HAARLEMMERMEER EEN EEUW DROOG
Landsbestuur had dreiging van binnenzee
afgewend en vond dat voorlopig genoeg
Mr. J. P. Amersfoordt leerde zijn
tijdgenoten wat „boeren" is
Aan zijn rusteloze activiteit
dankt de Meer haar opgang
Het liet de eerste kolonisten maar modderen
Van de balie naar de ploeg
7
Klein Amerika
Seinpaal
ZATERDAG 21 JUNI 1952
r~~
I
Voor het leegmalen
van het Haarlemmer
meer heeft men ge
bruik gemaakt van
het grote technische
vernuft dat men in
Engeland, de baker
mat van de toegepas
te stoomenergie, had
verworven. De be
faamde ingenieurs
Gibbs en Dean ont
wierpen de „Leegh-
water", het gemaal
bij de Kaag dat' la
ter ook- hulp kreeg
van de „Lijnden" in
het Noorden en de
„Cruquius" in het
Westen. Het laatste
„stoomtuig" is thans
ingericht als museum.
XXXXDCODCODOCCCOOCODCCOCCCODOCODOCOOOCOCOCOCOOOOOCCXXXCOC
De Haarlemmermeer is in de eerste ja
ren wel eens „Klein Amerika" genoemd.
Die bijnaam is wellicht ontstaan door
dat dit gewonnen land in het midden
van de vorige eeuw evenals Amerika
veel mensen aantrok, die zich een ge
heel nieuw bestaan wensten te verschaf
fen. Maar ook uit een oogpunt van cri
minaliteit was de naam „Klein Amerika"
veelzeggend. Voor velen was de ver
huizing naar de Haarlemmermeer een
vlucht voor het recht. Diefstallen en
plunderingen waren aanvankelijk zo
frequent, dat veel boeren des nachts
hun jachtgeweren maar dicht bij de
hand hielden. De Meer leende zich uit
stekend voor onderduikers gezien de
administratieve warboel, die er in de
eerste jaren heerste. In 1858 meldde
bijvoorbeeld het provinciale verslag, dat
er in dat jaar 1800 personen waren
„ontdekt", die men vergeefs in het be
volkingsregister zocht. De 12 man hulp-
marechaussée, die aanvankelijk de ge-
zagstaak moesten uitoefenen, hadden het
allerminst gemakkelijk. Zij beschikten
weliswaar over paarden om zich snel te
kunnen verplaatsen, maar daar was de
Meerbodem niet op berekend, veelal
zakten zij op weg naar hun doel diep
in de modder. De eerste boeren in de
Haarlemmermeer probeerden de moei
lijkheden te ondervangen door hun trek
dieren houten schijven onder de hoeven
te binden; vooral de herfst en de win
ter geboden hun vaak, de paarden „de
borden aan te doen".
Het is het onverwoestbare gilde der
„polderjongens" geweest, dat zijn stem
pel heeft gedrukt op de eerste jaren van
de polder en er een opvallend rauwe
noot van maakte in de plechtstatige va
derlandse rust van die tijd. Aan hun
aanzienlijke lichamelijke potentie paar
den zij een niet minder aanzienlijke be
hoefte aan jenever, hetgeen alom de-
kroegjes als paddestoelen uit de grond
deed verrijzen. In Kruisdorp dat in 1868
„Hoofddorp" werd, was nog eerder een
drinkgelegenheid dan een bakkerij en
men kon er 's morgens voor vieren reeds
terecht.
Lieden, die dezer dagen den ringdijk rond het Haarlemmermeer hebben bewan
deld, van de Leeghwater naar de Lijnden en Halfweg, en vandaar, langs
de Cruquius terug naar het eerstvermelde pompwerktuig, hebben binnen deze
uitgestrekte vlakte geen water meer kunnen bespeuren. Den 10 den Julij 'heb
ben eenige personen den drooggemaakten grond binnen den polder bezocht. Zij
zijn daartoe de gegraven worden vaart, van de Lijnden naar de hoofdvaart, die
den polder in de lengte doorsnijdt, tot op een afstand van anderhalf uur ge
volgd, en hebben zich vandaar naar Aalsmeer begeven, zonder eenig water
te kunnen ontdekken. Alleen aan de zijde van Aalsmeer heeft de nog diepe
modder eenige moeilijkheden gebaard. Over het geheel zijn, zoo men verzekert,
de gronden midden in het meer vaster bevonden dan aan de kanten. Men meent
het er thans voor te mogen houdendat de onderneming, voor wat het opvoe
ren van het water uit den droog te maken polder betreft, zoo goed als volbragt
is, en dat het alleen nog aankomt op de verkaveling, welker voltooijing veelal zal
afhangen van het aantal der arbeiders, die daartoe zullen kunnen worden te
werk gesteld. (Uit de Opregte Haarlemsche Courant van 12 Juli 1852)
TAE FOTO HIERONDER geeft een
beeld van het eerste panorama, dat
voor de luchtreizigers wordt onrold,
nadat zij in de nazomer van de lucht
haven Schiphol zijn opgestegen en West
waarts vliegen.
