Eretentoonstelling Ton Meyer
Schoolgeldaanslagen in
Haarlem en omgeving
Zie boven:-
Saturnus in oppositie met de zon
Een Eeuw geleden
Agenda voor
Haarlem
Nieuwe uitgaven
Knap gespeelde „thriller"
bij „De Reünie"
/'"Hoe is het ontstaan?"-*)
FATMA, de hand
die boze geesten
verdrijft
DINSDAG 1 APRIL 1952
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
3
Geldlening voor bouw
van montagewoningen
Receptie Jilles A. Dal
Dr. S. Elzinga zeventig
jaar
Hoe de moeilijkheden, die ontstaan door de achterstand
bij de belastingen, ondervangen worden
„Goudhaantje en de
Troubadour"
Dit woord: LOEDER
J
Burgerlijke stafid
van Haarlem
In het Internationaal Cultureel Centrum
in het Vondelpark te Amsterdam is Za
terdag onder grote belangstelling door
burgemeester d Ailly een ere-tentoonstel-
ling geopend van schilderyen, aquarellen
en grafiek van Ton Meyer, ter gelegenheid
van diens zestigste verjaardag. Ton Meyer
staat in het Amsterdamse kunstleven be
kend als een bescheiden persoonlijkheid,
die echter door zijn weloverwogen oordeel
en gelijkmatige natuur in het verenigings
leven een zeer waardevolle figuur is. Hij
is ook de man die het initiatief nam tot de
kunstreizen naar Frankrijk en die de
Franse hoteliers er toe wist te bewegen
om Nederlandse schilders tegen vergoe
ding van een kunstwerk gastvrijheid te
bieden. Deze en vele andere verdienstelijk
heden kwamen aan het licht in de rede
voeringen, die door Hollandse en Franse
collega's bij de huldiging werden uitge
sproken. Toen ging iedereen met iedereen
praten, maar we namen toch de gelegen
heid waar om ook de schilderijen te be
kaken.
De uitdrukking „ere-tentoonstelling"
bleek voor deze kleine expositie de juiste.
Wat ons betrof moeten wij zelfs erkennen
dat we Ton Meyer in onze gedachten niet
steeds die eer hebben verleend waarop hij
toch blijkens dit overzicht recht heeft. Als
excuus mag dan gelden dat we geen Am
sterdammer zijn en dat er zoveel lawaaie
righeid in het kunstleven is dat de kamer
muziek van Ton Meyer hierdoor wel eens
overstemd wordt. Laten wij dus spoedig
ons oordeel herzien en wijzen op die schil
derijen, waarin Ton Meyer het zuiverst zijn
talent toont: zijn Spaanse en Franse land
schappen. Wat u er vooral in bewonderen
kunt, is de grote eerlijkheid, het volkomen
ontbreken van enig effectbejag, de zuiver
heid van de kleur en de vastheid van de
peintuur. Ton Meyer beheerst het métier
volkomen.
Als hij u vertelt over Spanje, doet hij
dit niet met de bravour van „de man die
verre reizen doet", maar met een stem
B. en W. van Haarlem stellen de ge
meenteraad voor met de Bank voor Ne
derlandse Gemeenten te 's-Gravenhage
een geldlening op onderhandse schuldbe
kentenis, groot f 410,509 nominaal kapi
taal a pari, aan te gaan, ten behoeve van
de consolidatie van de vlottende schuld
voor de restantkosten van stichting van
150 montage-woningen aan en nabij de
Jan Gijzenvaart, voor welke stichting de
minister van Wederopbouw en Volkshuis
vesting machtiging tot gunning heeft ver
leend op 11 November 1949. De rente be
draagt 4
In restaurant Brinkmann werd gister
middag een druk bezochte receptie gehou
den ter gelegenheid van de opening van
de nieuwe fabriek van Jilles A. Dal en
Zoon, het 25-jarig bestaan van de oude
en de zeventigste verjaardag van de oudste
firmant en de oprichter der zaak, de heer
Jilles A. Dal sr. De organisaties waarvan
de heer Dal voorzitter is, of waarin hij zit
ting heeft, waren allen vertegenwoordigd:
De Nederlandse vereniging van werkge
vers in het graveerbedrijf, de Stichting
vakopleiding in het graveerbedrijf, de
Ondervakgroep Graveurs, de Vakgroep
metalen oppervlakbewerkers, de Stichting
Vakblad metaal, de Federatie van werk
gevers in de kleine metaalnijverheid, de
Vakraad voor de kleine metaalnijverheid
en het Koninklijk mannenkoor Caecilia.
