De Ruïne van Brederode
De betekenis van George Gershwin
voor de ontwikkeling der jazz
Tweemaal één blijft twee
De roman als levensexperiment
Een vriendelijk museum
HARTENDORP
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Acht jaar geëist wegens
moord in Ambonezenkamp
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
NIEUWE UITGAVEN
Struisvogelpolitiek
ZATERDAG 6 DECEMBER 1952
Eigenlijk zit er iets
vreemds in om een
ruïne onder schoon
heid te rangschikken.
Een sterk gehavend
schilderij heeft vrij
wel alle bekoring ver
loren. Evenzo is het
met een door oorlogs
geweld geteisterde
stad, ook al stonden
daar tevoren mooie
gebouwen. Maar met
een restant van een
middeleeuws kasteel
is het toch iets an
ders. Daar zit het
schilderachtige juist
in het gehavende. De
half afgebrokkelde
muren, de kapot ge
schoten torens, alles
verweerd en ver
kleurd en schuil
gaand onder wild
groeiende klimplan
ten en heesters, zijn
door de toets der
eeuwen overgoten
door een waas van
romantiek, die men
tevergeefs zal zoeken
aan een nog gaaf ge
bouw. Het intact ge
bleven Muiderslot is
ongetwijfeld interes
sant, omdat het ons zo
duidelijk laat zien hoe
de ridders leefden,
maar toch bekoort
de Ruïne van Brede
rode meer.
Zuid-Kennemerland mag zich gelukkig
prijzen met dit monument. Deze kille win
tertijd lokt niet tot een bezoek uit, maal
ais alles zich in zonneweelde baadt, is het
een genot daar te zijn. Liefst niet midden
op de dag, want dan is het er veelal vol
met schoolkinderen en rumoerige vacan-
tiegangers, maar in de vroege morgen- of
late avonduren. Dan is het er stil, dan
ademt er alles landelijke vrede, dan klinkt
het vogelengezang door de lucht en is het
niet moeilijk zich in de geest te verplaat
sen in vroeger eeuwen, de glorietijd van
het kasteel.
Er is over de stichting van het eerste
kasteel niet veel bekend. Evenmin over de
eersten van het geslacht Brederode. Oude
boeken over de geschiedenis der middel
eeuwen vertellen er wel een en ander van,
maar de latere critiek heeft'veel daarvan
als onjuist verworpen. Prof. Paulus Voet
schreef in 1657 zijn „Oorspronck en Voort-
gangck en Daden der doorluchtige Heeren
van Brederode", waarin een stamboom
werd opgenomen die moest aantonen dat
de Brederode's afstamden van de eerste
Hollandse graven, namelijk Sivaert, de
jongste zoon van graaf Aernout, die om
streeks het jaar 1000 de eerste Heer van
Brederode zou zijn geweest. Maar later is
door onderzoekers waarschijnlijk gemaakt
dat we hier te doen hebben met een mys
tificatie, door zucht naar ijdelheid in het
leven geroepen. Vermoedelijk dateert het
geslacht der Brederode's van het midden
der 12e eeuw.
Er werd vroeger ook verondersteld dat
Graaf Aernout al omstreeks 990 begonnen
was met de bouw van het eerste kasteel.
Zijn zoon Siwaert zou het werk toen vol
tooid hebben. Maar ook die bewering is
niet houdbaar, het eerste Kasteel moet da
teren van 1200.
Dit wordt afgeleid uit het feit dat in de
naaste omgeving van het Kasteel geen
voorwerpen zijn gevonden van vroeger tijd.
Alle dingen, die bij restauraties in de grond
en in de grachten gevonden zijn en nu in
de kasten voor de bezoekers ter bezichti
ging zijn uitgestald (kannetjes, aardewerk-
scherven, sieraden, munten, stukken van
paardentuig, enz.) zijn gemaakt in de 13e
eeuw en later.
Het is wel waarschijnlijk dat Graaf Aer
nout in de omgeving van de plaats waar
nu de ruïne staat, een sterkte heeft laten
bouwen, maar dan niet van baksteen, maar
van hout. Tussen de ruïne en het dorp
Santpoort zijn in resten gevonden
van een Saksische gravenburcht, die sterk
deed denken aan de Hunnenschans die bij
het Uddelermeer is. Daar werden wel
scherven uit de Saksische tijd opgegraven,
waardoor bewezen werd dat die sterkte ver
voor 1200 dateert.
