Archeologische vondsten wijzen
op andere Romeinse vaarroute
IJ-ponten kosten Amsterdam
veel tijd, zorg en moeite
Het Hek van de Dam
Vecht-theorie is aanvechtbaar
Een waterweg achter de Kennemerduinen?
Oplossing door middel van tunnels
nog lang niet in zicht
In de hoofdstad uit
Vader en zoon
8
Examens
Schoonheid
De aardigste
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1952
Door het overgrote deel van de vakarcheologen wordt de Utrechtse Vecht nog steeds
beschouwd als de (enige) waterweg waarlangs de Romeinen op hun expedities naar
de monden van Weser en Eems hun troepen plachten te vervoeren, indien deze per
schip moesten worden overgebracht. Als hun basiskamp en vlootstation zou daarbij
het castellum te Vechten (Fectio) hebben gediend. Wij kunnen ons echter niet aan
de indruk onttrekken dat met betrekking tot de Vecht als Romeins vaarwater-bin
nendoor een soort mythe dreigt te ontstaan, waaraan geen enkele feitelijke basis ten
grondslag ligt.
De aanhangers van deze hypothese zien
volkomen over het hoofd dat, ook al zou de
Vecht reeds in de Romeinse tijd hebben
bestaan en voor een vloot bevaarbaar zijn
geweest, de kortste route niet altnd de
meest geschikte is. De lengte van de ver
binding tussen Rijn en Flevomeer moet
zelfs van ondergeschikte betekenis worden
geacht, gelet op het door de Romeinen na
gestreefde doel: zo lang mogelijk binnen
door te varen. De wens om de Oceaan"
te vermijden is volkomen begrijpelijk.
Hoewel men de door de Romeinen ge
bruikte transportschepen zich niet moet
voorstellen als „notedoppen" of roeibootjes,
is het buiten kijf dat de zeewaardigheid
zeer veel te wensen liet. Er kan geen
sprake van zijn geweest in geval van te
genwind met deze schepen te kunnen op-
kruisen. De schepen waren alleen bere
kend voor mooi weer, glad water of stille
zee. Slecht weer of storm was in de regel
veel gevaarlijker dan een overmachtige
vijand. De kans om in open zee door storm
te worden verrast zal men dan ook stellig
zoveel mogelijk hebben willen uitschake
len.
Nu is het voor iedere zeiler een bekend
feit dat de voormalige Zuiderzee in ge
vaarlijkheid de Noordzee naar de kroon
stak. En met de watervlakte van het wel
iswaar kleinere, maar toch nog zeer om
vangrijke Flevomeer zal dit wel niet an
ders zijn geweest. Men zal dit Flevomeer
dus zoveel mogelijk hebben willen vermij
den, door zover als het ging naar het Noor
den daarin terecht te komen, ook al moest
daartoe een langer traject worden afgelegd.
Op de rustige binnenwateren kon men bo
vendien immers altijd van riemen, bomen
of de jaaglijn gebruik maken. Aan man
kracht om de roeiersplaatsen te bezetten
had men zeker geen gebrek. Mede gelet
op de in ons land heersende windrichtin
gen moet dus gezegd worden dat de Vecht-
mond zich als punt van afvaart slecht
leende.
Doch er is meer. Bij het kiezen van een
vaarroute binnendoor zullen niet alleen
nautische, maar ook andere waaronder
strategische redenen een rol hebben ge
speeld. Men denke slechts aan de noodzaak
tot proviandering en de wenselijkheid om
aan land te overnachten en de warme
maaltijden te bereiden. Bij het bepalen van
een vaarroute zal men wel degelijk reke-
ning'hebbe'n gehouden met de mogelijkheid
van ravitailiering en het doen van requisi-
ties. Het vette rivierklei-gebied aan weers
zijden van de Oude Rijn bood in dit op
zicht veel gunstiger perspectieven dan het
nog niet ontgonnen moerasveen langs de
Vecht! En al stonden de fourageringsmo-
gelijkheden op één lijn, dan nog mag men
niet vergeten dat de Vechtroute geheel
door een niemandsland leidde. Bij het vol
gen van de Oude Rijn bleef men op de lin
kerflank gedekt, eerst door de op de Zui
delijke oever gelegen fortengordel, en later
na een afbuiging naar het Noorden, er
gens in de buurt van Leiden door de
duinengordel. Op de geestgronden zijn Ro
meinse vondsten gedaan te Oegstgeest,
Rijnsburg, Voorhout. Noordwijk, Noördwij-
kerhout, Lisse, Velsen, Beverwijk, Wijk
aan Zee, Nooddorp, Alkmaar, St. Pancras,
Egmond, Bergen en Texel. Waarschijnlijk
hebben op deze strook dus Romeinse ne
derzettingen gelegen.
