Als Noach in de ark Plaats en taak der Kerken HetVr ouwe- of Verwershofje SCHOOLBOEKEN Het laatste woord van André Gide Een woudwandelaar 3 Schoonheid, in Haarlem en omgeving H. DE VRIES Donau-pont door naar Amsterdam LITTERAIRE KANTTEKENINGEN KERKELIJK LEVEN ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1952 Wij hebben in deze rubriek heel wat hof- F jes besproken. Wij willen tenslotte nog voor twee de aandacht vragen en wel om een ff - bijzondere reden. Die hofjes zijn namelijk geheel of gedeeltelijk |3 vernieuwd. Daardoor WMM. wordt het aan de orde gesteld wat gedaan moet wor den om te bereiken dat Haarlem ook in de verre toekomst zijn mooie hofjes behoudt. In het algemeen da teren de hofjes uit de 16de en 17de eeuw. Natuurlijk houdt geen huis het eeuwen uit. Bij huizen van wo ningbouwverenigin gen wordt gerekend op een afschrijving van 40 of 50 jaar. Ge lukkig zijn de meeste woningen, indien al thans voor goed on derhoud gezorgd wordt, nog niet op, maar dan naakt toch de tijd dat extra aandacht geschonken wordt aan herstel van allés wat door „dé tand des tijds" is aan getast. De regenten der hofjes hebben, als verstandige bestuur ders, aan onderhoud der huizen gedaan wat slechts mogelijk was. Maar dikwijls was daarvoor slechts weinig geld beschikbaar. Vooral in de Franse tijd zijn de fondsen waarover de regenten de beschikking had den sterk verminderd, zodat zelfs op de uitkeringen aan de bewoonster bezuinigd moest worden, geen wonder dat toen ook het onderhoud der huizen in het gedrang kwam. Daardoor wordt het feit verklaard dat verscheidene hofjes gesloten moesten worden, zodat het lot afbraak kwam. In enkele gevallen was het evenwel mogelijk de woningen geheel of gedeeltelijk te ver nieuwen. Het Vrouwe- of Verwershofje in de Ra- velingsteeg (tussen Groot- en Klein Hei ligland) dateert uit de 16e eeuw. Het is gesticht door de weduwe van Jan Jans- zoon Verwcr, destijds schepen van Haar lem en bestond aanvankelijk uit 7 kamers, die later bestemd werden voor R.-K. vrouwen. In 1935 waren de woningen zo vervallen dat afbraak en nieuw opbouwen de enige oplossing was. Nu was het slechts mogelijk 4 woonruimten te maken, twee beneden en twee bovenwoningen. De architect die met die taak belast werd zorgde gelukkig er voor dat het hofje weer een passend aan zien kreeg. Daartoe draagt de besloten bin nenhof veel bij. De woningen worden nu door het R.-K. Armbestuur verhuurd aan R.-K. echtpa ren, zodat het karakter van een hofje wel voor een belangrijk deel is opgegeven. Dit is niet gedaan bij het Bruiningshofje op de Botermarkt. Dit heeft, ook al is het voor een groot deel .vernieuwd, het karak ter van een hofje behouden. „Een hofje op de Botermarkt?" zal me nige lezer zich afvragen en dan er op laten volgen: „Ik weel er daar geen". Dat is wel te verklaren, maar dan moet gij eens het smalle steegje naast de slager Hólsken inlopen. Dan komt ge daar voor een poort te staan met het opschrift „Bruinings hofje". Die deur geeft toegang tot een binnenhof metwoningen. Het Bruiningshofje werd in 1618 ge sticht door Jan Bruininck Gerritszoon. Aanvankelijk bestond dit uit 6 woningen. Reeds van de eerste tijd af werden bij voorkeur bejaarde vrouwen, die lid waren van de Doopsgezinde gemeente, als be woonsters aangewezen. Familieleden van Bruininck hebben later belangrijke legaten aan het hofje vermaakt, zodat het voor de regenten mogelijk werd aan de bewoon sters vrij hoge uitkeringen te doen. Elke bewoonster kreeg 20 stuivers per week. Bovendien elk jaar twee vaten elk van ADVERTENTIE voor alle inrichtingen voor onderwijs SGHOOLBOEKHANDEL Jacobijnestraui j Ged. Oude dracht zj-ija Het vernieuwde Vrouwe- of Verwershofje. 