Arts, ziekte en genezing
cfe'TOS'fet
Schilderijen zien langs het Rokin
SCHOONHEID IN SONSBEEK
Enkele oude boerderijen in de
Haarlemmermeer
Een Tboek voor hei en wei,
voor stad en platteland
SCHOOLBOEKEN
De verte
3
Schoonheid in Haatlem en omgeving
H. DE VRIES
Kort nieuws
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
De muze met vacantie
Barteljorisstraat "20
KERKELIJK LEVEN
ZATERDAG 19 JULI 1952
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen voor enderwijs
SCHOOI BOl.KIIANDi L
péobfnestriiai 5 (icil. Outic Gracht 27-2711
Een der mooie Stolp-boerderijen langs de Hoofdvaart.
In ons vorig artikel schreven wij reeds
in het algemeen over de schoonheid die in
de Haarlemmermeerpolder te bewonderen
is en beloofden nu iets te vertellen over de
oude boerderijen. Dat wil zeggen de be
trekkelijk oude boerderijen, want geen en
kel bouwwerk, de drie stoomgemalen, die
enkele jaren ouder zijn, uitgezonderd, haalt
de 100 jaar. De polder werd in 1852 droog
gelegd, maar het duurde toch nog enkele
jaren voor de eerste boerderijen gebouwd
werden.
Niet alle boerderijen uit de eerste tijd
zijn blijven staan. Vele kleinere bedrijven
werden later vergroot, zodat, al bleef er
nog iets van het oude over, dit toch moei
lijk terug te vinden is. Er zijn evenwel nog
verschillende grote boerderijen die, in de
eerste jaren na- de drooglegging gebouwd,
vrijwel onveranderd zijn gebleven. De
meeste daarvan vindt men links en rechts
van de Hoofdvaart (de vaart die van de
„Lijnden", ten Zuiden van Halfweg, tot de
„Leeghwater", aan de Kaag, de Meer in
de lengte doorsnijdt. Daar staan verschei
dene zogenaamde „stolp"-boerderijen, een
type dat een eeuw geleden bij de Noord
hollandse boer zeer geliefd was. Wij
geven een foto van de boerderij van Van
Kooten, maar die van Van Nieuwenhuis
en Van Wijk zijn niet minder fraai.
De boerderij van Van Kooten ligt even
ten Noorden van Hoofddorp. De naam
„stolp" is verklaarbaar. Het woongedeelte
en de deel zijn betrekkelijk laag, het dak
daarentegen is hoog. Dit ligt als een stolp
over het benedengedeelte.
En dan geven wij ook een foto van de
boerderij „Vredebest" van Kistemaker aan
de Spiei-ingerweg, even ten Zuiden van de
Kruisweg Heemstede—Hoofddorp. Dit is
er een van een heel ander type. De eerste
boer die er woonde kwam uit Noord-Bra
bant en de bewoners uit die streek gaven
voorkeur aan een andere bouwtrant. Dit
huis gaat nu gedeeltelijk schuil achter
klimop, maar juist daardoor is het een
schilderachtig plekje geworden. Jammer is
(niet voor de bewoner, want die moet
bovenal natuurlijk rekening houden met de
eisen van zijn bedrijf, maar wel voor de be
wonderaar van landschapsschoon!) dat de
oude schuur achter de boerderij vervan
gen is door een andere, die nu door haar
nieuwheid het beeld van het geheel wat
stoort. Maar over enkele jaren zal dit
bouwsel wel de gloed van het nieuwe ver
loren hebben en zich meer aanpassen.
Er zijn natuurlijk nog veel meer oude
Aan de heer W. E. J. Bulk is op zijn
verzoek met ingang van 1 October eervol
ontslag verleend als burgemeester der ge
meenten Vuren en Herwijnen.
Op zijn verzoek is aan mr. H. D. Feen-
stra met ingang van 1 September eervol
ontslag verleend als vice-president van het
gerechtshof te Amsterdam. Mr. F. L. Neppc-
rus, thans raadsheer in dat gerechtshof, is
benoemd tot vice-president.