Vertegenwoordigers van deze organisaties
voerden het woord en stelden de grote
energie en het vakmanschap van de heer
Dal in het licht. Hun gelukwensen lieten
zij vergezeld gaan van fraaie geschenken.
ADVERTENTIE
N.V ROWNTREE AMSTERDAM.
DINSDAG 1 APRIL
City: „Thousands cheer", alle leeft., 7 en
9.15 uur. Spaarne: „De plunderaars", 14 jaar,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Frühling auf dem
Eis", allleeft., 8 uur. Rembrandt: „Van een
bruiloft komt een bruiloft", alle leeft., 7 en
9.15 uur. Palace: „Huwelijkstragedie", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Vrouwen in de
oertijd", 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
WOENSDAG 2 APRIL
Minerva (Heemstede): Volksuniversiteit
.Mira", 8.15 uur. Rembrandt, Palace: 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: 2.30. 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30,
7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 7 en 9.15 uur. Lido
(Plein): „Bright Victory", 14 jaar, 2, 4.15, 7
en 9.15 uur.
Aquarel „Le solidor St. Servan'
Ton Meyer uit 1939.
door
waarin bewondering en dankbaarheid over
de schoonheid van het land klinkt. Ik kan
u vooral aanbevelen om er eens speciaal
op te letten hoe goed Ton Meyer een wol
kenloze hemel weet te schilderen boven een
uitgestrekt landschap op de Balearen,
waarin alle détails zo solide zijn gesteld
en toch met zoveel heldere vriendelijkheid
worden vertolkt.
De „Cathedraal Ibiza" bezit dezelfde
mooie hoedanigheden en ook in menige
aquarel zult u die vreugdevolle rust her
kennen, welke Ton Meyers werk zo'n grote
aantrekkelijkheid verleent.
OTTO B. DE KAT
Donderdag 3 April hoopt dr. S. Elzinga,
oud-inspecteur van het gymnasiaal en
middelbaar onderwijs in Noordholland en
Utrecht en rector van de Stichting Voort
gezet Economisch Onderwijs, zijn zeven
tigste verjaardag te vieren.
De heer Elzinga die te Aalsum (Oost-
dongeradeel) geboren is, werd voor het on
derwijs opgeleid. Na van 1902 tot 1913 on
derwijzer te Epe te zijn geweest werd hij
benoemd bij het middelbaar onderwijs te
Rotterdam. Op 1 September 1920 aan
vaardde de heer Elzinga de functie van
directeur van de Handelsschool te Haar
lem. Hij volgde dr. Borgman op. Ondanks
zijn drukke werkzaamheden op de school
vond hij gelegenheid zich voor te bereiden
voor zijn promotie tot doctor in de Han
delswetenschappen. 14 Januari 1926 ge
schiedde de promotie te Rotterdam: de titel
van zijn proefschrift was „Het voorspel
van de oorlog van 1672, de economisch-
politieke betrekkingen tussen Frankrijk en
Nederland in de jaren 16601672".
Toen mr. J. H. Thiel in 1927 afscheid
nam als inspecteur van het middelbaar on
derwijs (handelsonderwijs) werd dr. El
zinga zijn opvolger. Zeven jaar had hij de
leiding gehad bij het middelbaar onderwijs
te Haarlem (inmiddels was de naam Han
delsschool veranderd in H.B.S. a). Bij zijn
afscheid werd hem van verscheidene zij
den dank gezegd voor zijn arbeid.
Tot 1948 is dr. Elzinga inspecteur ge
weest en na zijn eervol ontslag wegens het
bereiken van de pensioengerechtigde leef
tijd werd hij benoemd tot adviseur van de
minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen. Ook trad hij af als voorzitter
van de examencommissie middelbaar en
lager onderwijs handelswetenschappen en
boekhouden.
Na oprichting van de Stichting Voortge
zet Economisch onderwijs te Haarlem werd
dr. Elzinga benoemd tot curator en toen
mr. J. Bierens de Haan het rectoraat
moest neerleggen volgde de aanstaande
jarige hem op. In een bijeenkomst van 10
Januari 1950 is dr. Elzinga als rector ge
ïnstalleerd.
ADVERTENTIE
De schoolgeldheffing voor het Lager- en
Uitgebreid Lager Onderwijs zowel
openbaar als bijzonder is geregeld in
het Tijdelijk Besluit 1945.
