Arts, ziekte en genezing cfe'TOS'fet Schilderijen zien langs het Rokin SCHOONHEID IN SONSBEEK Enkele oude boerderijen in de Haarlemmermeer Een Tboek voor hei en wei, voor stad en platteland SCHOOLBOEKEN De verte 3 Schoonheid in Haatlem en omgeving H. DE VRIES Kort nieuws LITTERAIRE KANTTEKENINGEN De muze met vacantie Barteljorisstraat "20 KERKELIJK LEVEN ZATERDAG 19 JULI 1952 ADVERTENTIE voor alle inrichtingen voor enderwijs SCHOOI BOl.KIIANDi L péobfnestriiai 5 (icil. Outic Gracht 27-2711 Een der mooie Stolp-boerderijen langs de Hoofdvaart. In ons vorig artikel schreven wij reeds in het algemeen over de schoonheid die in de Haarlemmermeerpolder te bewonderen is en beloofden nu iets te vertellen over de oude boerderijen. Dat wil zeggen de be trekkelijk oude boerderijen, want geen en kel bouwwerk, de drie stoomgemalen, die enkele jaren ouder zijn, uitgezonderd, haalt de 100 jaar. De polder werd in 1852 droog gelegd, maar het duurde toch nog enkele jaren voor de eerste boerderijen gebouwd werden. Niet alle boerderijen uit de eerste tijd zijn blijven staan. Vele kleinere bedrijven werden later vergroot, zodat, al bleef er nog iets van het oude over, dit toch moei lijk terug te vinden is. Er zijn evenwel nog verschillende grote boerderijen die, in de eerste jaren na- de drooglegging gebouwd, vrijwel onveranderd zijn gebleven. De meeste daarvan vindt men links en rechts van de Hoofdvaart (de vaart die van de „Lijnden", ten Zuiden van Halfweg, tot de „Leeghwater", aan de Kaag, de Meer in de lengte doorsnijdt. Daar staan verschei dene zogenaamde „stolp"-boerderijen, een type dat een eeuw geleden bij de Noord hollandse boer zeer geliefd was. Wij geven een foto van de boerderij van Van Kooten, maar die van Van Nieuwenhuis en Van Wijk zijn niet minder fraai. De boerderij van Van Kooten ligt even ten Noorden van Hoofddorp. De naam „stolp" is verklaarbaar. Het woongedeelte en de deel zijn betrekkelijk laag, het dak daarentegen is hoog. Dit ligt als een stolp over het benedengedeelte. En dan geven wij ook een foto van de boerderij „Vredebest" van Kistemaker aan de Spiei-ingerweg, even ten Zuiden van de Kruisweg Heemstede—Hoofddorp. Dit is er een van een heel ander type. De eerste boer die er woonde kwam uit Noord-Bra bant en de bewoners uit die streek gaven voorkeur aan een andere bouwtrant. Dit huis gaat nu gedeeltelijk schuil achter klimop, maar juist daardoor is het een schilderachtig plekje geworden. Jammer is (niet voor de bewoner, want die moet bovenal natuurlijk rekening houden met de eisen van zijn bedrijf, maar wel voor de be wonderaar van landschapsschoon!) dat de oude schuur achter de boerderij vervan gen is door een andere, die nu door haar nieuwheid het beeld van het geheel wat stoort. Maar over enkele jaren zal dit bouwsel wel de gloed van het nieuwe ver loren hebben en zich meer aanpassen. Er zijn natuurlijk nog veel meer oude Aan de heer W. E. J. Bulk is op zijn verzoek met ingang van 1 October eervol ontslag verleend als burgemeester der ge meenten Vuren en Herwijnen. Op zijn verzoek is aan mr. H. D. Feen- stra met ingang van 1 September eervol ontslag verleend als vice-president van het gerechtshof te Amsterdam. Mr. F. L. Neppc- rus, thans raadsheer in dat gerechtshof, is benoemd tot vice-president. ADVERTENTIE N.V. MIL „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning AuL oliestook UW VRAAG, WAARDE LEZER, of ge in uw vacantie: a) wel of niet moet lezen en b) zo-ja, wat, is, hoe vleiend voor het gezag van uw criticus en bedenkelijk voor uw lees-vaardigheid en -waardigheid, niet zó aanstonds en in het algemeen te beant woorden als het u in de tot niets verplichtende Robinsonnade