ADVERTENTIE
N.V. MIL „HOLSTER"- OVERVEEN
Tel. K 2500 15597 en 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
AuL oliestook
UW VRAAG, WAARDE LEZER, of ge in uw vacantie: a) wel of niet moet lezen en
b) zo-ja, wat, is, hoe vleiend voor het gezag van uw criticus en bedenkelijk voor
uw lees-vaardigheid en -waardigheid, niet zó aanstonds en in het algemeen te beant
woorden als het u in de tot niets verplichtende Robinsonnade van uw landelijk ver
blijf voorkomt. U maakt zich simpelweg als „lezer" bekend, als „lezer-zonder-meer",
blijkbaar in de veronderstelling dat u zich daarmee voldoende gelegitimeerd heeft;
maar u vergeet in de zorgeloze afzondering van uw Arcadië, dat de welgeordende we
reld, die u voor enkele weken de rug toekeert, er prijs op stelt haar problemen in
middels voor u te conserveren zo niet te vermeerderen, opdat ge bij uw terugkeer
niet plompvei-loren verzinkt in het niet van een harmonieus bestel. Niets is, lezer, inge
wikkelder dan de geestelijke functie van het „lezerschap". Niets is meer- verbreid en
samengesteld dan het leescomplex. Sinds de ontwikkeling van de moderne cultuur de
bevoorrechte analphabeet tot een hoge uitzondering deed worden, is iederéén „lezer",
zo goed als iederéén in onze verlichte tijd weldenkend en ontwikkeld is.
ADVERTENTIE
1 FALCON REGENMANTELS
TEL. 13439
Tenzij ge u zó weinig gezeten burger
voelt dat u zich met een tijdelijke ver
blijfsvergunning in dit aardse acht rond te
stuntelen, zijt ge behalve staatsonderdaan
tevens lezer lezer van geboorte, gelijk
men vroeger „par droit de naissance" van
adel was, of ge wilt of niet. Méér nog dan
dat. Aleer u vaardig was met de letters
waren de letteren vaardig over u: van aap-
boerderijen in Haarlemmermeer. Wij kon
den slechts een keus maken. Het verdient
ongetwijfeld aanbeveling dat er naar ge
streefd wordt in dit polderland de waar
dering voor het oude bouwwerk, als dit ten
minste mooi is, te bevorderen.
Men ziet soms aan oude boerderijen
nieuwe bijbouwsels (o.a. serres) die het
aanzien van het geheel verfraaien. De taak
van het thans levende geslacht is dankbaar
te aanvaarden wat het van voorouders
kreeg, maar het dan ook met piëteit te
bewaren om het op zijn beurt weer over
te geven aan een geslacht dat later komt.
Het is toe te juichen aat het stoomgemaal
de „Cruquius" bij Heemstede, hoewel het
als zodanig .geen dienst meer behoefde te
doen, toch behouden is gebleven en als
museum werd ingericht. Het zou jammer
geweest zijn als dit historische gebouw ge
sloopt zou zijn geworden.
De oudste kerk in Haarlemmermeer is
de Ned. Hervormde in Hoofddox-p. Aardig
ligt dit witte kerkje door bomen omgeven
aan de Hoofdvaart. Voor een foto kwam
het evenwel niet in aanmerking omdat het
juist verbouwd wordt waardoor de omge
ving een rommelige indruk maakte. Ook
van binnen wordt het kerkje verbouwd;
van het oude intérieur konden wij weinig
meer ontdekken.
Tenslotte nog een opmerking. In de
Haarlemmermeerpolder staan langs de
wegen weinig bomen. (De beruchte iepen
ziekte maakte veel slachtoffers!) Daardoor
maakt het landschap een indruk van kaal
heid. Aanplant van nieuwe bomen is dan
ook aan te bevelen. Dat de meeste bewo
ners bomen waarderen blijkt wel uit het
feit dat veel boerdei'ijen schuil gaan onder
het geboomte. Juist daardoor zijn zij oasen
geworden. C. J. VAN T.
Een kennis van mij, die alle werelddelen
en zestig landen heeft bereisd, is gisteren
helemaal naar Haamstede vertrokken en
hij heeft me met een blij gezicht gezegd:
dit is het ogenblik waar ik een heel jaar
naar verlangd heb.
Hij is pas teruggekomen van een zaken
reis door Amerika en de Caraïbische eilan
den; hij is drie weken aan de Rivièi'a ge
weest; in het begin van het jaar was hij in
India, Pakistan en Japan, „maar nu ga ik
écht vacantie houden" zei hij, „er gaat niets
boven Haamstede in de zon; voor dat huisje
met twee kamers en een keukentje, dat ik
daar heb, kun je alle Palace Hotels, alle
bars, alle Tournedos a la Rossini van me
cadeau krijgen; er is geen plaats in de
wereld waar ik liever heenga".
