Oogst van Egypteland TRIUMPH HARTENDORP A genda voor Haarlem MAAR** HAMEA*** De Vleeshal Bebouwingsplan voor omgeving kathedraal De financiering van Suriname's ontwikkeling Nog ruim 3100 gezinnen in opvang-centra OVER MUZIEK MOUSSORGSKY La Traviata" door Italiaanse zangers 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Bertus Aafjes vertelt van het Bijbelse Oosten altijd wint VIRGINIA Architectuur zal aan hoge eisen moeten voldoen Schoonheid in Haarlem en omgeving Rupsenplaag in Joegoslavië Zorg voor gerepatriëerden Geldlening van J 2 millioen voor woningbouw Verlichting van bovenzaal der Vleeshal ZATERDAG 19 APRIL 1952 DE MODERNE MENS gelooft niet in wonderen. Rationèel als zijn denken geworden is, meent hij te kunnen volstaan met oorzaak en gevolg. Wat daarmee niet ver klaard kan worden heet „toeval". Maar iets van een wonder, een gunst van het lot, moet het geweest zijn dat Bertus Aafjes, gehoorzamend aan de dichterlijke drang naar het verre en onbekende, zo ver van huis dreef. Als perschef van een lunapark vertrok de dichter van „Een voetreis naar Rome" in 1947 naar Egypte, niet zozeer belust waar schijnlijk op een romantisch avontuur van een ander gehalte dan de lichtvoetige tocht naar het Altirum der Vestalinnen., als heimelijk gedreven door het verlangen, de grenzen te overschrijden van zijn land en van zichzelf. De kermisromantiek bleek een mislukking, zelfs een verschrikking, die Aafjes in Alexandrië ontvluchtte. En daarmee begon het wonder: het avontuur werd een beproeving, de beproeving een openbaring en deze tenslotte een wedergeboorte. De bundel sonnetten „Het Koningsgraf", de „Egyptische Brieven" geschreven aan de dichteres Vasalis, de onder de testamen- tische titel* „Arenlezer achter de maaiers"*) gebundelde „Kronieken over kleine maar vergeten bijzonderheden iin het Oude en Nieuwe Testament" en eindelijk de in onze moderne litteratuur onvergelijkelijk-schone herdichting van het paradijsverhaal „In den beginne", betekenen één voor één een phase in dit proces van een menselijke en dichterlijke vernieuwing. Men zou deze vier schrifturen naast el kaar moeten lezen om gewaar te worden hoe de één de ander bevruchtte, hoe nauw ze met elkander verbonden zijn. Aafjes reisde verder dan zelfs hij had kunnen dromen. Niet alleen dat hij van Alexandrië naar Caïro trok en vandaar langs de Nijl- oever Zuidwaarts zwierf, tot diep i:n het „Nabije", maar ons, Westerlingen, zo vreemde Oosten. Evenmin enkel dat hij het „dal der Koningen", de tempels van Kar- nak en Luxor, dit overweldigend dodenrijk, met eigen ogen aanschouwde, het land dei- Vaderen betrad en op historische, gewijde grond ging. Maar dat hij, dit ziende en verstaande, terugreisde in de eeuwen tot in het hart van dit verleden dat hij zich vereenzelvigde met het grootse geheime nis der tijden, dat was het, wat hem zo ver bracht van huis, zo ver van zichzelf en uiteindelijk tot zichzelf. In de gedichten van „Het Koningsgraf" en in de „Egyptische Brieven" kan men lezen hoe diep deze ontmoeting met de ziel van het Egyptisch en Testamentiseh ver leden de dichter Aafjes heeft geschokt. Het overweldigde hem, nam bezit van hem, het werd in hem tot ervaring. In die geest moe ten, hoe uiterst sober ze zijn gehouden, deze Kronieken worden gelezen. Ze zijn kanttekeningen, uit eigen aanschouwing neergeschreven notities omtrent land en volk, zeden en gebruiken, zoals ze zijn ge bleven sinds Mozes' tijd. Hier worden beelden van de Heilige Schrift tastbare