De 18.000 hectaren beslaande Haar
lemmermeerpolder heeft zich in de eer
ste eeuw van zijn bestaan ontwikkeld
tot een der vruchtbaarste landbouw
gebieden van ons land. De vruchtbaar
heid en vooral ook de intensiteit,
waarmee de landbouw er wordt be
oefend, vindt men geïllustreerd in deze
jaargemiddelden: tarwe: 4200 a 4400 kg
per hectare; haver: 4500 kg per hectare;
gerst; 4200 kg per hectare; aardappelen
(voor consumptie): 24.500 kg per hectare
en suikerbieten: 45.500 kg per hectare.
De inwoners van Amsterdam, die in November 1836 het water van het
Haarlemmermeer tijdens de felle Westerstorm tot vlak voor hun poorten
zagen komen, zullen in Juli 1852 ongetwijfeld met genoegen hebben ver
nomen dat dit vervaarlijke meer eindelijk door de werking van drie
stoomgemalen was drooggevallen. In de strijd tegen het water, waarmee
Nederland zoveel lauweren heeft geoogst, is het Haarlemmermeer
eeuwenlang een zeer bedenkelijke sector geweest. Het was in 1531 uit
vier door een storm bij elkaar gevoegde meren ontstaan en had de be
woners van de omliggende contreien sindsdien zoveel onaangename ver
rassingen bezorgd, dat de dichterlijke bestempeling „waterwolf" haast
nog een te goedige indruk van het meer gaf. Het zijn dan ook defensieve
overwegingen geweest, die de regering in 1836 tot de droogmaking deden
besluiten. Weliswaar gaf zij in de toelichting op het wetsontwerp op de
droogmaking in 1838 te kennen, dat 18.000 bunders die door de onder
neming aan het land konden worden toegevoegd nu niet direct te versma
den, maar zij sprak toch zeker niet zo geestdriftig over de landaanwinning
als bijvoorbeeld de Rijpse „duyzentkunstenaar" Leeghwater had gedaan
toen hij (reeds in 1643) zijn plannen voor de droogmaking had ingediend.
Deze had al visioenen gehad van „den grooten Zuid Hollandschen Lust
hof" en van „Hollandsch Tresoor", met de schonen vruchten waarvan
„men wel twintig maal méér mensen zal kunnen voeden dan met de
Meervisch".