Intussen rollen treinen en bussen en auto s
vol vacantiegangers naar de verte en ik
ben van het station, waarheen ik hem uit
geleide had gedaan, teruggekeerd met ver
warde gedachten:
Dat de mens een eigenaardig wezen is.
Dat het verlangen van de mens onbereken
baar is. Dat alle dingen andei-s zijn dan
ge denken zoudt. En dat de verte een on
grijpbare heei'lijkheid is, omdat zij altijd
terugwijkt precies op het ogennblik, dat
ge denkt haar bereikt te hebben. Juist toen
ik erover aan het peinzen was dat deze
man, die de hele wereld bereisd heeft, al
leen maar in Haamstede wil zijn omdat hij
de Rivièra en alle verrukkelijke eilanden
van Caraïbië, mét Tirol en Californië, ca
deau geeft voor zo'n Hollands dorp aan zee,
kwam ik een kennis uit Amerika tegen,
die in het oude vaderland zijn vacantie
komt houden. „Er gaat niets boven Neder
land in de zomer", zei hij, „ik heb gisteren
voor het eerst in twaalf jaar verse tuim-
boontjes geproefd, verse komkommer,
verse sla en aardbeien, bessen en fx-ambo-
zen, waarvan ik de smaak bijna vergeten
was Ik heb mijn hotelkamer vol bloemen
gezet. Ik heb in jaren zo'n weelde niet ge
zien. Amerika is^een best land maar jullie
tuinboon tj es
Het is een vreemd ding: het verlangen
van de mens. Een vreemde aangelegenheid:
onze drang naar de verte. Ik eet tuinboon-
tjes alsof het niets is en de gladiolen op
mijn schrijftafel zijn de gewoonste zaak
van de wereld. Iedereen in mijn straat moet
naar Menton. En als ik zeg dat Haamstede
zo mooi moet zijn lachen alle autobussen
mij uit...,
ELIAS.
De Parijzenaar, die een kijkje in de
kunsthandel wil gaan nemen, gaat naar de
rue de la Boëtie, de Londenaar gaat naar
Cork Street en de Amsterdammer naar het
Rokin. Zeker, er zijn in deze wereldsteden
andei-e straten waarin belangrijke kunst
handels en galerijen gevestigd zijn, maar
de bovengenoemde bezitten een oude
renommee en zoiets blijft heel lang hangen.
Zo ging ik dan dezer dagen weer eens
schilderijen kijken aan het Rokin, niet
alleen in de kunsthandel, maar ook bij Mak
van Waay waar de tiende openbare „Salon"
van de Zondagsschilders juist geopend was.
Ook bezocht ik de waardige zalen van de
maatschappij Arti et Amicitiae, Rokin
112 luidt het officiële adres, maar ieder
weet dat men slechts binnenkomt door de
deur van het hoekje aan het Spui.
Zondagsschilders
Ik was wat verbaasd te horen dat de
Zondagsschilders al aan hun tiende expo
sitie toe waren want voor mij was het een
novum en dus een kennismaking. „Zon
dagsschilder" is een eigenaardig begrip.
Men denkt aan de douanier Rousseau en
aan grootmoeder Mozes en gaat met die
instelling bij Mak van Waay binnen. Men
ondervindt dan direct dat dat niet goed
gedacht is, want de Nederlandse vereniging
„de Zondagsschilders" vat deze titel letter
lijk op. Men vindt er een bankdirecteur,
een kolensjouwer, een onderwijzer, die in
derdaad alleen hun vrije dag aan de schil
derkunst kunnen geven. De aanminnige of
bizarre naieveteit komt men hier slechts
sporadisch tegen. Het zijn meer of minder
artistiek begaafden die aan schildei-kunst
doen en die de tijd hieraan gespendeerd
dikwijls ervaren als een oase in hun mono
toon bestaan. Als ik namen moet noemen,,
dan zou ik twee rubrieken willen maken.
Ten eerste diegenen die een duidelijke be-
Schilderachtig ligt de boerderij van Kistemaker aan de Spierlngeriveg, omgeven
door zware bomen.
gaafdheid hebben en eigenlijk best in ander
gezelschap konden uitkomen en ten tweede
de werkelijk onbevangenen die men in
Frankrijk „les peintres naifs" noemt. Deze
laatsten zijn zeer in de minderheid, helaas.
Eigenlijk is er maar één en dat is H. J.
