Archeologische vondsten wijzen op andere Romeinse vaarroute IJ-ponten kosten Amsterdam veel tijd, zorg en moeite Het Hek van de Dam Vecht-theorie is aanvechtbaar Een waterweg achter de Kennemerduinen? Oplossing door middel van tunnels nog lang niet in zicht In de hoofdstad uit Vader en zoon 8 Examens Schoonheid De aardigste ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1952 Door het overgrote deel van de vakarcheologen wordt de Utrechtse Vecht nog steeds beschouwd als de (enige) waterweg waarlangs de Romeinen op hun expedities naar de monden van Weser en Eems hun troepen plachten te vervoeren, indien deze per schip moesten worden overgebracht. Als hun basiskamp en vlootstation zou daarbij het castellum te Vechten (Fectio) hebben gediend. Wij kunnen ons echter niet aan de indruk onttrekken dat met betrekking tot de Vecht als Romeins vaarwater-bin nendoor een soort mythe dreigt te ontstaan, waaraan geen enkele feitelijke basis ten grondslag ligt. De aanhangers van deze hypothese zien volkomen over het hoofd dat, ook al zou de Vecht reeds in de Romeinse tijd hebben bestaan en voor een vloot bevaarbaar zijn geweest, de kortste route niet altnd de meest geschikte is. De lengte van de ver binding tussen Rijn en Flevomeer moet zelfs van ondergeschikte betekenis worden geacht, gelet op het door de Romeinen na gestreefde doel: zo lang mogelijk binnen door te varen. De wens om de Oceaan" te vermijden is volkomen begrijpelijk. Hoewel men de door de Romeinen ge bruikte transportschepen zich niet moet voorstellen als „notedoppen" of roeibootjes, is het buiten kijf dat de zeewaardigheid zeer veel te wensen liet. Er kan geen sprake van zijn geweest in geval van te genwind met deze schepen te kunnen op- kruisen. De schepen waren alleen bere kend voor mooi weer, glad water of stille zee. Slecht weer of storm was in de regel veel gevaarlijker dan een overmachtige vijand. De kans om in open zee door storm te worden verrast zal men dan ook stellig zoveel mogelijk hebben willen uitschake len. Nu is het voor iedere zeiler een bekend feit dat de voormalige Zuiderzee in ge vaarlijkheid de Noordzee naar de kroon stak. En met de watervlakte van het wel iswaar kleinere, maar toch nog zeer om vangrijke Flevomeer zal dit wel niet an ders zijn geweest. Men zal dit Flevomeer dus zoveel mogelijk hebben willen vermij den, door zover als het ging naar het Noor den daarin terecht te komen, ook al moest daartoe een langer traject worden afgelegd. Op de rustige binnenwateren kon men bo vendien immers altijd van riemen, bomen of de jaaglijn gebruik maken. Aan man kracht om de roeiersplaatsen te bezetten had men zeker geen gebrek. Mede gelet op de in ons land heersende windrichtin gen moet dus gezegd worden dat de Vecht- mond zich als punt van afvaart slecht leende. Doch er is meer. Bij het kiezen van een vaarroute binnendoor zullen niet alleen nautische, maar ook andere waaronder strategische redenen een rol hebben ge speeld. Men denke slechts aan de noodzaak tot proviandering en de wenselijkheid om aan land te overnachten en de warme maaltijden te bereiden. Bij het bepalen van een vaarroute zal men wel degelijk reke- ning'hebbe'n gehouden met de mogelijkheid van ravitailiering en het doen van requisi- ties. Het vette rivierklei-gebied aan weers zijden van de Oude Rijn bood in dit op zicht veel gunstiger perspectieven dan het nog niet ontgonnen moerasveen langs de Vecht! En al stonden de fourageringsmo- gelijkheden op één lijn, dan nog mag men niet vergeten dat de Vechtroute geheel door een niemandsland leidde. Bij het vol gen van de Oude Rijn bleef men op de lin kerflank gedekt, eerst door de op de Zui delijke oever gelegen fortengordel, en later na een afbuiging naar het Noorden, er gens in de buurt van Leiden door de duinengordel. Op de geestgronden zijn Ro meinse vondsten gedaan te Oegstgeest, Rijnsburg, Voorhout. Noordwijk, Noördwij- kerhout, Lisse, Velsen, Beverwijk, Wijk