20 pond boter, twee zakken aardappelen, twee hemden en 20 ton turf. Bovendien betaalden de regenten nog de chirurgijn. Geen wonder dat dit hofje bij de oudjes zeer in trek was, want de meeste oudere hofjes konden niet zo royaal zijn. In het midden van de 19e eeuw werden de uit keringen zelfs verhoogd tot 3 gulden per week, terwijl met Pasen en Kerstmis nog 10 gulden extra werd gegeven. In 1936 was het nodig de huisjes, die door ouderdom geleden hadden, gedeelte lijk te vernieuwen. Daarmee werd de architect K. Jonkheid belast, die zich op verdienstelijke wijze van die niet gemak kelijke taak (het nieu we aan te passen bij het oude) gekweten heeft. Enkele huisjes moesten worden af gebroken en opnieuw worden opgebouwd, twee konden nog ge restaureerd worden. Er is nu onderdak voor 5 bewoonsters. De tweedelige deuren alsook de luiken in rood-witte kleur dra gen er toe bij om een oude sfeer op de bin nenhof te scheppen. Wanneer het nieuwe van de steen wat ver dwenen is, zal het ge heel nog een aan trekkelijker beeld bieden. Nu door de tijdsom standigheden het on derhoud van huizen sterk in prijs gestegen is, komt er voor de gemeente Haarlem de taak om de regenten, als dit althans nodig is, financieel bij te staan om er voor te zorgen dat de huisjes behoorlijk onderhou den worden, zodat zij geen gevaar lopen dat zij in verval komen en daardoor verloren gaan. Reeds heeft het gemeentebestuur in enkele gevallen me dewerking verleend. C. J. VAN T. Vannacht is de Donau-pont, die metter tijd het Velsense veer komt versterken, over zee in IJmuiden gearriveerd. Het ge vaarte is doorgesleept naar Amsterdam, waar het voor de dienst in Vel sen zal wor den omgebouwd. „Hector" van Wijsmuller heeft de pont uit Rotterdam gehaald en na een voorspoe dige overtocht lag het schip om half vijf in de Noordersluis. Het schip is door twee Goedkoop-slepers naar de Amsterdamse Droogdokmaatschap pen gebracht, waar de verbouwing in het voorjaar van 1953 gereed kan zijn. ROTTERDAMSE COMEDIE GAAT „DE LANTAREN" BESPELEN. Er wordt hard gewerkt om de zaal van „Ons Huis" in de Gouvernestraat te Rot terdam te verbouwen tot tweede schouw burgzaal van de Maasstad. Zij zal schouw burg „De Lantaren" gaan heten. Een hangend plafond zal de acoustiek ten goede komen en het toneel wordt belangrijk vergroot, met de mogelijkheid om diepte en breedte naar behoefde te regelen. De nieuwe verlichtingsinstallatie wordt zodanig inge richt dat uitbreiding en perfectionnering steeds mogelijk blijven. In de zaal komen 400 zitplaatsen. „De Rotterdamse Comedie", onder lei ding van Kees Brusse en Richard Flink, zal op 1 September de schouwburg inwijden met de première van Goldoni's „De Leuge naar" in de vertaling van Mieke Verstraete, die ook de regie voert. De costuums zijn van Cargelli, het décor is ontworpen door Richard Flink. Op 2 September gaat „De Lantaren" open voor het publiek. Het ligt in de bedoeling dat de „De Rot terdamse Comedie" deze schouwburg regel matig zal bespelen. Men is ook voornemens jonge kunste naars te animeren voor het ontwerpen' van décors. Het Bruiningshofje. OUD GEWORDEN in een snel verouderend Europa, neemt voor het laatst een vermoeid man, verzadigd zoals hij zichzelf noemt, maar onvoldaan en in meer dan één opzicht ontgoocheld, het witte papier voor zich om, voor het eerst in deze ongedwongen vorm, aan te tekenen wat hem willekeurig in de gedachten komt. Het is de tachtigjarige André Gide, een half jaar voor zijn dood. Zijn leven was schrijven, meer dan leven-zelf. En