HAARLEMMERMEER EEN EEUW DROOG Landsbestuur had dreiging van binnenzee afgewend en vond dat voorlopig genoeg Mr. J. P. Amersfoordt leerde zijn tijdgenoten wat „boeren" is Aan zijn rusteloze activiteit dankt de Meer haar opgang Het liet de eerste kolonisten maar modderen Van de balie naar de ploeg 7 Klein Amerika Seinpaal ZATERDAG 21 JUNI 1952 r~~ I Voor het leegmalen van het Haarlemmer meer heeft men ge bruik gemaakt van het grote technische vernuft dat men in Engeland, de baker mat van de toegepas te stoomenergie, had verworven. De be faamde ingenieurs Gibbs en Dean ont wierpen de „Leegh- water", het gemaal bij de Kaag dat' la ter ook- hulp kreeg van de „Lijnden" in het Noorden en de „Cruquius" in het Westen. Het laatste „stoomtuig" is thans ingericht als museum. XXXXDCODCODOCCCOOCODCCOCCCODOCODOCOOOCOCOCOCOOOOOCCXXXCOC De Haarlemmermeer is in de eerste ja ren wel eens „Klein Amerika" genoemd. Die bijnaam is wellicht ontstaan door dat dit gewonnen land in het midden van de vorige eeuw evenals Amerika veel mensen aantrok, die zich een ge heel nieuw bestaan wensten te verschaf fen. Maar ook uit een oogpunt van cri minaliteit was de naam „Klein Amerika" veelzeggend. Voor velen was de ver huizing naar de Haarlemmermeer een vlucht voor het recht. Diefstallen en plunderingen waren aanvankelijk zo frequent, dat veel boeren des nachts hun jachtgeweren maar dicht bij de hand hielden. De Meer leende zich uit stekend voor onderduikers gezien de administratieve warboel, die er in de eerste jaren heerste. In 1858 meldde bijvoorbeeld het provinciale verslag, dat er in dat jaar 1800 personen waren „ontdekt", die men vergeefs in het be volkingsregister zocht. De 12 man hulp- marechaussée, die aanvankelijk de ge- zagstaak moesten uitoefenen, hadden het allerminst gemakkelijk. Zij beschikten weliswaar over paarden om zich snel te kunnen verplaatsen, maar daar was de Meerbodem niet op berekend, veelal zakten zij op weg naar hun doel diep in de modder. De eerste boeren in de Haarlemmermeer probeerden de moei lijkheden te ondervangen door hun trek dieren houten schijven onder de hoeven te binden; vooral de herfst en de win ter geboden hun vaak, de paarden „de borden aan te doen". Het is het onverwoestbare gilde der „polderjongens" geweest, dat zijn stem pel heeft gedrukt op de eerste jaren van de polder en er een opvallend rauwe noot van maakte in de plechtstatige va derlandse rust van die tijd. Aan hun aanzienlijke lichamelijke potentie paar den zij een niet minder aanzienlijke be hoefte aan jenever, hetgeen alom de- kroegjes als paddestoelen uit de grond deed verrijzen. In Kruisdorp dat in 1868 „Hoofddorp" werd, was nog eerder een drinkgelegenheid dan een bakkerij en men kon er 's morgens voor vieren reeds terecht. Lieden, die dezer dagen den ringdijk rond het Haarlemmermeer hebben bewan deld, van de Leeghwater naar de Lijnden en Halfweg, en vandaar, langs de Cruquius terug naar het eerstvermelde pompwerktuig, hebben binnen deze uitgestrekte vlakte geen water meer kunnen bespeuren. Den 10 den Julij 'heb ben eenige personen den drooggemaakten grond binnen den polder bezocht. Zij zijn daartoe de gegraven worden vaart, van de Lijnden naar de hoofdvaart, die den polder in de lengte doorsnijdt, tot op een afstand van anderhalf uur ge volgd, en hebben zich vandaar naar Aalsmeer begeven, zonder eenig water te kunnen ontdekken. Alleen aan de zijde van Aalsmeer heeft de nog diepe modder eenige moeilijkheden gebaard. Over het geheel zijn, zoo men verzekert, de gronden midden in het meer vaster bevonden dan aan de kanten. Men meent het er thans voor te mogen houdendat de onderneming, voor wat het opvoe ren van het water