werkelijkheid, spreken de gelijkenissen van Christus de taal van het dagelijks leven. Het mag nog de kracht van de verbeel ding zijn die Aafjes, aan het strand staan de van de Rode Zee, doet zien, hoe nog of wéér het volk van Juda nadert, nagezeten door de strijdwagens en boogschutters van de Pharao zoals deze hem waren versche nen op de muurreliefs der Egyptische- dodentempels, werkelijkheid is het als hij de steenbakkers aan het werk ziet alsof het daags voor de grote uittocht uit Egypte was. Werkelijkheid is het ook realiteit van nu en van toen als hij aan de overzij de berg Sinaï ziet oprijzen, met aan zijn voet de vlakte waar Aaron het ongeduldige volk prijsgaf aan de liederlijke dans om het „gouden kalf", dat misbaksel naar het voorbeeld van de Egyptische stier der eeuwige vruchtbaarheid. Wat Aafjes over dit en dergelijks te zeggen heeft is leerzaam, onderhoudend, verrassend en verteld in een eenvoud,waar in alleen Arthur van Sdhendel kon schrij ven over dagelijkse dingen, kleine voor vallen, guitige invallen, zo simpel of het alleen maar een mededelen was. Meer dan dat heeft ook Aafjes niet willen doen. Ver telt hij van een Oosterse verloving, dan weet men pas wat het zeggen wilde, dat Jacob zeven jaar diende voor Rachel. Be schrijft hij, hoe hij de plaats betrad waar eens de stad Memphis lag en zich nu een onafzienbaar akkerland uitstrekt, dan gaan de dreigend-profetische woorden van Eze- chiël, dat hij de afgoden van Nof (de Oud- Testamentische naam voor Memphis) wil uitroeien en de godsbeelden vernietigen, een andere, een zeer reële taal spreken. En zo gaat het Hooglied opklinken met een zelfde onmiddellijkheid als de liefdesliede ren die Aafjes een schelle vrouwenstem hoorde zingen in een lemen hut of een straatzanger op een der pleinen. Iets, gaan we begrijpen, van de „verhe ven taal", de dichterlijke taal van het Oos ten, van de boeken van Mozes en Job, van ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51 Telefoon 16990 - 17696 Spaarne 3 Haarlem. Vanaf ƒ2.50 per weck. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. ZATERDAG 19 APRIL stadsschouwburg: Cabaret Wim Sonne- >>eld „Herhalingsoefeningen", 8 uur. Lido: „Rondedans", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „A song is born", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „De blauwe engel", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „Lullaby of Broadway", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Baker sprookje", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „De zevende sluier", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Let ?s dance", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De getemde avonturierster", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 20 APRIL Stadsschouwburg: Kinderoperette „Zigeu nerleven", 2.30 uur. Cabaret Wim Sonneveld „Herhalingsoefeningen", 8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstelling La Traviata, 14 jaar, 11 uur. Frans Hals: „Mijn wereldreizen" jhr. dr. J. C. Mollerus, 10.30 uur. Lido: „Con certo", 11 uur. Rembrandt, Palace, Luxor, Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne en Minerva: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 21 APRIL Rembrandt, Palace, Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2.30 en 8.