Oogst van Egypteland
TRIUMPH
HARTENDORP
A genda voor
Haarlem
MAAR**
HAMEA***
De Vleeshal
Bebouwingsplan voor
omgeving kathedraal
De financiering van
Suriname's ontwikkeling
Nog ruim 3100 gezinnen
in opvang-centra
OVER MUZIEK
MOUSSORGSKY
La Traviata" door
Italiaanse zangers
3
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Bertus Aafjes vertelt van het Bijbelse Oosten
altijd wint
VIRGINIA
Architectuur zal aan
hoge eisen moeten voldoen
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Rupsenplaag in Joegoslavië
Zorg voor gerepatriëerden
Geldlening van J 2
millioen voor woningbouw
Verlichting van bovenzaal
der Vleeshal
ZATERDAG 19 APRIL 1952
DE MODERNE MENS gelooft niet in wonderen. Rationèel als zijn denken geworden
is, meent hij te kunnen volstaan met oorzaak en gevolg. Wat daarmee niet ver
klaard kan worden heet „toeval". Maar iets van een wonder, een gunst van het lot, moet
het geweest zijn dat Bertus Aafjes, gehoorzamend aan de dichterlijke drang naar het
verre en onbekende, zo ver van huis dreef. Als perschef van een lunapark vertrok de
dichter van „Een voetreis naar Rome" in 1947 naar Egypte, niet zozeer belust waar
schijnlijk op een romantisch avontuur van een ander gehalte dan de lichtvoetige tocht
naar het Altirum der Vestalinnen., als heimelijk gedreven door het verlangen, de
grenzen te overschrijden van zijn land en van zichzelf. De kermisromantiek bleek
een mislukking, zelfs een verschrikking, die Aafjes in Alexandrië ontvluchtte. En
daarmee begon het wonder: het avontuur werd een beproeving, de beproeving een
openbaring en deze tenslotte een wedergeboorte.
De bundel sonnetten „Het Koningsgraf",
de „Egyptische Brieven" geschreven aan
de dichteres Vasalis, de onder de testamen-
tische titel* „Arenlezer achter de maaiers"*)
gebundelde „Kronieken over kleine maar
vergeten bijzonderheden iin het Oude en
Nieuwe Testament" en eindelijk de in onze
moderne litteratuur onvergelijkelijk-schone
herdichting van het paradijsverhaal „In
den beginne", betekenen één voor één een
phase in dit proces van een menselijke en
dichterlijke vernieuwing.
Men zou deze vier schrifturen naast el
kaar moeten lezen om gewaar te worden
hoe de één de ander bevruchtte, hoe nauw
ze met elkander verbonden zijn. Aafjes
reisde verder dan zelfs hij had kunnen
dromen. Niet alleen dat hij van Alexandrië
naar Caïro trok en vandaar langs de Nijl-
oever Zuidwaarts zwierf, tot diep i:n het
„Nabije", maar ons, Westerlingen, zo
vreemde Oosten. Evenmin enkel dat hij het
„dal der Koningen", de tempels van Kar-
nak en Luxor, dit overweldigend dodenrijk,
met eigen ogen aanschouwde, het land dei-
Vaderen betrad en op historische, gewijde
grond ging. Maar dat hij, dit ziende en
verstaande, terugreisde in de eeuwen tot in
het hart van dit verleden dat hij zich
vereenzelvigde met het grootse geheime
nis der tijden, dat was het, wat hem zo ver
bracht van huis, zo ver van zichzelf en
uiteindelijk tot zichzelf.
In de gedichten van „Het Koningsgraf"
en in de „Egyptische Brieven" kan men
lezen hoe diep deze ontmoeting met de ziel
van het Egyptisch en Testamentiseh ver
leden de dichter Aafjes heeft geschokt. Het
overweldigde hem, nam bezit van hem, het
werd in hem tot ervaring. In die geest moe
ten, hoe uiterst sober ze zijn gehouden,
deze Kronieken worden gelezen. Ze zijn
kanttekeningen, uit eigen aanschouwing
neergeschreven notities omtrent land en
volk, zeden en gebruiken, zoals ze zijn ge
bleven sinds Mozes' tijd. Hier worden
beelden van de Heilige Schrift tastbare
werkelijkheid, spreken de gelijkenissen van
Christus de taal van het dagelijks leven.