van uw landelijk ver blijf voorkomt. U maakt zich simpelweg als „lezer" bekend, als „lezer-zonder-meer", blijkbaar in de veronderstelling dat u zich daarmee voldoende gelegitimeerd heeft; maar u vergeet in de zorgeloze afzondering van uw Arcadië, dat de welgeordende we reld, die u voor enkele weken de rug toekeert, er prijs op stelt haar problemen in middels voor u te conserveren zo niet te vermeerderen, opdat ge bij uw terugkeer niet plompvei-loren verzinkt in het niet van een harmonieus bestel. Niets is, lezer, inge wikkelder dan de geestelijke functie van het „lezerschap". Niets is meer- verbreid en samengesteld dan het leescomplex. Sinds de ontwikkeling van de moderne cultuur de bevoorrechte analphabeet tot een hoge uitzondering deed worden, is iederéén „lezer", zo goed als iederéén in onze verlichte tijd weldenkend en ontwikkeld is. ADVERTENTIE 1 FALCON REGENMANTELS TEL. 13439 Tenzij ge u zó weinig gezeten burger voelt dat u zich met een tijdelijke ver blijfsvergunning in dit aardse acht rond te stuntelen, zijt ge behalve staatsonderdaan tevens lezer lezer van geboorte, gelijk men vroeger „par droit de naissance" van adel was, of ge wilt of niet. Méér nog dan dat. Aleer u vaardig was met de letters waren de letteren vaardig over u: van aap- boerderijen in Haarlemmermeer. Wij kon den slechts een keus maken. Het verdient ongetwijfeld aanbeveling dat er naar ge streefd wordt in dit polderland de waar dering voor het oude bouwwerk, als dit ten minste mooi is, te bevorderen. Men ziet soms aan oude boerderijen nieuwe bijbouwsels (o.a. serres) die het aanzien van het geheel verfraaien. De taak van het thans levende geslacht is dankbaar te aanvaarden wat het van voorouders kreeg, maar het dan ook met piëteit te bewaren om het op zijn beurt weer over te geven aan een geslacht dat later komt. Het is toe te juichen aat het stoomgemaal de „Cruquius" bij Heemstede, hoewel het als zodanig .geen dienst meer behoefde te doen, toch behouden is gebleven en als museum werd ingericht. Het zou jammer geweest zijn als dit historische gebouw ge sloopt zou zijn geworden. De oudste kerk in Haarlemmermeer is de Ned. Hervormde in Hoofddox-p. Aardig ligt dit witte kerkje door bomen omgeven aan de Hoofdvaart. Voor een foto kwam het evenwel niet in aanmerking omdat het juist verbouwd wordt waardoor de omge ving een rommelige indruk maakte. Ook van binnen wordt het kerkje verbouwd; van het oude intérieur konden wij weinig meer ontdekken. Tenslotte nog een opmerking. In de Haarlemmermeerpolder staan langs de wegen weinig bomen. (De beruchte iepen ziekte maakte veel slachtoffers!) Daardoor maakt het landschap een indruk van kaal heid. Aanplant van nieuwe bomen is dan ook aan te bevelen. Dat de meeste bewo ners bomen waarderen blijkt wel uit het feit dat veel boerdei'ijen schuil gaan onder het geboomte. Juist daardoor zijn zij oasen geworden. C. J. VAN T. Een kennis van mij, die alle werelddelen en zestig landen heeft bereisd, is gisteren helemaal naar Haamstede vertrokken en hij heeft me met een blij gezicht gezegd: dit is het ogenblik waar ik een heel jaar naar verlangd heb. Hij is pas teruggekomen van een zaken reis door Amerika en de Caraïbische eilan den; hij is drie weken aan de Rivièi'a ge weest; in het begin van het jaar was hij in India, Pakistan en Japan, „maar nu ga ik écht vacantie houden" zei hij, „er gaat niets boven Haamstede in de zon; voor dat huisje met twee kamers en een keukentje, dat ik daar heb, kun je alle Palace Hotels, alle bars, alle Tournedos a la Rossini van me cadeau krijgen; er is geen plaats in de wereld waar ik liever heenga". Intussen rollen treinen en bussen en auto s vol