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 7 en 9.15 uur. Gebouw Cultura: Christen Spriri- tualistisch centrum „De grotere wereld", 3 uur. het Hooglied, de Profeten en de Psalmen van David, heeft de eeuwen getrotseerd. Het bleef even eigen aan dit „moderne heden" als de harde, „armoedige" maar bezielde werkelijkheid waarin de stal van Bethlehem stond en Christus in gelijkenis sen sprak gelijkenissen waarvan Aafjes de oerbeelden voor ogen zag. Lezen we, verstaan we dit woord van Christus wel in dezelfde beeldende zin waarin het werd ge sproken „Wat Ik u in het oor gefluisterd heb, verkondigt het van de daken", zolang we niet weten dat het dak de huiselijke plaats is, waar de 'Oosterling verkoeling zoekt „als de hitte van de dag afneemt"? Veel doen wij onder de dekmantel der liefde, vaak namen we ons bed op en wan delden, en nog altijd is het een grote dorst die de tong vastkleeft aan het gehemelte. We herhalen ze, deze Bijbelse gelijkenissen zonder de zin meer te weten. Aafjes vond deze weer, als een arenlezer achter de grote maaiers der Bijbelvorsing, niet meer doend dan verslag uitbrengend van een werkelijk heid, die onder het stof der eeuwen levend bleef. C. J. E. DINAUX. Bertus Aafjes: „Arenlezer achter de Maaiers". (J. M. Meulenhoff, Amsterdam). ADVERTENTIE ADVERTENTIE Met Crème HAMEA gezonde zuivere huid. Met HAMEA Gelei goed verzorgde handen. In dozen en tuben 47~93 ct. Het is de Hamamelis die het 'm doet ,n-«.ccóto B. en W. van Haarlem hebben de ge meenteraad ter vaststelling aangeboden een ontwerp-uitbreidingsplan voor de om geving van de kathedraal St. Bavo aan de Leidsevaart. Dit plan omvat de terreinen die begrensd worden door de Leidsevaart, de Westergracht, de Bisschop Callierstraat en de bebouwing aan de Zuidzijde van het Emmaplein. In hun toelichting zeggen B. en W. onder meer dat sedert de totstandkoming van de kathedraal in 1897, als gevolg van het be loop van de eigendomsgrenzen, geen stede- bouwkundige voltooiing van dit gebied tot stand is gebracht. Sinds lange tijd wordt echter de behoefte gevoeld om de omge ving van de St. Bavo een waardiger aan zien te geven en te komen tot een afronding van dit stadsdeel. Het uitbreidingsplan is mede het resultaat van overleg met de kerkelijke autoriteiten. De opzet is de thans vrijstaande St. Bavo van alle zijden in het stadsbeeld op te nemen door middel van het groeperen van ruimten en bijzondere bebouwingen op zodanige wijze, dat een stedebouwkundig aanvaardbare aansluiting aan de reeds bestaande bebouwing wordt verkregen. Tegenover de hoofdingang van de kathedraal is een openbaar plantsoen (gazon met boombeplanting) ontworpen, dat van de „St. Bavo" gescheiden is door een openbare weg. De verlengde Jan Stuyt- straat biedt de bewoners van de omgeving van de Van Oosten de Bruijnstraat een directe verbinding met de Emmabrug. De begrenzing van het- openbare plantsoen wordt gevormd door een drietal bouw blokken van bescheiden hoogte, welke in twee woonlagen woningen voor bejaarden bevatten. Teneinde het Emmaplein, dat voorziet in een bij kerkelijke hoogtijdagen vereiste uitgebreide parkeergelegenheid, duidelijk te begrenzen en te scheiden van het voorplein van de St. Bavo, is aan de Zuidzijde van de kerk een bijzondere be bouwing ontworpen, welke een nadere be stemming zal verkrijgen van de kerkelijke autoriteiten (zusterhuis, parochiehuis of een soortgelijk gebouw). Aan de Wester gracht is bij de zij-ingang van de St. Bavo een toegangspleintje ontworpen. Aan de Westergracht is ter afsluiting van het ker kelijk centrum een lagere school in par terrebouw gedacht. Voor de voltooiing van de bebouwing aan de Karei van Mander- straat en