Het was begrijpelijk dat men in de aller- werd gelegd, was ook om andere redenen
eerste plaats het gevaar van nieuwe over
stromingen wilde bezweren. Het IJ was
slechts door een smalle reep land van het
Haarlemmermeer gescheiden zodat een
nieuwe uitval naar het Noordoosten het
tot een verlengstuk van de Zuiderzee zou
kunnen maken. Bij Aalsmeer lagen veen-
plassen,die, door de intensieve vervening
steeds groter werden. Indien het meer zich
daarmee zou verenigen zouden ook de
daarachter liggende droogmakerijen vol
kunnen stromen en een landoppervlakte,
die zich tot Utrecht uitstrekte, zou blank
komen te staan. Dat het accent voortdu
rend op het wegnemen van deze gevaren
begrijpelijk. Door een te luidruchtig ge
wagen van de landaanwinning zou men
het verzet van bepaalde zijden tegen de
onderneming slechts aanwakkeren. Ten
eerste zou Leiden er nog meer door in
last komen. Deze stad had vanouds de vis
serijrechten op het meer genoten en voel
de zich bij voorbaat reeds beroofd van een
deel van haar inkomsten. Ten tweede op
poneerde het hoogheemraadschap Rijnland
er tegen omdat het door de droogmaking
vier-vijfde deel van zijn boezemgebied zou
kwijtraken. En ten derde had men te re
kenen met een niet onaanzienlijke bevol
kingsgroep, die meende, dat dit menselijk
In het begin van de volgende maand, wanneer de samenwerkende landbouw-organisaties het eeuwfeest van de
Haarlemmermeer zullen vieren de gemeente en de polder doen dit drie jaar later; zij zijn respectievelijk in
1855 en 1856 ingesteld wordt op de nieuwe begraafplaats op de hoek van de Vijfhuizerweg en de Hoofdvaart
een gedenkteken onthuld. Het is gewijd aan een man, die zich, met een veelbelovende practijk als advocaat
voor de boeg, tot de risé van zijn aristocratisch milieu maakte toen hij besloot om boer te worden op de
drooggevallen grond van de Haarlemmermeer. Die man, wiens levenswerk niet alleen voor de ontwikkeling
van dit aanvankelijk zo verwaarloosde en troosteloze gebied, maar ook voor de landbouw in geheel West Europa
van niet te onderschatten betekenis is geweest, was mr. J. P. Amersfoordt. De grote voortvarendheid waar
mee deze veelzijdige man ervoor heeft geijverd om de zwoegende kolonisten uit het slik te verheffen naar een
hogere trap van welvaart en ontwikkeling vindt in dit gedenkteken een late erkenning. Tijdens zijn leven heeft
de bevolking in wier midden hij werkte hem die niet gegeven. Integendeelop zijn oude dag hebben kinderen,
wier ouders hem slechts als een curiositeit zagen, met stenen naar hem gegooid. Mr. Amersfoordt was niet
populair en dat had hij ook nooit kunnen worden. Hij ergerde zich gruwelijk wanneer voorzieningen, die hij als
dringend noodzakelijk zag, afstuitten op het knoestige conservatisme van de meerderheid der eerste Haarlem
mermeerbewoners. Dat het uit een oogpunt van tact ook wel eens wenselijk kon zijn om de openhartigheid wat
in te tomen heeft hij nooit willen begrijpen. Daarmee heeft deze grote pionier het zichzelf het moeilijkst gemaakt.
Om hem aan de vergetelheid te ontrukken heeft Anton van der Vet vijf jaar geleden een van zijn romans aan
hem gewijd: „Vergeten Voorman".
Jacob Paulus Amersfoordt, die in 1817 in Franeker werd geboren als zoon van een
hoogleraar in de theologie en in de Semietische letterkunde, heeft al vroeg de be
koring van de landbouw gevoeld. Als pas afgestudeerde in Leiden ontving hij wegens
zijn grote belangstelling voor het boerenbedrijf reeds een oipdracht van de regering-om
de werkwijze op de Landbouw-hogeschool in Hohenheim te onderzoeken en daar
rapport over uit te brengen. Kort na de droogmaking van de Haarlemmermeer ves
tigde hij zich met zijn tweede vrouw, de toonkunstenares Hermine Dijk, zijn eerste
vrouw, Maria van Zij 11, ontviel hem niet lang na zijn huwelijk op een grote model
boerderij, die hij „De Badhoeve" noemde. (Het latere Badhoevedorp is daarnaar ge
noemd). Op dit bedrijf wilde hij de Nederlandse landbouw aantonen hoeveel baat zij
erbij zou hebben, wanneer zij haar oude en geijkte landbouwmethoden door modernere
verving.
Onbegrip
Maar evenmin als zijn eigen familiele
den begrepen de eerste Haarlemmermeer-
boeren wat hem bezielde. Zij zagen in hem
slechts een rijkaard met een teveel aan
geld dat dan maar aan allerlei zonderlinge
denkbeelden moest worden gespendeerd.