vacantiegangers naar de verte en ik ben van het station, waarheen ik hem uit geleide had gedaan, teruggekeerd met ver warde gedachten: Dat de mens een eigenaardig wezen is. Dat het verlangen van de mens onbereken baar is. Dat alle dingen andei-s zijn dan ge denken zoudt. En dat de verte een on grijpbare heei'lijkheid is, omdat zij altijd terugwijkt precies op het ogennblik, dat ge denkt haar bereikt te hebben. Juist toen ik erover aan het peinzen was dat deze man, die de hele wereld bereisd heeft, al leen maar in Haamstede wil zijn omdat hij de Rivièra en alle verrukkelijke eilanden van Caraïbië, mét Tirol en Californië, ca deau geeft voor zo'n Hollands dorp aan zee, kwam ik een kennis uit Amerika tegen, die in het oude vaderland zijn vacantie komt houden. „Er gaat niets boven Neder land in de zomer", zei hij, „ik heb gisteren voor het eerst in twaalf jaar verse tuim- boontjes geproefd, verse komkommer, verse sla en aardbeien, bessen en fx-ambo- zen, waarvan ik de smaak bijna vergeten was Ik heb mijn hotelkamer vol bloemen gezet. Ik heb in jaren zo'n weelde niet ge zien. Amerika is^een best land maar jullie tuinboon tj es Het is een vreemd ding: het verlangen van de mens. Een vreemde aangelegenheid: onze drang naar de verte. Ik eet tuinboon- tjes alsof het niets is en de gladiolen op mijn schrijftafel zijn de gewoonste zaak van de wereld. Iedereen in mijn straat moet naar Menton. En als ik zeg dat Haamstede zo mooi moet zijn lachen alle autobussen mij uit..., ELIAS. De Parijzenaar, die een kijkje in de kunsthandel wil gaan nemen, gaat naar de rue de la Boëtie, de Londenaar gaat naar Cork Street en de Amsterdammer naar het Rokin. Zeker, er zijn in deze wereldsteden andei-e straten waarin belangrijke kunst handels en galerijen gevestigd zijn, maar de bovengenoemde bezitten een oude renommee en zoiets blijft heel lang hangen. Zo ging ik dan dezer dagen weer eens schilderijen kijken aan het Rokin, niet alleen in de kunsthandel, maar ook bij Mak van Waay waar de tiende openbare „Salon" van de Zondagsschilders juist geopend was. Ook bezocht ik de waardige zalen van de maatschappij Arti et Amicitiae, Rokin 112 luidt het officiële adres, maar ieder weet dat men slechts binnenkomt door de deur van het hoekje aan het Spui. Zondagsschilders Ik was wat verbaasd te horen dat de Zondagsschilders al aan hun tiende expo sitie toe waren want voor mij was het een novum en dus een kennismaking. „Zon dagsschilder" is een eigenaardig begrip. Men denkt aan de douanier Rousseau en aan grootmoeder Mozes en gaat met die instelling bij Mak van Waay binnen. Men ondervindt dan direct dat dat niet goed gedacht is, want de Nederlandse vereniging „de Zondagsschilders" vat deze titel letter lijk op. Men vindt er een bankdirecteur, een kolensjouwer, een onderwijzer, die in derdaad alleen hun vrije dag aan de schil derkunst kunnen geven. De aanminnige of bizarre naieveteit komt men hier slechts sporadisch tegen. Het zijn meer of minder artistiek begaafden die aan schildei-kunst doen en die de tijd hieraan gespendeerd dikwijls ervaren als een oase in hun mono toon bestaan. Als ik namen moet noemen,, dan zou ik twee rubrieken willen maken. Ten eerste diegenen die een duidelijke be- Schilderachtig ligt de boerderij van Kistemaker aan de Spierlngeriveg, omgeven door zware bomen. gaafdheid hebben en eigenlijk best in ander gezelschap konden uitkomen en ten tweede de werkelijk onbevangenen die men in Frankrijk „les peintres naifs" noemt. Deze laatsten zijn zeer in de minderheid, helaas. Eigenlijk is er maar één en dat is H. J. Feenstra en zelfs hij weet al iets te veel van de kneepjes der .schilderkunst af. Een tweede interessante