de verlengde Jan Stuytstraat (Zuidzijde) is een aantal winkels met daar bij behorende bovenwoningen geprojec teerd. De architectuur van de geprojecteerde bebouwing zal aan hoge eisen moeten vol doen, teneinde een harmonisch geheel, met de St. Bavo als middelpunt, te kunnen ver krijgen. De Vleeshal in de zeventiende eeuw. De Vleeshal, een van de mooiste oude gebouwen die Haarlem bezit, gaat jubile ren. Het is namelijk 350 jaar geleden dat de bouwlieden, onder leiding van de Stads Metselaar en Steenhouwer Lieven de Key, de muren optrokken. De rijksarchivaris C. J. Gonnet te Haar lem heeft in 1884 een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden die destijds ge leid hebben tot de bouw van deze Vlees hal Hij gaf daarover een uitvoerig rapport in het Bouwkundig Weekblad, waaraan wij het volgende ontlenen. De zware eiken bekapping. Reeds in 1385 werd in Haarlem een Vleeshal gebouwd en wel op de Westelijke hoek van de Spekstraat en de Vleeshou wersstraat (de Spekstraat heeft haar naam behouden, de Vleeshouwersstraat is War moesstraat geworden). In die tijd bestond dus de gewoonte dat de huisvrouwen naar de Vleeshal gingen om daar haar inkopen te doen. De slagers hadden nog geen win kels, zodat zij geen vlees aan huis ver kochten. Aan het eind van de 16e eeuw was de „Halle ende Vleyshuis" bouwvallig ge worden en bovendien te klein. De slagers vroegen aan de vroedschap een nieuwe hal te laten bouwen, want de gebruikte was „een oneer voor de stad". Op drukke dagen konden alle slagers geen plaats in de hal veroveren, waardoor ze gedwongen waren het vlees uit te stallen in de openlucht en nog wel op het kerkhof van de -Grote Kerk, waardoor het zomers in de felle zon meer malen bedierf. Begin 1601 besloot de vroedschap een nieuwe Vleeshal te bouwen. Tot nu toe waren er 35 slagers in Haarlem, de nieuwe hal zou aan 40 plaats bieden. In November van hetzelfde jaar waren de tekeningen al klaar en zodra in het voorjaar van 1602 de vorst uit de grond was, werd met de bouw begonnen. Het is niet zeker wanneer de nieuwe Vleeshal in gebruik genomen is. Alleen blijkt uit de archieven dat in 1605 een ver bod door burgemeesteren is uitgegeven om onnodig in de hal te wandelen, omdat ge vreesd werd dat „door de vele ademtoch ten" het vlees bederven zou. Er waren blijkbaar dus veel nieuwsgierigen die het intérieur van de hal wilden zien. Het bouwplan van de nieuwe Vleeshal was van Lieven de Key, een Vlaming, in 1560 in Gent geboren. In zijn jonge jaren was hij met zijn ouders naar Londen ver- Naar.het ANP in Washington verneemt is de missie van de Wereldbank, die een bezoek heeft gebracht aan Suriname, ten einde een rapport op te stellen over de economische mogelijkheden en de finan ciering van het ontwikkelingsplan voor dit gebied, in dit rapport ervan uitgegaan, dat er voor het tienjarenplan voor de ont wikkeling van. Suriname aan uitgaven uit de openbare kas 100 millioen Surinaamse guldens benodigd zullen zijn. Tot de We reldbank zal het verzoek worden gericht tot het verstrekken van een lening ter waarde van 20 millioen Surinaamse gul dens. De helft van de resterende f 80 mil lioen Surinaamse guldens zou moeten wor den verstrekt in de vorm van een lening van de Nederlandse regering tegen een rente van 2 percent, met een looptijd van 40 jaar. De Wereldbank acht de Surinaam se regering in staat, de andere helft te fi nancieren gedurende de 10 jaren van de uitvoering van het plan. Naar het ANP uit betrouwbare bron vernam, is de