zijn schrijven was getuigen. Getuigen uit menselijke plicht, die tot het laatst toe volbracht moet worden; getuigen als „zending": „zijn bijzondere waarheid naar beste krachten te openbaren". De onverzoenlijke strijd die hij voerde strijd tegen een uitgeholde moraal die met de mond gediend en met de voeten getreden wordt; strijd tegen elke afstervende levensvorm die uit onmacht en gemakzuchtige onverantwoordelijkheid in stand wordt gehouden; strijd vóór een nieuwe moraal, een nieuwe humanisme hij had hem gestaakt, zonder de wapens te strekken: „blijft mij nog iets te zeggen? Ik zou niet weten wat". De worsteling was, zonder één compromis met wat hij verfoeide, moedig dus, trots en voornaam, volstreden: in zijn werk. Amas Tutuola: The palm-wine drinkard Faber and Faber, London. Amos Tutuola is volgens de mededeling van de uitgever een West-Afrikaan, die zijn boek rechtstreeks in het Engels geschreven heeft. Men kan zich inderdaad moeilijk voorstellen dat een Europeaan dit op zou kunnen brengen; zulke wonderlijke avon turen als die van deze wijndrinker zijn in de moderne litteratuur niet meer te vinden. Dat het voor de schrijver wat be helpen is met zijn Engelse woordenschat en taalkennis maakt alleen, dat ze extra onnavolgbaar zijn. De palm-wine-drinkard, die zelf aan het woord gelaten wordt, blijkt al op jeugdige leeftijd zich met geen ander werk dan wijndrinken te willen ophouden. Zijn wel gestelde vader geeft hem daarom een ge bied cadeau waarop 560.009 palmen staan, en stelt hem een tapper ter beschikking; de drinkaard leeft er goed van, omringd door vrienden. Dan valt, na vijftieneneen- half jaar, de tapper uit een palm en is dood. De drinkaard sukkelt een tijdje met vervangers; als zij geen van allen hun vak blijken te verstaan, herinnert hij zich ge hoord te hebben dat de doden, voordat zij naar de hemel gaan, nog wat op Aarde verwijlen in Dodenstad, en hij besluit zijn tapper daar te gaan zoeken. Op weg erheen heeft hij een reeks ont moetingen, waarvan een enkele al de laat ste geweest zou zijn voor wie niet, zoals de drinkaard, „father of the gods who could do anything in the world" was, en bovendien enige voortreffelijke ju-ju, Afrikaanse amuletten, bezat. Zo belooft men hem in een dorp, waar hij langs komt, de weg naar Dodenstad te zullen wijzen als hij de dochter van het stam hoofd kan terugbrengen. Deze dochter is op de markt onder de onweerstaanbare bekoring geraakt van een „complete gentleman", zo mooi dat hij, als koopwaar ter markt gekomen, zeker 2000 pond» zou hebben opgebracht. Ondanks zijn waar schuwingen volgt zij deze heer door het bos als hij naar huis gaat. Onderweg blijkt de heer al zijn lichaamsdelen gehuurd te hebben; hij geeft het ene na het andere terug aan de eigenaars en betaalt voor het gebruik. Als zij merkt waar zij aan toe is, kan de dochter niet meer terug. Tenslotte is van de heer alleen de ontvleesde schedel over; dat is hijzelf, en zijn familie, waarin de dochter nu gevangen wordt gehouden, is precies zo. De drinkaard komt redden; hij volgt de heer van de markt naar huis in de gedaante van een hagedissen als de schedel-familie hem wjl vangen, „before they could do that, I had changed myself into air, they could not trace me out again, but I was looking at them". De drinkaard en de dochter treden in het huwelijk, en beleven de verdere avon turen samen. In een bos komen zij de lange witte wezens tegen; die zijn een kwart mijl hoog en zes voet in doorsnee. De drinkaard verandert zijn vrouw en zichzelf in een vuur, maar dat bevalt de wezens uitstekend: zij komen er zich aan warmen. Tenslotte