figuur is P. J. Lucas, die een „ode aan de medische wetenschap" en „vi-ede" schilderde, oorspi-onkelijke allegorieën, die heel wat te denken geven. Een teleurstelling of een verrassing het is maar hoe u het zien wilt is dan weer dat dezelfde schilder met grote vaardigheid een aquarium met snel vlietende vissen schildert, een beetje in de buurt van Deyselhoff zwemmend. Dat is verwarrend, vindt u niet? In de categorie der gewoon bekwamen treft men J. Schol met uitstekende aquarel len uit Zuid-Frankrijk, H. Kamphuis met een „Lente" die echt geproefd is en F. S. Majoor met zeer voortreffelijke aquarellen naar intérieur en stadsgezicht aan. Verdediging van het vak Vandaar gingen we naar Arti en de stap was minder groot dan we gedacht hadden. Hier was stellig oneindig meer kwaliteit, maar het was eigenlijk dezelfde pure in stelling op de schilderkunst als vak gezien die de Zondagsliefhebbers bezielde, maar slechts heel zwakjes konden verwezen lijken. Het is heel opmerkelijk hoe hard nekkig het métier verdedigd blijft door de Hollandse schilder en dit dunkt ons van gi'ote waarde. Men kan met de beste wil niet volhouden dat de Arti-leden nieuwe bronnen aanboren en zich over de proble men van een wereld, die door twee oor logen ontwricht is, bezorgd maken. Heb ben zij hierin ongelijk? Het is een on vruchtbare vi-aag, want wie door deze ver scheurdheid niet gekweld wordt, kan er zich niet druk over maken. Wil men bij Arti de stand peilen, dan zal het steeds de-kwaliteit moeten zijn, die de doorslag geeft. Mevrouw Bauer-Stumpff is dan steeds een der voortreffelijksten en ook dit keer staat haar breed geschilderd stilleven aan de top. George Rueters „Dahlia's", sonoor in de warm donkere tin ten, is een rijk schilderij. De landschappen van Wilm Witjens zijn bekoorlijk om de sobere middelen waarmee veel gesugge reerd wox-dt en Moolhuizen komt heel dicht bij Boudin als hij in een zilver gamma de „Haven van Concarneau" schildert. Noe men wij nog de mooie tekening van David Schulman „Volendam", dan hebben we de keuze gegeven, die de onze is. Verwaarlozing van het vak Bij Van Lier ziet men dat „het vak" juist bijna ostentatief door de jonge Delftse schilder Bram van den Boogaard verwaar loosd wordt. Het zijn eigenlijk niet meer dan eerste aanzetten, emotionele ervarin gen van een landschap of een Parijs stads gezicht, die ruwweg in vage tonen worden genoteerd. De aanwezigheid van een regis trerend talent kan men er wel in vermoe den, maar er wordt hier nu toch bepaald te weinig overtuigingskracht gedemon streerd. Angst om te ver te gaan, om zich grondig te verdiepen is een zwakheid, al staat het dan nóg zo interessant het met een paar vegen af te doen. OTTO B. DE KAT noot-mies tot de atonale dichtkunst is minder dan een stap: niets. Rest de vraag onder welke categorie van lezers ge ressorteert bij de beantwoor ding waarvan het minder aankomt op wat, waar en wannéér ge leest dan op het hoe en waarom. Ja, waaróm leest u eigenlijk? Lezen is gevaarlijk, heeft Menno ter Braak geschreven. Het maakt, zei hij, oppervlak kig, het verlamt de vei-beeldingskracht, het maakt arrogant. Ik moet aannemen, dat u al deze calamiteiten getrotseerd heeft, dat u voor een tijdelijk „analphabetisme", dat Tea- Braak als heilzaam in het geding bracht, niets voelt en desondanks leest. En daar opent zich, zelfs in Arcadië, de peilloze afgrond van het leesprobleem. Want waai-toe deze waaghalzerij? Geef u er, lezer, eerst terdege rekenschap van, waar ge in uw feeshoedanigheid zo al ver zeild kunt raken, hoe diep ge kunt zinken, hoe hoog ge kunt opklimmen in de kaste- indeling van het lèzerschap en kies dan. Zes mogelijkheden met al