ien opofferings
gezindheid ook in eigen land aan te kwe
ken. Het is evenzeer mogelijk dat Neder
land minder toegeeft aan de wensen van
grote mogendheden, dat Nederland weer
meer zich zelf gaat worden. Nederland
heeft zich blind gestaard op de 'afgelopen
oorlog en de realiteit uit het oog verloren.
Die realiteit is: We zijn tot en met ver
armd". „Nederland," aldus de heer Schil
ling, „is zoet gehouden met de schijnwel
vaart van de Marshallhulp, maar als die
hulp straks een einde neemt zullen we
worden geconfronteerd met de werkelijk
heid: Nederland staat aan de afgrond. Wij
moeten als leden van het Veteranenlegioen
een geest van dienen en offeren aanwak
keren en de geest van onverschilligheid en
zoi-geloosheid, die thans onder het Neder
landse volk heerst, oplossen. Als we zó
doorgaan is Nederland over een paar jaar
een rode republiek."