uit den droog te maken polder betreft, zoo goed als volbragt is, en dat het alleen nog aankomt op de verkaveling, welker voltooijing veelal zal afhangen van het aantal der arbeiders, die daartoe zullen kunnen worden te werk gesteld. (Uit de Opregte Haarlemsche Courant van 12 Juli 1852) TAE FOTO HIERONDER geeft een beeld van het eerste panorama, dat voor de luchtreizigers wordt onrold, nadat zij in de nazomer van de lucht haven Schiphol zijn opgestegen en West waarts vliegen. De 18.000 hectaren beslaande Haar lemmermeerpolder heeft zich in de eer ste eeuw van zijn bestaan ontwikkeld tot een der vruchtbaarste landbouw gebieden van ons land. De vruchtbaar heid en vooral ook de intensiteit, waarmee de landbouw er wordt be oefend, vindt men geïllustreerd in deze jaargemiddelden: tarwe: 4200 a 4400 kg per hectare; haver: 4500 kg per hectare; gerst; 4200 kg per hectare; aardappelen (voor consumptie): 24.500 kg per hectare en suikerbieten: 45.500 kg per hectare. De inwoners van Amsterdam, die in November 1836 het water van het Haarlemmermeer tijdens de felle Westerstorm tot vlak voor hun poorten zagen komen, zullen in Juli 1852 ongetwijfeld met genoegen hebben ver nomen dat dit vervaarlijke meer eindelijk door de werking van drie stoomgemalen was drooggevallen. In de strijd tegen het water, waarmee Nederland zoveel lauweren heeft geoogst, is het Haarlemmermeer eeuwenlang een zeer bedenkelijke sector geweest. Het was in 1531 uit vier door een storm bij elkaar gevoegde meren ontstaan en had de be woners van de omliggende contreien sindsdien zoveel onaangename ver rassingen bezorgd, dat de dichterlijke bestempeling „waterwolf" haast nog een te goedige indruk van het meer gaf. Het zijn dan ook defensieve overwegingen geweest, die de regering in 1836 tot de droogmaking deden besluiten. Weliswaar gaf zij in de toelichting op het wetsontwerp op de droogmaking in 1838 te kennen, dat 18.000 bunders die door de onder neming aan het land konden worden toegevoegd nu niet direct te versma den, maar zij sprak toch zeker niet zo geestdriftig over de landaanwinning als bijvoorbeeld de Rijpse „duyzentkunstenaar" Leeghwater had gedaan toen hij (reeds in 1643) zijn plannen voor de droogmaking had ingediend. Deze had al visioenen gehad van „den grooten Zuid Hollandschen Lust hof" en van „Hollandsch Tresoor", met de schonen vruchten waarvan „men wel twintig maal méér mensen zal kunnen voeden dan met de Meervisch". Het was begrijpelijk dat men in de aller- werd gelegd, was ook om andere redenen eerste plaats het gevaar van nieuwe over stromingen wilde bezweren. Het IJ was slechts door een smalle reep land van het Haarlemmermeer gescheiden zodat een nieuwe uitval naar het Noordoosten het tot een verlengstuk van de Zuiderzee zou kunnen maken. Bij Aalsmeer lagen veen- plassen,die, door de intensieve vervening steeds groter werden. Indien het meer zich daarmee zou verenigen zouden ook de daarachter liggende droogmakerijen vol kunnen stromen en een landoppervlakte, die zich tot Utrecht uitstrekte, zou blank komen te staan. Dat het accent voortdu rend op het wegnemen van deze gevaren begrijpelijk. Door een te luidruchtig ge wagen van de landaanwinning zou men het verzet van bepaalde zijden tegen de onderneming slechts aanwakkeren. Ten eerste zou Leiden er nog meer door in last komen. Deze stad had vanouds de vis serijrechten op het meer genoten en voel de zich bij voorbaat reeds beroofd van een deel van haar inkomsten. Ten tweede op poneerde het hoogheemraadschap Rijnland er tegen omdat het door de droogmaking vier-vijfde deel van zijn boezemgebied zou kwijtraken. En ten derde had men te re kenen met een niet onaanzienlijke