Zij stonden verbaasd als hij hen zijn mo-
delbedrijf toonde, waarin een locomotiefje
met lorries het transport verzorgde en
waarin een uitgebreid complex van stallen
ruim 180 stuks rundvee, 300 schapen, 29
paarden en 50 varkens herbergde. En
wanneer ze de heldere bedrijfswoningen
van zijn arbeiders, de eigen kaasmakerij
en de eigen bakkerij van de Badhoeve za
gen, dan was de verzuchting „wat een
geld" hen nader dan het besef dat deze
hereboer er alles voor over had om ook
hun bedrijven te helpen verbeteren. Voor
lichting vond mr. Amersfoordt een eerste
vereiste, talloze artikelen van zijn hand in
het Weekblad van Haarlemmermeer, dat
in Amsterdam werd gedrukt, bedoelden
het inzicht van de boeren in de mogelijk
heden van hun bedrijf te vergroten. Hij
kon beschouwd worden als de eerste in ons
land, die de mechanisatie in de landbouw
verwezenlijkte. Uit Engeland, dat op dit
gebied de toon aangaf, introduceerde hij
de stoomdorsmachine, die hij voor een lut
tele som tal van boeren ten gebruike af
stond. Later voegde hij daar nog een stoom
ploeg aan toe, die algemeen opzien baarde
bij de vele deskundigen, die zijn bedrijf
bezochten, om haar capaciteit en bij zijn
mede-landbouwers om haar kostprijs:
12.C00 gulden.
Tegenwerking
Naast het baanbrekende werk, dat hij
voor de Nedei-landse landbouw heeft ge
daan staat zijn veelzijdige activiteit voor
het welzijn van de Haarlemmermeerbewo
ners. Als raadslid en hoofdingeland in het
polderbestuur en van 1863 tot 1869 als bur
gemeester heeft hij hiertoe al zijn kennis
en ondernemingsgeest ingezet, zonder zich
uit het veld te laten slaan door de meer
derheid van de raad en van het polderbe
stuur. De raad begreep hem niet en vond
veel van zijn voorstellen verkwistend en
Met zijn streven de landbouw te natio
naliseren kwam mr. Amersfoordt juist
in de Haarlemmermeer wel aan een zeer
juist adres. Het in cultuur brengen van
de gewonnen grond diende met overleg
te geschieden maar de boeren, die er uit
alle delen van het land neerstreken,
deden net of ze'thuis waren en gebruik
ten de beproefde werkwijze van hun
bet-overgrootvaders. De Zeeuwen zaai
den al dadelijk oliegewassen, tarwe en
rogge, alsof de Haarlemmermeer dezelf
de zware klei als de Zeeuwse polders
bevatte. De Noord-Hollanders besteed
den weinig aandacht aan de grond, zij
lieten het onkruid welig opschieten in
de verbeelding, dat het vanzelf wel
goede weidegrond zou worden. De Gel
derse immigrantenrukten aan met
de loodzware radploeg, die in de weke
Meerbodem de trekpaarden tot vroeg
afgebeulde iverkkrachten maakte, en
zij gebruikten wagens zonder blokwie
len „alsof men op scherpen schaatsen
konde rijden door eene weeke modder
sloot", zo verzuchtte mr. Amersfoordt
eens. De meesten van deze boeren
zwoegden voor een zeer kleine groep
eigenaren, die voor het overgrote deel
buiten de Haarlemmermeer woonden.
Slechts 14 procent van de Meerbodem
was eigendom van bewoners. De land
bouw was. voorzover zij niet werd ver
hinderd door de steeds weerkerende
hoogwater-plaag, zeer extensief. Mr.
Amersfoordt beschuldigde deze eigena
ren van roofbouw: om de hoge pachten
op te brengen waren de pachters ge
noopt tot het telen van gewassen, die
goed betaald werden maar de grond
schade toebrachten.
de hoofdingelanden waren aanvankelijk
voor het grootste deel buiten de Meer wo
nende eigenaren, die slechts oog hadden
voor hun eigen winsten en de problemen
nauwelijks kenden. Hoe stiefmoederlijk de
gemeente in het begin door het rijk b'e-
ingrijpen in de natuur niet anders was
dan God verzoeken en dan ook zoals de
tolk van deze groep. Willem Bilderdijk,
voorzag „den geheelen ondergang der
Provintie met zich zal slepen".
Op 12 Juli gaf de Opregte Haarlemse
Courant het bericht, dat het Haarlemmer
meer was drooggevallen en bijna een
maand later berichtte ook de Staatscou
rant dat de droogmaking was voltooid. De
moeilijkheden met Rijnland hadden het
werk van de drie „stoomtuigen" Lijnden,
Leeghwater en Cruquius vooral geduren
de de winters nogal vertraagd en de ver
koop van de drooggevallen grond werd
aanvankelijk opgehouden doordat de scha
devergoeding eisende stad Leiden tegen de
staat ging procederen. Door dit wachten
veranderde de kleivlakte in korte tijd in
een onafzienbare wildernis; riet, biezen,
wilgenboompjes en wilde andijvie begon
nen zo welig te tieren, dat (volgens de
beschrijving, die de onderwijzer P. Boekei
in een historisch boekwerk over de eerste
jaren gaf) men er niet meer overheen kon
zien en er zich „roeiende met armen en
benen" een wég doorheen moest banen.