Feenstra en zelfs hij weet al iets te veel
van de kneepjes der .schilderkunst af. Een
tweede interessante figuur is P. J. Lucas,
die een „ode aan de medische wetenschap"
en „vi-ede" schilderde, oorspi-onkelijke
allegorieën, die heel wat te denken geven.
Een teleurstelling of een verrassing het
is maar hoe u het zien wilt is dan weer
dat dezelfde schilder met grote vaardigheid
een aquarium met snel vlietende vissen
schildert, een beetje in de buurt van
Deyselhoff zwemmend. Dat is verwarrend,
vindt u niet?
In de categorie der gewoon bekwamen
treft men J. Schol met uitstekende aquarel
len uit Zuid-Frankrijk, H. Kamphuis met
een „Lente" die echt geproefd is en F. S.
Majoor met zeer voortreffelijke aquarellen
naar intérieur en stadsgezicht aan.
Verdediging van het vak
Vandaar gingen we naar Arti en de stap
was minder groot dan we gedacht hadden.
Hier was stellig oneindig meer kwaliteit,
maar het was eigenlijk dezelfde pure in
stelling op de schilderkunst als vak gezien
die de Zondagsliefhebbers bezielde, maar
slechts heel zwakjes konden verwezen
lijken. Het is heel opmerkelijk hoe hard
nekkig het métier verdedigd blijft door de
Hollandse schilder en dit dunkt ons van
gi'ote waarde. Men kan met de beste wil
niet volhouden dat de Arti-leden nieuwe
bronnen aanboren en zich over de proble
men van een wereld, die door twee oor
logen ontwricht is, bezorgd maken. Heb
ben zij hierin ongelijk? Het is een on
vruchtbare vi-aag, want wie door deze ver
scheurdheid niet gekweld wordt, kan er
zich niet druk over maken.
Wil men bij Arti de stand peilen, dan
zal het steeds de-kwaliteit moeten zijn, die
de doorslag geeft. Mevrouw Bauer-Stumpff
is dan steeds een der voortreffelijksten en
ook dit keer staat haar breed geschilderd
stilleven aan de top. George Rueters
„Dahlia's", sonoor in de warm donkere tin
ten, is een rijk schilderij. De landschappen
van Wilm Witjens zijn bekoorlijk om de
sobere middelen waarmee veel gesugge
reerd wox-dt en Moolhuizen komt heel dicht
bij Boudin als hij in een zilver gamma de
„Haven van Concarneau" schildert. Noe
men wij nog de mooie tekening van David
Schulman „Volendam", dan hebben we de
keuze gegeven, die de onze is.
Verwaarlozing van het vak
Bij Van Lier ziet men dat „het vak" juist
bijna ostentatief door de jonge Delftse
schilder Bram van den Boogaard verwaar
loosd wordt. Het zijn eigenlijk niet meer
dan eerste aanzetten, emotionele ervarin
gen van een landschap of een Parijs stads
gezicht, die ruwweg in vage tonen worden
genoteerd. De aanwezigheid van een regis
trerend talent kan men er wel in vermoe
den, maar er wordt hier nu toch bepaald
te weinig overtuigingskracht gedemon
streerd. Angst om te ver te gaan, om zich
grondig te verdiepen is een zwakheid, al
staat het dan nóg zo interessant het met
een paar vegen af te doen.
OTTO B. DE KAT
noot-mies tot de atonale dichtkunst is
minder dan een stap: niets.
Rest de vraag onder welke categorie van
lezers ge ressorteert bij de beantwoor
ding waarvan het minder aankomt op wat,
waar en wannéér ge leest dan op het hoe
en waarom. Ja, waaróm leest u eigenlijk?
Lezen is gevaarlijk, heeft Menno ter Braak
geschreven. Het maakt, zei hij, oppervlak
kig, het verlamt de vei-beeldingskracht, het
maakt arrogant. Ik moet aannemen, dat u
al deze calamiteiten getrotseerd heeft, dat
u voor een tijdelijk „analphabetisme", dat
Tea- Braak als heilzaam in het geding
bracht, niets voelt en desondanks leest.
En daar opent zich, zelfs in Arcadië, de
peilloze afgrond van het leesprobleem.
Want waai-toe deze waaghalzerij? Geef u
er, lezer, eerst terdege rekenschap van,
waar ge in uw feeshoedanigheid zo al ver
zeild kunt raken, hoe diep ge kunt zinken,
hoe hoog ge kunt opklimmen in de kaste-
indeling van het lèzerschap en kies dan.