Het grootste bezwaar tegen de aanvaar
ding der Veeht-theorie is het feit dat in
het oevergebied van de Utrechtse Vecht
behoudens enkele munten vrijwel geen Ro
meinse oudheden zijn gevonden. Wat daar
voor de dag is gekomen laat zich op de
vingers van één hand opsommen. De amb
tenaren, die zich de laatste jaren bezig
hielden met bodemkartering in het betref
fende gebied, bevestigden dat daar door
hen geen spoor van enige Romeinse neder
zetting of zelfs maar tijdelijk verblijf is
aangetroffen. Dit onweerlegbare feit wordt
door de vakarcheologen niet ontkend,
maar het zonderlinge is dat zii nimmer
daaruit de enige voor de hand liggende
conclusie hebben getrokken, namelijk dat
er binnendoor een andere vaarroute moet
hebben bestaan, waarlangs de Romeinse
troepen naar het Flevomeer en vandaar
naar de monden van Eems en Weser wer
den vervoerd. De heer Egbert Smedes te
Haarlem heeft sinds jaar en dag getracht,
doch vergeefs, belangstelling te wekken
voor zijn mening, dat de Romeinen gebruik
maakten van een waterweg direct achter
de duinen in Kennemerland, via de meren
en de wadgeulen naar Vlieland. Natuurlijk
moet deze hypothese niet alleen van nau
tisch standpunt acceptabel zijn, doch be
vestigd worden door concrete feiten, bij
voorbeeld door op de oeverlanden gedane
vondsten.
Nu wil het toeval dat wij enige vond
sten van Romeinse archaeologica hebben
gedaan, zowel op de „oude" duinen van
Spaarnwoude, als in en op de Zuidelijke
oever van het Vuilrak, welk water in oude
tijden de verbinding vormde tussen de
Haarlemmerliede nabij Penningsveer en
het Spaarne. Beide wateren bestonden
reeds in de Romeinse tijd en waren stellig
voor de weinig diep stekende, hoofdzake
lijk door riemkracht voortbewogen vaar
tuigen der vreemde overheersers bevaar
baar en van de Oude Rijn gemakkelijk te
bereiken. Ook al zouden het Spieringmeer
en het Haarlemmermeer pas omstreeks
1510 (naar Ramaer heeft aangetoond) zich
tot één meer hebben verenigd, dan moet
het toch waarschijnlijk worden geacht dat
de tussenliggende strook land door smalle
waterwegen doorsneden werd, breed ge
noeg om de toenmalige vloten passage te
verlenen. Ook het gebruik van overtomen
of overdraagplaatsen is niet uitgesloten.
De mogelijkheid van bedoeld doorgaand
verkeer wordt nog plausibeler als Hudig
en Duyverman gelijk zouden hebben, die
op grond van diepteboringen aannemen
dat er nabij Katwijk nooit een Rijnmond
heeft bestaan, doch dat de Oude Rijn ver
moedelijk in de buurt van Leiden in Noor
delijke richting omboog en afwaterde bij
de plaats Rinnesmuthon, gelegen in het
Zuidhollandse plassengebied. Maar ook
zonder deze hypothese staat onze conclusie
vast. Ter adstructie van het feit, dat een
Romeinse scheepvaartweg via het Haar
lemmermeer helemaal niet ondenkbaar is,
vermelden wij de bekende ïpuntschatvond-
sten op de bodem van dit meer, waarvan
de eerste bestaat uit. munten, lopende van
Julius Caesar tot Theodosius I.
