Als Noach in de ark
Plaats en taak der Kerken
HetVr ouwe- of Verwershofje
SCHOOLBOEKEN
Het laatste woord van André Gide
Een woudwandelaar
3
Schoonheid, in Haarlem en omgeving
H. DE VRIES
Donau-pont door naar
Amsterdam
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
KERKELIJK LEVEN
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1952
Wij hebben in deze
rubriek heel wat hof- F
jes besproken. Wij
willen tenslotte nog
voor twee de aandacht
vragen en wel om een ff -
bijzondere reden. Die
hofjes zijn namelijk
geheel of gedeeltelijk |3
vernieuwd. Daardoor WMM.
wordt het
aan de orde gesteld
wat gedaan moet wor
den om te bereiken
dat Haarlem ook in
de verre toekomst zijn
mooie hofjes behoudt.
In het algemeen da
teren de hofjes uit de
16de en 17de eeuw.
Natuurlijk houdt geen
huis het eeuwen uit.
Bij huizen van wo
ningbouwverenigin
gen wordt gerekend
op een afschrijving
van 40 of 50 jaar. Ge
lukkig zijn de meeste
woningen, indien al
thans voor goed on
derhoud gezorgd
wordt, nog niet op,
maar dan naakt toch
de tijd dat extra
aandacht geschonken
wordt aan herstel van
allés wat door „dé
tand des tijds" is aan
getast. De regenten
der hofjes hebben, als
verstandige bestuur
ders, aan onderhoud
der huizen gedaan wat
slechts mogelijk was.
Maar dikwijls was
daarvoor slechts weinig geld beschikbaar.
Vooral in de Franse tijd zijn de fondsen
waarover de regenten de beschikking had
den sterk verminderd, zodat zelfs op de
uitkeringen aan de bewoonster bezuinigd
moest worden, geen wonder dat toen ook
het onderhoud der huizen in het gedrang
kwam. Daardoor wordt het feit verklaard
dat verscheidene hofjes gesloten moesten
worden, zodat het lot afbraak kwam. In
enkele gevallen was het evenwel mogelijk
de woningen geheel of gedeeltelijk te ver
nieuwen.
Het Vrouwe- of Verwershofje in de Ra-
velingsteeg (tussen Groot- en Klein Hei
ligland) dateert uit de 16e eeuw. Het is
gesticht door de weduwe van Jan Jans-
zoon Verwcr, destijds schepen van Haar
lem en bestond aanvankelijk uit 7 kamers,
die later bestemd werden voor R.-K.
vrouwen.
In 1935 waren de woningen zo vervallen
dat afbraak en nieuw opbouwen de enige
oplossing was. Nu was het slechts mogelijk
4 woonruimten te maken, twee beneden
en twee bovenwoningen. De architect die
met die taak belast werd zorgde gelukkig er
voor dat het hofje weer een passend aan
zien kreeg. Daartoe draagt de besloten bin
nenhof veel bij.
De woningen worden nu door het R.-K.
Armbestuur verhuurd aan R.-K. echtpa
ren, zodat het karakter van een hofje wel
voor een belangrijk deel is opgegeven.
Dit is niet gedaan bij het Bruiningshofje
op de Botermarkt. Dit heeft, ook al is het
voor een groot deel .vernieuwd, het karak
ter van een hofje behouden.
„Een hofje op de Botermarkt?" zal me
nige lezer zich afvragen en dan er op laten
volgen: „Ik weel er daar geen". Dat is wel
te verklaren, maar dan moet gij eens het
smalle steegje naast de slager Hólsken
inlopen. Dan komt ge daar voor een poort
te staan met het opschrift „Bruinings
hofje". Die deur geeft toegang tot een
binnenhof metwoningen.
Het Bruiningshofje werd in 1618 ge
sticht door Jan Bruininck Gerritszoon.
Aanvankelijk bestond dit uit 6 woningen.
Reeds van de eerste tijd af werden bij
voorkeur bejaarde vrouwen, die lid waren
van de Doopsgezinde gemeente, als be
woonsters aangewezen. Familieleden van
Bruininck hebben later belangrijke legaten
aan het hofje vermaakt, zodat het voor de
regenten mogelijk werd aan de bewoon
sters vrij hoge uitkeringen te doen. Elke
bewoonster kreeg 20 stuivers per week.