We reldbank bereid, het voor haar aandeel ge noemde bedrag als dollarlening te ver strekken, indien de Nederlandse regering bereid is deze lening te garanderen. De verstrekking der gelden door de bank zou niet onmiddellijk in haar geheel plaats vinden, maar zou vermoedelijk geschieden in tranches, die periodiek ter beschikking van de Surinaamse regering zullen worden gesteld naar gelang van de vorderingen, die zullen worden gemaakt njet de verwe zenlijking van het tienjarenplan. Naar ver wachting zal deze Wereldbank-lening een looptijd hebben van 20 tot 25 jaar met een rente van 4% tot 5 percent. In Joegoslavië heerst een rupsenplaag, waardoor grote schade wordt aangericht. De rupsen vreten de bomen kaal. De maïs- tcelt, die in Joegoslavië zeer belangrijk is. heeft ook reeds ernstig van deze rups te lijden. Ook in Oostenrijk hebben de rupsen reeds belangrijke schade aangericht. De European Plant Protection Organi sation die in Parijs zetelt, heeft besloten dat Joegoslavië en Oostenrijk technische en financiële hulp zullen krijgen om de plaag te bestrijden. In de Verenigde Staten zullen parasieten, de natuurlijke vijanden dezer rupsen, worden verzameld en ter be schikking van de getroffen landen worden gesteld. Zwitserland heeft aangeboden om technici voor de bestrijding op te leiden. Men hoopt dat het door deze samenwer king zal gelukken de plaag te onderdruk ken ep de rest van Europa te vrijwaren voor een gevaarlijke vijand van land- en tuinbouw. In de Memorie van Antwoord over de begroting aan de Eerste Kamer wordt medegedeeld, dat het totaal aantal per sonen, dat sedert de souvereiniteitsover- dracht uit Indonesië in Nederland is aan gekomen, ongeveer 90.000 bedraagt. Het omvat ongeveer 20.000 gezinnen. In deze aantallen zijn niet begrepen de hier te lande verblijvende Ambonese ex-K.N.I.L.- militairen en hun gezinnen. Er zijn geen gegevens bekend aangaande het aantal hier te lande verblijvende In dische Nederlanders. Ditzelfde geldt voor diegenen onder de gerepatriëerden, die door tussenkomst van de gewestelijke ar- beidsbureaux aan werk zijn geholpen. Wel is berekend, dat sedert Juni 1950 door tussenkomst van de arbeidsbureaux onge veer 1500 gerepatrieerde mannen en 650 gerepatriëerde vrouwen aan arbeid werden geholpen. Verder hebben ongetwijfeld zeer velen onder de gerepatriëerden buiten d=e bemiddeling van de gewestelijke arbeids bureaux een werkkring gevonden. Hun aantal wordt geschat op 6000 mannen en 2050 vrouwen. Het aantal van hen, die als oud-leden van het K.N.I.L. bij die Neder landse krijgsmacht zijn geplaatst, beloopt naar van het ministerie van Oorlog werd vernomen, ruim 5100, waaronder 736 offi cieren, ruim 3900 onderofficieren en onge veer 500 korporaals en manschappen. Op 1 Maart 1952 bedroeg het aantal ge zinnen in opvangcentra, waaronder woon oorden, contract-hotels en pensions, 3175. Sedert 1 Juli 1950 werden uit de opvang centra 5320 gezinnen afgevoerd, die de be schikking kregen over een eigen woonge legenheid. De minister is van oordeel, dat nog geen redenen aanwezig zijn voor de veronderstelling, dat het verblijf van de Indische Nederlanders in deze centra nog jaren zal duren. Veeleer bestaat er, gelet op de reeds door de regering bij de wo ningverdeling genomen maatregelen, reden voor de verwachting, dat het merendeel van de thans nog in de opvangcentfa ver- blijvenden binnen afzienbare tijd eigen woongelegenheid krijgt. Er is een nijpend tekort aan voor Ambonezen en hun ge zinnen