Voorts werd in het Haarlemmermeer,
daar waar geheel in het Zuiden bij de
Huigsloot in de drooggemaakte bodem nog
de voortzetting van de bedding van de ri
vier de Aa waarneembaar is, voor enige
jaren een kolossaal aantal bronzen Kei-
zersmuntjes uit de vijfde eeuw gevonden,
naar schatting een veertienduizend stuks,
tezamen met de beugel van een geldzak,
die klaarblijkelijk is verloren uit een Ro
meins schip, dat op expeditie was. Hoewel
de castella langs de Oude Rijn door de Ro
meinen als grensbevestiging omstreeks het
midden der derde eeuw reeds waren prijs
gegeven, heeft deze vondst toch enige be
wijskracht, daar er later nog steeds straf
expedities werden ondernomen tegen de
steeds driester optredende Germanen, zo
dat wij waarschijnlijk te doen hebben met
soldijpenningen voor een Romeinse troe
penafdeling.
Was men eenmaal in de Haarlemmerlie
de, dan was het Flevomeer, respectievelijk
het Waddengebied, gemakkelijk te berei
ken en stond voor de verdere tocht bin
nendoor naar Eems en Weser niets meer in -
1 de weg. Mooie Nel en Vuilrak stonden in
open verbinding met het IJ en. zo kon men
dus het Flevomeer bereiken. Dit IJ was in
de Romeinse tijd een diepe, in het Flevo
meer uitmondende getijdegeul. Doch men
kon ongetwijfeld ook langs Velsen (waar
nog steeds Romeinse oudheden worden ge
vonden) via het Wijkermeer, de Crom-
menye en het Noordhollandse merengebied
toen in statu nascendi door een der
vele waterlopen bij Edam of nog hogerop
in het Flevomeer komen. Op grond van
nautische overwegingen lijkt deze route
aanvaardbaarder dan die via het IJ.
Als men het bovenstaande onbevooroor
deeld overweegt en tevens de povere vond
sten van Romeinse archaeologica in het
Vechtgebied stelt tegenover de Romeinse
oudheden door ons in de buurt van Haar
lem aangetroffen en door anderen op de
geestgronden van ons duingebied ontdekt,
dan geloven wij dat men met ons van me
ning zal zijn dat er voldoende aanleiding
bestaat de onfeilbaarheid van het Vecht-
dogma sterk in twijfel te trekken en de
door de heer Smedes veronderstelde Ro
meinse vaarweg achter de duinen als een
zeer aannemelijke hypothese te beschou
wen.
De gedane vondsten vormen nog maar
een begin. Helaas is het niet mogelijk het
grondgebied van de .gemeente Haarlem
tussen Haarlemmerliede en het Spaarne,
in het bijzonder ten Zuiden van het Vuil
rak, stelselmatig archaeologisch „door te
lichten". Wij hebben echter het gevoel dat
er in de buurt van de Oude Weg, in de
Waarderpolder of in de Veerpolder onder
de oppervlakkige veenlaag op of in de klei
nog wel resten uit de Romeinse tijd ver
borgen liggen. Uiterse waakzaamheid bij
graafwerken op dit terrein blijft dan ook
geboden. Want werkelijk, de gedachte aan
een Romeinse legerplaats of nederzetting,
bij voorbeeld onder de tegenwoordige
spoorlijn naar Amsterdam, in de buurt van
de Centrale Werkplaats of de gasfabriek,
is niet zo gek als men op het eerste ge
zicht misschien zou denken.
Mr. H. K. DE RAAF
Vondsten zijn te bezichtigen ten huize
van mr. De Raaf, Bronsteeweg 1 te Heem
stede.
Een Romeinse umbo: een van de vondsten.
(Van onze verslaggever)
Wie in Amsterdam gaat informeren naar
het wel en wee van de IJ-ponten trapt
boven op de tenen van de trotse hoofd
stedelingen. Zij willen liever niet praten
over die ongelukkige situatie, die zoveel
tijd, zoveel moeite en zoveel zorgen kost.