Zuinigheid
Dat de regering zich van de keerzijde van
de medaille, de landaanwinning, weinig
rekenschap had gegeven is in het begin van
de kolonisatiegeschiedenis duidelijk geble
ken. Het begon al met de verkoping van de
grond, waarvan zij de opbrengst nauwelijks
hoger durfde ramen dan vier millioen gul
den. Het totaal werd echter twee keer zo
groot. Het nadelig verschil tussen de grond-
opbrengst en de kostprijs van de onder
neming werd daardoor slechts vier-en-half
millioen gulden. Gedreven door haar povere
verwachtingen van de verkoping had de
Commissie van Beheer en Toezicht bij het
scheppen van allerlei voorzieningen, die na
de droogmaking dringend nodig waren, een
ietwat misplaatste zuinigheid betracht,
waaronder vooral de afwatering leed. Jaren
daarna steeg het waterpeil nog zo hoog, dat
aanzienlijke delen van de polder blank
kwamen te staan. De stenen van de sterke
beschoeiingen om het Meer, die uitstekend
gebruikt konden worden voor de verhar
ding van de wegen die moesten worden
aangelegd, werden naar Friesland verkocht.
De toestand waarin de nieuwe wegen vooral
des winters vaak verkeerden is door mr. J.
P. Amersfoort,-de grote pionier in de kolo
nisatiegeschiedenis van de Meèr, als volgt
gekenschetst: „Het zijn de deurwaarders
der belastingen alleen, die er met levens-
deeld werd de oorzaak hiervan was
vooral de zuinigheid en het gebrek aan
interesse van de Tweede Kamer blijkt
uit het merkwaardige feit, dat de eerste
burgemeester, mr. M. S. P. Pabst, zich ge
noodzaakt zag om geheel op eigen kosten
een gebouw voor de secretarie te doen bou
wen. De eerste school was gevestigd in een
wrakke boerenschuur, waarin de onderwij
zer moest trachten het commentaar van
allerlei vee te overstemmen. Verbetering
van het onderwijs was het eerste waar mr.
Amersfoordt naar streefde. Men zou het
ook „bestrijding van het analphabetisme"
kunnen noemen, want van de 95 paren, die
in 1865 in het huwelijk werden bevestigd,
konden 20 bruidegoms én 38 bruiden lezen
noch schrijven. Hij stichtte een veemarkt
en een wolmarkt in Hoofddorp, hij ijverde
voor een markt voor landbouwproducten
in Amsterdam en hij kreeg na eindeloze
pleidooien en verzoekschriften gedaan dat
de Overtoom voor de scheepvaart werd
verbeterd en dat de sluisgelden er werden
afgeschaft. Het vervoer van landbouwpro
ducten ging hem zeer ter harte: daartoe
ontwierp hij een groot spoorwegenproject,
dat van zeer veel kanten, vooral van toon
aangevende kringen in Delft, steun kreeg,
maar waarvoor door de regering toen
in Hoofddorp de eerste seinpaal reeds offi
cieel was geplaatst geen concessie werd
verleend. Later heeft men zijn plan gebruikt
voor de aanleg van de Haarlemmermeer
spoorweg, die inmiddels alweer lang haar
tijd heeft uitgediend en door sneller en
goedkoper wegvervoer overbodig werd.
Vergetelheid
Mr. Amersfoordt leefde in het tijdperk
waarin de techniek, gebaseerd op de stoom
energie, haar volle ontplooiing beleefde.
Daarna kwam echter de revolutionnaire
verovering van de wereld en ook van de
landbouw door de benzinemotor-. Deze heeft
de latere generaties zo geïmponeerd, dat
hun terugblik moeilijk meer kon doordrin
gen tot de tijd waarin stoomkracht zoveel
tot leven wekte en waarin mr. Amersfoordt
haar toepaste. Dit is ongetwijfeld een re
den waarom hij als voorloper van de me
chanisatie in het vergeetboek raakte. Een
anders en de grootste reden van die ver
getelheid is het feit dat de resultaten van
zijn streven in veel opzichten niet meer
voor zijn tijdgenoten openbaar zijn gewor
den. En het nageslacht, dat deze vruchten
plukte, wist niet wie het er voor moest be
danken.