geschikte woonruimte. Naar ver betering van de huisvesting wordt ge streefd. Enige nieuwe woonoorden worden reeds in gereedheid gebracht. De gemeente Haarlem is in de gelegen heid een onderhandse geldlening van 2 millioen aan te gaan tegen 4 1/4 pet. rente. De lening heeft een looptijd van 33 jaar en zal dienen tot financiering van de bouw van 700 woningwet-woningen. huisd. In die tijd verlieten vele Vlamingen hun land om der geloofswille. Zij trokken dan veelal naar Engeland of Nederland. Na zijn huiwelijk met Catelyne de Caluwe, een meisje ook uit Gent afkomstig, keerde Lieven de Key naar het vasteland terug, nu naar Haarlem. Ongetwijfeld had hij in Londen een goede leerschool als metselaar en steenhouwer gehad, want zijn werkstuk ken vielen hier dadelijk op. Burgemeeste ren hoorden daarvan en vonden het van belang zo'n kunstvaardig man voor vast aan de dienst der stad te verbinden. 3 Juli 1593 kreeg hij zijn benoeming als Stads Metselaar en Steenhouwer van Haarlem. Behalve de Vleeshal bouwde De Key nog vele andere gebouwen in Haarlem. Daar van zijn nog over: een gedeelte van het Proveniershuis (de mooie gevel bij de Doel- straat), de Waag en de toren van de Nieuwe Kerk. Al deze gebouwen kwamen reeds in deze artikelenserie aan de orde. Er wordt door de stadsarchivaresse mej. dr. G. Kurtz in haar „Beknopte Geschiedenis van Haar lem" ook verondersteld dat De Key de hand gehad heeft in de bouw van de vleugel van het Stadhuis in de Zijlstraat en het huis Botermarkt 25 „In 't bruine Peert". De Key stierf in 1627, hij is in de Grote Kerk begraven. De stijl van De Key herkent men gemak kelijk: de Hollandse Renaissancestijl, bak steen met trapgevels, rijk versierd met or namenten en versieringen in natuursteen. De Vleeshal is rijkelijk versierd met af beeldingen van runder- en schapenkoppen, waaruit duidelijk de bestemming van het gebouw bleek. De schepping van De Key vond vroeger niet zoveel waarde ring als thans. In - - 1887 schreef de Ita liaan Amicis: „Naast de hoofdkerk in Haar lem staat een buiten sporig gebouw, een gedenkteken van grillige bouwkunst, half rood, half wit, een verzameling van trapjes, geveltoppen, obelisken, piramiede- tjes, basreliëfs, ver siersels zonder naam, in de vorm van tafel stukken, luchters en dompers, welke er lukraak schijnen neer gesmeten en alle te zamen het beeld op leveren van een Indi sche pagode, met eenige afdwalingen in den Spaanschen smaak tot een Hol- landsche woning her schapen door een van jenever opgewonden bouwmeester." Gelukkig denken wij nu anders over de Vléesbal en de bouw meester! Wij plaatsen bij dit artikel een reproduc tie van de ets uit het begin der 17e eeuw. Wij zien daaruit dat aan het gebouw in de loop der eeuwen ge lukkig weinig veran derd is. Wel aan de omgeving. Zeer veel zelfs! En dan blijkt dat de Vleeshal het juist zo goed doet in een passende om geving van uitsluitend 17de eeuwse trap gevels. Bovendien werkte de bedrijvigheid die er toen in en om het gebouw heerste mede om alles tot een passend geheel te maken. Uit de archieven blijkt niet hoe lang de Vleeshal als verkoopplaats van vlees ge bruikt is. Vermoedelijk is zij in het begin van de 19e eeuw aan die bestemming ont trokken. Het was toen langzamerhand de gewoonte geworden dat de slagers winkels openden en bestellingen aan huis gingen opnemen om die dan even daarna te bezor gen. Maar in 1886 besloot de Raad van Haarlem nog eens een proef te nemen om- weer vlees in de Vleeshal te laten verko pen. Dit