En konden ze nu maar zeggen wanneer
er een eind aan kwam. Maar ook die
vraag moeten ze met een voorzichtig
schouderophalen beantwoorden. Tunnels?
Ja plannen voldoende, ziet u. Maar er is
nog geen enkele oplossing definitief ge
accepteerd. „Voorlopig doen we het nog
maar met de veerponten. En nu komt u
ons zeker in de maling nemen?"
De situatie achter het Centraal Station
is verre van rooskleurig. Dat weet een
ieder die in een vermetele bui besloot zijn
schreden naar „Noord" te richten. Op de
De Ruyterkade drentelt hij mee in één
van de rijen voor de pont .zijner keuze.
Bonten zijn er genoeg. De IJ-veren zijn er,
die gewoon maar hen en weer schuiven.
Van De Ruyterkade naar de overkant. Dan
weer'terug. Veertig tot vijftig keer per
dag. Het dubbele aantal per etmaal. Maar
naast deze grote broers tuffen de kleine
bootjes, die ook mensen overzetten. Naar
Tuinstadwijk bijvoorbeeld. Ol' naar het
stationnetje van de N.Z.H.V.M. waar de
trammetjes voor Volendam en Edam af
rijden. Voor al die ponten bestaat een
overrompelende belangstelling. Zoveel
mensen herhalen dagelijks stilzwijgend
de vraag uit het schoolliedje: „Schipper
mag ik overvaren?" dat geen pont ooit
zónder passagiers hoeft te vertrekken.
Zelfs in het holle van de nacht nog niet.
In de stille oorlogsjaren, toen de ver
diensten erg gebx-ekkig waren wei-den er
per jaar achttien millioen mensen overge
zet. In de drukkere jaren, 1940 bijvoor
beeld, waren er 31 millioen liefhebbers. Na
de oorlog is het pontverkeer opnieuw
geteld. Die cijfers zijn echter nog niet ge
publiceerd en dus bleven ze ook voor uw
vei-slaggever taboe.
Gevolgen
Maar ook zonder officiële gegevens kun
nen we u verzekeren dat het druk is aan
de IJponten. Vooi-al de spitsuren: 's och
tends vóór negenen, tussen de middag en
's avonds, kort na kantoortijd. De ver
velende gevolgen van dat pontverkeer zijn
al vaker ten brede uit de doeken gedaan.
Zakenlieden uit Amsterdam-Noord, die
een afspraak met een relatie in het cen
trum hebben, moeten een uur te voren
in hun wagen stappen. Want zitten de
ponten tegen dan komen ze onherroepelijk
te laat. Voor ziekenauto's kan het opont
houd nog dramatischer gevolgen hebben.
Wel hebben de wagens voorrang bij het
laden van de ponten en wordt er onmid
dellijk afgevaren, zodra er zo'n wagen is
binnengereden. Dat is alles wat men doen
kan. Een gevaarlijk tijdverlies blijft het.
De oplossing die de tunnels moeten bren
gen is nog in geen jaren in zicht. Stapels
plannen, waaronder goede en minder
goede. De schippei-s van het IJveer zullen
nog heel wat overtochten moeten maken
voor één van die plannen in uitvoering
komt.
Een fraai overzicht van de situatie
achter het Amsterdamse Centraal Sta
tion. Langs het stationsgebouw loopt de
De Ruyterkade, waaraan de beruchte
IJzeren meren.
(Luchtfoto KLM).
Hoofdakte
Voor het examen hoofdakte zijn geëexa-
mineerd voor gedeelte A 8 candidaten. Af
gewezen 2 candidaten.
Geslaagd is: mevrouw E. JordansBaume
te Aerdenhout en de heren C. Bakker te
Haarlem; M. Bouta te Sassenheim; N. van
Dooi-n te Heemstede; K. de Geus te Warder;
P. B. Elffei-s te Muiden.
Geëxamineerd voor gedeelte B 7 candi
daten. Afgewezen 1 canctidaat. Geslaagd de
heren: J. S. Spaargaren te Amstex-dam; P. C.