aan Zee, Nooddorp, Alkmaar, St. Pancras, Egmond, Bergen en Texel. Waarschijnlijk hebben op deze strook dus Romeinse ne derzettingen gelegen. Het grootste bezwaar tegen de aanvaar ding der Veeht-theorie is het feit dat in het oevergebied van de Utrechtse Vecht behoudens enkele munten vrijwel geen Ro meinse oudheden zijn gevonden. Wat daar voor de dag is gekomen laat zich op de vingers van één hand opsommen. De amb tenaren, die zich de laatste jaren bezig hielden met bodemkartering in het betref fende gebied, bevestigden dat daar door hen geen spoor van enige Romeinse neder zetting of zelfs maar tijdelijk verblijf is aangetroffen. Dit onweerlegbare feit wordt door de vakarcheologen niet ontkend, maar het zonderlinge is dat zii nimmer daaruit de enige voor de hand liggende conclusie hebben getrokken, namelijk dat er binnendoor een andere vaarroute moet hebben bestaan, waarlangs de Romeinse troepen naar het Flevomeer en vandaar naar de monden van Eems en Weser wer den vervoerd. De heer Egbert Smedes te Haarlem heeft sinds jaar en dag getracht, doch vergeefs, belangstelling te wekken voor zijn mening, dat de Romeinen gebruik maakten van een waterweg direct achter de duinen in Kennemerland, via de meren en de wadgeulen naar Vlieland. Natuurlijk moet deze hypothese niet alleen van nau tisch standpunt acceptabel zijn, doch be vestigd worden door concrete feiten, bij voorbeeld door op de oeverlanden gedane vondsten. Nu wil het toeval dat wij enige vond sten van Romeinse archaeologica hebben gedaan, zowel op de „oude" duinen van Spaarnwoude, als in en op de Zuidelijke oever van het Vuilrak, welk water in oude tijden de verbinding vormde tussen de Haarlemmerliede nabij Penningsveer en het Spaarne. Beide wateren bestonden reeds in de Romeinse tijd en waren stellig voor de weinig diep stekende, hoofdzake lijk door riemkracht voortbewogen vaar tuigen der vreemde overheersers bevaar baar en van de Oude Rijn gemakkelijk te bereiken. Ook al zouden het Spieringmeer en het Haarlemmermeer pas omstreeks 1510 (naar Ramaer heeft aangetoond) zich tot één meer hebben verenigd, dan moet het toch waarschijnlijk worden geacht dat de tussenliggende strook land door smalle waterwegen doorsneden werd, breed ge noeg om de toenmalige vloten passage te verlenen. Ook het gebruik van overtomen of overdraagplaatsen is niet uitgesloten. De mogelijkheid van bedoeld doorgaand verkeer wordt nog plausibeler als Hudig en Duyverman gelijk zouden hebben, die op grond van diepteboringen aannemen dat er nabij Katwijk nooit een Rijnmond heeft bestaan, doch dat de Oude Rijn ver moedelijk in de buurt van Leiden in Noor delijke richting omboog en afwaterde bij de plaats Rinnesmuthon, gelegen in het Zuidhollandse plassengebied. Maar ook zonder deze hypothese staat onze conclusie vast. Ter adstructie van het feit, dat een Romeinse scheepvaartweg via het Haar lemmermeer helemaal niet ondenkbaar is, vermelden wij de bekende ïpuntschatvond- sten op de bodem van dit meer, waarvan de eerste bestaat uit. munten, lopende van Julius Caesar tot Theodosius I. Voorts werd in het Haarlemmermeer, daar waar geheel in het Zuiden bij de Huigsloot in de drooggemaakte bodem nog de voortzetting van de bedding van de ri vier de Aa waarneembaar is, voor enige jaren een kolossaal aantal bronzen Kei- zersmuntjes uit de vijfde eeuw gevonden, naar schatting een veertienduizend stuks, tezamen met de beugel van een geldzak, die klaarblijkelijk is verloren uit een Ro meins schip, dat op expeditie was. Hoewel de castella langs de Oude Rijn door de Ro meinen als grensbevestiging omstreeks het midden der derde eeuw reeds waren prijs gegeven, heeft deze vondst toch enige be wijskracht, daar er later nog steeds straf expedities werden ondernomen tegen de steeds driester optredende Germanen, zo dat wij waarschijnlijk te doen hebben met soldijpenningen voor een Romeinse troe penafdeling. Was men