Bovendien elk jaar twee vaten elk van
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen voor onderwijs
SGHOOLBOEKHANDEL
Jacobijnestraui j Ged. Oude dracht zj-ija
Het vernieuwde Vrouwe- of Verwershofje.
20 pond boter, twee zakken aardappelen,
twee hemden en 20 ton turf. Bovendien
betaalden de regenten nog de chirurgijn.
Geen wonder dat dit hofje bij de oudjes
zeer in trek was, want de meeste oudere
hofjes konden niet zo royaal zijn. In het
midden van de 19e eeuw werden de uit
keringen zelfs verhoogd tot 3 gulden per
week, terwijl met Pasen en Kerstmis nog
10 gulden extra werd gegeven.
In 1936 was het nodig de huisjes, die
door ouderdom geleden hadden, gedeelte
lijk te vernieuwen. Daarmee werd de
architect K. Jonkheid belast, die zich op
verdienstelijke wijze van die niet gemak
kelijke taak (het nieu
we aan te passen bij
het oude) gekweten
heeft. Enkele huisjes
moesten worden af
gebroken en opnieuw
worden opgebouwd,
twee konden nog ge
restaureerd worden.
Er is nu onderdak
voor 5 bewoonsters.
De tweedelige deuren
alsook de luiken in
rood-witte kleur dra
gen er toe bij om een
oude sfeer op de bin
nenhof te scheppen.
Wanneer het nieuwe
van de steen wat ver
dwenen is, zal het ge
heel nog een aan
trekkelijker beeld
bieden.
Nu door de tijdsom
standigheden het on
derhoud van huizen
sterk in prijs gestegen
is, komt er voor de
gemeente Haarlem de
taak om de regenten,
als dit althans nodig
is, financieel bij te
staan om er voor te
zorgen dat de huisjes
behoorlijk onderhou
den worden, zodat zij
geen gevaar lopen dat
zij in verval komen
en daardoor verloren
gaan. Reeds heeft het
gemeentebestuur in
enkele gevallen me
dewerking verleend.
C. J. VAN T.
Vannacht is de Donau-pont, die metter
tijd het Velsense veer komt versterken,
over zee in IJmuiden gearriveerd. Het ge
vaarte is doorgesleept naar Amsterdam,
waar het voor de dienst in Vel sen zal wor
den omgebouwd.
„Hector" van Wijsmuller heeft de pont
uit Rotterdam gehaald en na een voorspoe
dige overtocht lag het schip om half vijf
in de Noordersluis.
Het schip is door twee Goedkoop-slepers
naar de Amsterdamse Droogdokmaatschap
pen gebracht, waar de verbouwing in het
voorjaar van 1953 gereed kan zijn.
ROTTERDAMSE COMEDIE GAAT
„DE LANTAREN" BESPELEN.
Er wordt hard gewerkt om de zaal van
„Ons Huis" in de Gouvernestraat te Rot
terdam te verbouwen tot tweede schouw
burgzaal van de Maasstad. Zij zal schouw
burg „De Lantaren" gaan heten.
Een hangend plafond zal de acoustiek ten
goede komen en het toneel wordt belangrijk
vergroot, met de mogelijkheid om diepte en
breedte naar behoefde te regelen. De nieuwe
verlichtingsinstallatie wordt zodanig inge
richt dat uitbreiding en perfectionnering
steeds mogelijk blijven.
In de zaal komen 400 zitplaatsen.
„De Rotterdamse Comedie", onder lei
ding van Kees Brusse en Richard Flink, zal
op 1 September de schouwburg inwijden
met de première van Goldoni's „De Leuge
naar" in de vertaling van Mieke Verstraete,
die ook de regie voert. De costuums zijn
van Cargelli, het décor is ontworpen door
Richard Flink. Op 2 September gaat „De
Lantaren" open voor het publiek.
Het ligt in de bedoeling dat de „De Rot
terdamse Comedie" deze schouwburg regel
matig zal bespelen.
Men is ook voornemens jonge kunste
naars te animeren voor het ontwerpen' van
décors.
Het Bruiningshofje.