Het mag nog de kracht van de verbeel
ding zijn die Aafjes, aan het strand staan
de van de Rode Zee, doet zien, hoe nog of
wéér het volk van Juda nadert, nagezeten
door de strijdwagens en boogschutters van
de Pharao zoals deze hem waren versche
nen op de muurreliefs der Egyptische-
dodentempels, werkelijkheid is het als hij
de steenbakkers aan het werk ziet alsof het
daags voor de grote uittocht uit Egypte was.
Werkelijkheid is het ook realiteit van
nu en van toen als hij aan de overzij de
berg Sinaï ziet oprijzen, met aan zijn voet
de vlakte waar Aaron het ongeduldige volk
prijsgaf aan de liederlijke dans om het
„gouden kalf", dat misbaksel naar het
voorbeeld van de Egyptische stier der
eeuwige vruchtbaarheid.
Wat Aafjes over dit en dergelijks te
zeggen heeft is leerzaam, onderhoudend,
verrassend en verteld in een eenvoud,waar
in alleen Arthur van Sdhendel kon schrij
ven over dagelijkse dingen, kleine voor
vallen, guitige invallen, zo simpel of het
alleen maar een mededelen was. Meer dan
dat heeft ook Aafjes niet willen doen. Ver
telt hij van een Oosterse verloving, dan
weet men pas wat het zeggen wilde, dat
Jacob zeven jaar diende voor Rachel. Be
schrijft hij, hoe hij de plaats betrad waar
eens de stad Memphis lag en zich nu een
onafzienbaar akkerland uitstrekt, dan gaan
de dreigend-profetische woorden van Eze-
chiël, dat hij de afgoden van Nof (de Oud-
Testamentische naam voor Memphis) wil
uitroeien en de godsbeelden vernietigen,
een andere, een zeer reële taal spreken. En
zo gaat het Hooglied opklinken met een
zelfde onmiddellijkheid als de liefdesliede
ren die Aafjes een schelle vrouwenstem
hoorde zingen in een lemen hut of een
straatzanger op een der pleinen.
Iets, gaan we begrijpen, van de „verhe
ven taal", de dichterlijke taal van het Oos
ten, van de boeken van Mozes en Job, van
ADVERTENTIE
DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK
Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51
Telefoon 16990 - 17696 Spaarne 3
Haarlem.
Vanaf ƒ2.50 per weck.
Ook voor reparatie en onderdelen van
alle merken.
ZATERDAG 19 APRIL
stadsschouwburg: Cabaret Wim Sonne-
>>eld „Herhalingsoefeningen", 8 uur. Lido:
„Rondedans", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva:
„A song is born", 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „De blauwe engel", 18 jaar, 7
en 9.15 uur. Palace: „Lullaby of Broadway",
alle leeft., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Baker
sprookje", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „De
zevende sluier", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans
Hals: „Let ?s dance", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
Spaarne: „De getemde avonturierster", 18
jaar, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 20 APRIL
Stadsschouwburg: Kinderoperette „Zigeu
nerleven", 2.30 uur. Cabaret Wim Sonneveld
„Herhalingsoefeningen", 8 uur. Rembrandt:
Zondagmorgenvoorstelling La Traviata, 14
jaar, 11 uur. Frans Hals: „Mijn wereldreizen"
jhr. dr. J. C. Mollerus, 10.30 uur. Lido: „Con
certo", 11 uur. Rembrandt, Palace, Luxor,
Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: 2, 4.30, 7 en 9.15 uur.
Spaarne en Minerva: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur.
MAANDAG 21 APRIL
Rembrandt, Palace, Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva:
2.30 en 8.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur.
City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 7 en
9.15 uur. Gebouw Cultura: Christen Spriri-
tualistisch centrum „De grotere wereld",
3 uur.
het Hooglied, de Profeten en de Psalmen
van David, heeft de eeuwen getrotseerd.