bevol kingsgroep, die meende, dat dit menselijk In het begin van de volgende maand, wanneer de samenwerkende landbouw-organisaties het eeuwfeest van de Haarlemmermeer zullen vieren de gemeente en de polder doen dit drie jaar later; zij zijn respectievelijk in 1855 en 1856 ingesteld wordt op de nieuwe begraafplaats op de hoek van de Vijfhuizerweg en de Hoofdvaart een gedenkteken onthuld. Het is gewijd aan een man, die zich, met een veelbelovende practijk als advocaat voor de boeg, tot de risé van zijn aristocratisch milieu maakte toen hij besloot om boer te worden op de drooggevallen grond van de Haarlemmermeer. Die man, wiens levenswerk niet alleen voor de ontwikkeling van dit aanvankelijk zo verwaarloosde en troosteloze gebied, maar ook voor de landbouw in geheel West Europa van niet te onderschatten betekenis is geweest, was mr. J. P. Amersfoordt. De grote voortvarendheid waar mee deze veelzijdige man ervoor heeft geijverd om de zwoegende kolonisten uit het slik te verheffen naar een hogere trap van welvaart en ontwikkeling vindt in dit gedenkteken een late erkenning. Tijdens zijn leven heeft de bevolking in wier midden hij werkte hem die niet gegeven. Integendeelop zijn oude dag hebben kinderen, wier ouders hem slechts als een curiositeit zagen, met stenen naar hem gegooid. Mr. Amersfoordt was niet populair en dat had hij ook nooit kunnen worden. Hij ergerde zich gruwelijk wanneer voorzieningen, die hij als dringend noodzakelijk zag, afstuitten op het knoestige conservatisme van de meerderheid der eerste Haarlem mermeerbewoners. Dat het uit een oogpunt van tact ook wel eens wenselijk kon zijn om de openhartigheid wat in te tomen heeft hij nooit willen begrijpen. Daarmee heeft deze grote pionier het zichzelf het moeilijkst gemaakt. Om hem aan de vergetelheid te ontrukken heeft Anton van der Vet vijf jaar geleden een van zijn romans aan hem gewijd: „Vergeten Voorman". Jacob Paulus Amersfoordt, die in 1817 in Franeker werd geboren als zoon van een hoogleraar in de theologie en in de Semietische letterkunde, heeft al vroeg de be koring van de landbouw gevoeld. Als pas afgestudeerde in Leiden ontving hij wegens zijn grote belangstelling voor het boerenbedrijf reeds een oipdracht van de regering-om de werkwijze op de Landbouw-hogeschool in Hohenheim te onderzoeken en daar rapport over uit te brengen. Kort na de droogmaking van de Haarlemmermeer ves tigde hij zich met zijn tweede vrouw, de toonkunstenares Hermine Dijk, zijn eerste vrouw, Maria van Zij 11, ontviel hem niet lang na zijn huwelijk op een grote model boerderij, die hij „De Badhoeve" noemde. (Het latere Badhoevedorp is daarnaar ge noemd). Op dit bedrijf wilde hij de Nederlandse landbouw aantonen hoeveel baat zij erbij zou hebben, wanneer zij haar oude en geijkte landbouwmethoden door modernere verving. Onbegrip Maar evenmin als zijn eigen familiele den begrepen de eerste Haarlemmermeer- boeren wat hem bezielde. Zij zagen in hem slechts een rijkaard met een teveel aan geld dat dan maar aan allerlei zonderlinge denkbeelden moest worden gespendeerd. Zij stonden verbaasd als hij hen zijn mo- delbedrijf toonde, waarin een locomotiefje met lorries het transport verzorgde en waarin een uitgebreid complex van stallen ruim 180 stuks rundvee, 300 schapen, 29 paarden en 50 varkens herbergde. En wanneer ze de heldere bedrijfswoningen van zijn arbeiders, de eigen kaasmakerij en de eigen bakkerij van de Badhoeve za gen, dan was de verzuchting „wat een geld" hen nader dan het besef dat deze hereboer er alles voor over had om ook hun bedrijven te helpen verbeteren. Voor lichting vond mr. Amersfoordt een eerste vereiste, talloze artikelen van zijn hand