OUD GEWORDEN in een snel verouderend Europa, neemt voor het laatst
een vermoeid man, verzadigd zoals hij zichzelf noemt, maar onvoldaan en in
meer dan één opzicht ontgoocheld, het witte papier voor zich om, voor het eerst
in deze ongedwongen vorm, aan te tekenen wat hem willekeurig in de gedachten
komt. Het is de tachtigjarige André Gide, een half jaar voor zijn dood. Zijn leven
was schrijven, meer dan leven-zelf. En zijn schrijven was getuigen. Getuigen uit
menselijke plicht, die tot het laatst toe volbracht moet worden; getuigen als „zending":
„zijn bijzondere waarheid naar beste krachten te openbaren". De onverzoenlijke
strijd die hij voerde strijd tegen een uitgeholde moraal die met de mond gediend
en met de voeten getreden wordt; strijd tegen elke afstervende levensvorm die uit
onmacht en gemakzuchtige onverantwoordelijkheid in stand wordt gehouden; strijd
vóór een nieuwe moraal, een nieuwe humanisme hij had hem gestaakt, zonder
de wapens te strekken: „blijft mij nog iets te zeggen? Ik zou niet weten wat". De
worsteling was, zonder één compromis met wat hij verfoeide, moedig dus, trots en
voornaam, volstreden: in zijn werk.
Amas Tutuola: The palm-wine
drinkard Faber and Faber,
London.
Amos Tutuola is volgens de mededeling
van de uitgever een West-Afrikaan, die zijn
boek rechtstreeks in het Engels geschreven
heeft. Men kan zich inderdaad moeilijk
voorstellen dat een Europeaan dit op zou
kunnen brengen; zulke wonderlijke avon
turen als die van deze wijndrinker zijn
in de moderne litteratuur niet meer te
vinden. Dat het voor de schrijver wat be
helpen is met zijn Engelse woordenschat
en taalkennis maakt alleen, dat ze extra
onnavolgbaar zijn.
De palm-wine-drinkard, die zelf aan het
woord gelaten wordt, blijkt al op jeugdige
leeftijd zich met geen ander werk dan
wijndrinken te willen ophouden. Zijn wel
gestelde vader geeft hem daarom een ge
bied cadeau waarop 560.009 palmen staan,
en stelt hem een tapper ter beschikking;
de drinkaard leeft er goed van, omringd
door vrienden. Dan valt, na vijftieneneen-
half jaar, de tapper uit een palm en is
dood. De drinkaard sukkelt een tijdje met
vervangers; als zij geen van allen hun vak
blijken te verstaan, herinnert hij zich ge
hoord te hebben dat de doden, voordat zij
naar de hemel gaan, nog wat op Aarde
verwijlen in Dodenstad, en hij besluit zijn
tapper daar te gaan zoeken.
Op weg erheen heeft hij een reeks ont
moetingen, waarvan een enkele al de laat
ste geweest zou zijn voor wie niet, zoals
de drinkaard, „father of the gods who
could do anything in the world" was, en
bovendien enige voortreffelijke ju-ju,
Afrikaanse amuletten, bezat. Zo belooft
men hem in een dorp, waar hij langs
komt, de weg naar Dodenstad te zullen
wijzen als hij de dochter van het stam
hoofd kan terugbrengen. Deze dochter is
op de markt onder de onweerstaanbare
bekoring geraakt van een „complete
gentleman", zo mooi dat hij, als koopwaar
ter markt gekomen, zeker 2000 pond» zou
hebben opgebracht. Ondanks zijn waar
schuwingen volgt zij deze heer door het
bos als hij naar huis gaat. Onderweg blijkt
de heer al zijn lichaamsdelen gehuurd te
hebben; hij geeft het ene na het andere
terug aan de eigenaars en betaalt voor het
gebruik. Als zij merkt waar zij aan toe is,
kan de dochter niet meer terug. Tenslotte
is van de heer alleen de ontvleesde schedel
over; dat is hijzelf, en zijn familie, waarin
de dochter nu gevangen wordt gehouden,
is precies zo. De drinkaard komt redden;
hij volgt de heer van de markt naar huis
in de gedaante van een hagedissen als de
schedel-familie hem wjl vangen, „before
they could do that, I had changed myself
into air, they could not trace me out again,
but I was looking at them".
De drinkaard en de dochter treden in
het huwelijk, en beleven de verdere avon
turen samen. In een bos komen zij de
lange witte wezens tegen; die zijn een
kwart mijl hoog en zes voet in doorsnee.