Vermoedelijk is eerst een gracht in de
vorm van een ring gegraven. De grond die
daardoor vrij kwam werd gebruikt voor
het opwerpen van een heuvel in het hart
van het verkregen eiland. Bovendien wer
den er nog wallen van gemaakt, waarop
scherp-gepunte palen werden geplaatst,
met gevlochten wilgentakken tot een muur
samengevoegd. Boven op de heuvel stond
een houten blokhuis.
Voorlopig was deze sterkte voldoende om
Zuid-Kennemerland te beschermen tegen
de aanvallen van de horden die uit West-
Frieslancl kwamen om het gezag van de
graaf te ondermijnen en Haarlem te vrij
waren voor overvallen. Het terrein was
ook gemakkelijk te verdedigen omdat de
doorgang tussen de duinen en het IJ be
trekkelijk smal was.
Maar op den duur was het voor de graaf
bij de verdediging toch nodig over een
stevig kasteel de beschikking te hebben.
Die beslissing gaf toen, omstreeks 1200, de
stoot tot het begin van de bouw van het
Kasteel Brederode.
Hoe het toen verder gegaan is bespreken
wij in een volgend artikel. C. J. VAN T.
De achttienjarige Ambonees J. M. die
een verhouding had aangeknoopt met de
veertienjarige dochter van zijn 36 jaar
oude land- en kampgenoot L. S., werd
door laatstgenoemde op 26 Juli van dit
jaar met een cylinder-revolver gedood.
Beiden verbleven in het woonoord „Gees-
brug".
Vrijdag diende deze zaak voor de arron
dissementsrechtbank te Assen, waarbij het
mede ging om de vraag of een Nederland
se rechter bevoegd is recht te spreken
over Ambonezen die hier te lande ver
blijven. De verdachte weigerde antwoord
te geven op de vragen die hem gesteld
werden door de president van de recht
bank.
De raadsman herinnerde er aan, dat de
republiek Ambon weliswaar niet door an
dere mogendheden, waaronder Nederland,
wordt erkend, maar toch in het jaar 1950
als zodanig is uitgeroepen. Verdachte was
daarom de mening toegedaan, niet voor
een Nederlandse rechter terecht te moeten
staan, omdat hij niet een Nederlander had
vermoord of zich aan een Nederlandse
zaak had vergrepen. Zijns inziens heeft
de Nederlandse rechter geen bevoegdheid
hoewel hij toegaf volgens de verdediger
dat hij daarom nog niet vrijuit gaat. Wel
kunnen de Nederlandse rechtsinstanties
dit delict uitzoeken, doch zij dienen de be
scheiden te zijner tijd in handen te stellen
van de Ambonese overheid.
De Asser rechtbank verwierp dit ver
weer, hetgeen ook de officier van Justi
tie deed. Volgens laatstgenoemde is het
best mogelijk, dat enkele zaken tussen
Ambonezen niet vervolgd werden, doch dat
waren dan zaken met een politieke achter
grond waarbij van een zekere lankmoedig
heid van de Nederlandse regering kon
worden gesproken.
Die eis luidde acht jaren gevangenis
straf. Volgens het rapport van een des
kundige was verdachte op het moment van
zijn daad verminderd toerekeningsvat
baar omdat hij in drift gehandeld heeft.
Uitspraak op 19 December.
ADVERTENTIE
Bontgevoerde Windbreakers
HET ALS ROMAN aangekondigde en met de aanmoedigingsprijs voor jonge auteurs
de Reina Prinsen Geerligsprijs (1951) onderscheiden werkstuk „Archibald
Strohalm" van de jeugdige Haarlemse schrijver Harry Mulisch is, ten dele bewust,
len dele onbewust, geschreven als een experiment, waardoor de debutant gevaar loopt
hier overdreven te worden geprezen, daar als een maar-raak-schrijver van baarlijke
onzin te worden afgewezen. Mulisch verdient het een noch het ander. Zijn schriftuur
is verre van een roman in de geijkte betekenis; het is evenmin een experimentele
roman, maar een roman-in-wording, een „inhoud" die achter zijn vorm aanjaagt,
een eruptie van emoties, een wervelwind van de meest heterogene gevoels- en ge
dachten-associaties, van indrukken, reacties en bespiegelingen, waarvan een door een
ware levenshonger gedrevene, een door levens-angst bezetene, op zoek naar zich
zelf, tot berstens toe vol is.