Zes mogelijkheden met al hun consequen
ties openen zich voor u. Acht het dilemma
niet gering. Het is pijnlijk. Ik vat het,voor
u samen, soortgewijs:
1°. De gewoontelezers, de habituele
drinkebroers der letteren; zij die al etende
lezen (wat de culinaire genoegens tekort
doet) en al lezende eten (wat oneerbiedig
is jegens de letteren), om het even
wat: het spoorboekje of Willem Frederik
Hermans, de verjaarskalender of Goethe,
om het even waar (zo lukte het een on
geneselijk gewoontelezer, in 59 maanden
de complete Potgieter door te komen, „Flo
rence" incluis, gedurende zijn ochtendlijke
retraite).
2°. De „stille lezers", verwant aan de
stille pimpelaai's; zij die al lezende uit de
tweede hand leven door hun onvervulde
verlangens te weiden op de beemden der
litteratuur.
3°. De „bij-blijvers", de wildelingen
van de familie der niet-lezers; zij die op
slag en zonder aanzien des boeks bereid
zijn zich een confectieroes te drinken. On
welwillende lieden heten hen snobs.
4.°. De Zondagslezers, dezulken voor
wie in het bijzonder de trilogieën worden
geschreven en boekenleggers worden ver
vaardigd.
5°. De beroepslezers: de critici, maxi
maal bedreven in het hanteren van het
vouwbeen (voor zover nodig).
6°. Lézers.
Lees nu iets fleurigs
Ziedaar de perikelen van uw aangeboren
lezerschap. Zijt ge desondanks tot de let-
In zijn eerste artikel over de tentoonstel
ling Sonsbeek 1952, heeft onze medewerker
Otto B. de Kat enige critische opmerkin
gen gemaakt over de eigenlijk onvolledige
vertegenwoordiging van de Nederlandse
beeldhouwkunst. Aan het slot van zijn be
schouwing beloofde hij echter een vervolg,
waarin de belangstellende gewezen zou
worden op het vele, het zeer vele schoons,
dat in het prachtige park nabij Arnhem
bijeen is gebracht. Deze waardering volgt
hieronder.
Bourdelle: in zijn beelden klinkt nog het
nationale. Niet „la douce France", maar het
hei-oïsche, het Frankrijk van de revolutie.
Bij hem is het monumentale gegroeid uit
een sterk gevoel voor het gi-ootse, hij is
wex-kelijk een der kindei-en van het vader
land die de Marseillaise ten strijde roept.
Dat wordt men altijd bij hem gewaar, ook
in zijn monument voor Carpeaux, zijn grote
voorganger, waarmee de tentoonstelling te
Sonsbeek opent. Ondanks de sterke men
selijkheid in deze figuur is er in de stijl
iets boven-persoonlijks, het is waarlijk een
monument, een merkteken, het stempel van
Frankrijk-als-natie dragend.
Maillol's „Ile de France" is anders ge
aard, meer Grieks-Latijns, maar wel ook
vol fierheid en bovenal schoon. Een schoon
heid die in zich zelf besloten is, niet zo
licht te benaderen. Velen worden eerder
vervuld van bewondering, dan ontroerd
door zijn kunst. Zij wenden zich tot Rodin,
de menselijke die, ook het monumentale j
bezit, maar die bovenal de schoonheid van
het lelijke, van de ontluistering begrepen
heeft. Éva, na de zondeval, wat een prach
tig beeld van het menselijk lijden, de Bur
gers van Calais, die afscheid van het leven
nemen, in lompen gehuld, een kom-i om de
nek.
Al deze grote persoonlijkheden zijn
voortgekomen uit de traditie, of liever ge
zegd uit de Grieks-Westerse beschaving,
misschien zijn ze er het einde van. De
Italiaan Marino Marini heeft nog ouder
cultuurgoed ingezogen. Niet alleen Romein
se maar Chinese invloeden veiioont zijn
vreemde „Ruiter te paard". Er is zelfs een
beangstigende over-cultuur, die u doet
huivex-en tegenover deze hyper-sensitieve
verbeelding.
Dadelijk na Rodin is daar de heerlijk
gezonde Rik Wouters, met zijn zotte ge
weld en het altijd weer onti-oerende beeld
dat eigenlijk niet „huiselijke zorgen" moest
heten, zo'n beeld behoeft geen naam, want
ieder kind herkent de moederlijke goedheid
die er van uit gaat. Met hem loopt het im-
pressionnisme dan toch heus ten einde.