De drinkaard verandert zijn vrouw en
zichzelf in een vuur, maar dat bevalt de
wezens uitstekend: zij komen er zich aan
warmen. Tenslotte beweegt het vuur zich
het bos uit, waar de wezens niet. buiten
mogen komen; deze oplossing is nogal
simpel.
Heel nuttig blijkt het vermogen van de
drinkaard om van gedaante te verande
ren wanneer hij en zijn vrouw geen geld
meer hebben: dan tovert hij zich om in
een kano, zijn vrouw peddelt, en na een
maand als overzet-veer te zijn opgetreden
bij zijn dorp aan de rivier hebben zij 56
pond, 11 shilling en 9 pence verdiend.
Over geldsommen is de drinkaard steeds
zeer nauwkeurig. Wanneer hij met zijn
vrouw bij de grote witte boom aankomt,
belenen zij aan de ingang hun vrees voor
3 pond 10 en verkopen zij hun dood voor
70 pond 18 en 6. Het blijkt anders een
goed leventje in deze boom, en zij blijven
er lang. Bij hun vertrek lossen zij hun
vrees weer in, maar hun dood laten zij
achter; later hebben zij nog plezier van
dit. gemis.
Eindelijk vinden zij Dodenstad en de
tapper, die de drinkaard ruim van palm
wijn voorziet, maar niet mee terug gaat.
Hij betoogt dat het toch mis zou lopen:
de doden gedragen zich heel anders dan
de levenden, onder andere bewegen zij
zich achteruit lopende voort. De drink
aard ziet daar de juistheid van in; hij
neemt van de tapper een gouden ei aan,
dat hem alles zal verschaffen wat hij
wenst, en- aanvaardt de terugreis.
Het is dan met de avonturen nog niet
afgelopen, maar die na het bezoek aan
Dodenstad zijn niet zulke onbevangen
fantasieën als die ervoor; sommige doen
een beetje denken aan de borreltafel, al
staan ze daarvoor op een ongewoon hoog
peil. Grappig is het nog wel, maar men
heeft het gevoel dat Tutuola's gezicht
niet zo strak is als tevoren. Het strakke
gezicht is nu juist onmisbaar bij deze ver
halen. Tutuola gunt zichzelf niet eens de
tijd om te lachen: het boekje telt maar 125
pagina's en bevat tientallen avonturen.
Zakelijker beschreven kan het niet; er gaat
geen zin voorbij of er doet zich een nieuw
wezen voor, of een nieuwe verhouding
tussen het echtpaar en de buitenwereld.
Emoties, egoïstische of altruïstische, ont
breken geheel, en het verhaal is er in de
zuiverst mogelijke vorm een zonder wind
en wolken: aan beschrijving van omstan
digheden wordt geen woord vuil gemaakt.
Het is allemaal onbedorven letterlijk;
ieder vermoeden, dat hier door symboliek
een diep inzicht in de primitieve verbeel
ding openstaat, is ongegrond. Men kan
natuurlijk wroeten wat men wil in de
verscheidenheid van buitensporige babies
de „half-bodied baby", die het echt
paar dwingt hem mee te dragen, en die al
het eten in de wereld op kan. zodat zij
honger gaan lijden; deze baby'is het re
sultaat van de verbranding van de ijzer-
sterke baby Zurrtir, die door geen hon
derd mannen in bedwang te houden was:
dan zijn er de vierhonderd vechtlustige
dode babies, die het echtpaar tegenkomt
op de terugreis uit Dodenstad; en men
kan er het kleine mannetje bij rekenen,
dat 's nachts op de pas gewiede velden
het onkruid weer omhoog laat komen,
omdat hij beledigd is dat hij niet gevraagd
is voor helpen bij het wieden. Maar zulke
verschijnselen zijn toch alleen te danken
aan Tutuola's behendigheid in het werken
met onmatige vergroting en versterking
als motief voor fantastische geschiedenis
sen. De gedaanteverwisseling is een der
gelijk motief in een vogel, een kano of
een kiezelsteen.