Het registreert tracht dat althans te
doen als een uiterst gevoelige seismo
graaf de chaotische gewaarwordingen van
de chaotische jongeman Archibald Stro
halm, die zich met één sprong van de
uiterste oever van zijn verleden in de on
gewisse diepte van het onbekende waagt
en, worstelend met de draden van herin
nering waarin hij verstrikt is, met de
golven van nieuwe levensgevoelens die
hem in een wilde branding hoog opheffen
en diep neersmakken, zich letterlijk met
de moed der wanhoop een doortocht baant
naar een stuk grond, waar hij kan staan,
kan ademen, kan léven.
Deze sprong in duister en dood, deze
worsteling om licht en leven, zijn het
levensexperiment van de koorddanser Ar
chibald Strohalm. En het daarmee gepaard
gaande innerlijke tumult vormt de inhoud
van Mulisch' tumultueuze experiment. Zo
goed als deze Strohalm I, die sterven moet
om herboren te kunnen worden, een Stro
halm II najaagt, die herboren moet wor
den om te kunnen sterven; zo goed als de
duistere schim van de eerste een wilde
jacht maakt op de nog vormloze gedaante
van de tweede, jakkert de schrijver zijn
roman en de inhoud de vorm na, terwijl
allen tezamen: de beide Archibalden,
auteur en roman, in het experiment blijven
steken.
ADVERTENTIE
Dan is Parijs nog eens zo
mooi, nog ééns zo vriende
lijk. Parijs - la Ville Lumière
is het hoofdkwartier van
Père Noël. Heel de stad is
in feeststemming.
En dan gaan de dagen snel
voorbij kostbare dagen,
waarvan U geen seconde wilt
missen. Reis daarom langs
de snelste weg. Vlieg erheen!
Inyo minuten brengt de KLM
U naar Parijs én vliegen is
goedkoper dan U denkt ÏMat Uw
reisbureau het U voorrekenen!
AMSTERDAM-PARIJS 17-daags dagretour f. 99,50
WmmfeimWKÊÊI
Pe 70-jarige slotbeioaarder, de heer G. v. d. Kort, die al 23 jaar het toezicht op dit
monument houdt en daarmee als het ware vergrijsd is, weet veel van de oude tijd
aan de bezoekers te vertellen. In de zomer, als er duizenden komen, heeft hij het daar
mee druk. Van de vroege morgen tot de late avond. Maar 's winters, als het stil is, be
steedt hij zijn vrije tijd aan het maken van een grote maquette, die in beeld zal brengen
hoe het kasteel in welstand was. De helft is daarvan al klaar en voor de bezoekers ter
bezichtiging gesteld. De andere helft bouwt hij thans in zijn huisje naast de ruïne.
Hij gebruikt daarvoor steentjes die hij bakt van tot poeder gewreven stukken steen
die hij in de slotgracht vindt. Di&zijn dus wel natuurgetrouw. Er worden niet minder
dan 23.000 stenen aan gemetseld. De heer V. d. Kort is al zeven jaar met dit werk
bezig. Het volgend jaar hoopt hij er mee klaar te komen en dan biedt hij de voltooide
maquette aan het rijk, dat eigenaar van de ruine is, ten geschenke aan.
Woorden, woordbeelden, woordklanken
storten zich als panisch afgeschoten pijlen,
als een amok van vuurwerk, door een
schemerige ruimte, spatten uitéén in een
vonkenregen van symbolen, die zich dan
weer achter de coulissen van grillige fan
tasieën aan het zicht onttrekken. Realisme
gaat over in symboliek, symboliek in sur
realisme (en omgekeerd), om met deze
verscheiden- en verschillendheid van uit
drukkingsmiddelen de werkelijkheid, in
nerlijk en uiterlijk, te achterhalen, in te
sluiten, te overmeesteren.