Even is het nog herkenbaar 'in Bronners
prachtig portret van Theo Mann-Bouw-
meester maar tussen dat mensengelaat en
het Diakenhuismannetje van het Hilde-
brandtmonument is de afstand al te meten.
Bronner is wel het verbijzonderde Holland
se, een eigen stijl, langzaam gewonnen en
doorgegeven aan een jonge generatie van
leerlingen: Bolhuis, Esser, Couzijn, om er
enige te noemen
In Wezelaars portret: „Liesbeth" mis
schien het complete en rijpste, dat ik. van
hem zag, is Franse invloed (Despiau) wel
zichtbaax-, maar helemaal zelfstandig ver-
wei-kt. Het roept de aan hem verwante
Sondaar in de herinnering, die we hier 110de
missen. Andriessens monument voor En
schedé kunt u prachtig zien. De even
achteroverhellende vrouwenfiguur doet het
tegen de glooiing van het gx-asveld bijzon
der gunstig. Het is een ontroerend oorlogs
beeld, zeer geserreerd en ingetogen.
Met Couturier, deze leerling van Mail
lol ziet u het fx-agiele in de beeldhouw
kunst, het dunne en ijle, als tegen de lucht
met een enkele lijn getekende. En in Hol
land maakt dat school. Twintig jaar ge
leden was alles zwaar. Het kon niet los
genoeg zijn ik denk even aan de meu
bels van de Klerk en Kx-amer, aan de plas
tieken van Hildo Krop en Polet, bijvoor
beeld. Nu is het ajour en mager (Kneul-
mans, Koning). Het eerste was modieus,
evenals het huidige. In zoverre er wezen
lijk iets mee gezegd wordt, zal het wel
langer doorklinken. Maar dat is nog moei
lijk te voorspellen.
Als het geestig spel van de kleinplastiek
in het monumentale wordt getransponeerd
dreigt het lachwekkend te worden. Of is
het mijn te zeer aan de traditie gebonden
denkwijze die in een beeldhouwwex-k nog
steeds iets van de grote adem, iets van de
geest der eeuwigheid zoekt te vinden, die
wat afzijdig blijft tegenover die beelden
waar de wind zo vrolijk doox-heen waait?
OTTO B. DE KAT.
teren bereid, ook in Arcadië? Ook in shorts?
Ook neergevlijd in een bebloemde berm,
vóór u de gouden kox-enakkers met warrig
geboomte aan de horizon, bóven u de speelse
vacantiewolkjes, óm u het zomergezoem
van insecten en getierelier der vogels, in
u de stilte der verzadiging? Welnu, als ge
dan in de vrijwillige staat van primitivis
me waartoe ge zijt teruggekeerd om de
vreugden te smaken van de ongemakken
die u in uw dagelijkse dagen tux-eluurs
zouden maken als ge met bij voorkeur
ongewassen vingeren half-gare aardappel
tjes savourerend uit heimelijk protest tegen
de rijp-geconserveerde vruchten der be
schaving die u in uw gewone doen in de
schoot worden geworpen als ge daar en
zó met alle geweld lezen wilt, lees dan ten
minste iets fleurigs, iets dat tot niets ver
plicht, hoogstens tot een goed humeur. Lees
bijvoorbeeld tot uw onverdeeld vermaak
„Emiel en de dx-ie tweeling broers" 1), het
vervolg dat Erich Kastner schreef op zijn
vooroorlogse „Emiel en zijn detectives",
voor jongens van 1014 jaar weliswaar,
maar uw Dolf is toch met de boer mee en
geen sterveling merkt het. Trouwens: waar
om niet? En dan is er „Elisabeth", Elisa
beth die de moi-aal ook eens vrij-af geeft:
een innemende zotternij waarmee Harriet
Freezer 2) pseudoniem van mevrouw
Vriesendox-p.u om de tuin (van de ei-nst)
leidt. U kent haar uit „De Groene". Zo niet,
lees haar bundel schetsjes: „Is dat nu wel
zo?" 3), kort genoeg elk, om tussen wolk
en zonnestraal genotèn te kunnen wox-den.