Tutuola heeft zich overigens niet alleen
met zijn taal, maar ook met zijn vertel
trant naar Europa gericht: dat is te mer^
ken in de laatste avonturen, en in de zon
derlinge Europese vergelijkingen waarmee
hij nu en dan in zijn primitieve, maar
snedig behandelde Engels aankomt: een
van de babies heeft een diepe stem „like a
telephone", en een akker in het oerwoud
wordt na behandeling door Invisible Pawn
en zijn helpers „as flat as a footballfield".
Niettemin is dat alles nog Afrikaans, of
wat dan ook, genoeg; zodat men de ver
halen, als men ze zelf heeft naverleld. weer
in het onnavolgbare origineel moet opzoe
ken om er de ware toon van terug te vin
den. S. M.
Niet in zijn leven. De. tegenstellingen die
hem verdeelden te overbruggen, hen te
verzoenen, dat was hem niet vergund. Hij
bleef die hij was: een Prometheus, die het
licht aan de Olympus ontstal om het aan
de mensen te brengen, tot herstel van hun
waardigheid. Maar de weg tot de mensen
bleek eindeloos lang en gedurig belaagd
door haat en onbegrip, geringschatting en
hoon, waarmee de velen gereed stonden
die de waarheid zo zeker in handen
hebben.
De waarheid waarheid omtrent zich
zelf, omtrent de mens in hem, de mens in
het algemeen in zijn verhouding tot de
medemens, tot verleden en toekomst, tot
de kosmos, tot God heeft hij rustelozer
en onverbiddelijker gezocht dan één van
zijn tijdgenoten, om er zijn geest, zijn werk
mee te spijzigen. Terwille daarvan was
hem geen offer te groot. Alle zekerheden
van zijn jeugd gaf hij ervoor prijs. En
men noemde het hoogmoed. Alle mense
lijke aandoeningen, al zijn vreugde en zijn
leed, zijn sympathieën, zijn vriendschap
pen, zijn liefde zelfs, dienden hem als mid
del tot dat éne doel: zijn werk, zijn getui
genis; zo goed als hij zichzelf als een mid
del beschouwde. En men hiefd het voor
egoïsme.
Gide als „voorbeeld"
Evenals Goethe het beeld is van Tho
mas Mann was hij de kaars die de mug
lokt en verteert; en toch ook zélf weer een
verteerde: de kaars die zich brandende of
fert, opdat het licht zal zijn. Goethe, zijn
gedicht „Prometheus", zijn „Pandora",
lagen Gide zeer na aan het hart: ook de
„Olympiër" uit Weimar wilde uit per
soonlijk humanisme een „voorbeeld" zijn.
En waar Gide in één aphorisme de zin
samenvattend van zijn leven en werk, van
de spanning tussen deze beide en daarmee
van zijn tragiek verklaart, dat de kun
stenaar niet van het leven moet vertellen
zoals hij het heeft geleefd, maar moet
leven zoals hij het heeft geschreven, is het
in Goethe's trant dat hij de veroveringen
van de scheppende, de bevrijdende geest
ten voorbeeld stelt aan het leven.
Lèefde hij zo? Niet alleen zijn intieme
vriendenkring, ook hijzelf wist beter. Van
daar zijn vrees, teleur te stellen eri daar
door teleurgesteld te worden, zijn angst
niet te zullen beantwoorden aan het beeld
dat hij van zichzelf had geschapen en op
gericht. in zijn werk. Deze vrees was het,
die één van zijn vrienden, Pierre Herbart,
in zijn bijdrage tot de benadering van de
„ware" Gide*) een Gide zoals hij zich
eerlang aan het nageslacht zal voordoen
zodra hij ontdaan is van alle kwaadwillige
mistekening en legendevorming voor de
sleutel houdt tot het menselijk raadsel dat
André Gide heette, het raadsel van deze
tegenstrijdige „immoralist", met zijn
honger naar sympathie en zijn huivering
zich te binden cn daardoor te beperken;
met zijn drang zich telkens weer te wagen
in het onbekende cn zijn trotse wil, trouw
te blijven aan zichzelf.
Een losgebroken Prometheus
Hij blééf zichzelf trouw. Hij bleef een
Prometheus, losgebroken van zijn ketenen
en ronddolend, tastend, hoogten beklim
mend waar het zicht vrij is tot ver in de
toekomst en vooralsnog enkelingen staan,
die de duizeling der eenzaamheid er op
wagen. Want eenzaam was hij, André
Gide, deze schrijver met de beperkte op
lagen (die niettemin in 1947 onderscheiden
werd met de Nobelprijs). Hij was van deze
tijd èn de komende; hij was blijkbaar niet
vóór deze tijd. „Ik zal", zei en schreef hij
meer dan eens, „mijn proces winnen in
hoger beroep".