Wagen en wegen
Nu is het even gemakkelijk om Archi
bald Strohalm voor een zonderling te
houden en het experiment van Mulisch als
klinkklare nonsens van de hand te wijzen
als dit ordeloze werkstuk tot een „unicum"
en zijn schrijver tot een „oorspronkelijk
auteur" te verklaren. Een poging, die in
zichzelf bleef steken, is, hoe ongewoon
ook, nog geen blijk van originaliteit, noch
van talent. Maar het minste waartoe een
eerlijke en ernstige proefneming, die de
schrijver zozeer ter harte is gegaan, ver
plicht, is een even eerlijk en ernstig trach
ten hem in zijn bewuste en veelal onbe
wuste bedoelingen te verstaan, alle on
evenwichtigheden, mislukkingen, overbo
digheden (zogenaamde „mannentaal"),
onverwerkte wijsheden, duistere associa
ties en klaarblijkelijke invloeden ten spijt.
Wat bij zo'n eerlijke poging voor de dag
komt, is meer dan een oppervlakkig of
onwelwillend lezer zou verwachten. „Ar
chibald Strohalm" telt niet alleen enkele
met talent geschreven fragmenten, zodra
men zich eenmaal heeft ingeprent dat men
deze „roman" niet met de denklogica, maar I
uitsluitend door middel van directe ge-
voelsreacties kan benaderen, blijken er
zowel met de mens als het boek Archibald
Strohalm genoeg opmerkelijke avonturen
te beleven te zijn. De lezer moet zich mét
de schrijver durven wagen. In hoever een
innerlijke winst dit risico rechtvaardigt
moet een ieder maar voor zich afwegen.
Tussen „niet meer" en „nog niet"
Archibald is let wel uit de be
staande orde gesprongen, geestelijk, psy
chisch en maatschappelijk. En waar hij
tijdens zijn stervens- en geboorte-proces
uit ervaring na ervaring een nieuwe levens
orde moet bouwen, zweeft hij in een leegte
en een volte tegelijk. Als Archibald Stro
halm II verkeert hij in de toestand van de
mens van weleer, van de mythische, sym
bolische mens tijdens zijn genesis. Hij is
aan het vergaan èn aan het worden
een onwezenlijke wezenlijkheid, die de
schrijver met een heksensabbath van sym
bolen te lijf gaat. „De" wereld is zijn
wereld niet meer, Haarlem (het schouw
toneel van zijn vroegere leven) wordt van
geboorte- tot sterfstad en de wereld van
dingen en mensen transformeert zich tot
een nevelige onstoffelijkheid, die de auteur
met de „gangbare" taal- en stijlmiddelen
onzegbaar acht. Vallend en stijgend door
suist Archibald bliksemsnel luchtlagen,
gevoels- en levenslagen, die hem door
dringen met overrompelende noties van
andere levensmogelijkheden, waarin een
zekere natuurmystiek en de realiteit een
herhaald wisselend verbond aangaan.
Naar aanleiding van:
George Gershwin, door Bob Schoor 1.
(A. J. G. Strengholt, Amsterdam)
Het is vreemd om te zeggen, maar ook
op het gebied van de jazz bestaan er puri
teinen. En zoals alle puriteinen zijn ook
deze strijdbaar. Het is hen een doorn in
het vlees, dat velen (vooral de jongeren
onder ons) zonder enige kennis des onder
scheids alles adoreren wat zich als jazz
aandient, ongeacht of het zuivere neger-
muziek dan wel verfoeielijke „blanke" ver
valsing is. Op het eerste gezicht hebben ze
hiermee dikwijls gelijk, want veel jazz-
imitatie der blanken kan zich op geen stuk
ken na meten met de eerlijke expressiviteit
der neger. De orthodoxen kennen daarom
het geheim der echte jazz alleen aan de
Amerikaanse neger toe en ontzeggen de
jazz der blanken elke bestaansgrond. Maar
toch gaan ze hierin te ver.