hun consequen ties openen zich voor u. Acht het dilemma niet gering. Het is pijnlijk. Ik vat het,voor u samen, soortgewijs: 1°. De gewoontelezers, de habituele drinkebroers der letteren; zij die al etende lezen (wat de culinaire genoegens tekort doet) en al lezende eten (wat oneerbiedig is jegens de letteren), om het even wat: het spoorboekje of Willem Frederik Hermans, de verjaarskalender of Goethe, om het even waar (zo lukte het een on geneselijk gewoontelezer, in 59 maanden de complete Potgieter door te komen, „Flo rence" incluis, gedurende zijn ochtendlijke retraite). 2°. De „stille lezers", verwant aan de stille pimpelaai's; zij die al lezende uit de tweede hand leven door hun onvervulde verlangens te weiden op de beemden der litteratuur. 3°. De „bij-blijvers", de wildelingen van de familie der niet-lezers; zij die op slag en zonder aanzien des boeks bereid zijn zich een confectieroes te drinken. On welwillende lieden heten hen snobs. 4.°. De Zondagslezers, dezulken voor wie in het bijzonder de trilogieën worden geschreven en boekenleggers worden ver vaardigd. 5°. De beroepslezers: de critici, maxi maal bedreven in het hanteren van het vouwbeen (voor zover nodig). 6°. Lézers. Lees nu iets fleurigs Ziedaar de perikelen van uw aangeboren lezerschap. Zijt ge desondanks tot de let- In zijn eerste artikel over de tentoonstel ling Sonsbeek 1952, heeft onze medewerker Otto B. de Kat enige critische opmerkin gen gemaakt over de eigenlijk onvolledige vertegenwoordiging van de Nederlandse beeldhouwkunst. Aan het slot van zijn be schouwing beloofde hij echter een vervolg, waarin de belangstellende gewezen zou worden op het vele, het zeer vele schoons, dat in het prachtige park nabij Arnhem bijeen is gebracht. Deze waardering volgt hieronder. Bourdelle: in zijn beelden klinkt nog het nationale. Niet „la douce France", maar het hei-oïsche, het Frankrijk van de revolutie. Bij hem is het monumentale gegroeid uit een sterk gevoel voor het gi-ootse, hij is wex-kelijk een der kindei-en van het vader land die de Marseillaise ten strijde roept. Dat wordt men altijd bij hem gewaar, ook in zijn monument voor Carpeaux, zijn grote voorganger, waarmee de tentoonstelling te Sonsbeek opent. Ondanks de sterke men selijkheid in deze figuur is er in de stijl iets boven-persoonlijks, het is waarlijk een monument, een merkteken, het stempel van Frankrijk-als-natie dragend. Maillol's „Ile de France" is anders ge aard, meer Grieks-Latijns, maar wel ook vol fierheid en bovenal schoon. Een schoon heid die in zich zelf besloten is, niet zo licht te benaderen. Velen worden eerder vervuld van bewondering, dan ontroerd door zijn kunst. Zij wenden zich tot Rodin, de menselijke die, ook het monumentale j bezit, maar die bovenal de schoonheid van het lelijke, van de ontluistering begrepen heeft. Éva, na de zondeval, wat een prach tig beeld van het menselijk lijden, de Bur gers van Calais, die afscheid van het leven nemen, in lompen gehuld, een kom-i om de nek. Al deze grote persoonlijkheden zijn voortgekomen uit de traditie, of liever ge zegd uit de Grieks-Westerse beschaving, misschien zijn ze er het einde van. De Italiaan Marino Marini heeft nog ouder cultuurgoed ingezogen. Niet alleen Romein se maar Chinese invloeden veiioont zijn vreemde „Ruiter te paard". Er is zelfs een beangstigende over-cultuur, die u doet huivex-en tegenover deze hyper-sensitieve verbeelding. Dadelijk na Rodin is daar de heerlijk gezonde Rik Wouters, met zijn zotte ge weld en het altijd weer onti-oerende beeld dat eigenlijk niet „huiselijke zorgen" moest heten, zo'n beeld behoeft geen naam, want ieder kind herkent de moederlijke goedheid die er van