eenmaal in de Haarlemmerlie de, dan was het Flevomeer, respectievelijk het Waddengebied, gemakkelijk te berei ken en stond voor de verdere tocht bin nendoor naar Eems en Weser niets meer in - 1 de weg. Mooie Nel en Vuilrak stonden in open verbinding met het IJ en. zo kon men dus het Flevomeer bereiken. Dit IJ was in de Romeinse tijd een diepe, in het Flevo meer uitmondende getijdegeul. Doch men kon ongetwijfeld ook langs Velsen (waar nog steeds Romeinse oudheden worden ge vonden) via het Wijkermeer, de Crom- menye en het Noordhollandse merengebied toen in statu nascendi door een der vele waterlopen bij Edam of nog hogerop in het Flevomeer komen. Op grond van nautische overwegingen lijkt deze route aanvaardbaarder dan die via het IJ. Als men het bovenstaande onbevooroor deeld overweegt en tevens de povere vond sten van Romeinse archaeologica in het Vechtgebied stelt tegenover de Romeinse oudheden door ons in de buurt van Haar lem aangetroffen en door anderen op de geestgronden van ons duingebied ontdekt, dan geloven wij dat men met ons van me ning zal zijn dat er voldoende aanleiding bestaat de onfeilbaarheid van het Vecht- dogma sterk in twijfel te trekken en de door de heer Smedes veronderstelde Ro meinse vaarweg achter de duinen als een zeer aannemelijke hypothese te beschou wen. De gedane vondsten vormen nog maar een begin. Helaas is het niet mogelijk het grondgebied van de .gemeente Haarlem tussen Haarlemmerliede en het Spaarne, in het bijzonder ten Zuiden van het Vuil rak, stelselmatig archaeologisch „door te lichten". Wij hebben echter het gevoel dat er in de buurt van de Oude Weg, in de Waarderpolder of in de Veerpolder onder de oppervlakkige veenlaag op of in de klei nog wel resten uit de Romeinse tijd ver borgen liggen. Uiterse waakzaamheid bij graafwerken op dit terrein blijft dan ook geboden. Want werkelijk, de gedachte aan een Romeinse legerplaats of nederzetting, bij voorbeeld onder de tegenwoordige spoorlijn naar Amsterdam, in de buurt van de Centrale Werkplaats of de gasfabriek, is niet zo gek als men op het eerste ge zicht misschien zou denken. Mr. H. K. DE RAAF Vondsten zijn te bezichtigen ten huize van mr. De Raaf, Bronsteeweg 1 te Heem stede. Een Romeinse umbo: een van de vondsten. (Van onze verslaggever) Wie in Amsterdam gaat informeren naar het wel en wee van de IJ-ponten trapt boven op de tenen van de trotse hoofd stedelingen. Zij willen liever niet praten over die ongelukkige situatie, die zoveel tijd, zoveel moeite en zoveel zorgen kost. En konden ze nu maar zeggen wanneer er een eind aan kwam. Maar ook die vraag moeten ze met een voorzichtig schouderophalen beantwoorden. Tunnels? Ja plannen voldoende, ziet u. Maar er is nog geen enkele oplossing definitief ge accepteerd. „Voorlopig doen we het nog maar met de veerponten. En nu komt u ons zeker in de maling nemen?" De situatie achter het Centraal Station is verre van rooskleurig. Dat weet een ieder die in een vermetele bui besloot zijn schreden naar „Noord" te richten. Op de De Ruyterkade drentelt hij mee in één van de rijen voor de pont .zijner keuze. Bonten zijn er genoeg. De IJ-veren zijn er, die gewoon maar hen en weer schuiven. Van De Ruyterkade naar de overkant. Dan weer'terug. Veertig tot vijftig keer per dag. Het dubbele aantal per etmaal. Maar naast deze grote broers tuffen de kleine bootjes, die ook mensen overzetten. Naar Tuinstadwijk bijvoorbeeld. Ol' naar het stationnetje van de N.Z.H.V.M. waar de trammetjes voor Volendam en Edam af rijden. Voor al die ponten bestaat een overrompelende belangstelling. Zoveel mensen herhalen dagelijks stilzwijgend de vraag uit het schoolliedje: „Schipper mag ik overvaren?" dat geen pont ooit zónder passagiers hoeft te vertrekken. Zelfs in het holle van de nacht nog niet. In de stille oorlogsjaren, toen de ver diensten erg gebx-ekkig waren wei-den er per jaar achttien millioen mensen overge zet. In de drukkere