Het bleef even eigen aan dit „moderne
heden" als de harde, „armoedige" maar
bezielde werkelijkheid waarin de stal van
Bethlehem stond en Christus in gelijkenis
sen sprak gelijkenissen waarvan Aafjes
de oerbeelden voor ogen zag. Lezen we,
verstaan we dit woord van Christus wel in
dezelfde beeldende zin waarin het werd ge
sproken „Wat Ik u in het oor gefluisterd
heb, verkondigt het van de daken", zolang
we niet weten dat het dak de huiselijke
plaats is, waar de 'Oosterling verkoeling
zoekt „als de hitte van de dag afneemt"?
Veel doen wij onder de dekmantel der
liefde, vaak namen we ons bed op en wan
delden, en nog altijd is het een grote dorst
die de tong vastkleeft aan het gehemelte.
We herhalen ze, deze Bijbelse gelijkenissen
zonder de zin meer te weten. Aafjes vond
deze weer, als een arenlezer achter de grote
maaiers der Bijbelvorsing, niet meer doend
dan verslag uitbrengend van een werkelijk
heid, die onder het stof der eeuwen levend
bleef.
C. J. E. DINAUX.
Bertus Aafjes: „Arenlezer achter de
Maaiers". (J. M. Meulenhoff, Amsterdam).
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
Met Crème HAMEA gezonde zuivere huid.
Met HAMEA Gelei goed verzorgde handen.
In dozen en tuben 47~93 ct.
Het is de Hamamelis die het 'm doet
,n-«.ccóto
B. en W. van Haarlem hebben de ge
meenteraad ter vaststelling aangeboden
een ontwerp-uitbreidingsplan voor de om
geving van de kathedraal St. Bavo aan de
Leidsevaart. Dit plan omvat de terreinen
die begrensd worden door de Leidsevaart,
de Westergracht, de Bisschop Callierstraat
en de bebouwing aan de Zuidzijde van het
Emmaplein.
In hun toelichting zeggen B. en W. onder
meer dat sedert de totstandkoming van de
kathedraal in 1897, als gevolg van het be
loop van de eigendomsgrenzen, geen stede-
bouwkundige voltooiing van dit gebied tot
stand is gebracht. Sinds lange tijd wordt
echter de behoefte gevoeld om de omge
ving van de St. Bavo een waardiger aan
zien te geven en te komen tot een afronding
van dit stadsdeel. Het uitbreidingsplan is
mede het resultaat van overleg met de
kerkelijke autoriteiten. De opzet is de thans
vrijstaande St. Bavo van alle zijden in het
stadsbeeld op te nemen door middel van
het groeperen van ruimten en bijzondere
bebouwingen op zodanige wijze, dat een
stedebouwkundig aanvaardbare aansluiting
aan de reeds bestaande bebouwing wordt
verkregen. Tegenover de hoofdingang van
de kathedraal is een openbaar plantsoen
(gazon met boombeplanting) ontworpen,
dat van de „St. Bavo" gescheiden is door
een openbare weg. De verlengde Jan Stuyt-
straat biedt de bewoners van de omgeving
van de Van Oosten de Bruijnstraat een
directe verbinding met de Emmabrug. De
begrenzing van het- openbare plantsoen
wordt gevormd door een drietal bouw
blokken van bescheiden hoogte, welke in
twee woonlagen woningen voor bejaarden
bevatten. Teneinde het Emmaplein, dat
voorziet in een bij kerkelijke hoogtijdagen
vereiste uitgebreide parkeergelegenheid,
duidelijk te begrenzen en te scheiden van
het voorplein van de St. Bavo, is aan de
Zuidzijde van de kerk een bijzondere be
bouwing ontworpen, welke een nadere be
stemming zal verkrijgen van de kerkelijke
autoriteiten (zusterhuis, parochiehuis of
een soortgelijk gebouw). Aan de Wester
gracht is bij de zij-ingang van de St. Bavo
een toegangspleintje ontworpen. Aan de
Westergracht is ter afsluiting van het ker
kelijk centrum een lagere school in par
terrebouw gedacht. Voor de voltooiing van
de bebouwing aan de Karei van Mander-
straat en de verlengde Jan Stuytstraat
(Zuidzijde) is een aantal winkels met daar
bij behorende bovenwoningen geprojec
teerd.