uit gaat. Met hem loopt het im- pressionnisme dan toch heus ten einde. Even is het nog herkenbaar 'in Bronners prachtig portret van Theo Mann-Bouw- meester maar tussen dat mensengelaat en het Diakenhuismannetje van het Hilde- brandtmonument is de afstand al te meten. Bronner is wel het verbijzonderde Holland se, een eigen stijl, langzaam gewonnen en doorgegeven aan een jonge generatie van leerlingen: Bolhuis, Esser, Couzijn, om er enige te noemen In Wezelaars portret: „Liesbeth" mis schien het complete en rijpste, dat ik. van hem zag, is Franse invloed (Despiau) wel zichtbaax-, maar helemaal zelfstandig ver- wei-kt. Het roept de aan hem verwante Sondaar in de herinnering, die we hier 110de missen. Andriessens monument voor En schedé kunt u prachtig zien. De even achteroverhellende vrouwenfiguur doet het tegen de glooiing van het gx-asveld bijzon der gunstig. Het is een ontroerend oorlogs beeld, zeer geserreerd en ingetogen. Met Couturier, deze leerling van Mail lol ziet u het fx-agiele in de beeldhouw kunst, het dunne en ijle, als tegen de lucht met een enkele lijn getekende. En in Hol land maakt dat school. Twintig jaar ge leden was alles zwaar. Het kon niet los genoeg zijn ik denk even aan de meu bels van de Klerk en Kx-amer, aan de plas tieken van Hildo Krop en Polet, bijvoor beeld. Nu is het ajour en mager (Kneul- mans, Koning). Het eerste was modieus, evenals het huidige. In zoverre er wezen lijk iets mee gezegd wordt, zal het wel langer doorklinken. Maar dat is nog moei lijk te voorspellen. Als het geestig spel van de kleinplastiek in het monumentale wordt getransponeerd dreigt het lachwekkend te worden. Of is het mijn te zeer aan de traditie gebonden denkwijze die in een beeldhouwwex-k nog steeds iets van de grote adem, iets van de geest der eeuwigheid zoekt te vinden, die wat afzijdig blijft tegenover die beelden waar de wind zo vrolijk doox-heen waait? OTTO B. DE KAT. teren bereid, ook in Arcadië? Ook in shorts? Ook neergevlijd in een bebloemde berm, vóór u de gouden kox-enakkers met warrig geboomte aan de horizon, bóven u de speelse vacantiewolkjes, óm u het zomergezoem van insecten en getierelier der vogels, in u de stilte der verzadiging? Welnu, als ge dan in de vrijwillige staat van primitivis me waartoe ge zijt teruggekeerd om de vreugden te smaken van de ongemakken die u in uw dagelijkse dagen tux-eluurs zouden maken als ge met bij voorkeur ongewassen vingeren half-gare aardappel tjes savourerend uit heimelijk protest tegen de rijp-geconserveerde vruchten der be schaving die u in uw gewone doen in de schoot worden geworpen als ge daar en zó met alle geweld lezen wilt, lees dan ten minste iets fleurigs, iets dat tot niets ver plicht, hoogstens tot een goed humeur. Lees bijvoorbeeld tot uw onverdeeld vermaak „Emiel en de dx-ie tweeling broers" 1), het vervolg dat Erich Kastner schreef op zijn vooroorlogse „Emiel en zijn detectives", voor jongens van 1014 jaar weliswaar, maar uw Dolf is toch met de boer mee en geen sterveling merkt het. Trouwens: waar om niet? En dan is er „Elisabeth", Elisa beth die de moi-aal ook eens vrij-af geeft: een innemende zotternij waarmee Harriet Freezer 2) pseudoniem van mevrouw Vriesendox-p.u om de tuin (van de ei-nst) leidt. U kent haar uit „De Groene". Zo niet, lees haar bundel schetsjes: „Is dat nu wel zo?" 3), kort genoeg elk, om tussen wolk en zonnestraal genotèn te kunnen wox-den. Of, wilt ge het avontuurlijker, zwerf met Henri van Leeuwen 4) door Parijs, niet zó maar als toerist, maar als „clochard", als „chemineau", als vagebond onder de vagebonden, als zanger en bedelaar, vrij en verloren en „bijna gelukkig" zoals deze Van Leeuwen maan