Oud, vermoeid, helder van geest nog,
niet berustend, maar met de rust (de
sereniteit, zegt Herbart) van een begena
digde ouderdom, die van de dingen des
levens afstand heeft gedaan alvorens te
sterven, herhaalt hij het nog eens: in
hoger beroep te zullen winnen; verstaan te
zullen worden in een tijd die over déze tijd
zal oordelen.
Nóg schrijft hij. de oude Gide. Het is
geen mijmeren. Het is geen rekenschap
meer die hij aflegt, nadat zijn werk één
aaneengeschakelde verantwoording was;
immers: „Blijft er nog iets te zeggen? Ik
zou niet weten wat". Het is een spel der
herinnering Als een oude Merlijn
keert hij terug tot het betoverde woud
van Broceliande, niet zoekende meer, maar
hier en daar wegen herkennende die hij
is gegaan: kinderspelen die hij genoten,
vrienden van wie hij gehouden, vijanden
die hij weerstaan heeft, al naar het hem
invalt. Anecdotes komen hem in de ge
dachte, reizen die hij ondernam, angsten
die hij te duchten had, waarden die voor
hem onaantastbaar bleven: geestesadel,
waardigheid, „grandeur". Vrijheid van ge-
welen, vrijheid te getuigen en op te wek
ken, óók tot ongehoorzaamheid en protest:
„tegen alles wat het hart en het verstand
„Bijna adembenemend waren de berich
ten uit Centraal Afrika: uit de Congo, naar
het Westen tot Nigeria, naar het Oosten tot
Kenya. Er is daar een enorme Christelijke
Kerk aan het groeien, die reeds meer dan
een millioen Christenen telt en niet ver
scheurd is, maar die eenvoudig de gemeente
van Jezus Christus in de Congo heet".
Dit opmerkelijke geluid werd geuit door
de voormalige directeur van de Bazeler
Zending, dr. K. Hartenstein, die deze con
clusie trok na de te Willingen in Hessen
gehouden vijfde Wereld-Zendingsconferen
tie. In het verslag van dr. Hartenstein ko
men meer belangwekkende mededelingen
voor. Of is het soms niet opmerkelijk, dat
in* Zuid-Amerika grote Evangelische ge
meenten ontstaan uit een gemengde bevol
king, die practisch geheel verwilderd is en
voor het grootste deel weer tot het heiden
dom is vervallen nadat zij in de zestiende
eeuw en later blijkbaar slechts uiterlijk ge
kerstend werd?
Tijdens de conferentie in Willingen heeft
men niet stilgezeten. De eerste vijf dagen
werd er in vijf groepen gewerkt. De eerste
groep had tot taak een nieuwe basis te zoe
ken voor de zending in de huidige wereld
situatie. De zending wordt van verschil
lende zijden bedreigd, zodat waakzaamheid
geboden is terwijl ook bezinning op de
plaats, die ingenomen dient te worden, ge
wenst is.
De tweede groep, die gevormd werd,
nam de jonge kerken onder de loupe, ter
wijl de derde aandacht besteedde aan de
taak van de Zendingsgenootschappen in
deze tijd. De andere groepen behandelden
verder de opleiding van de zendeling en de
wijze waarop thans de zendingsopdracht
moet worden volbracht.
Bij het bezien van de huidige wereld
situatie kwam men tot de conclusie, dat de
wereld één is geworden en dat daarin ook
de Kerk van Christus één zal zijn. Men
was het er over eens, dat in onze dagen
niet meer gesproken kan worden van „Zen
ding en Kerk", maar van „een zending-
drijvende Kerk in Azië, Afrika en Europa".
Het is niet meer goed, nog uit te gaan van
aanduidingen als „jonge en oude kerken",
men dient te spreken van „de gemeente van
Jezus Christus in alle landen der aarde".
Ook „Zending en Oecumene" is uit de tijd,
er voor in de plaats is gekomen „Zending
en Eenheid van alle gelovigen". Men ziet
het dus, er mag gerust geconcludeerd wor
den, dat er een opmerkelijk geluid van de
gehouden conferentie uit heeft geklonken
en nog klinkt.