Maatstaf voor het schoolgeld is het
totaal bedrag, dat de schoolgeldplichtige
verschuldigd is wegens Inkomstenbelas
ting over het bij de aanvang van het
.schoolgeldjaar laatst-ver lopen kalender
jaar en wegens Vermogensbelasting over
het bij het begin van het schoolgeldjaar
lopende belastingjaar.
In Haarlem
Als gevolg van de achterstand inzake
het opleggen van definitieve belastingaan
slagen (men weet dat de Inspectie thans
veelal begint met het zenden van een voor
lopige aanslag) alsmede de onzekerheid
omtrent de tarieven voor het schoolgeld
en de te verlenen gezinsreductie, waar
door het onmogelijk is reeds in de loop
van het schoolgeldjaar een definitieve
schoolgeld-aanslag tot een juist bedrag op
te leggen, worden in Haarlem ook voor
lopige aanslagen voor schoolgeld uitge
reikt.
Dit opleggen van een voorlopige school
geld-aanslag geschiedt zo wordt ons
verzekerd niet uitsluitend in het be
lang van de gemeente, maar ook in dat
van de schoolgeldplichtigen. Men voor
komt daardoor immers een grote achter
stand in de betaling, welke veelal op korte
termijn voldaan zou moeten worden.
De voorlopige schoolgeld-aanslagen van
Haarlem zijn kenbaar aan een stempel.
Tegen deze kunnen geen bezwaarschriften
ingebracht worden. Zodra alle bescheiden
voor de definitieve schoolgeldaanslag bin
nen zijn, wordt deze uitgereikt. Daartegen
kan men op normale wijze bezwaar
maken. Dit moet in eerste instantie ge
schieden bij de chef van de afdeling Be
lastingen ter gemeentesecretarie, verder
bij de Raad van Beroep voor de Directe
Belastingen en eventueel bij de Hoge
Raad.
De aanslagregeling voor het schoolgeld
is in Haarlem gescheiden van de invorde
ring. De aanslag behoort tot de competen
tie van de chef van de afdeling Belastin
gen, de invordering is opgedragen aan de
gemeente-ontvanger.
De bedragen vermeld op de definitieve
aanslagen in de Inkomsten- en Vermo
gensbelasting (of eventueel Loonbelasting)
zijn alleen maatstaf voor de berekening
van het schoolgeld. Wordt de definitieve
aanslag, tengevolge van een bezwaarschrift
bij de Belastingen ingediend, verlaagd, dan
wordt dit automatisch door de Belasting-
Inspectie aan de gemeente doorgegeven.
De gemeente Haarlem verleent dan op
haar beurt ambtshalve, derhalve zonder
dat de betrokkene daarom behoeft te vra
gen, ontheffing voor het verschil tussen
voorlopige en definitieve schoolgeld
aanslag.
In de laatste jaren zijn duizenden school
geld-aanslagen, waartegen geen bezwaar
schriften waren ingebracht, ambtshalve
verlaagd.
Zodra de nieuwe schoolgeldtarieven zijn
vastgesteld, zal zo werd ons medege
deeld er naar gestreefd worden uit
sluitend definitieve schoolgeld-aanslagen
op te leggen. Het aantal betalingstermijnen
zal daardoor wel kleiner worden.
In Heemstede
In Heemstede ontvangen de bewoners
een verzoek van het gemeentebestuur om
het inkomen op te geven. Aan de hand
van de binnengekomen gegevens wordt
een definitieve schoolgeld-aanslag uitge
reikt. Later ontvangt het gemeentebestuur
van de rijksinspectie der belastingen de
gegevens van de definitieve belastingbil
jetten. Indien dan blijkt, dat een inwoner
van Heemstede te veel schoolgeld heeft
betaald, dan ontvangt hij dat terug, heeft
hij te weinig betaald, dan volgt een aan
vullende aanslag.
In Bloemendaal
Ook in Bloemendaal bestaat een derge
lijke regeling, doch op de eerste aanslag
wordt het woord „voorlopig" vermeld.
Weliswaar is er dan geen mogelijkheid
een bezwaarschrift in te dienen, doch men
kan zich voor het inwinnen van inlichtin
gen tot de secretarie wenden. De gegevens
van de rijksbelastingen komen laat binnen
en om te voorkomen, dat de gelden niet
na enkele jaren geïnd behoeven te worden,
is de regeling getroffen, zoals hierboven
vermeld is.