denlang leefde aan de zelfkant van de Lichtstad, en bekommer er u niet om, of het nu allemaal precies zó gebeurd is. Voor de avonden en regendagen beveel ik u omdat ge de humor mint de. door Lex Gans voortreffelijk vei'taalde roman van Elisabeth Cadell aan: „Gay pursuit". „Triangel" luidt de Hollandse titel waar onder deze roman als derde verscheen in de vierde jaargang van de boekenclub „De Muidertoren" 5). En voor het uur van stilte (dat ik u toewens) het boekje dat Mini ter KuileScholten schreef over „Mijn tuin en mijn nichtje Fleur" 6), met de ai-geloze tederheid van een vrouw die houdt van het idyllische wonder van ontluiken en bloeien en versterven in de gaarde van haar huis en haar hart. Mocht uw Arcadië u tot de streekroman hebben verleid (men weet tenslotte nooit waar zo'n vacantie op uit loopt), herken dan de Zuidhollandse eilan den in „De Rivier" 7) (Marinus van Goe- ree), Friesland in „Het grote appèl" 8) (Evert Zandstra), de zoom van de Zuidex-- zee in „Doppie's jeugd" 9) (S. Franke). Negen titels, negen boeken, negen maal de negen muzen met vacantie. Net goed! Vraag me dus niet „of dit nu allemaal lit teratuur is". Ook ik ben in Arcadië. C. J. E. DINAUX. 1) L. ,T.' Veen, uitgeveirmij, Amsterdam. 2) Harriet Freezer: ..Elisabeth en cle Moraal". 3) idem: ..Is dat mi wel zo? (beide Int. uitg. mij. ..Het Wereldvenster»', Amsterdam). 4) Henn van Leeuwen: „Zwerver in Parijs", uitgeverij „Contact" Amsterdam/Antwerpen. 5) Verzorgd door P N. van Kampen en Zoon N.V., Am sterdam. 6) F. G. Kroonder. Bussum. 7). 8) en 9); N.V. „De Arbeiderspers", Amsterdam. „Arts en patiënt zijn'samen op de levens reis, die voert naar de dood. De arts is een strijder voor het leven. De arts met een chi'istelijke levensovertuiging weet, dat dit mag zijn de levensreis door de dood naar het Leven, de verlossing door de grote Medicijnmeester Jezus Christus". Dit is een gedeelte uit één der bijdragen aan het laatst verschenen nummer van „Wending", maandblad voor evangelie en cultuur. Onder de titel „Aeseulaap" ver scheen het als een eerste poging tot een „bei-oepsnummer" ter bezinning op de vra gen in het bijzonder van ethische en gods dienstige aai-d, die één bepaald beroep, in dit geval dat van arts aan de 01-de stelt. Het is, zoals het in een Ten geleide wordt gezegd, vooral bestemd voor artsen, predi kanten, verpleegsters, paedagogen en so ciale wei-kstex-s. Ja, voor iedereen, die strijdt tegen het lijden der mensen. Eigen lijk wil men nog veel meer mensen berei ken, want er wordt ook gedacht en daar hoort iedereen bij aan de mens, die met de aeseulaap in aanraking komt. Door dr. J. A. W. Berghauser Pont wordt een uiteenzetting gegeven van de bedoelin gen die de arts bij zijn werk nastreeft. Hij doet dit aan de hand van de oude en nieu we beroeps-eden. Van vóór zijn geboorte, tijdens het op groeien, bij het volwassen zijn en in zijn ouderdom de mens te dienen, hem bij te staan, te helpen, zijn lijden te verdichten en te vertroosten, dat is de taak van de arts; daarop dient zijn streven gericht te zijn. De arts is .niet klaax-, zo schrijft hij, als hij tevreden is met het feit, dat een ziekte is overwonnen; de belangrijke vraag is: hebben wij de zieke geholpen? Voor de Christen staat er naast en ach ter het begx'ip gezondheid en geperfec tioneerde gezondheid dat van het heil. Als de arts zich er van bewust is, dat tegen over zijn werk, het werk staat van God in Jezus Christus, wordt hij klein in de beoordeling van zijn arbeid en bescheide ner in wat hij zelf kan doen, dan ziet hij Gods weldoende, uitgestrekte hand. Het accent van zijn ai'beid zal wellicht verlegd moeten wox-den en hij zal, als de gelegenheid