Nieuwenweg te Beverwijk; R. Zijlstra te
Winkel; J. de Boer te Bax-singerhorn; A. D.
Brouwer te Broek op Langendijk; B. v. d.
Poll te Castx-icum.
In Den Haag is de 62-jax-ige artist Lou
Bandy (L. F. Dieben) met de 18-jarige Carla
van den Hurk in het huwelijk getreden.
Wij hebben dezer dagen op Schiphol
geluncht met het mooiste meisje van
Engeland en het mooiste meisje van
Holland, althans met Miss England en
Miss Holland. Wij hebben te zamen met
deze twee schoonheden eerst een melon
frappé, toen een kalfsoester en vervol
gens wat ijs tot ons genomen. Er waren
ook nog twintig andere mensen bij,
maar daar kunnen wij u uiteraard wei
nig over meedelen. Toen de lunch voor
bij was, gingen de meisjes naar Capri
en wij naar Haarlem. Daarin ligt een
wereld van tragiek besloten.
De schoonheidskoninginnen, Judy
Breen uit Londen en Betty van Proosdij
uit Amstex-dam, gingen naar Capri om
daar deel te nemen aan de Miss
Europa-competitie. In hotel Quisisana
e op het bekoorlijke eiland zal die verkie
zing plaats grijpen. Ook Prins Faroek
woont in dat hotel. Wij daarentegen
wonen slechts in Bentveld. Maar on
danks dat mochten wij op de afscheids-
lunch op Schiphol aanwezig zijn ten
einde onze ogen, oren en maag geducht
de kost te geven.
Wat ons altijd zo gefascineerd heeft,
is hoé zo'n schoonheidskoningin nu ge
kozen wordt. Wel, dat weten wij thans.
Er wordt een jury aangewezen, be
staande uit louter deskundigen, veelal
directeuren van Casino's. Dezen gaan
dan te werk volgens een puntenwaar
dering. Zoveel punten voor gezicht, zo
veel voor figuur, zoveel voor benen, zo
veel voor wijze van bewegen. Wie de
meeste punten behaalt, heeft dat ge
wonnen.
Kijk, dat hadden wij nu nooit gedacht.
Onze schoonheidswaai'dering komt na
melijk altijd heel anders tot stand. Wij
komen, zien en vex-liezen. En het is bij
ons nooit een nederlaag op punten,
maar altijd meteen een knock-out. Wat
wij niet begrijpen is hoe iemand de
kalmte kan opbrengen om rustig een
boekhouding aan te leggen, waarin cre
dit en debet zorgvuldig tegen elkaar
worden afgewogen. Maar ja, wij zijn
geen directeur van een Casino. En wij
zouden nooit zo maar koel weg naar de
benen van een meisje kunnen staren orn
er een zeven of een acht voor te geven.
Laat staan een negen.
Om een duidelijk inzicht te krijgen
in deze ingewikkelde materie hebben
wij een lang gesprek gevoerd met de
chaperon van Miss England, de 32-
jarige heer Eric Mor ley, die ook in de
jury zal zitten. Wij vonden hem een
Van Zondag tot en met Donderdag
speelt het ATG in de Stadsschouw
burg Ze kregen wat ze wilden" van
Louis d'Alton onder regie van Louis
Saalborn. Vanavond speelt het Con
certgebouw Orkest onder Van Bei-
num werken van Mendelssohn, Beet
hoven en Strawinsky.
Nieuwe exposities zijn er niet. Daar
om dus de bioscopen: in Tuscliinski
draait de voortreffelijke Western
High Noon" met Gary Cooper. Kri-
terion geeft „Edouard en Caroline"
met Anne Vernon en Daniël Gelin.
In Rialto draait „The day the earth
stood still" met Michael Rennie en
Patricia Neal. En in Alhambra speelt
Fanfan la Tulipe" met Gérard Phi
lippe. De rest is onverdunde narig
heid op een paar waardeerbare re
prises na.