in het Weekblad van Haarlemmermeer, dat in Amsterdam werd gedrukt, bedoelden het inzicht van de boeren in de mogelijk heden van hun bedrijf te vergroten. Hij kon beschouwd worden als de eerste in ons land, die de mechanisatie in de landbouw verwezenlijkte. Uit Engeland, dat op dit gebied de toon aangaf, introduceerde hij de stoomdorsmachine, die hij voor een lut tele som tal van boeren ten gebruike af stond. Later voegde hij daar nog een stoom ploeg aan toe, die algemeen opzien baarde bij de vele deskundigen, die zijn bedrijf bezochten, om haar capaciteit en bij zijn mede-landbouwers om haar kostprijs: 12.C00 gulden. Tegenwerking Naast het baanbrekende werk, dat hij voor de Nedei-landse landbouw heeft ge daan staat zijn veelzijdige activiteit voor het welzijn van de Haarlemmermeerbewo ners. Als raadslid en hoofdingeland in het polderbestuur en van 1863 tot 1869 als bur gemeester heeft hij hiertoe al zijn kennis en ondernemingsgeest ingezet, zonder zich uit het veld te laten slaan door de meer derheid van de raad en van het polderbe stuur. De raad begreep hem niet en vond veel van zijn voorstellen verkwistend en Met zijn streven de landbouw te natio naliseren kwam mr. Amersfoordt juist in de Haarlemmermeer wel aan een zeer juist adres. Het in cultuur brengen van de gewonnen grond diende met overleg te geschieden maar de boeren, die er uit alle delen van het land neerstreken, deden net of ze'thuis waren en gebruik ten de beproefde werkwijze van hun bet-overgrootvaders. De Zeeuwen zaai den al dadelijk oliegewassen, tarwe en rogge, alsof de Haarlemmermeer dezelf de zware klei als de Zeeuwse polders bevatte. De Noord-Hollanders besteed den weinig aandacht aan de grond, zij lieten het onkruid welig opschieten in de verbeelding, dat het vanzelf wel goede weidegrond zou worden. De Gel derse immigrantenrukten aan met de loodzware radploeg, die in de weke Meerbodem de trekpaarden tot vroeg afgebeulde iverkkrachten maakte, en zij gebruikten wagens zonder blokwie len „alsof men op scherpen schaatsen konde rijden door eene weeke modder sloot", zo verzuchtte mr. Amersfoordt eens. De meesten van deze boeren zwoegden voor een zeer kleine groep eigenaren, die voor het overgrote deel buiten de Haarlemmermeer woonden. Slechts 14 procent van de Meerbodem was eigendom van bewoners. De land bouw was. voorzover zij niet werd ver hinderd door de steeds weerkerende hoogwater-plaag, zeer extensief. Mr. Amersfoordt beschuldigde deze eigena ren van roofbouw: om de hoge pachten op te brengen waren de pachters ge noopt tot het telen van gewassen, die goed betaald werden maar de grond schade toebrachten. de hoofdingelanden waren aanvankelijk voor het grootste deel buiten de Meer wo nende eigenaren, die slechts oog hadden voor hun eigen winsten en de problemen nauwelijks kenden. Hoe stiefmoederlijk de gemeente in het begin door het rijk b'e- ingrijpen in de natuur niet anders was dan God verzoeken en dan ook zoals de tolk van deze groep. Willem Bilderdijk, voorzag „den geheelen ondergang der Provintie met zich zal slepen". Op 12 Juli gaf de Opregte Haarlemse Courant het bericht, dat het Haarlemmer meer was drooggevallen en bijna een maand later berichtte ook de Staatscou rant dat de droogmaking was voltooid. De moeilijkheden met Rijnland hadden het werk van de drie „stoomtuigen" Lijnden, Leeghwater en Cruquius vooral geduren de de winters nogal vertraagd en de ver koop van de drooggevallen grond werd aanvankelijk opgehouden doordat de scha devergoeding eisende stad Leiden tegen de staat ging procederen. Door dit wachten veranderde de kleivlakte in korte tijd in een onafzienbare wildernis; riet, biezen, wilgenboompjes en