beweegt het vuur zich het bos uit, waar de wezens niet. buiten mogen komen; deze oplossing is nogal simpel. Heel nuttig blijkt het vermogen van de drinkaard om van gedaante te verande ren wanneer hij en zijn vrouw geen geld meer hebben: dan tovert hij zich om in een kano, zijn vrouw peddelt, en na een maand als overzet-veer te zijn opgetreden bij zijn dorp aan de rivier hebben zij 56 pond, 11 shilling en 9 pence verdiend. Over geldsommen is de drinkaard steeds zeer nauwkeurig. Wanneer hij met zijn vrouw bij de grote witte boom aankomt, belenen zij aan de ingang hun vrees voor 3 pond 10 en verkopen zij hun dood voor 70 pond 18 en 6. Het blijkt anders een goed leventje in deze boom, en zij blijven er lang. Bij hun vertrek lossen zij hun vrees weer in, maar hun dood laten zij achter; later hebben zij nog plezier van dit. gemis. Eindelijk vinden zij Dodenstad en de tapper, die de drinkaard ruim van palm wijn voorziet, maar niet mee terug gaat. Hij betoogt dat het toch mis zou lopen: de doden gedragen zich heel anders dan de levenden, onder andere bewegen zij zich achteruit lopende voort. De drink aard ziet daar de juistheid van in; hij neemt van de tapper een gouden ei aan, dat hem alles zal verschaffen wat hij wenst, en- aanvaardt de terugreis. Het is dan met de avonturen nog niet afgelopen, maar die na het bezoek aan Dodenstad zijn niet zulke onbevangen fantasieën als die ervoor; sommige doen een beetje denken aan de borreltafel, al staan ze daarvoor op een ongewoon hoog peil. Grappig is het nog wel, maar men heeft het gevoel dat Tutuola's gezicht niet zo strak is als tevoren. Het strakke gezicht is nu juist onmisbaar bij deze ver halen. Tutuola gunt zichzelf niet eens de tijd om te lachen: het boekje telt maar 125 pagina's en bevat tientallen avonturen. Zakelijker beschreven kan het niet; er gaat geen zin voorbij of er doet zich een nieuw wezen voor, of een nieuwe verhouding tussen het echtpaar en de buitenwereld. Emoties, egoïstische of altruïstische, ont breken geheel, en het verhaal is er in de zuiverst mogelijke vorm een zonder wind en wolken: aan beschrijving van omstan digheden wordt geen woord vuil gemaakt. Het is allemaal onbedorven letterlijk; ieder vermoeden, dat hier door symboliek een diep inzicht in de primitieve verbeel ding openstaat, is ongegrond. Men kan natuurlijk wroeten wat men wil in de verscheidenheid van buitensporige babies de „half-bodied baby", die het echt paar dwingt hem mee te dragen, en die al het eten in de wereld op kan. zodat zij honger gaan lijden; deze baby'is het re sultaat van de verbranding van de ijzer- sterke baby Zurrtir, die door geen hon derd mannen in bedwang te houden was: dan zijn er de vierhonderd vechtlustige dode babies, die het echtpaar tegenkomt op de terugreis uit Dodenstad; en men kan er het kleine mannetje bij rekenen, dat 's nachts op de pas gewiede velden het onkruid weer omhoog laat komen, omdat hij beledigd is dat hij niet gevraagd is voor helpen bij het wieden. Maar zulke verschijnselen zijn toch alleen te danken aan Tutuola's behendigheid in het werken met onmatige vergroting en versterking als motief voor fantastische geschiedenis sen. De gedaanteverwisseling is een der gelijk motief in een vogel, een kano of een kiezelsteen. Tutuola heeft zich overigens niet alleen met zijn taal, maar ook met zijn vertel trant naar Europa gericht: dat is te mer^ ken in de laatste avonturen, en in de zon derlinge Europese vergelijkingen waarmee hij nu en dan in zijn primitieve, maar snedig behandelde Engels aankomt: een van de babies heeft een diepe stem „like a telephone", en