Ge ziet het, de oogst is mager en zo
ge niet met vacantie zijt, had deze
rubriek voor u ook wel „In de hoofd
stad thuis" kunnen heten.
^st
aax-dige man, hoewel niet zo aardig als
Miss England. De heer Morely vex-klaar-
de ons: „Toen de oorlog afgelopen was,
was ik officier. Ik kon dus niets. Het
enige, dat ik zeggen kon, was dat ik één
van de laatsten was, die uit Duinkerken
vertrok in Mei 1940". Thans staat de
heer Morley echter aan het hoofd van
als wij het wel hebben 73 dan
cings in Engeland. De heer Morley ver
telde ons: „Een jury-lid moet onge
trouwd en jong zijn. Anders verliest hij
zijn objectiviteit". Dit vonden wij een
merkwaai-dige uitlating temeer, daar
wij ook ongehuwd en jong zijn, zonder
óóit door enige objectiviteit te zijn ge-
hinderd.
De heer Morley deelde ons ook een
en ander mede over de Miss World-
competitie, die nog dit jaar in Engeland
zal wox-den gehouden. Er bestaat zelfs
kans, dat deze titel in geheel Groot-
Brittannië, een gedeelte van Purmerend
en de Fidzji-eilanden erkend zal worg
den. De titel „Miss Heelal" wordt daar
entegen slechts in de V. S. erkend. Om
de volstrekte eerlijkheid te waax-borgen,
zullen de meisjes in alle grote steden
van Engeland een concours houden.
Volgens een ingewikkeld punten- en
bonus-systeem zal dan tenslotte de
winnax-esse gekozen wox-den. De Engel
sen laten in zulke dingen niets aan het
toeval over en hun gevoel voor com
petities garandeert volstrekte onpartij
digheid. En als beloning daarvoor ho
gere inkomsten voor de organisatox-en
ook.
Maar nu de misses weer. Na de lunch
arriveerden ook Miss Zweden en Miss
België, zodat wij op een gegeven mo
ment een nieuwe lading punten moesten
bestellen, om zoveel schoonheid naar
waarde te belonen. En de heer Morley
begon er zo geweldig objectief uit te
zien, dat Miss England tegen ons zei:
„U begrijpt wel, dat ik eigenlijk meega,
om hém te chaperonneren.
Wij vonden eerlijk gezegd deze Judy
Breen de aax-digste van de viex-, al kun
nen wij tegen de andere drie slechts
aanvoeren, dat één van haar op kauw
gum kauwde. Judy Breen zei ons name
lijk: „Het geeft mij echt vertrouwen in
de mensheid, dat zo'n doodgewoon hele
maal niet mooi meisje ais ik tot Miss
Festival of Britain en tot Miss England
is gekozen". Het zal dan ook geen en
kele Ier verbazen te vernemen, dat
miss Breen Iers bloed in de adex-en
voert.
Hierbij moet worden vermeld, dat
miss Breen altijd wcrdt. gekozen in die
zeldzame wedstrijden waai-in het pu
bliek het voor het zeggen heeft. En nu
kan men het vreemd vinden, maar wij
zouden veel liever tot Sir Bentveld
wox-den gekozen door het publiek dan
door een jury van Casino-directeuren.
Rest ons nog te vermelden, dat onze
collega-journalisten zich helemaal niet
wisten te gedragen bij deze schoon
heidskoninginnen. Zij leverden een
merkwaardig anatomisch schouwspel
op, toen zij met hun mond vol tanden
stonden en hun hart in hun schoenen
was gezonken. Ach, ach wat gedroegen
die kereltjes zich allemaal onwennig,
zoals ge op de bijgaande situatie-schets
wel kunt zien. Ze schermden maar met
hun opschrijfboekjes en struikelden
over eikaars voeten.
Nee, dan wij. Het middelpunt der be
langstelling, zoals ge wel ziet. Rustig
en ei-varen converserend en de bewon
dering incasserend als een man, die dat
gewoon is.