Een raad
Wij geven schoolgeldplichtigen in over
weging ook zelf een oog in het zeil te hou
den, of de schoolgeldaanslag door de be
trokken gemeente automatisch verlaagd
wordt ingeval men van de Belastinginspec
tie een definitieve aanslag krijgt die lager
Stella, Mary en Thalassa, drie ro
mans door Jan de Hartog (N.V.
Uitgeversmaatschappij Elsevier, Am
sterdam).
Deze trilogie van een bestseller-fabrikant
bevestigt alle onvriendelijke dingen die over
hem gezegd zijn. Het valt niet te ontkennen
dat deze drie boeken de kenmerken aan
kleven van de bestseller in de slechte zin
van het woord. We noemen slechts het terug
grijpen op een populair onderwerp: de zee
sleepvaart en het vleien van het publiek
met de Nederlandse flinkheid op de zeven
zeeën. Men kan zich niet ontrekken aan de
indruk dat de grootste bevrediging, die het
schrijven De Hartog verschaft, het zetten van
zijn naam onder een dikke royalty-quitan-
tie bij zijn uitgever is.
Ook tegen zijn stijl kan men een gehele
serie bezwaren inbrengen. Want die is aan
merkelijk minder Nederlands dan de sleep
bootkapiteins die hij er mee beschrijft. Hij
gebruikt anglicismen om van te rillen. Zon
der schroom heeft hij het over het negen
uur-nieuws, een zinkend gevoel in zijn maag
streek. je zelf schaars maken en „Heb een
hart, wil je".
Zo moet men de meute der letterkundigen
gelijk geven, die onder luid geblaf de slimme
vos De Hartog tracht te verjagen uit het
geheiligd domeintje der Nederlandse litte
ratuur. Maar zoals dat gaat, de sympathie
van de toeschouwer ligt zijns ondanks toch
een beetje bij de vos. Want hij mag dan de
passie preken, préken kan hij.
Inderdaad, bij al zijn tekortkomingen,
heeft De Hartog één, en dan nog wel een
bijkans verloren kunst onder de knie: hij
kan een verhaal vertellen. Hij kan dat formi
dabel goed. En daarom klinkt er door het
janken van de meute misschien een tikje
jaloezie.
Hoe gij u ook aan honderd dingen in deze
verhalen zult ergeren, zij zullen u niet weer
houden deze trilogie (die best in één boek
had gekund, maar ja, die royalties) zo maar
hevig geboeid uit te lezen. Zelfs als „Hollands
Glorie" u nog zwaar op de maag zou liggen.
Want sinds De Hartog die pot patriottische
soep heeft gekookt is hij toch wel een
enorm stuk wijzer geworden. Bij tijd en
wijle is de weergeving van de angst van de
ik-figuur, een sleepbootkapitein in en na de
oorlog, zo hevig oprecht, dat ge er haast de
lichamelijke gevoelens van ondergaat. En
zijn intriges lopen niet meer langs die krasse
lijn recht door zee en dwars door de boeren
kool, maar volgen integendeel al heel aardig
het vreemde en kronkelige pad van het
noodlot in oorlogs- en na-oorlogstijd.
Misschien is die vooruitgang wel te dan
ken aan het feit dat De Hartog zo ongenadig
over zijn goedkope successen op de huid
gezeten is. Laat daarom niet af, val hem
lastig, lach hem uit, terg hem, minacht zijn
royalties, maar lees dit verhaal toch maar.
En laat u niet weerhouden door dat absurde
argument, dat De Hartog geen zeeman is en
dat hij alleen maar op de boot naar Marken
heeft gezeten. Want als ge dat argument
geldig acht, dan kunt ge beter een logboek
van een kapitein lezen. En dat zou u waar
schijnlijk danig vervelen. W. L. B.
is dan de voorlopige. Ons zijn namelijk en
kele gevallen bekend waarin dit niet ge
beurd is. Dit waren evenwel gevallen
waarin een definitieve belastingaanslag,
na het indienen van een bezwaarschrift,
verlaagd was. Toen de bescheiden daarvan
overgelegd werden, zijn de schoolgeldaan
slagen alsnog verlaagd, niettegenstaande
de termijn om bezwaren in te brengen
al verstreken was.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken,
Anthony Eden, heeft Maandagavond in de
serie uitzendingen van de B.B.C., voor
Europa gespreken over „De plaats van
Engeland in de wereld". Zijn rede was de
eerste van vijf toespraken door Britse
ministers, die in B.B.C.-uitzendingen een
uiteenzetting zullen geven over de Engelse
politiek ten aanzien van de Europese één
wording. Anthony Eden voor de microfoon
van de B.B.C.