Of, wilt ge het avontuurlijker, zwerf met
Henri van Leeuwen 4) door Parijs, niet zó
maar als toerist, maar als „clochard", als
„chemineau", als vagebond onder de
vagebonden, als zanger en bedelaar,
vrij en verloren en „bijna gelukkig"
zoals deze Van Leeuwen maan
denlang leefde aan de zelfkant van de
Lichtstad, en bekommer er u niet om, of
het nu allemaal precies zó gebeurd is. Voor
de avonden en regendagen beveel ik u
omdat ge de humor mint de. door Lex
Gans voortreffelijk vei'taalde roman van
Elisabeth Cadell aan: „Gay pursuit".
„Triangel" luidt de Hollandse titel waar
onder deze roman als derde verscheen in
de vierde jaargang van de boekenclub „De
Muidertoren" 5). En voor het uur van stilte
(dat ik u toewens) het boekje dat Mini ter
KuileScholten schreef over „Mijn tuin en
mijn nichtje Fleur" 6), met de ai-geloze
tederheid van een vrouw die houdt van
het idyllische wonder van ontluiken en
bloeien en versterven in de gaarde van haar
huis en haar hart. Mocht uw Arcadië u tot
de streekroman hebben verleid (men weet
tenslotte nooit waar zo'n vacantie op uit
loopt), herken dan de Zuidhollandse eilan
den in „De Rivier" 7) (Marinus van Goe-
ree), Friesland in „Het grote appèl" 8)
(Evert Zandstra), de zoom van de Zuidex--
zee in „Doppie's jeugd" 9) (S. Franke).
Negen titels, negen boeken, negen maal
de negen muzen met vacantie. Net goed!
Vraag me dus niet „of dit nu allemaal lit
teratuur is". Ook ik ben in Arcadië.
C. J. E. DINAUX.
1) L. ,T.' Veen, uitgeveirmij, Amsterdam. 2)
Harriet Freezer: ..Elisabeth en cle Moraal". 3)
idem: ..Is dat mi wel zo? (beide Int. uitg. mij.
..Het Wereldvenster»', Amsterdam). 4) Henn van
Leeuwen: „Zwerver in Parijs", uitgeverij
„Contact" Amsterdam/Antwerpen. 5) Verzorgd
door P N. van Kampen en Zoon N.V., Am
sterdam. 6) F. G. Kroonder. Bussum. 7). 8) en
9); N.V. „De Arbeiderspers", Amsterdam.
„Arts en patiënt zijn'samen op de levens
reis, die voert naar de dood. De arts is een
strijder voor het leven. De arts met een
chi'istelijke levensovertuiging weet, dat dit
mag zijn de levensreis door de dood naar
het Leven, de verlossing door de grote
Medicijnmeester Jezus Christus".
Dit is een gedeelte uit één der bijdragen
aan het laatst verschenen nummer van
„Wending", maandblad voor evangelie en
cultuur. Onder de titel „Aeseulaap" ver
scheen het als een eerste poging tot een
„bei-oepsnummer" ter bezinning op de vra
gen in het bijzonder van ethische en gods
dienstige aai-d, die één bepaald beroep, in
dit geval dat van arts aan de 01-de stelt.
Het is, zoals het in een Ten geleide wordt
gezegd, vooral bestemd voor artsen, predi
kanten, verpleegsters, paedagogen en so
ciale wei-kstex-s. Ja, voor iedereen, die
strijdt tegen het lijden der mensen. Eigen
lijk wil men nog veel meer mensen berei
ken, want er wordt ook gedacht en daar
hoort iedereen bij aan de mens, die met
de aeseulaap in aanraking komt.
Door dr. J. A. W. Berghauser Pont wordt
een uiteenzetting gegeven van de bedoelin
gen die de arts bij zijn werk nastreeft. Hij
doet dit aan de hand van de oude en nieu
we beroeps-eden.
Van vóór zijn geboorte, tijdens het op
groeien, bij het volwassen zijn en in zijn
ouderdom de mens te dienen, hem bij te
staan, te helpen, zijn lijden te verdichten
en te vertroosten, dat is de taak van de
arts; daarop dient zijn streven gericht te
zijn. De arts is .niet klaax-, zo schrijft hij,
als hij tevreden is met het feit, dat een
ziekte is overwonnen; de belangrijke vraag
is: hebben wij de zieke geholpen?
Voor de Christen staat er naast en ach
ter het begx'ip gezondheid en geperfec
tioneerde gezondheid dat van het heil. Als
de arts zich er van bewust is, dat tegen
over zijn werk, het werk staat van God
in Jezus Christus, wordt hij klein in de
beoordeling van zijn arbeid en bescheide
ner in wat hij zelf kan doen, dan ziet hij
Gods weldoende, uitgestrekte hand.