Men schatte dit echter vooral op zijn
juiste waarde, het heeft er recht op.
Laten we, om dit te onderstrepen, nog
eens luisteren naar dr. Hartenstein. Hij
zegt ons dan, dat de conferentie een dee
moedig karakter heeft gedragen. Er zijn,
merkt hij op, geen grote woorden ge
bruikt en geen grootse programma's uitge
zonden. Men boog zich in deemoed voor
God en gevoelde zich klein tegenover de
grote armoede en onzekerheid der confe
rentie, wetende, dat alleen de Heilige
Geest in staat is tot het grote werk des
Heren de kracht te geven.
Commissie Internationale Zaken
Om te spreken over het verkrijgen van
ADVERTENTIE
N.Y. MIJ. „HOLSTER"- OVERVEEN
Tel. K 2500 15597 cn 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut. oliestook
niet kunnen aanvaarden" (aldus Gide in
zijn korte verklaring „Mijn Nobelprijs").
De onsamenhangende stroom van schijn
baar bijkomstige herinneringen onder
brekend, is het de getuigende Gide weer,
die men soms hoort: waamhij de jongeren
vermaant, eer geloof te schenken aan de
genen die de waarheid zoeken dan aan
hen die haar gevonden menen te hebben;
waar hij zijn droefenis uitspreekt over de
„tragische farce van deze tijd, waarvan
wij toeschouwers en medespelers tegelijk
zijn"; en daar tenslotte daar óók
waar hij, één enkele keer maar, terugdenkt
aan minder bezwaarde jaren: „o verloren
paradijzen! En, dat herdenkend, te moeten
zeggen dat er steeds minder en minder zijn,
die hen betreuren".
Graag stelde hij zich Noach voor in zijn
ark, „een Ethica (Spinoza) of een Vertoog
over de methode (Descartes) schrijvende,
alsof er geen zondvloed dreigde, die het
heelal zou gaan verzwelgen". En zo, als
een Noach, scheepte hij zich in voor het
eeuwig onbekende, zonder naar zijn
laatste zeggen „de dageraad minder
schoon te vinden".
Is dit Gide? „Och, alles is zo oneindig
veel ingewikkelder dan men het zeggen
kan". Zó, zo zij het.
C. J. E. DINAUX.
Pierre Herbart: „A la recherche d'Atudré
Gide". André Gide: „Ainsi sort-il ou les
jeux sont faits" (beide Edition N.R.F., Galli-
mard, Paris).
internationale vrede en gerechtigheid
twee zaken waarnaar de Kerk altijd heeft
te streven kwam het Uitvoerend Comité
van de Commissie van de Protestantse en
Orthodoxe Kerken voor Internationale
Zaken bijeen. Aanwezig waren kerkelijke
leiders uit negentien landen, o.m. uit Zuid-
Oost Azië, het midden Oosten, Afrika en
Latijns Amerika.
Enkele punten die aan de orde kwamen,
willen we in deze rubriek aanstippen. Zo
werd gesproken over de godsdienstvervol
gingen in verschillende delen der wereld,
waartegen men zich natuui'lijk fel kantte.
Verder werden richtlijnen vastgesteld
voor adressen, die gericht zullen worden
aan internationale vergaderingen. Er wer
den resoluties opgesteld over het ontwerp
verdrag voor de Rechten van de Mens, het
aandeel van de Kerken in het program voor
technische hulp aan de volken van onont
wikkelde gebieden, de laatste voorstellen
voor ontwapenifig en over de problemen
van emigratie en vluchtelingen. Er werd
besloten te adresseren aan de komende Ge
nerale Assemblée van de Verenigde Naties.
Voorts werd een verklaring aangenomen
over het aandeel van de Christenen in de
voedsel- en landbouwsituatie. Deze zal
gaan naar de Voedsel- en Landbouworga
nisatie van de Verenigde Naties. De Kerk
kan over dit laatste punt moeilijk zwijgen,
omdat, zo werd opgemerkt, het vernietigen
van rijkdommen door de bodem voortge
bracht een zonde is jegens God. Er werd
aangedrongen op krachtige maatregelen om
de voedselproductie uit te breiden door
beter zaad te gebruiken, betere landbouw
methoden toe te passen en bodemverbete
ring in de practijk te brengen.