jaren, 1940 bijvoor beeld, waren er 31 millioen liefhebbers. Na de oorlog is het pontverkeer opnieuw geteld. Die cijfers zijn echter nog niet ge publiceerd en dus bleven ze ook voor uw vei-slaggever taboe. Gevolgen Maar ook zonder officiële gegevens kun nen we u verzekeren dat het druk is aan de IJponten. Vooi-al de spitsuren: 's och tends vóór negenen, tussen de middag en 's avonds, kort na kantoortijd. De ver velende gevolgen van dat pontverkeer zijn al vaker ten brede uit de doeken gedaan. Zakenlieden uit Amsterdam-Noord, die een afspraak met een relatie in het cen trum hebben, moeten een uur te voren in hun wagen stappen. Want zitten de ponten tegen dan komen ze onherroepelijk te laat. Voor ziekenauto's kan het opont houd nog dramatischer gevolgen hebben. Wel hebben de wagens voorrang bij het laden van de ponten en wordt er onmid dellijk afgevaren, zodra er zo'n wagen is binnengereden. Dat is alles wat men doen kan. Een gevaarlijk tijdverlies blijft het. De oplossing die de tunnels moeten bren gen is nog in geen jaren in zicht. Stapels plannen, waaronder goede en minder goede. De schippei-s van het IJveer zullen nog heel wat overtochten moeten maken voor één van die plannen in uitvoering komt. Een fraai overzicht van de situatie achter het Amsterdamse Centraal Sta tion. Langs het stationsgebouw loopt de De Ruyterkade, waaraan de beruchte IJzeren meren. (Luchtfoto KLM). Hoofdakte Voor het examen hoofdakte zijn geëexa- mineerd voor gedeelte A 8 candidaten. Af gewezen 2 candidaten. Geslaagd is: mevrouw E. JordansBaume te Aerdenhout en de heren C. Bakker te Haarlem; M. Bouta te Sassenheim; N. van Dooi-n te Heemstede; K. de Geus te Warder; P. B. Elffei-s te Muiden. Geëxamineerd voor gedeelte B 7 candi daten. Afgewezen 1 canctidaat. Geslaagd de heren: J. S. Spaargaren te Amstex-dam; P. C. Nieuwenweg te Beverwijk; R. Zijlstra te Winkel; J. de Boer te Bax-singerhorn; A. D. Brouwer te Broek op Langendijk; B. v. d. Poll te Castx-icum. In Den Haag is de 62-jax-ige artist Lou Bandy (L. F. Dieben) met de 18-jarige Carla van den Hurk in het huwelijk getreden. Wij hebben dezer dagen op Schiphol geluncht met het mooiste meisje van Engeland en het mooiste meisje van Holland, althans met Miss England en Miss Holland. Wij hebben te zamen met deze twee schoonheden eerst een melon frappé, toen een kalfsoester en vervol gens wat ijs tot ons genomen. Er waren ook nog twintig andere mensen bij, maar daar kunnen wij u uiteraard wei nig over meedelen. Toen de lunch voor bij was, gingen de meisjes naar Capri en wij naar Haarlem. Daarin ligt een wereld van tragiek besloten. De schoonheidskoninginnen, Judy Breen uit Londen en Betty van Proosdij uit Amstex-dam, gingen naar Capri om daar deel te nemen aan de Miss Europa-competitie. In hotel Quisisana e op het bekoorlijke eiland zal die verkie zing plaats grijpen. Ook Prins Faroek woont in dat hotel. Wij daarentegen wonen slechts in Bentveld. Maar on danks dat mochten wij op de afscheids- lunch op Schiphol aanwezig zijn ten einde onze ogen, oren en maag geducht de kost te geven. Wat ons altijd zo gefascineerd heeft, is hoé zo'n schoonheidskoningin nu ge kozen wordt. Wel, dat weten wij thans. Er wordt een jury aangewezen, be staande uit louter deskundigen, veelal directeuren van Casino's. Dezen gaan dan te werk volgens een puntenwaar dering. Zoveel punten voor gezicht, zo veel voor figuur, zoveel voor benen, zo veel voor wijze van bewegen. Wie de meeste punten behaalt, heeft dat ge wonnen. Kijk, dat hadden wij nu nooit gedacht. Onze schoonheidswaai'dering komt na melijk altijd heel anders tot stand. Wij komen, zien en vex-liezen. En het is bij ons nooit een nederlaag op punten, maar altijd meteen een knock-out. Wat wij niet begrijpen is hoe iemand de kalmte kan opbrengen om rustig een boekhouding aan te leggen, waarin cre dit en debet zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Maar ja, wij zijn geen