Het accent van zijn ai'beid zal wellicht
verlegd moeten wox-den en hij zal, als de
gelegenheid zich daartoe voordoet, mogen
getuigen van zijn medearbeid in Christus,
een strijder zal hij mogen zijn voor het Le
ven, dat geen dood meer kent.
Voorts wox-dt we doen slechts een
greep uit de inhoud over de verhouding
tussen psychiatrie en zielzorg geschreven
door de phychiater dr. P. C. Kuiper en de
predikant dr. P. J. Roscam Abbing. De
laatste betoogt, dat er drie wijzen van ver
antwoord benaderen van de meaeimens
zijn: verkondigen, vermanen en helpen
Het eerste is het brengen van de goede
tijding omtrent Jezus'Christus. Het twee
de is daar onlosmakelijk mee verbonden,
het is het oproepen om Christus te belij
den, terwijl helpen is iemand uit de on
gewenste onvrijheden in vrijheid brengen.
Gebed en genezing
Een bijdrage over „Gebed en genezing",
eveneens van dr. Roscam Abbing zal zeker gewaardeerd worden.
veler aandacht trekken. Juist de laatste
tijden wox-dt hierover veel gesproken. De
schrijver wijst er op, dat in verscheidene
kringen in onze dagen weer volop „ja"
wordt geantwoord op de vraag, of de over
winningsmacht van Christus betekent, dat
de mens biddend mag vertrouwen op het
genezend ingrijpen van Christus in be
paalde gevallen.
In de kerkgeschiedenis is dit vele malen
zo geweest. In de Engelse kerken is thans
zelfs een orgaan geschapen om leiding aan
de dienst der genezing te geven. In ons
land is Reverend Brown komen vertelllen
van opzienbarende feiten, die zich in Ame
rika hebben voorgedaan. Ook in Solingen
en Wuppertal kwamen genezingen voor.
Het was vex-der vooral Miss Richards,
die in ons land de belangstelling voor deze
dingen heeft opgewekt. Het gevolg hiervan
is geweest, dat in enkele gemeenten gene
zingsdiensten wei-den gehouden, en daarna
is een aantal gebedskringen gevormd.
De ziekte, zegt dr. Roscam Abbing, is
een macht, die Gods schepping verwoest.
Men heeft haar dan ook in Gods naam te
bestrijden. Buiten discussie is, dat ook
Jezus zelf ziekte en dood heeft bestreden
als vijandige, verwoestende machten. Hij
heeft vele genezingen ven-icht.
Het komt de schrijver voox-, dat men
concreet mag bidden om en verti-ouwen
op het werkelijk ingrijpen van de almach
tige God. Het geeft heilzame spanningen en
verrassingen. Pas van hieruit kan men oog
krijgen voor de onmiskenbare lijn die dooi
de Bijbel loopt: „Predikt het Evangelie,
geneest de zieken".
Dr. Roscam Abbing vertelt verder uit
zijn practijk als predikant-pastor van een
groot ziekenhuis. Hij bad er met zieken
om genezing, maar steeds met het voorbe
houd van „Uw wil geschiedde", en in het
midden latend of de weg der genezing de
medische of de wondervolle weg zou wor
den. Nooit werd er zo concreet gebeden,
dat de px-edikant de belofte der verhoring
in handoplegging aan de zieke durfde be
vestigen.
„Genezingsdiensten" hoe goed ook
vooi'bereid hebben voor de schrijver iets
hachelijks. De oorzaak hiervan is vooral,
dat teleurstelling bij de niet-genezenen
niet is te vooi-komen en nauwelijks is op te
vangen. Wel pleit hij voor „gebedskrin
gen", de voorbede is van grote waarde.
Deze zal echter niet alleen voor zieken
moeten worden gedaan, maar ook bijv.
voor bekering of de oplossing van kerke
lijke geschillen.
De laatste tw.ee bijdragen in de uitga
ve handelen respectievelijk over de hui
dige status van de arts en over de tegen
woordige dokter in de verhouding tot zijn
ambt en zijn patiënten. In de laatste
spx-eekt dr. M. J. Heering uit Haarlem van
de verantwoox-delijkheid, de gaven en fei
len van de arts.
We konden uiteraard slechts enkele gre
pen doen uit de geleverde bijdragen. Dat
deze onderwerpen vanuit de Kex-k aan de
orde zijn gesteld zal zeker in ruime kring