Aan de besprekingen werd deelgenomen
door dr. Raymond Miller, de adviseur van
de secretaris-generaal voor de Voedsel- en
Landbouworganisatie der Verenigde Naties.
Natuurlijk sprak men niet alleen over de
noodzaak van maatregelen op materieel ge
bied; er werd ook op gewezen, dat de men
sen in de onontwikkelde gebieden een ge
loof moeten hebben, waardoor ze kunnen
blijven leven. Overigens mag er wel op
worden gewezen, dat de eerder genoemde
problemen aan de orde kwamen omdat het
geloof vraagt ook het materiële niet te
verwaarlozen.
Lutheranen: Woord en Daad.
Dit laatste werd in andere bewoordingen
ook gehoord op de te Hannover gehouden
conferentie van de Lutherse Wereldbond.
In deze wekelijkse rubriek besteedden we
reeds eerder aandacht aan deze belang
rijke bijeenkomst. We willen nu, mede in
verband met onze plaatsruimte, volstaan
met de Boodschap, die men tenslotte uit
zond. Hierin werden de Lutheranen over
de gehele wereld, ja eigenlijk de hele we
reld zelf, opgeroepen tot het getuigen in
woord en daad.
„Het getuigenis van Gods grote daden in
Christus geschiedt niet alleen door de die
naren der Woords," zegt de Boodschap.
„God heeft vele wegen om Zijn Woord in
de wereld uit te dragen: Hij kan ook on-
mondigen gebruiken om Zijn lof te verkon
digen. Wij mogen ons er niet aan onttrek
ken werktuigen van Zijn verkondiging te
zijn in het gezin, op de plaats waar wij
werken, in de school en in het openbare
leven. Ieder levend woord brengt nieuw
leven voort. Dat is de belofte van ons ge
tuigenis.
Doch er ïs niet alleen een getuigen met
het gesproken woord. In een tijd, die zo vol
woorden is en waarin het woord vaak mis
bruikt wordt, heeft het getuigenis met de
daad bijzondere betekenis.
God geeft ons iedere dag velerlei gele
genheid tot een dergelijk getuigenis. Hij
stelt ons dagelijks voor de ernstige vragen:
„Hoe overwint gij de haat? Hoe staat gij
tegenover leugen en bedrog? Hoe is uw
verhouding tot uw naaste, die in nood is?"
Laten wij liefdedaden verrichten. Geen
offer, geen handreiking, geen troostwoord
blijft zonder zegen."
Verder gedenkt de Boodschap in het bij
zonder de eenzamen, de daklozen, de ge
vangenen en de vermisten. Voor deze allen,
alsmede voor de Kerk, waar die in ver
drukking leeft, wordt opgeroepen tot voor
bede en steun.
Brits marinebezoek aan Amsterdam
Van 23 tot en met 27 Augustus zullen
vier Engelse oorlogsschepen, de Loch Tra-
lais, de Crispin, de Creole en de Loch
Veyatie een officieel bezoek aan Amster
dam brengen.
In Juni bedroeg in Nederland het aan
tal met mond- en klauwzeer besmette boer
derijen 79. Op 464 bedrijven werden 8645
gevallen van varkenspest geconstateerd.
Tot rechter in de rechtbank te Rotter
dam is benoemd mr. A. R. Jolles, substituut-
griffier bij de rechtbank te Zutphen.
De bekende Noorse kunstschilder prof. Per Krohg vervaardigde het hierbij afgebeelde
schilderij, waarover hij twee jaar deed. Het stuk, dat een oppervlakte van 6x9 meter
beslaat, zal per schip naar de Verenigde Staten worden vervoerd waar het een plaats
krijgt in het gebouw van de Veiligheidsraad in New York. „Het schilderij symboliseert
de wereld van de toekomstzegt prof Krohg. Hij heeft getracht nieuwe vormen voor
de symbolen te geven. ,.Dc Vrijheid" wordt voorgesteld door het paard (rechts), dat
in vrijheid wordt gesteld en de afbeelding in het midden een man en vrouw die
naar elkander knielen, omringd door hun kinderen symboliseert „de Vrede". Het
schilderij zal op 20 September onthuld worden.