SATURNUS is thans
in oppositie met de
zon. Deze mededeling
betekent dat men bij
voorbeeld om elf uur
vanavond de planeet zal
zien staan (nagenoeg)
op de plaats waar van
morgen elf uur de zon
stond. In oppositie zijn
met de zon wil immers
zeggen: van de aarde af
gezien recht tegenover
de zon staan. Deze oppo
sitie van Saturnus houdt
verder in, dat de aarde
nu het punt van haar
baan heeft bereikt, waar
zij Saturnus het dichtst
genaderd is met het
gevolg, dat de planeet
op die dag helderder
tchijnt dan anders. (Maar
toch niet zo helder dat
men met het blote oog
het verschil van de ene
dag op de andere kan
zien).
De logge Saturnus hij
heeft een middellijn van
120.000 km., ruwweg tien
keer die van de aarde
doet bijna dertig jaar
over zijn kringloop om
de zon. Maar de baan die
hij moet afleggen is dan
ook veel groter; hij staat
meer dan negen keer zo
ver van de zon af als wij.
In ronde gevallen: 9Vz
maal 150.000.000 kilome
ter dus. Een Saturnus-
bewoner (als die zou be
staan) zou de zon dan
ook veel kleiner zien dan
wijén er veel min
der licht en warmte van
krijgen. De oppervlakte-
temperatuur van Satur
nus is ongeveer 150 gr.
Celsius onder nul en men
neemt dan ook aan dat
Saturnus met een dikke
ijskorst is bedekt.
Interessant is deze pla
neet om zijn grote aantal
manen (negen). Daarin
wordt hij alleen over
troffen door Jupiter, die
er twaalf heeft. Maar
uniek is Saturnus door
zijn beroemde ringen
geen enkele andere pla-
nete bezit zoiets. Zij be
staan uit ontelbare deel
tjes materie die zich stuk
voor stuk gedragen als
maantjes van de planeet,
al zijn zij waarschijnlijk
niet groter dan zandkor
rels.
Hun herkomst?
Iedereen kent de oorzaak
van het verschijnsel eb
en vloed: onze getijden
worden teweeggebracht
door de aantrekkings
kracht van de maan. Alle
lichamen in het heelal
oefenen aantrekkings
kracht op elkaar uit. Die
getijdenwerking heet
zelfs, in de theorie van
Jeans, de oorzaak te zijn
geweest van het ontstaan
van ons planetenstelsel:
uit de zon is een enorme
v loedberg getrokken door
het passeren van een an
dere ster en uil die vloed-
berg zou, nadat deze van
de zon was losgescheurd,
de collectie planeten zijn
ontstaan die sinds dien
hun banen om de zon
beschrijven.
Iets dergelijks kan het
geval zijn geweest met
Saturnus en één van zijn
manen. De wiskundige
Roche onderzocht hon
derd jaar geleden de in
vloed van twee dergelij
ke lichamen op elkaar
en hij vond, dat bij ge
lijke dichtheid van de
twee betrokken licha
men, het kleinste van de
twee zou worden v er-
brij z e ld zodra het
zich te dicht in de buurt
van het grote waagt. Te
dicht wil hier zeggen, op
een afstand van 2.45
maal de straal van het
grote lichaam. Dit be
drag heet „de limiet van
Roche". Blijft een maan
buiten deze limiet om
een planeet draaien dan
is er geen gevaar, maar
zij wordt in stukken ge
trokken als zij zich bin
nen die noodlottige cir
kel waagt.
Ziedaar de veronderstel
de afkomst van Saturnus'
ringen: het zijn brok
stukken van een vroegere
maan.
Ook onze eigen maan
zou op die manier in
stukken kunnen sprin
gen, als zij de aarde tot
op 13.000 km. naderde
(op het ogenblik be
draagt haar afstand
384.000 km., dus het ge
vaar is slechts in theorie
aanwezig)De aarde zou
dan „getijden" veroorza
ken in de vaste materie
waaruit de maan bestaat
en voortaan zou alleen
een aantal brokstukken
om de aarde draaien,
zoals de deeltjes die de
ringen van Saturnus vor
men.