heeft evenwel niet het resultaat opgeleverd dat men er van verwachtte, want al gauw werd het gebouw weer voor andere doeleinden gebruikt, o.a. voor de verkoop van boter. In de kelder werd bier geschonken, Haarlem was Utrecht met zijn Raadskelder dus vooruit! In het gebouw werd later een wapen magazijn van het garnizoen gevestigd. Daarna werd er het Rijksarchief in onder gebracht. In de pas achter ons liggende oorlogsjaren hebben wij er onze distribu tiekaarten gehaald. Nu is de Vleeshal bestemd voor culturele doeleinden, het houden van tentoonstellin gen, concerten, enz. Daardoor komt het ge bouw in de algemene belangstelling te staan en wordt deze erfenis van het voor-' geslacht op nog hoger prijs gesteld. C. J. v. T. Deze eenvoudige titel van een film in „De Uitkijk" was voldoende mijn afkeer van de zogenaamde filmkunst te onder drukken en de donkere ruimte binnen te gaan om mijn nieuwsgierigheid te bevre digen. En ik heb er geen spijt van gehad. Een paar uur heb ik naar een goede film- in-kleuren gekeken, en niet de gebruike lijke belachelijkheden van verwilderde heren en dames, of in wanhoop buitelende slachtoffers van bedrog of zogenaamde liefde gezien. Eenvoud en respect voor de historische figuren met hun artistieke, romantische geschiedenis moeten geheerst hebben bij het maken van deze film. Het zou misschien vitten moeten heten als ik ook bij deze „productie" klaagde over sommige „close-ups", waarbij men te lang op een gezicht moet letten. Stel u voor dat een acteur in een toneelstuk af en toe een poosje met zijn gezicht naar voren zou komen om het publiek vooral te doordrin gen van de emoties, welke zich om zijn neus en in zijn ogen afspelen. De filmkunst is vleierig-bemoeizuchtig en wil de pas sieve fantasie van het publiek, onderdom pelen in gevoeligheden. Het is nu eenmaal naar doch laat ik in dit geval, waar in hoofdzaak zo heel veel te waarderen is, niet gaan klagen. Het is een Russische film; wij worden verplaatst in de tweede helft van de negentiende eeuw in Russische muziek- kringen en beleven enige tijd de strijd tus sen conventionele, officiële, deftige mensen die de opera beheersen en enkele jonge artisten, die beseffen dat de echte drama tische kunst op de eigen aard van de Rus sische muzikaliteit, die in het volk onver woestbaar leeft, moet steunen. Wij zien de krachtige, iets te zelfbewuste figuur van Stassof, historicus en artist, als vurig pro motor voor de idealisten optreden. Stassof hoort in de jonge, temperamentvolle com ponist Moussorgsky de stem van de natuur en beseft dat de strijd voor de muzikale waarheid in een omgeving, die zich in conventionele zelfgenoegzaamheid afzon dert, maar die de opera, het ballet en het concertpodium in de macht heeft, zeer zwaar zal zijn. Het zijn de ij dele hebbelijk heden der Italiaanse stem-virtuosen die aan de heersende smaak voldoen. Geheel onafhankelijk van de natuurlijke kracht der Russische muzikaliteit, viert in offi ciële kringen de oppervlakkigheid hoogtij. Er is een diepe afgrond tussen de afzon derlijke, machtige groep mensen die het artistieke bedrijf beheersen en het werke lijke leven van natuurlijk sentiment en diepe ernst, die alleen klinken in het volkslied. Moussorgsky en zijn vrienden horen in de ellendige verlatenheid van het Russische volkszingen de inspiratie tot de ware kunst. Het is indrukwekkend hen met elkaar aan de piano te zien en met hun gevoelvolle stemmen te horen zingen, wanneer Moussorgsky zijn hevige muziek