een akker in het oerwoud wordt na behandeling door Invisible Pawn en zijn helpers „as flat as a footballfield". Niettemin is dat alles nog Afrikaans, of wat dan ook, genoeg; zodat men de ver halen, als men ze zelf heeft naverleld. weer in het onnavolgbare origineel moet opzoe ken om er de ware toon van terug te vin den. S. M. Niet in zijn leven. De. tegenstellingen die hem verdeelden te overbruggen, hen te verzoenen, dat was hem niet vergund. Hij bleef die hij was: een Prometheus, die het licht aan de Olympus ontstal om het aan de mensen te brengen, tot herstel van hun waardigheid. Maar de weg tot de mensen bleek eindeloos lang en gedurig belaagd door haat en onbegrip, geringschatting en hoon, waarmee de velen gereed stonden die de waarheid zo zeker in handen hebben. De waarheid waarheid omtrent zich zelf, omtrent de mens in hem, de mens in het algemeen in zijn verhouding tot de medemens, tot verleden en toekomst, tot de kosmos, tot God heeft hij rustelozer en onverbiddelijker gezocht dan één van zijn tijdgenoten, om er zijn geest, zijn werk mee te spijzigen. Terwille daarvan was hem geen offer te groot. Alle zekerheden van zijn jeugd gaf hij ervoor prijs. En men noemde het hoogmoed. Alle mense lijke aandoeningen, al zijn vreugde en zijn leed, zijn sympathieën, zijn vriendschap pen, zijn liefde zelfs, dienden hem als mid del tot dat éne doel: zijn werk, zijn getui genis; zo goed als hij zichzelf als een mid del beschouwde. En men hiefd het voor egoïsme. Gide als „voorbeeld" Evenals Goethe het beeld is van Tho mas Mann was hij de kaars die de mug lokt en verteert; en toch ook zélf weer een verteerde: de kaars die zich brandende of fert, opdat het licht zal zijn. Goethe, zijn gedicht „Prometheus", zijn „Pandora", lagen Gide zeer na aan het hart: ook de „Olympiër" uit Weimar wilde uit per soonlijk humanisme een „voorbeeld" zijn. En waar Gide in één aphorisme de zin samenvattend van zijn leven en werk, van de spanning tussen deze beide en daarmee van zijn tragiek verklaart, dat de kun stenaar niet van het leven moet vertellen zoals hij het heeft geleefd, maar moet leven zoals hij het heeft geschreven, is het in Goethe's trant dat hij de veroveringen van de scheppende, de bevrijdende geest ten voorbeeld stelt aan het leven. Lèefde hij zo? Niet alleen zijn intieme vriendenkring, ook hijzelf wist beter. Van daar zijn vrees, teleur te stellen eri daar door teleurgesteld te worden, zijn angst niet te zullen beantwoorden aan het beeld dat hij van zichzelf had geschapen en op gericht. in zijn werk. Deze vrees was het, die één van zijn vrienden, Pierre Herbart, in zijn bijdrage tot de benadering van de „ware" Gide*) een Gide zoals hij zich eerlang aan het nageslacht zal voordoen zodra hij ontdaan is van alle kwaadwillige mistekening en legendevorming voor de sleutel houdt tot het menselijk raadsel dat André Gide heette, het raadsel van deze tegenstrijdige „immoralist", met zijn honger naar sympathie en zijn huivering zich te binden cn daardoor te beperken; met zijn drang zich telkens weer te wagen in het onbekende cn zijn trotse wil, trouw te blijven aan zichzelf. Een losgebroken Prometheus Hij blééf zichzelf trouw. Hij bleef een Prometheus, losgebroken van zijn ketenen en ronddolend, tastend, hoogten beklim mend waar het zicht vrij is tot ver in de toekomst en vooralsnog enkelingen staan, die de duizeling der eenzaamheid er op wagen. Want eenzaam was hij, André Gide, deze schrijver met de beperkte op lagen (die niettemin in 1947 onderscheiden werd met de Nobelprijs). Hij was van deze tijd èn de komende; hij was blijkbaar niet vóór deze