De architectuur van de geprojecteerde
bebouwing zal aan hoge eisen moeten vol
doen, teneinde een harmonisch geheel, met
de St. Bavo als middelpunt, te kunnen ver
krijgen.
De Vleeshal in de zeventiende eeuw.
De Vleeshal, een van de mooiste oude
gebouwen die Haarlem bezit, gaat jubile
ren. Het is namelijk 350 jaar geleden dat
de bouwlieden, onder leiding van de Stads
Metselaar en Steenhouwer Lieven de Key,
de muren optrokken.
De rijksarchivaris C. J. Gonnet te Haar
lem heeft in 1884 een onderzoek ingesteld
naar de omstandigheden die destijds ge
leid hebben tot de bouw van deze Vlees
hal Hij gaf daarover een uitvoerig rapport
in het Bouwkundig Weekblad, waaraan wij
het volgende ontlenen.
De zware eiken bekapping.
Reeds in 1385 werd in Haarlem een
Vleeshal gebouwd en wel op de Westelijke
hoek van de Spekstraat en de Vleeshou
wersstraat (de Spekstraat heeft haar naam
behouden, de Vleeshouwersstraat is War
moesstraat geworden). In die tijd bestond
dus de gewoonte dat de huisvrouwen naar
de Vleeshal gingen om daar haar inkopen
te doen. De slagers hadden nog geen win
kels, zodat zij geen vlees aan huis ver
kochten.
Aan het eind van de 16e eeuw was de
„Halle ende Vleyshuis" bouwvallig ge
worden en bovendien te klein. De slagers
vroegen aan de vroedschap een nieuwe hal
te laten bouwen, want de gebruikte was
„een oneer voor de stad". Op drukke dagen
konden alle slagers geen plaats in de hal
veroveren, waardoor ze gedwongen waren
het vlees uit te stallen in de openlucht en
nog wel op het kerkhof van de -Grote Kerk,
waardoor het zomers in de felle zon meer
malen bedierf.
Begin 1601 besloot de vroedschap een
nieuwe Vleeshal te bouwen. Tot nu toe
waren er 35 slagers in Haarlem, de nieuwe
hal zou aan 40 plaats bieden. In November
van hetzelfde jaar waren de tekeningen al
klaar en zodra in het voorjaar van 1602 de
vorst uit de grond was, werd met de bouw
begonnen.
Het is niet zeker wanneer de nieuwe
Vleeshal in gebruik genomen is. Alleen
blijkt uit de archieven dat in 1605 een ver
bod door burgemeesteren is uitgegeven om
onnodig in de hal te wandelen, omdat ge
vreesd werd dat „door de vele ademtoch
ten" het vlees bederven zou. Er waren
blijkbaar dus veel nieuwsgierigen die het
intérieur van de hal wilden zien.
Het bouwplan van de nieuwe Vleeshal
was van Lieven de Key, een Vlaming, in
1560 in Gent geboren. In zijn jonge jaren
was hij met zijn ouders naar Londen ver-
Naar.het ANP in Washington verneemt
is de missie van de Wereldbank, die een
bezoek heeft gebracht aan Suriname, ten
einde een rapport op te stellen over de
economische mogelijkheden en de finan
ciering van het ontwikkelingsplan voor
dit gebied, in dit rapport ervan uitgegaan,
dat er voor het tienjarenplan voor de ont
wikkeling van. Suriname aan uitgaven uit
de openbare kas 100 millioen Surinaamse
guldens benodigd zullen zijn. Tot de We
reldbank zal het verzoek worden gericht
tot het verstrekken van een lening ter
waarde van 20 millioen Surinaamse gul
dens. De helft van de resterende f 80 mil
lioen Surinaamse guldens zou moeten wor
den verstrekt in de vorm van een lening
van de Nederlandse regering tegen een
rente van 2 percent, met een looptijd van
40 jaar. De Wereldbank acht de Surinaam
se regering in staat, de andere helft te fi
nancieren gedurende de 10 jaren van de
uitvoering van het plan. Naar het ANP
uit betrouwbare bron vernam, is de We
reldbank bereid, het voor haar aandeel ge
noemde bedrag als dollarlening te ver
strekken, indien de Nederlandse regering
bereid is deze lening te garanderen. De
verstrekking der gelden door de bank zou
niet onmiddellijk in haar geheel plaats
vinden, maar zou vermoedelijk geschieden
in tranches, die periodiek ter beschikking
van de Surinaamse regering zullen worden
gesteld naar gelang van de vorderingen,
die zullen worden gemaakt njet de verwe
zenlijking van het tienjarenplan. Naar ver
wachting zal deze Wereldbank-lening een
looptijd hebben van 20 tot 25 jaar met een
rente van 4% tot 5 percent.