G. v. W.
Gonzales, een jonge dashond, heeft bezit
genomen van een reusachtig been van een
olifant uit de oertijd. Dit been werd samen
met praehistorische wapens ontdekt bij
opgravingen in de nabijheid van Mexico
City. Door deze vondst acht men het be
wijs geleverd van het bestaan van mense
lijke wezens op het Westelijk halfrond
minstens 12.000 jaar geleden. De opgra
vingen geschieden onder auspiciën van het
Mexicaans Nationale Museum.
Het schijnt dat men bij „De Reünie"
van mening is, met twee toneel-voorstel
lingen per seizoen te kunnen volstaan en
wanneer deze opvatting oorzaak mocht
zijn van de voortreffelijke eigenschappen
dezer opvoeringen, dan zou menige zus
tervereniging in overweging kunnen wor
den gegeven het zwaartepunt eveneens
meer op de kwaliteit dan op de kwanti
teit te leggen. Want na de opvallend goe
de voorstelling van het blijspel „Kleine
kinderen worden groot" in November
bracht deze vereniging Maandagavond in
de Stadsschouwburg „De Grote Race"
voor het voetlicht, door Paul Steenbergen
eens gekwalificeerd als een psychologisch
detective-stuk. Nu zou men hieruit licht
de gevolgtrekking kunnen maken, dat de
auteurs (Dorothy en Campbell Christie)
deze gelegenheid te baat hebben genomen
om met hun vulpen vivisectie toe te pas
sen op de roerselen van een moorde-
naarsziel, maar niets is minder waar. Het
is een ontegenzeggelijk behendig gecon
strueerd verzinsel, dat na een enigszins
slepend eerste bedrijf de aandacht van de
toeschouwers onverflauwd gevangen
houdt en verder ook geheel op een onder
houdend amusement is toegespitst. Want
ditmaal wordt het publiek nu eens niet
tot de laatste scène in het onzekere ge
houden over de vraag wie de moordenaar
was. Integendeel, de schrijvers hebben er
zelfs in 't geheel geen geheim van ge
maakt en deze wetenschap stelt de toe
schouwers in staat het onderzoek van de
inspecteur, die de dader natuurlijk niet
kent, met een medelijdende ironie gade te
slaan. En ook dit is een der charmes van
het stuk.
De moeilijkheid van „De Grote Race" is
evenwel, dat het zwaartepunt geheel op
de dialogen is gericht. Het is voor ama
teurs een zware opgave, omdat hun hierin
de steun van enige heftige „scènes a faire"
volkomen wordt onthouden. Alles wees op
een gedegen voorbereiding, de rolkennis
was vrijwel feilloos en het was bepaald
opmerkelijk, dat de regie van W. J. Wiers
de verschillende situaties zo uitstekend
had aangevoeld. Daardoor verkreeg elke
scène het volle pond en doordat de ac
teurs letterlijk speelden met hun tekst en
door volkomen verantwoorde pauzes de
spanning telkens wisten op te voeren
werd deze voorstelling ook voor de meer
critisch aangelegde toeschouwer een
voortdurend genoegen. Bij dit alles viel
bovendien nog een zekere climax waar te
nemen, waaraan de knap gespeelde scène
van het verhoor van de onverstoorbare
butler zeker niet vreemd was. Trouwens
de gehele bezetting deed wat men van
haar verlangen mocht. Klaas Rol was een
bijna ideale Gerald Coates, die achter zijn
ontwapenende argeloosheid een helder in
zicht verborg, waardoor hij de met het
juiste overwicht gespeelde inspecteur van
Henk Eizema tenslotte schaakmat wist te
zetten. Het grote succes van deze avond
kan voor een aanzienlijk deel op zijn re
kening worden geschreven. Jaap Hartog
maakte eveneens een goede beurt als de
placide butler, waarbij het stuk onbenul
Buns Darling, van Dik Kluit een bijzon
der vermakelijk karakter verkreeg. Hein
Zwier gaf verder een zorgvuldig overwo
gen advocaat en Jan Eizema liet nog een
gemoedelijke rechercheur zien.
Bij de dames excelleerde Wil Weenink-
Kreuger opnieuw als de charmante en
levendige Pinky en Doris Mooy was een
sympathieke Joyce. Alleen Alie Engelage
was niet geheel opgewassen tegen de ca-
nailleuse en aan de drank verslaafde Babs
Coates, maar dit kan haar niet te zwaar
worden aangerekend, omdat deze rol wel
bijzonder moeilijk te spelen is.