tijd. „Ik zal", zei en schreef hij meer dan eens, „mijn proces winnen in hoger beroep". Oud, vermoeid, helder van geest nog, niet berustend, maar met de rust (de sereniteit, zegt Herbart) van een begena digde ouderdom, die van de dingen des levens afstand heeft gedaan alvorens te sterven, herhaalt hij het nog eens: in hoger beroep te zullen winnen; verstaan te zullen worden in een tijd die over déze tijd zal oordelen. Nóg schrijft hij. de oude Gide. Het is geen mijmeren. Het is geen rekenschap meer die hij aflegt, nadat zijn werk één aaneengeschakelde verantwoording was; immers: „Blijft er nog iets te zeggen? Ik zou niet weten wat". Het is een spel der herinnering Als een oude Merlijn keert hij terug tot het betoverde woud van Broceliande, niet zoekende meer, maar hier en daar wegen herkennende die hij is gegaan: kinderspelen die hij genoten, vrienden van wie hij gehouden, vijanden die hij weerstaan heeft, al naar het hem invalt. Anecdotes komen hem in de ge dachte, reizen die hij ondernam, angsten die hij te duchten had, waarden die voor hem onaantastbaar bleven: geestesadel, waardigheid, „grandeur". Vrijheid van ge- welen, vrijheid te getuigen en op te wek ken, óók tot ongehoorzaamheid en protest: „tegen alles wat het hart en het verstand „Bijna adembenemend waren de berich ten uit Centraal Afrika: uit de Congo, naar het Westen tot Nigeria, naar het Oosten tot Kenya. Er is daar een enorme Christelijke Kerk aan het groeien, die reeds meer dan een millioen Christenen telt en niet ver scheurd is, maar die eenvoudig de gemeente van Jezus Christus in de Congo heet". Dit opmerkelijke geluid werd geuit door de voormalige directeur van de Bazeler Zending, dr. K. Hartenstein, die deze con clusie trok na de te Willingen in Hessen gehouden vijfde Wereld-Zendingsconferen tie. In het verslag van dr. Hartenstein ko men meer belangwekkende mededelingen voor. Of is het soms niet opmerkelijk, dat in* Zuid-Amerika grote Evangelische ge meenten ontstaan uit een gemengde bevol king, die practisch geheel verwilderd is en voor het grootste deel weer tot het heiden dom is vervallen nadat zij in de zestiende eeuw en later blijkbaar slechts uiterlijk ge kerstend werd? Tijdens de conferentie in Willingen heeft men niet stilgezeten. De eerste vijf dagen werd er in vijf groepen gewerkt. De eerste groep had tot taak een nieuwe basis te zoe ken voor de zending in de huidige wereld situatie. De zending wordt van verschil lende zijden bedreigd, zodat waakzaamheid geboden is terwijl ook bezinning op de plaats, die ingenomen dient te worden, ge wenst is. De tweede groep, die gevormd werd, nam de jonge kerken onder de loupe, ter wijl de derde aandacht besteedde aan de taak van de Zendingsgenootschappen in deze tijd. De andere groepen behandelden verder de opleiding van de zendeling en de wijze waarop thans de zendingsopdracht moet worden volbracht. Bij het bezien van de huidige wereld situatie kwam men tot de conclusie, dat de wereld één is geworden en dat daarin ook de Kerk van Christus één zal zijn. Men was het er over eens, dat in onze dagen niet meer gesproken kan worden van „Zen ding en Kerk", maar van „een zending- drijvende Kerk in Azië, Afrika en Europa". Het is niet meer goed, nog uit te gaan van aanduidingen als „jonge en oude kerken", men dient te spreken van „de gemeente van Jezus Christus in alle landen der aarde". Ook „Zending en Oecumene" is uit de tijd, er voor in de plaats is gekomen „Zending en Eenheid van alle gelovigen". Men ziet het dus, er mag gerust geconcludeerd wor den, dat er een opmerkelijk geluid van de gehouden conferentie