Ge ziet ons daar wel staan als een
rots van mannelijk schoon temidden
van de branding der vrouwelijke gene
genheid, die ons warm omspoelt. Wij
bevinden ons geheel rechts op de plaat.
Dat x-ekeltje links? Dat is een jury
lid.
öOEDA
ADVERTENTIE
Verkooplokaal NOTARISHUIS
Dir. W. N. WOLTERINK
Bilderdijkstraat bij de Zijlweg
Haarlem - Tel. (K 2500) 11928
INBOEDELVEILING 2/3 SEPTEMBER
Inzendingen van huisraad worden dagelijks
aangenomen. Eigen afhaaldienst
De komst van het blonde jongetje aan de
hand van een geheel kaal man op het
strandterrasje kon moeilijk onopgemerkt
blijven. Want de kleuter had een toeter. Hij
begreep maar al te goed dat zo'n voorwerp
geluid maakt, wanneer men er op blaast
en gunde zich nauwelijks adempauzes. En
de drie dames, die vlak bij zaten te conver
seren alsof zij elkaar minstens twee dagen
achtereen niet hadden gezien, moesten hun
gesprek aanzienlijk luider voortzetten
hetgeen niet prettig is wanneer het juist
over de verzorging van kamerplanten en
echtgenoten gaat.
De kleine baas had geen enkele reden
om zich te beperken. Hij blies onbekom
merd voort alsof hij blaasbalgen inplaats
van longen in zijn prille lijfje had. En zijn
vader had vroeger blijkbaar bij de artillerie
gediend, want hij zat vertederd toe te zien.
Toen het kereltje nog enige atmosferen aan
de lxichtdruk op zijn toetértje had toege
voegd wex-d het de elkaar toeschreeuwende
dames te machtig en een harer riep waix-
hopig: „Meneer laat dat ventje ophouden
met dat lawaai of gaat u verdex-op zitteix! We
verstaan hier elkaar niet meer!" De aange
sprokene drukte de papieren bazuin voor
zijn zoons mondje weg en sprak rustig: „Ik
versta u niet. Dat jong gaat zó te keer!"
Nadat het verzoek op ietwat bitsere toon
was hex-haald antwoordde hij met een
lachje, waarin verachting en hoffelijkheid
om de voorrang streden: „Daar zie ik het
nut niet van in. Ik zit hier lekker. En hij
amuseert zich best." Hij liet de toeter weer
los, zodat deze onmiddellijk weer op de
luchtpijp kon worden aangesloten. Het
snerpende instrument deed hem de woox--
denvloed, die nu volgde, ontgaan, anders
zou hij moeten hebben vernemen, dat hij
onder meer kaal was.
Zijn zoontje leek het door te hebben. Het
drentelde naar de vrouwen toe, posteerde
zich voor haar tafeltje, gaf er een schop
tegen en zei spottend: „wuhwuhwuh!" Het
blonde kind kon niet weten dat het daar
mee op slag drie vrouwenharten veroverde.
Even later zat hij bij een van de dames op
schoot uit een zakje met versnaperingen
te eten.
De vader keek eex-st wantrouwig toe,
maar toen hij zag dat de dames zélf ook
van dit snoepgoed namen zodat het wel
geen vergif zou bevatten, dook hij schok
schouderend achter zijn krant.
Hij zou zich er niet meer mee inlaten.
Het nieuwsgierig kruisverhoor waaraan het
jongetje zich welwillend onderwierp, drong
al niet meer tot hem door. Hij las.
Het viel hem niet eens op, dat zijn zoon
tje een paar minuten later al weer hevig
op zijn toeter blies en daarmee de dames
opeens een groot genoegen bleek te ver
schaffen. Pas toen het manneke waggelend
van plezier op hem toe was gekomen en de
toeter op zijn oor richtte, schrok hij op. Hij
nam hem het instrument af en snauwde:
„Nou moet 't maar eens uit wezen."
Het volgend moment staarde hij ont
hutst in drie paar vrouwenogen, die op
hein gericht waren koel en ondoorgron
delijk.
Hij nam zijn huilend kind bij de hand en
voerde het wèg, ver weg van dit terras.
H. B.