bekend maakt. Moet de krachtige stem van het volkskoor steeds blijven zwijgen bij de ijdeltuiterij van solisten met een virtuosi teit, die vreemd is aan de aard der Rus sen? Deze jonge componisten zijn tot in merg en been bezield door een zonne warmte die onbekend is in de grote we reld. Zij hopen dat de ware schoonheid m de dramatische kunst eens zal door breken om dan haar licht te verspreiden voor iedereen. Wij zien in deze zeer waai'heidsgetrouwe en echt romantische film hoe de grote opera „Boris Godounow" van Moussorgs ky ontstaat. De componist was gegrepen door de geschiedenis van de heerszuchtige Boris, die zich door moord van de troon meester maakt, maar ten slotte door de macht van gewetenswroeging en onder de vrees voor het volk, dat zijn afschuwelijk geheim doorziet, ten onder gaat. Mous sorgsky las het verhaal van Poesjkin, en alles wat in de taal van de dichter aan levenskracht klonk, werd hevige, bevrij dende muziek. Het werd geen principiële verstandskunst, geen propaganda, geen manifestatie, maar een stem der natuur. Zo ooit van muziek als volkomen gevoels uiting kan worden gesproken, dan is het bij deze muziek van Moussorgsky. De componist en zijn vrienden, compo nisten met gelijke illusies, gingen dermate op in hun ideaal dat voor onderlinge jalouzie in het geheel geen plaats was. Zij werkten zelfs aan elkanders partituren, als hun gesprekken bepaalde muzikale en technische inzichten opleverden; maar bij allen, als Balakirew, Rimsky Korsakof en César Cui, bemerkt men hoezeer zij het geniale wezen van Moussorgsky als supé rieur erkenden. De wijze, waarop de filmacteurs spelen, en de regie van het geheel, waren voor mij historisch en artistiek zeer overtuigend. Voor hen, die deze episode der muziekge schiedenis eens belicht willen zien, zal het gaan zien van deze film niet overbodig zijn. HENDRIK ANDRIESSEN Een gedeelte van de fraaie benedenzaal, waar de rode bak steenafzetting aan de pilaren het uitstekend „doet" bij het wit der muren. De Compagnia d'Opera Italiana geeft van Pasen tot eind Mei een serie opvoe ringen in Biedermeierstijl van „La Tra viata" van Verdi onder regie van Alberto Ciulli en muzikale leiding van Gino Bar santi, die verleden jaar „De Barbier van Sevilla" dirigeerde. Het ruim zestig mede werkenden tellende gezelschap heeft dit keer toestemming gekregen ook op te tre den in de steden die subsidie aan de Ne derlandse Opera verlenen, aangezien deze instelling zich thans sterk genoeg acht, om buitenlandse concurrentie te kunnen trotseren. Op Woensdag 23 April heeft een voorstelling in de Haarlemse Schouwburg plaats. De rol van Violetta wordt vertolkt door Magda Piccarolo, die driemaal een enga gement in het Teatro alia Scala te Milaan heeft vervuld en ook in de Metropolitan Opera te New York is opgetreden. Anto nio Nardelli, ondanks zijn jeugdige leeftijd leraar aan de specialistenklasse van de Scala, treedt als Alfredo op. De rol van zijn vader wordt gezongen door Giuseppe Nascinbene, die in zijn vaderland eveneens een goede reputatie geniet. Nu de Vleeshal op de Grote Markt te Haarlem voor culturele doeleinden wordt gebruikt achten B. en W. het noodzakelijk, ook op de bovenzaal van het gebouw, welke zeer geschikt is voor tentoonstellingen van prenten, verlichting aan te brengen. Enkele proefnemingen hebben uitgewezen dat hiervoor 150 kleine diepstralers moeten worden aangebracht B. en W. vragen hier voor een crediet van 7700.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5