Het succes was er niet minder om en
na het langdurige applaus aan het slot
kreeg ook de regisseur zijn volkomen ver
diende aandeel in de bloemenhulde. D-m.
De kinderen van de speeltuinvereniging
„De Glasblazers" hebben niet alleen hun
ouders, maar ook hun vele vriendjes en
vriendinnetjes, die Zondagmiddag de to
neelzaal van gebouw St. Bavo bevolkten,
enige prettige uren bezorgd met een opvoe
ring van de bekende operette „Goudhaartje
en de Troubadour" van Geertruida van
Vladeracken. Het was over het algemeen
een vlotte voorstelling en het was goed te
mei-ken, dat er onder leiding van de heer
Th. Zwarter duchtig gestudeerd was om
dit resultaat te bereiken. Natuurlijk waren
er enkele onvolkomenheden en gebeurden
er kleine ongelukjes, maar die komen in
een kinderoperette bijna altijd voor en ge
woonlijk worden ze door de toeschouwers
niet eens opgemerkt.
Van de jeugdige solisten verdient Nellie
Moonen genoemd te worden die de rol van
troubadour met een opvallende losheid
speelde en wier zang zelfs in deze grote
zaal nog goed tot zijn recht kwam.
Een der hoogtepunten in het derde be
drijf van deze operette is altijd het menuet.
Het werd gedanst door Agnes Martens em
Toeti Zeepvat, die daarvoor terecht een
open doekje kregen. Een originele gedachte
was het, het feest van de troubadour te be
sluiten met een voor deze vereniging zeer
toepasselijk lied.
De wethouder van Onderwijs en Per
soneelszaken der gemeente Bloemendaal, mr.
F. P. Th. Rohling, zal gedurende de maand
April geen spreekuur houden. i
Er is een oud werkwoord: laden, dat
lokken betekende. Het Duitse „einladen"
is: uitnodigen. Van dit laden komt loe
der, dat dus wil zeggen: lokspijs. Als
lokaas gebruikte men veelal een stuk
vlees en aas kan dus vervangen worden
door kreng: dood dier. Daarmee is
meteen de overgang naar het scheld
woord aangegeven. Wie dus van een zij
ner bekenden zegt: dat kreng, dat loe
der, zegt tweemaal precies hetzelfde. Hij
kan dus met één van beide termen vol
staan en nog beter met geen van beide.
Fraaie woorden zijn het niet en ze wor
den hier dan ook alleen „op verzoek"
behandeld.
k.
BIJ EEN GEWELDIG ONWEER is ver
leden week de minaret van de moskee
in Cheragas naar beneden gestort en op
het huis van de moefti Abdelkrim terecht
gekomen. Djelouli, het zoontje van de
moefti, was het mij opgewonden komen
vertellen.
Op een stenen bankje, ergens in Algiers,
zitten mijn Arabische leraar en ik hierover
te praten. De Arabieren zien hier een
slecht voorteken in, zegt hij. Misschien is
het wel Allahs toorn over de opstandige
Arabische gemoederen, werp ik op. Mis
schien is die toorn wel speciaal tot de
moefti gericht, zegt mijn leraar. Een moef
ti, moet men weten, is een min of meer
politieke figuur, die door het Franse gou
vernement als priester is aangesteld. Niet
zozeer omdat hij een goed priester is, maar
vooral omdat hij de Fransen een warm
hart toedraagt.
Voor ons hippen de mussen rond, de
lucht is prachtig blauw en in de verte
horen we de drukte van het verkeer. Bij
mooi weer zitten we buiten, bij slecht weer
ergens in een cafétje, want men leraar en
ik wonen geen van beiden in de stad en
hebben dus geen onderdak.
Intussen tracht ik, over een papier ge
bogen, de vreemde Arabische letters van
rechts naar links te lezen en ook de cijfers
te leren: Oihad - één, zoudj - twee, tlata -
drie, reb'aa - vier, khemsa.... Met enige
schroom spreekt mijn leraar de vijf uit. Ik
deed beter, zegt hij, dit getal maar niet te
leren, want het is onder Arabieren be
paald onfatsoenlijk dit te noemen. Het
brengt ongeluk en wordt eigenlijk alleen
maar gebruikt als men iemand niet vrien
delijk gezind is.