uit heeft geklonken en nog klinkt. Men schatte dit echter vooral op zijn juiste waarde, het heeft er recht op. Laten we, om dit te onderstrepen, nog eens luisteren naar dr. Hartenstein. Hij zegt ons dan, dat de conferentie een dee moedig karakter heeft gedragen. Er zijn, merkt hij op, geen grote woorden ge bruikt en geen grootse programma's uitge zonden. Men boog zich in deemoed voor God en gevoelde zich klein tegenover de grote armoede en onzekerheid der confe rentie, wetende, dat alleen de Heilige Geest in staat is tot het grote werk des Heren de kracht te geven. Commissie Internationale Zaken Om te spreken over het verkrijgen van ADVERTENTIE N.Y. MIJ. „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 15597 cn 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook niet kunnen aanvaarden" (aldus Gide in zijn korte verklaring „Mijn Nobelprijs"). De onsamenhangende stroom van schijn baar bijkomstige herinneringen onder brekend, is het de getuigende Gide weer, die men soms hoort: waamhij de jongeren vermaant, eer geloof te schenken aan de genen die de waarheid zoeken dan aan hen die haar gevonden menen te hebben; waar hij zijn droefenis uitspreekt over de „tragische farce van deze tijd, waarvan wij toeschouwers en medespelers tegelijk zijn"; en daar tenslotte daar óók waar hij, één enkele keer maar, terugdenkt aan minder bezwaarde jaren: „o verloren paradijzen! En, dat herdenkend, te moeten zeggen dat er steeds minder en minder zijn, die hen betreuren". Graag stelde hij zich Noach voor in zijn ark, „een Ethica (Spinoza) of een Vertoog over de methode (Descartes) schrijvende, alsof er geen zondvloed dreigde, die het heelal zou gaan verzwelgen". En zo, als een Noach, scheepte hij zich in voor het eeuwig onbekende, zonder naar zijn laatste zeggen „de dageraad minder schoon te vinden". Is dit Gide? „Och, alles is zo oneindig veel ingewikkelder dan men het zeggen kan". Zó, zo zij het. C. J. E. DINAUX. Pierre Herbart: „A la recherche d'Atudré Gide". André Gide: „Ainsi sort-il ou les jeux sont faits" (beide Edition N.R.F., Galli- mard, Paris). internationale vrede en gerechtigheid twee zaken waarnaar de Kerk altijd heeft te streven kwam het Uitvoerend Comité van de Commissie van de Protestantse en Orthodoxe Kerken voor Internationale Zaken bijeen. Aanwezig waren kerkelijke leiders uit negentien landen, o.m. uit Zuid- Oost Azië, het midden Oosten, Afrika en Latijns Amerika. Enkele punten die aan de orde kwamen, willen we in deze rubriek aanstippen. Zo werd gesproken over de godsdienstvervol gingen in verschillende delen der wereld, waartegen men zich natuui'lijk fel kantte. Verder werden richtlijnen vastgesteld voor adressen, die gericht zullen worden aan internationale vergaderingen. Er wer den resoluties opgesteld over het ontwerp verdrag voor de Rechten van de Mens, het aandeel van de Kerken in het program voor technische hulp aan de volken van onont wikkelde gebieden, de laatste voorstellen voor ontwapenifig en over de problemen van emigratie en vluchtelingen. Er werd besloten te adresseren aan de komende Ge nerale Assemblée van de Verenigde Naties. Voorts werd een verklaring aangenomen over het aandeel van de Christenen in de voedsel- en landbouwsituatie. Deze zal gaan naar de Voedsel- en Landbouworga nisatie van de Verenigde Naties. De Kerk kan over dit laatste punt moeilijk zwijgen, omdat, zo werd opgemerkt, het vernietigen van rijkdommen door de bodem voortge bracht een zonde is jegens God. Er werd aangedrongen op krachtige maatregelen om de voedselproductie uit te breiden door beter zaad te gebruiken, betere landbouw