In Joegoslavië heerst een rupsenplaag,
waardoor grote schade wordt aangericht.
De rupsen vreten de bomen kaal. De maïs-
tcelt, die in Joegoslavië zeer belangrijk is.
heeft ook reeds ernstig van deze rups te
lijden. Ook in Oostenrijk hebben de rupsen
reeds belangrijke schade aangericht.
De European Plant Protection Organi
sation die in Parijs zetelt, heeft besloten
dat Joegoslavië en Oostenrijk technische
en financiële hulp zullen krijgen om de
plaag te bestrijden. In de Verenigde Staten
zullen parasieten, de natuurlijke vijanden
dezer rupsen, worden verzameld en ter be
schikking van de getroffen landen worden
gesteld. Zwitserland heeft aangeboden om
technici voor de bestrijding op te leiden.
Men hoopt dat het door deze samenwer
king zal gelukken de plaag te onderdruk
ken ep de rest van Europa te vrijwaren
voor een gevaarlijke vijand van land- en
tuinbouw.
In de Memorie van Antwoord over de
begroting aan de Eerste Kamer wordt
medegedeeld, dat het totaal aantal per
sonen, dat sedert de souvereiniteitsover-
dracht uit Indonesië in Nederland is aan
gekomen, ongeveer 90.000 bedraagt. Het
omvat ongeveer 20.000 gezinnen. In deze
aantallen zijn niet begrepen de hier te
lande verblijvende Ambonese ex-K.N.I.L.-
militairen en hun gezinnen.
Er zijn geen gegevens bekend aangaande
het aantal hier te lande verblijvende In
dische Nederlanders. Ditzelfde geldt voor
diegenen onder de gerepatriëerden, die
door tussenkomst van de gewestelijke ar-
beidsbureaux aan werk zijn geholpen. Wel
is berekend, dat sedert Juni 1950 door
tussenkomst van de arbeidsbureaux onge
veer 1500 gerepatrieerde mannen en 650
gerepatriëerde vrouwen aan arbeid werden
geholpen. Verder hebben ongetwijfeld zeer
velen onder de gerepatriëerden buiten d=e
bemiddeling van de gewestelijke arbeids
bureaux een werkkring gevonden. Hun
aantal wordt geschat op 6000 mannen en
2050 vrouwen. Het aantal van hen, die als
oud-leden van het K.N.I.L. bij die Neder
landse krijgsmacht zijn geplaatst, beloopt
naar van het ministerie van Oorlog werd
vernomen, ruim 5100, waaronder 736 offi
cieren, ruim 3900 onderofficieren en onge
veer 500 korporaals en manschappen.
Op 1 Maart 1952 bedroeg het aantal ge
zinnen in opvangcentra, waaronder woon
oorden, contract-hotels en pensions, 3175.
Sedert 1 Juli 1950 werden uit de opvang
centra 5320 gezinnen afgevoerd, die de be
schikking kregen over een eigen woonge
legenheid. De minister is van oordeel, dat
nog geen redenen aanwezig zijn voor de
veronderstelling, dat het verblijf van de
Indische Nederlanders in deze centra nog
jaren zal duren. Veeleer bestaat er, gelet
op de reeds door de regering bij de wo
ningverdeling genomen maatregelen, reden
voor de verwachting, dat het merendeel
van de thans nog in de opvangcentfa ver-
blijvenden binnen afzienbare tijd eigen
woongelegenheid krijgt. Er is een nijpend
tekort aan voor Ambonezen en hun ge
zinnen geschikte woonruimte. Naar ver
betering van de huisvesting wordt ge
streefd. Enige nieuwe woonoorden worden
reeds in gereedheid gebracht.