directeur van een Casino. En wij zouden nooit zo maar koel weg naar de benen van een meisje kunnen staren orn er een zeven of een acht voor te geven. Laat staan een negen. Om een duidelijk inzicht te krijgen in deze ingewikkelde materie hebben wij een lang gesprek gevoerd met de chaperon van Miss England, de 32- jarige heer Eric Mor ley, die ook in de jury zal zitten. Wij vonden hem een Van Zondag tot en met Donderdag speelt het ATG in de Stadsschouw burg Ze kregen wat ze wilden" van Louis d'Alton onder regie van Louis Saalborn. Vanavond speelt het Con certgebouw Orkest onder Van Bei- num werken van Mendelssohn, Beet hoven en Strawinsky. Nieuwe exposities zijn er niet. Daar om dus de bioscopen: in Tuscliinski draait de voortreffelijke Western High Noon" met Gary Cooper. Kri- terion geeft „Edouard en Caroline" met Anne Vernon en Daniël Gelin. In Rialto draait „The day the earth stood still" met Michael Rennie en Patricia Neal. En in Alhambra speelt Fanfan la Tulipe" met Gérard Phi lippe. De rest is onverdunde narig heid op een paar waardeerbare re prises na. Ge ziet het, de oogst is mager en zo ge niet met vacantie zijt, had deze rubriek voor u ook wel „In de hoofd stad thuis" kunnen heten. ^st aax-dige man, hoewel niet zo aardig als Miss England. De heer Morely vex-klaar- de ons: „Toen de oorlog afgelopen was, was ik officier. Ik kon dus niets. Het enige, dat ik zeggen kon, was dat ik één van de laatsten was, die uit Duinkerken vertrok in Mei 1940". Thans staat de heer Morley echter aan het hoofd van als wij het wel hebben 73 dan cings in Engeland. De heer Morley ver telde ons: „Een jury-lid moet onge trouwd en jong zijn. Anders verliest hij zijn objectiviteit". Dit vonden wij een merkwaai-dige uitlating temeer, daar wij ook ongehuwd en jong zijn, zonder óóit door enige objectiviteit te zijn ge- hinderd. De heer Morley deelde ons ook een en ander mede over de Miss World- competitie, die nog dit jaar in Engeland zal wox-den gehouden. Er bestaat zelfs kans, dat deze titel in geheel Groot- Brittannië, een gedeelte van Purmerend en de Fidzji-eilanden erkend zal worg den. De titel „Miss Heelal" wordt daar entegen slechts in de V. S. erkend. Om de volstrekte eerlijkheid te waax-borgen, zullen de meisjes in alle grote steden van Engeland een concours houden. Volgens een ingewikkeld punten- en bonus-systeem zal dan tenslotte de winnax-esse gekozen wox-den. De Engel sen laten in zulke dingen niets aan het toeval over en hun gevoel voor com petities garandeert volstrekte onpartij digheid. En als beloning daarvoor ho gere inkomsten voor de organisatox-en ook. Maar nu de misses weer. Na de lunch arriveerden ook Miss Zweden en Miss België, zodat wij op een gegeven mo ment een nieuwe lading punten moesten bestellen, om zoveel schoonheid naar waarde te belonen. En de heer Morley begon er zo geweldig objectief uit te zien, dat Miss England tegen ons zei: „U begrijpt wel, dat ik eigenlijk meega, om hém te chaperonneren. Wij vonden eerlijk gezegd deze Judy Breen de aax-digste van de viex-, al kun nen wij tegen de andere drie slechts aanvoeren, dat één van haar op kauw gum kauwde. Judy Breen zei ons name lijk: „Het geeft mij echt vertrouwen in de mensheid, dat zo'n doodgewoon hele maal niet mooi meisje ais ik tot Miss Festival of Britain en tot Miss England is gekozen". Het zal dan ook geen en kele Ier verbazen te vernemen, dat miss Breen Iers bloed in de adex-en voert. Hierbij moet worden vermeld, dat miss Breen altijd wcrdt. gekozen in die zeldzame wedstrijden waai-in het pu bliek het voor het zeggen heeft. En nu kan men het vreemd vinden, maar wij zouden veel liever tot Sir Bentveld wox-den gekozen door het publiek dan door een jury van Casino-directeuren. Rest ons nog te vermelden, dat onze collega-journalisten zich helemaal niet wisten te gedragen bij deze schoon heidskoninginnen. Zij leverden een merkwaardig anatomisch schouwspel op, toen