DE loyale medewerkers zonder welke
de boeren het in de voorbije honderd
jaar onmogelijk zouden hebben kunnen
stellen, gaan verdwijnen. Motorische paar-
dekrachten beginnen de „Belzen" en de
„Oldenburgers" in steeds meer werkzaam
heden te vervangen en de oude romantiek,
die het paard aan het boerenbedrijf schonk,
wordt opgeofferd aan de efficiency.
DE opvolger van het paard voor de
„korenmik" is een nakomeling van
de „stoomploeg", die mr. Amersfoordt niet
lang na de droogmaking in de polder in
troduceerde. De mechanisatie een belang
waarop deze pionier voortdurend heeft ge
hamerd en waarin hij nauwelijks werd
begrepen is thans verhoudingsgewijs in
de Haarlemmermeer verder voortgeschre
den dan in welk ander landbouwgebied
van Nederland ook. (Foto hieronder).
gevaar dwangbevelen brengen kunnen,
waaraan de boer moeilijk kan voldoen, daar
hij zijn voortbrengselen niet ter markt kan
voeren"
Ziekte
De huisvesting van de polderjongens
het keiharde gilde, dat het slopende werk
heeft verricht, dat nodig was voor het in
cultuur brengen van de grond verschilde
maar weinig van de woningen der primi
tiefste natuurvolken: ronde, rieten hutten,
waarvan de wanden des winters met klei
werden bestreken, en niet hoger dan onge
veer anderhalve meter. In de aarden vloer
werd een kuil gemaakt voor het stoken en
één groot gat deed dienst als schoorsteen
en als ingang. In de nabijheid van de plaats,
waar nu de rijksweg Amsterdam-Den Haag
de Hoofdvaart kruist, bij Abbenes, stond
een dergelijke polderjongens-„kraal". Die
soort behuizingen hadden natuurlijk een
funeste uitwerking op de gezondheid. In
1856 was het sterftecijfer 76 op dé duizend
bewoners. Door de zware arbeid, die de
vrouwen moesten verrichten was vooral het
percentage van de zuigelingensterfte zorg-
barend: gemiddeld 34,54 percent van alle
overledenen in de jaren van 1856 tot 1860
en het eerste jaar daarna zelfs 41 percent,
de eerste arts in de Haarlemmermeer stond
voor een wanhopige taak. „Komt er geen
hulp", zo schreef hij in 1854 aan de be
heerscommissie, „dan zal ik genoodzaakt
zijn uit armoede van hier te gaan. De ge
neeskundigen uit de omtrek weigeren meer
en meer hun hulp te verlenen ondanks de
altijd dreigende cholera en een toenemende
ofschoon vooralsnog arme bevolking".
Een van de grootste desillusies van de
pionier Amersfoordt was de manier,
waarop de regering in 1865 een van zijn
beste initiatieven, de aanleg van een
Haarlemmermeerspoorwegde kop in
heeft gedrukt. Met het oog op het ver
keersprobleem in de polder ontwierp hij
in samenwerking met de Delftse inge
nieur Huet twee spoorlijnen, één van
Amsterdam door de Haarlemmermeer
naar Leiden, ivaar zij zou kunnen aan
sluiten op de lijn van de toenmalige
Hollandse Spoorweg naar Den Haag en
een van Zandvoort via Heemstede en
Hoofddorp naar Breukelen.
De plannen werden uiterst nauwkeurig
gewikt en gewogen en daarna werd door
hem een inaatschappij opgericht. Men
twijfelde er niet aan of Den Haag zou
de concessie verlenen en op 23 Januari
1864 werd, ter gelegenheid van een
landbouwkundig congres, in Hoofddorp
(toen heette het nog Kruisdorpon
der grote belangstelling de eerste sein
paal opgericht.
Des te feller kwam de klap aan toen de
regering pas in 1865 mededeelde
dat zij de concessie niet verleende. Mr.
Amersfoordt heeft van zijn project al
leen de seinpaal gezien.
In 1906 werd, grotendeels naar zijn
ideeën, de Haarlemmermeerspoorweg
verwezenlijkt.