De gemeente Haarlem is in de gelegen
heid een onderhandse geldlening van 2
millioen aan te gaan tegen 4 1/4 pet. rente.
De lening heeft een looptijd van 33 jaar
en zal dienen tot financiering van de bouw
van 700 woningwet-woningen.
huisd. In die tijd verlieten vele Vlamingen
hun land om der geloofswille. Zij trokken
dan veelal naar Engeland of Nederland. Na
zijn huiwelijk met Catelyne de Caluwe, een
meisje ook uit Gent afkomstig, keerde
Lieven de Key naar het vasteland terug,
nu naar Haarlem. Ongetwijfeld had hij in
Londen een goede leerschool als metselaar
en steenhouwer gehad, want zijn werkstuk
ken vielen hier dadelijk op. Burgemeeste
ren hoorden daarvan en vonden het van
belang zo'n kunstvaardig man voor vast
aan de dienst der stad te verbinden. 3 Juli
1593 kreeg hij zijn benoeming als Stads
Metselaar en Steenhouwer van Haarlem.
Behalve de Vleeshal bouwde De Key nog
vele andere gebouwen in Haarlem. Daar
van zijn nog over: een gedeelte van het
Proveniershuis (de mooie gevel bij de Doel-
straat), de Waag en de toren van de Nieuwe
Kerk. Al deze gebouwen kwamen reeds in
deze artikelenserie aan de orde. Er wordt
door de stadsarchivaresse mej. dr. G. Kurtz
in haar „Beknopte Geschiedenis van Haar
lem" ook verondersteld dat De Key de hand
gehad heeft in de bouw van de vleugel van
het Stadhuis in de Zijlstraat en het huis
Botermarkt 25 „In 't bruine Peert".
De Key stierf in 1627, hij is in de Grote
Kerk begraven.
De stijl van De Key herkent men gemak
kelijk: de Hollandse Renaissancestijl, bak
steen met trapgevels, rijk versierd met or
namenten en versieringen in natuursteen.
De Vleeshal is rijkelijk versierd met af
beeldingen van runder- en schapenkoppen,
waaruit duidelijk de bestemming van het
gebouw bleek.
De schepping van De Key vond vroeger
niet zoveel waarde
ring als thans. In - -
1887 schreef de Ita
liaan Amicis: „Naast
de hoofdkerk in Haar
lem staat een buiten
sporig gebouw, een
gedenkteken van
grillige bouwkunst,
half rood, half wit,
een verzameling van
trapjes, geveltoppen,
obelisken, piramiede-
tjes, basreliëfs, ver
siersels zonder naam,
in de vorm van tafel
stukken, luchters en
dompers, welke er
lukraak schijnen neer
gesmeten en alle te
zamen het beeld op
leveren van een Indi
sche pagode, met
eenige afdwalingen in
den Spaanschen
smaak tot een Hol-
landsche woning her
schapen door een van
jenever opgewonden
bouwmeester."
Gelukkig denken
wij nu anders over de
Vléesbal en de bouw
meester!
Wij plaatsen bij dit
artikel een reproduc
tie van de ets uit het
begin der 17e eeuw.
Wij zien daaruit dat
aan het gebouw in de
loop der eeuwen ge
lukkig weinig veran
derd is. Wel aan de
omgeving. Zeer veel
zelfs! En dan blijkt
dat de Vleeshal het
juist zo goed doet in een passende om
geving van uitsluitend 17de eeuwse trap
gevels. Bovendien werkte de bedrijvigheid
die er toen in en om het gebouw heerste
mede om alles tot een passend geheel te
maken.