methoden toe te passen en bodemverbete ring in de practijk te brengen. Aan de besprekingen werd deelgenomen door dr. Raymond Miller, de adviseur van de secretaris-generaal voor de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties. Natuurlijk sprak men niet alleen over de noodzaak van maatregelen op materieel ge bied; er werd ook op gewezen, dat de men sen in de onontwikkelde gebieden een ge loof moeten hebben, waardoor ze kunnen blijven leven. Overigens mag er wel op worden gewezen, dat de eerder genoemde problemen aan de orde kwamen omdat het geloof vraagt ook het materiële niet te verwaarlozen. Lutheranen: Woord en Daad. Dit laatste werd in andere bewoordingen ook gehoord op de te Hannover gehouden conferentie van de Lutherse Wereldbond. In deze wekelijkse rubriek besteedden we reeds eerder aandacht aan deze belang rijke bijeenkomst. We willen nu, mede in verband met onze plaatsruimte, volstaan met de Boodschap, die men tenslotte uit zond. Hierin werden de Lutheranen over de gehele wereld, ja eigenlijk de hele we reld zelf, opgeroepen tot het getuigen in woord en daad. „Het getuigenis van Gods grote daden in Christus geschiedt niet alleen door de die naren der Woords," zegt de Boodschap. „God heeft vele wegen om Zijn Woord in de wereld uit te dragen: Hij kan ook on- mondigen gebruiken om Zijn lof te verkon digen. Wij mogen ons er niet aan onttrek ken werktuigen van Zijn verkondiging te zijn in het gezin, op de plaats waar wij werken, in de school en in het openbare leven. Ieder levend woord brengt nieuw leven voort. Dat is de belofte van ons ge tuigenis. Doch er ïs niet alleen een getuigen met het gesproken woord. In een tijd, die zo vol woorden is en waarin het woord vaak mis bruikt wordt, heeft het getuigenis met de daad bijzondere betekenis. God geeft ons iedere dag velerlei gele genheid tot een dergelijk getuigenis. Hij stelt ons dagelijks voor de ernstige vragen: „Hoe overwint gij de haat? Hoe staat gij tegenover leugen en bedrog? Hoe is uw verhouding tot uw naaste, die in nood is?" Laten wij liefdedaden verrichten. Geen offer, geen handreiking, geen troostwoord blijft zonder zegen." Verder gedenkt de Boodschap in het bij zonder de eenzamen, de daklozen, de ge vangenen en de vermisten. Voor deze allen, alsmede voor de Kerk, waar die in ver drukking leeft, wordt opgeroepen tot voor bede en steun. Brits marinebezoek aan Amsterdam Van 23 tot en met 27 Augustus zullen vier Engelse oorlogsschepen, de Loch Tra- lais, de Crispin, de Creole en de Loch Veyatie een officieel bezoek aan Amster dam brengen. In Juni bedroeg in Nederland het aan tal met mond- en klauwzeer besmette boer derijen 79. Op 464 bedrijven werden 8645 gevallen van varkenspest geconstateerd. Tot rechter in de rechtbank te Rotter dam is benoemd mr. A. R. Jolles, substituut- griffier bij de rechtbank te Zutphen. De bekende Noorse kunstschilder prof. Per Krohg vervaardigde het hierbij afgebeelde schilderij, waarover hij twee jaar deed. Het stuk, dat een oppervlakte van 6x9 meter beslaat, zal per schip naar de Verenigde Staten worden vervoerd waar het een plaats krijgt in het gebouw van de Veiligheidsraad in New York. „Het schilderij symboliseert de wereld van de toekomstzegt prof Krohg. Hij heeft getracht nieuwe vormen voor de symbolen te geven. ,.Dc Vrijheid" wordt voorgesteld door het paard (rechts), dat in vrijheid wordt gesteld en de afbeelding in het midden een man en vrouw die naar elkander knielen, omringd door hun kinderen symboliseert „de Vrede". Het schilderij zal op 20 September onthuld worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5