zich daartoe voordoet, mogen getuigen van zijn medearbeid in Christus, een strijder zal hij mogen zijn voor het Le ven, dat geen dood meer kent. Voorts wox-dt we doen slechts een greep uit de inhoud over de verhouding tussen psychiatrie en zielzorg geschreven door de phychiater dr. P. C. Kuiper en de predikant dr. P. J. Roscam Abbing. De laatste betoogt, dat er drie wijzen van ver antwoord benaderen van de meaeimens zijn: verkondigen, vermanen en helpen Het eerste is het brengen van de goede tijding omtrent Jezus'Christus. Het twee de is daar onlosmakelijk mee verbonden, het is het oproepen om Christus te belij den, terwijl helpen is iemand uit de on gewenste onvrijheden in vrijheid brengen. Gebed en genezing Een bijdrage over „Gebed en genezing", eveneens van dr. Roscam Abbing zal zeker gewaardeerd worden. veler aandacht trekken. Juist de laatste tijden wox-dt hierover veel gesproken. De schrijver wijst er op, dat in verscheidene kringen in onze dagen weer volop „ja" wordt geantwoord op de vraag, of de over winningsmacht van Christus betekent, dat de mens biddend mag vertrouwen op het genezend ingrijpen van Christus in be paalde gevallen. In de kerkgeschiedenis is dit vele malen zo geweest. In de Engelse kerken is thans zelfs een orgaan geschapen om leiding aan de dienst der genezing te geven. In ons land is Reverend Brown komen vertelllen van opzienbarende feiten, die zich in Ame rika hebben voorgedaan. Ook in Solingen en Wuppertal kwamen genezingen voor. Het was vex-der vooral Miss Richards, die in ons land de belangstelling voor deze dingen heeft opgewekt. Het gevolg hiervan is geweest, dat in enkele gemeenten gene zingsdiensten wei-den gehouden, en daarna is een aantal gebedskringen gevormd. De ziekte, zegt dr. Roscam Abbing, is een macht, die Gods schepping verwoest. Men heeft haar dan ook in Gods naam te bestrijden. Buiten discussie is, dat ook Jezus zelf ziekte en dood heeft bestreden als vijandige, verwoestende machten. Hij heeft vele genezingen ven-icht. Het komt de schrijver voox-, dat men concreet mag bidden om en verti-ouwen op het werkelijk ingrijpen van de almach tige God. Het geeft heilzame spanningen en verrassingen. Pas van hieruit kan men oog krijgen voor de onmiskenbare lijn die dooi de Bijbel loopt: „Predikt het Evangelie, geneest de zieken". Dr. Roscam Abbing vertelt verder uit zijn practijk als predikant-pastor van een groot ziekenhuis. Hij bad er met zieken om genezing, maar steeds met het voorbe houd van „Uw wil geschiedde", en in het midden latend of de weg der genezing de medische of de wondervolle weg zou wor den. Nooit werd er zo concreet gebeden, dat de px-edikant de belofte der verhoring in handoplegging aan de zieke durfde be vestigen. „Genezingsdiensten" hoe goed ook vooi'bereid hebben voor de schrijver iets hachelijks. De oorzaak hiervan is vooral, dat teleurstelling bij de niet-genezenen niet is te vooi-komen en nauwelijks is op te vangen. Wel pleit hij voor „gebedskrin gen", de voorbede is van grote waarde. Deze zal echter niet alleen voor zieken moeten worden gedaan, maar ook bijv. voor bekering of de oplossing van kerke lijke geschillen. De laatste tw.ee bijdragen in de uitga ve handelen respectievelijk over de hui dige status van de arts en over de tegen woordige dokter in de verhouding tot zijn ambt en zijn patiënten. In de laatste spx-eekt dr. M. J. Heering uit Haarlem van de verantwoox-delijkheid, de gaven en fei len van de arts. We konden uiteraard slechts enkele gre pen doen uit de geleverde bijdragen. Dat deze onderwerpen vanuit de Kex-k aan de orde zijn gesteld zal zeker in ruime kring

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5