Uit de archieven blijkt niet hoe lang de
Vleeshal als verkoopplaats van vlees ge
bruikt is. Vermoedelijk is zij in het begin
van de 19e eeuw aan die bestemming ont
trokken. Het was toen langzamerhand de
gewoonte geworden dat de slagers winkels
openden en bestellingen aan huis gingen
opnemen om die dan even daarna te bezor
gen. Maar in 1886 besloot de Raad van
Haarlem nog eens een proef te nemen om-
weer vlees in de Vleeshal te laten verko
pen. Dit heeft evenwel niet het resultaat
opgeleverd dat men er van verwachtte,
want al gauw werd het gebouw weer voor
andere doeleinden gebruikt, o.a. voor de
verkoop van boter.
In de kelder werd bier geschonken,
Haarlem was Utrecht met zijn Raadskelder
dus vooruit!
In het gebouw werd later een wapen
magazijn van het garnizoen gevestigd.
Daarna werd er het Rijksarchief in onder
gebracht. In de pas achter ons liggende
oorlogsjaren hebben wij er onze distribu
tiekaarten gehaald.
Nu is de Vleeshal bestemd voor culturele
doeleinden, het houden van tentoonstellin
gen, concerten, enz. Daardoor komt het ge
bouw in de algemene belangstelling te
staan en wordt deze erfenis van het voor-'
geslacht op nog hoger prijs gesteld.
C. J. v. T.
Deze eenvoudige titel van een film in
„De Uitkijk" was voldoende mijn afkeer
van de zogenaamde filmkunst te onder
drukken en de donkere ruimte binnen te
gaan om mijn nieuwsgierigheid te bevre
digen. En ik heb er geen spijt van gehad.
Een paar uur heb ik naar een goede film-
in-kleuren gekeken, en niet de gebruike
lijke belachelijkheden van verwilderde
heren en dames, of in wanhoop buitelende
slachtoffers van bedrog of zogenaamde
liefde gezien. Eenvoud en respect voor de
historische figuren met hun artistieke,
romantische geschiedenis moeten geheerst
hebben bij het maken van deze film. Het
zou misschien vitten moeten heten als ik
ook bij deze „productie" klaagde over
sommige „close-ups", waarbij men te lang
op een gezicht moet letten. Stel u voor dat
een acteur in een toneelstuk af en toe een
poosje met zijn gezicht naar voren zou
komen om het publiek vooral te doordrin
gen van de emoties, welke zich om zijn
neus en in zijn ogen afspelen. De filmkunst
is vleierig-bemoeizuchtig en wil de pas
sieve fantasie van het publiek, onderdom
pelen in gevoeligheden. Het is nu eenmaal
naar doch laat ik in dit geval, waar in
hoofdzaak zo heel veel te waarderen is,
niet gaan klagen.
Het is een Russische film; wij worden
verplaatst in de tweede helft van de
negentiende eeuw in Russische muziek-
kringen en beleven enige tijd de strijd tus
sen conventionele, officiële, deftige mensen
die de opera beheersen en enkele jonge
artisten, die beseffen dat de echte drama
tische kunst op de eigen aard van de Rus
sische muzikaliteit, die in het volk onver
woestbaar leeft, moet steunen. Wij zien de
krachtige, iets te zelfbewuste figuur van
Stassof, historicus en artist, als vurig pro
motor voor de idealisten optreden. Stassof
hoort in de jonge, temperamentvolle com
ponist Moussorgsky de stem van de natuur
en beseft dat de strijd voor de muzikale
waarheid in een omgeving, die zich in
conventionele zelfgenoegzaamheid afzon
dert, maar die de opera, het ballet en het
concertpodium in de macht heeft, zeer
zwaar zal zijn. Het zijn de ij dele hebbelijk
heden der Italiaanse stem-virtuosen die
aan de heersende smaak voldoen. Geheel
onafhankelijk van de natuurlijke kracht
der Russische muzikaliteit, viert in offi
ciële kringen de oppervlakkigheid hoogtij.