zij met hun mond vol tanden stonden en hun hart in hun schoenen was gezonken. Ach, ach wat gedroegen die kereltjes zich allemaal onwennig, zoals ge op de bijgaande situatie-schets wel kunt zien. Ze schermden maar met hun opschrijfboekjes en struikelden over eikaars voeten. Nee, dan wij. Het middelpunt der be langstelling, zoals ge wel ziet. Rustig en ei-varen converserend en de bewon dering incasserend als een man, die dat gewoon is. Ge ziet ons daar wel staan als een rots van mannelijk schoon temidden van de branding der vrouwelijke gene genheid, die ons warm omspoelt. Wij bevinden ons geheel rechts op de plaat. Dat x-ekeltje links? Dat is een jury lid. öOEDA ADVERTENTIE Verkooplokaal NOTARISHUIS Dir. W. N. WOLTERINK Bilderdijkstraat bij de Zijlweg Haarlem - Tel. (K 2500) 11928 INBOEDELVEILING 2/3 SEPTEMBER Inzendingen van huisraad worden dagelijks aangenomen. Eigen afhaaldienst De komst van het blonde jongetje aan de hand van een geheel kaal man op het strandterrasje kon moeilijk onopgemerkt blijven. Want de kleuter had een toeter. Hij begreep maar al te goed dat zo'n voorwerp geluid maakt, wanneer men er op blaast en gunde zich nauwelijks adempauzes. En de drie dames, die vlak bij zaten te conver seren alsof zij elkaar minstens twee dagen achtereen niet hadden gezien, moesten hun gesprek aanzienlijk luider voortzetten hetgeen niet prettig is wanneer het juist over de verzorging van kamerplanten en echtgenoten gaat. De kleine baas had geen enkele reden om zich te beperken. Hij blies onbekom merd voort alsof hij blaasbalgen inplaats van longen in zijn prille lijfje had. En zijn vader had vroeger blijkbaar bij de artillerie gediend, want hij zat vertederd toe te zien. Toen het kereltje nog enige atmosferen aan de lxichtdruk op zijn toetértje had toege voegd wex-d het de elkaar toeschreeuwende dames te machtig en een harer riep waix- hopig: „Meneer laat dat ventje ophouden met dat lawaai of gaat u verdex-op zitteix! We verstaan hier elkaar niet meer!" De aange sprokene drukte de papieren bazuin voor zijn zoons mondje weg en sprak rustig: „Ik versta u niet. Dat jong gaat zó te keer!" Nadat het verzoek op ietwat bitsere toon was hex-haald antwoordde hij met een lachje, waarin verachting en hoffelijkheid om de voorrang streden: „Daar zie ik het nut niet van in. Ik zit hier lekker. En hij amuseert zich best." Hij liet de toeter weer los, zodat deze onmiddellijk weer op de luchtpijp kon worden aangesloten. Het snerpende instrument deed hem de woox-- denvloed, die nu volgde, ontgaan, anders zou hij moeten hebben vernemen, dat hij onder meer kaal was. Zijn zoontje leek het door te hebben. Het drentelde naar de vrouwen toe, posteerde zich voor haar tafeltje, gaf er een schop tegen en zei spottend: „wuhwuhwuh!" Het blonde kind kon niet weten dat het daar mee op slag drie vrouwenharten veroverde. Even later zat hij bij een van de dames op schoot uit een zakje met versnaperingen te eten. De vader keek eex-st wantrouwig toe, maar toen hij zag dat de dames zélf ook van dit snoepgoed namen zodat het wel geen vergif zou bevatten, dook hij schok schouderend achter zijn krant. Hij zou zich er niet meer mee inlaten. Het nieuwsgierig kruisverhoor waaraan het jongetje zich welwillend onderwierp, drong al niet meer tot hem door. Hij las. Het viel hem niet eens op, dat zijn zoon tje een paar minuten later al weer hevig op zijn toeter blies en daarmee de dames opeens een groot genoegen bleek te ver schaffen. Pas toen het manneke waggelend van plezier op hem toe was gekomen en de toeter op zijn oor richtte, schrok hij op. Hij nam hem het instrument af en snauwde: „Nou moet 't maar eens uit wezen." Het volgend moment staarde hij ont hutst in drie paar vrouwenogen, die op hein gericht waren koel en ondoorgron delijk. Hij nam zijn huilend kind bij de hand en voerde het wèg, ver weg van dit terras. H. B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 10