wilde andijvie begon nen zo welig te tieren, dat (volgens de beschrijving, die de onderwijzer P. Boekei in een historisch boekwerk over de eerste jaren gaf) men er niet meer overheen kon zien en er zich „roeiende met armen en benen" een wég doorheen moest banen. Zuinigheid Dat de regering zich van de keerzijde van de medaille, de landaanwinning, weinig rekenschap had gegeven is in het begin van de kolonisatiegeschiedenis duidelijk geble ken. Het begon al met de verkoping van de grond, waarvan zij de opbrengst nauwelijks hoger durfde ramen dan vier millioen gul den. Het totaal werd echter twee keer zo groot. Het nadelig verschil tussen de grond- opbrengst en de kostprijs van de onder neming werd daardoor slechts vier-en-half millioen gulden. Gedreven door haar povere verwachtingen van de verkoping had de Commissie van Beheer en Toezicht bij het scheppen van allerlei voorzieningen, die na de droogmaking dringend nodig waren, een ietwat misplaatste zuinigheid betracht, waaronder vooral de afwatering leed. Jaren daarna steeg het waterpeil nog zo hoog, dat aanzienlijke delen van de polder blank kwamen te staan. De stenen van de sterke beschoeiingen om het Meer, die uitstekend gebruikt konden worden voor de verhar ding van de wegen die moesten worden aangelegd, werden naar Friesland verkocht. De toestand waarin de nieuwe wegen vooral des winters vaak verkeerden is door mr. J. P. Amersfoort,-de grote pionier in de kolo nisatiegeschiedenis van de Meèr, als volgt gekenschetst: „Het zijn de deurwaarders der belastingen alleen, die er met levens- deeld werd de oorzaak hiervan was vooral de zuinigheid en het gebrek aan interesse van de Tweede Kamer blijkt uit het merkwaardige feit, dat de eerste burgemeester, mr. M. S. P. Pabst, zich ge noodzaakt zag om geheel op eigen kosten een gebouw voor de secretarie te doen bou wen. De eerste school was gevestigd in een wrakke boerenschuur, waarin de onderwij zer moest trachten het commentaar van allerlei vee te overstemmen. Verbetering van het onderwijs was het eerste waar mr. Amersfoordt naar streefde. Men zou het ook „bestrijding van het analphabetisme" kunnen noemen, want van de 95 paren, die in 1865 in het huwelijk werden bevestigd, konden 20 bruidegoms én 38 bruiden lezen noch schrijven. Hij stichtte een veemarkt en een wolmarkt in Hoofddorp, hij ijverde voor een markt voor landbouwproducten in Amsterdam en hij kreeg na eindeloze pleidooien en verzoekschriften gedaan dat de Overtoom voor de scheepvaart werd verbeterd en dat de sluisgelden er werden afgeschaft. Het vervoer van landbouwpro ducten ging hem zeer ter harte: daartoe ontwierp hij een groot spoorwegenproject, dat van zeer veel kanten, vooral van toon aangevende kringen in Delft, steun kreeg, maar waarvoor door de regering toen in Hoofddorp de eerste seinpaal reeds offi cieel was geplaatst geen concessie werd verleend. Later heeft men zijn plan gebruikt voor de aanleg van de Haarlemmermeer spoorweg, die inmiddels alweer lang haar tijd heeft uitgediend en door sneller en goedkoper wegvervoer overbodig werd. Vergetelheid Mr. Amersfoordt leefde in het tijdperk waarin de techniek, gebaseerd op de stoom energie, haar volle ontplooiing beleefde. Daarna kwam echter de revolutionnaire verovering van de wereld en ook van de landbouw door de benzinemotor-. Deze heeft de latere generaties zo geïmponeerd, dat hun terugblik moeilijk meer kon doordrin gen tot de tijd waarin stoomkracht zoveel tot leven wekte en waarin mr. Amersfoordt haar toepaste. Dit is ongetwijfeld een re den waarom hij als voorloper van de me chanisatie in het vergeetboek raakte. Een anders en de grootste reden van die ver getelheid is het feit