Er is een diepe afgrond tussen de afzon
derlijke, machtige groep mensen die het
artistieke bedrijf beheersen en het werke
lijke leven van natuurlijk sentiment en
diepe ernst, die alleen klinken in het
volkslied. Moussorgsky en zijn vrienden
horen in de ellendige verlatenheid van het
Russische volkszingen de inspiratie tot de
ware kunst. Het is indrukwekkend hen
met elkaar aan de piano te zien en met
hun gevoelvolle stemmen te horen zingen,
wanneer Moussorgsky zijn hevige muziek
bekend maakt. Moet de krachtige stem van
het volkskoor steeds blijven zwijgen bij de
ijdeltuiterij van solisten met een virtuosi
teit, die vreemd is aan de aard der Rus
sen? Deze jonge componisten zijn tot in
merg en been bezield door een zonne
warmte die onbekend is in de grote we
reld. Zij hopen dat de ware schoonheid
m de dramatische kunst eens zal door
breken om dan haar licht te verspreiden
voor iedereen.
Wij zien in deze zeer waai'heidsgetrouwe
en echt romantische film hoe de grote
opera „Boris Godounow" van Moussorgs
ky ontstaat. De componist was gegrepen
door de geschiedenis van de heerszuchtige
Boris, die zich door moord van de troon
meester maakt, maar ten slotte door de
macht van gewetenswroeging en onder de
vrees voor het volk, dat zijn afschuwelijk
geheim doorziet, ten onder gaat. Mous
sorgsky las het verhaal van Poesjkin, en
alles wat in de taal van de dichter aan
levenskracht klonk, werd hevige, bevrij
dende muziek. Het werd geen principiële
verstandskunst, geen propaganda, geen
manifestatie, maar een stem der natuur.
Zo ooit van muziek als volkomen gevoels
uiting kan worden gesproken, dan is het
bij deze muziek van Moussorgsky.
De componist en zijn vrienden, compo
nisten met gelijke illusies, gingen dermate
op in hun ideaal dat voor onderlinge
jalouzie in het geheel geen plaats was. Zij
werkten zelfs aan elkanders partituren,
als hun gesprekken bepaalde muzikale en
technische inzichten opleverden; maar bij
allen, als Balakirew, Rimsky Korsakof en
César Cui, bemerkt men hoezeer zij het
geniale wezen van Moussorgsky als supé
rieur erkenden.
De wijze, waarop de filmacteurs spelen,
en de regie van het geheel, waren voor mij
historisch en artistiek zeer overtuigend.
Voor hen, die deze episode der muziekge
schiedenis eens belicht willen zien, zal het
gaan zien van deze film niet overbodig
zijn.
HENDRIK ANDRIESSEN
Een gedeelte van de fraaie benedenzaal, waar de rode bak
steenafzetting aan de pilaren het uitstekend „doet" bij het
wit der muren.
De Compagnia d'Opera Italiana geeft
van Pasen tot eind Mei een serie opvoe
ringen in Biedermeierstijl van „La Tra
viata" van Verdi onder regie van Alberto
Ciulli en muzikale leiding van Gino Bar
santi, die verleden jaar „De Barbier van
Sevilla" dirigeerde. Het ruim zestig mede
werkenden tellende gezelschap heeft dit
keer toestemming gekregen ook op te tre
den in de steden die subsidie aan de Ne
derlandse Opera verlenen, aangezien deze
instelling zich thans sterk genoeg acht,
om buitenlandse concurrentie te kunnen
trotseren. Op Woensdag 23 April heeft een
voorstelling in de Haarlemse Schouwburg
plaats.
De rol van Violetta wordt vertolkt door
Magda Piccarolo, die driemaal een enga
gement in het Teatro alia Scala te Milaan
heeft vervuld en ook in de Metropolitan
Opera te New York is opgetreden. Anto
nio Nardelli, ondanks zijn jeugdige leeftijd
leraar aan de specialistenklasse van de
Scala, treedt als Alfredo op. De rol van
zijn vader wordt gezongen door Giuseppe
Nascinbene, die in zijn vaderland eveneens
een goede reputatie geniet.
Nu de Vleeshal op de Grote Markt te
Haarlem voor culturele doeleinden wordt
gebruikt achten B. en W. het noodzakelijk,
ook op de bovenzaal van het gebouw, welke
zeer geschikt is voor tentoonstellingen van
prenten, verlichting aan te brengen. Enkele
proefnemingen hebben uitgewezen dat
hiervoor 150 kleine diepstralers moeten
worden aangebracht B. en W. vragen hier
voor een crediet van 7700.