Vraagt men bij voorbeeld aan een Ara
bier hoeveel kinderen hij heeft en denkt
hij bij zichzelf: „Je hoeft niet te weten
dat ik er twaalf heb" dan zegt hij: „Ik
heb er vijf", hetgeen zoveel beduidt als:
„Houd je mond er maar over en bemoei
je met je eigen zaken!" Heeft hij echter
inderdaad vijf kinderen, dan zegt hij: „Ik
heb er een hand" en laat daarbij zijn vijf
opgestoken vingers zien. Hij zal bovendien
spoedig zorgen er een zesde kind bij te
krijgen.
Zo kan het ook gebeuren dat een Arabi
sche vrouw op de markt sinaasappels
koopt, zeggend als de koopman haar vraagt
hoeveel ze er hebben: „Geef me een
hand!" Denk dan niet dat hij haar vrien
delijk de hand gaat schudden hij weet
héél goed dat ze vijf sinaasappelen wil
hebben.
De hand fatma is ook het teken
dat de boze geesten verdrijft. Er worden
eigenaardig gevormde handjes van goud
of zilver vervaardigd (ze doen enigszins
denken aan kerstklokken met drie klepels)
om te dragen als bescherming tegen kwade
machten. Men vindt zulke handjes ook op
de deuren van vele Arabische huizen.
Maar de moefti van Cheragas heeft zeker
geen fatma op zijn huis gehad, want
anders zou het ongeluk nooit zijn ge
beurd
Kom, ik ga verder met mijn les. Ik lees
moeizaam de cijfers: Oihad, zoudj, tlata,
reb'aafatma, zeg ik. En daarbij laat
ik mijn vijf vingers zien.
Mijn leraar knikt tevreden.
B. J. DE KAT
De Haarlemse mejuffrouw B. J. de Kat is sinds
enige maanden werkzaam in een kindertehuis
te Dely Tbrahim in Algerië. vanwaar zij ons het
bovenstaande artikeltje stuurde.
DRIJVENDE MIJN.
Het Duitse s.s. „Bockenheim" heeft van
morgen om 7 uur één kilometer ten Oosten
van boei ET6 een drijvende mijn gezien.
Boei ET6 ligt ten Noordwesten van Vlie
land.
HAARLEM, 31 Maart 1952
ONDERTROUWD: 31 Mrt, A. A. Dammers
en B. J. van den Houten; M. Sieraad en J. E.
Claassen.
BEVALLEN van een zoon: 28 Mrt, N. A.
A. Graauwelman—Anspach; S. M. Schneider
Alleijn; 29 Mrt, G. ReindersJongejans;
H. Boxem—Vleck; T. Oppersma—Groene-
veld; 30 Mrt, A. S. M. Lampe—de Bok; A. A.
Hoogervorst—de Wit; 31 Mrt, C. M. H. Berk
houtRöbken; F. de VriesNijenhuis.
BEVALLEN van een dochter; 29 Mrt, E.
SlijboomClazenburg; M. F. JonkerHoge-
slag; F. S. Zwiep—Zoomer; 30 Mrt, J. E. M.
van der Reep—Nederkoorn; J. G. Heida—
Vroom; N. M. MetselaarKemp; 31 Mrt, A.
J. van der HulstStokman; G. Stutvoet-
van der Meij; M. M. MarchandHorn.
OVERLEDEN: 27 Mrt, J. C. Smit—Leis, 87
j., Hagestraat; 28 Mrt, G. van Staveren. 70 j.,
de Witstraat; 29 Mrt, C. H. van der Hulst
Hulsman, 46 j.. Kamperlaan; 30 Mrt, M. A.
Eggink—Groenewoud, 87 j., Van Oosten de
Bruynstraat; A. E. Tolk—van Munster, 93 j.,
Kijkduinstraat.
Uit de Opregte Haarlemsche Courant
van I April 1852
BERLIJN, 28 Maart. Eene zeer
heftige woordenwisseling tussen de hee-
ren Von Bismarck en Von Vincke in
het parlement, heeft, nadat de zaak
reeds was bijgelegd, naderhand nog tot
een tweegevecht geleld, 't welk, daar
verordend was, dat de strijdenden, twee
malen, o>p een afstand van slechts
twaalf treden, met pistolen op elkander
zouden schieten, llgtelijk noodlottige ge
volgen had kunnen hebben. Nadat echter
van weerskanten de eerste schoten wa
ren gelost, zonder doel te treffen, heb
ben de beide heeren elkander de hand
gereikt, en is de goede verstandhouding
met een vrienden-maaltijd hersteld