dat de resultaten van zijn streven in veel opzichten niet meer voor zijn tijdgenoten openbaar zijn gewor den. En het nageslacht, dat deze vruchten plukte, wist niet wie het er voor moest be danken. DE loyale medewerkers zonder welke de boeren het in de voorbije honderd jaar onmogelijk zouden hebben kunnen stellen, gaan verdwijnen. Motorische paar- dekrachten beginnen de „Belzen" en de „Oldenburgers" in steeds meer werkzaam heden te vervangen en de oude romantiek, die het paard aan het boerenbedrijf schonk, wordt opgeofferd aan de efficiency. DE opvolger van het paard voor de „korenmik" is een nakomeling van de „stoomploeg", die mr. Amersfoordt niet lang na de droogmaking in de polder in troduceerde. De mechanisatie een belang waarop deze pionier voortdurend heeft ge hamerd en waarin hij nauwelijks werd begrepen is thans verhoudingsgewijs in de Haarlemmermeer verder voortgeschre den dan in welk ander landbouwgebied van Nederland ook. (Foto hieronder). gevaar dwangbevelen brengen kunnen, waaraan de boer moeilijk kan voldoen, daar hij zijn voortbrengselen niet ter markt kan voeren" Ziekte De huisvesting van de polderjongens het keiharde gilde, dat het slopende werk heeft verricht, dat nodig was voor het in cultuur brengen van de grond verschilde maar weinig van de woningen der primi tiefste natuurvolken: ronde, rieten hutten, waarvan de wanden des winters met klei werden bestreken, en niet hoger dan onge veer anderhalve meter. In de aarden vloer werd een kuil gemaakt voor het stoken en één groot gat deed dienst als schoorsteen en als ingang. In de nabijheid van de plaats, waar nu de rijksweg Amsterdam-Den Haag de Hoofdvaart kruist, bij Abbenes, stond een dergelijke polderjongens-„kraal". Die soort behuizingen hadden natuurlijk een funeste uitwerking op de gezondheid. In 1856 was het sterftecijfer 76 op dé duizend bewoners. Door de zware arbeid, die de vrouwen moesten verrichten was vooral het percentage van de zuigelingensterfte zorg- barend: gemiddeld 34,54 percent van alle overledenen in de jaren van 1856 tot 1860 en het eerste jaar daarna zelfs 41 percent, de eerste arts in de Haarlemmermeer stond voor een wanhopige taak. „Komt er geen hulp", zo schreef hij in 1854 aan de be heerscommissie, „dan zal ik genoodzaakt zijn uit armoede van hier te gaan. De ge neeskundigen uit de omtrek weigeren meer en meer hun hulp te verlenen ondanks de altijd dreigende cholera en een toenemende ofschoon vooralsnog arme bevolking". Een van de grootste desillusies van de pionier Amersfoordt was de manier, waarop de regering in 1865 een van zijn beste initiatieven, de aanleg van een Haarlemmermeerspoorwegde kop in heeft gedrukt. Met het oog op het ver keersprobleem in de polder ontwierp hij in samenwerking met de Delftse inge nieur Huet twee spoorlijnen, één van Amsterdam door de Haarlemmermeer naar Leiden, ivaar zij zou kunnen aan sluiten op de lijn van de toenmalige Hollandse Spoorweg naar Den Haag en een van Zandvoort via Heemstede en Hoofddorp naar Breukelen. De plannen werden uiterst nauwkeurig gewikt en gewogen en daarna werd door hem een inaatschappij opgericht. Men twijfelde er niet aan of Den Haag zou de concessie verlenen en op 23 Januari 1864 werd, ter gelegenheid van een landbouwkundig congres, in Hoofddorp (toen heette het nog Kruisdorpon der grote belangstelling de eerste sein paal opgericht. Des te feller kwam de klap aan toen de regering pas in 1865 mededeelde dat zij de concessie niet verleende. Mr. Amersfoordt heeft van zijn project al leen de seinpaal gezien. In 1906 werd, grotendeels naar zijn ideeën, de Haarlemmermeerspoorweg verwezenlijkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 11