Het is altijd moeilijk een regelrecht en
trefzeker oordeel over de kunstproductie
van de eigen tijd te vellen en het is daar
om niet verwonderlijk, dat de onbevangen
leek soms niet weet naar welke maatstaven
hij de jazz moet meten, verward als hij
wordt door de betogen der tegenstrijdige
kampen. Zoals op zoveel gebieden ligt ook
hier de waarheid in het midden. Zeker be
staat er een duidelijk afgrensbare neger-
jazz, die zich uit een reeds bestaande tra
ditie sinds 1890 in Louisiana, vooral in en
om New Orleans heeft ontwikkeld en die
verscheidene eigenaardigheden van intona
tie, instrumentatie, rhythmiek en metriek
vertoont. Een stijlbijzonderheid van deze
muziek is vooral de meerstemmige impro
visatie tegen een vaststaand accoorden-
schema: de negermusici vertonen hierbij
een ongelooflijk-spontane muzikaliteit, die
Harry Mulisch
In de eenzaamheid van zijn kamer en
het gedrang van de kermis, in bos en
kroeg, temidden van vrienden en vijan
den terugtredend in zijn verleden, voor
uitijlend op de toekomst, duizelende buiten
ruimte en tijd, ervaart Archibald I zijn
wording tot Archibald II, die hij op het
menselijk bestaan wil veroveren. Hij ver
acht en heeft lief, hij profaneert en hei
ligt, hij wanhoopt en gelooft en hij
schrijft, om al schrijvende mét Archibald
I zijn Archibald II te achterhalen. Tever
geefs. Tweemaal één blijft twee.
„Ik houd", noteert Archibald, „van woe
keringen van allerlei soort: woekeringen
van het verstand, van het gevoel, van de
natuur" en hij schrijft daarmee de
waarheid, over zichzelf en zijn schriftuur,
dat door een tekort aan zelftucht en zelf-
critiek, door een gemis aan vorm-wil, aan
zijn woekerende overmaat bezweken is.
Zij het dan fragmentarisch ook verdien
stelijk bezweken.
C. J. E. DINAUX
Kerry Mulisch: Archibald Strohalm"
(Uïtgeverd „De Bezige Bij", Amsterdam;.
aan al deze kunstuitingen iets heel eigens
en fascinerends geeft.
Maar hiermee is de kous niet af. Want
hoe fraai deze muziek ook is (ik denk hier
bijvoorbeeld vooral aan de ontroerende
vocale „blues"), ze blijft een exponent van
een beperkt deel van de Amerikaanse be
volking en er moesten elementen van de
blanke volks- en kunstmuziek aan worden
toegevoegd om haar van „negerjazz" in het
bijzonder te kunnen omsmelten tot „Ame
rikaanse jazz" in het algemeen. Een objec
tief oordeel moet het recht van deze ver
dere ontwikkeling inzien en erkennen.
Natuurlijk bestaan er uitwassen, die de
negerjazz op oppervlakkige wijze alleen uit
commercieel oogmerk nabootsen. Deze
merendeels zeer luidruchtige misbaksels
behoren veroordeeld te worden, niet om
dat ze „blank" of commercieel zijn, maar
omdat het slechte muziek is. Trouwens,
ook de negers zelf zijn niet altijd van com
merciële aspiraties vrij te pleiten.
Historische betekenis
Dat de Amerikaanse jazz bepaalde
eigenaardigheden van de oorspronkelijke
jazz heeft moeten opgeven, ligt voor de
hand. Zo zijn het improvisatorisch element
en enige karakteristieke intonaties (troe
telkinderen der puriteinen overigens en
daarom door hen speciaal beweend) ver
loren gegaan, maar daar staan evenzovele
aanwinsten tegenover, vooral op het ge
bied van melodie en instrumentatie. De
belangrijkheid van een blanke jazzcompo-
nist hangt uiteraard samen met de mate,
waarin hij aan de ernstige opbouw van een
algemeen geldende Amerikaanse jazz heeft
meegewerkt. Het zijn er, het moet worden
toegegeven, maar weinigen, die de verge
lijking met de negerjazz kunnen doorstaan,
of die niet door de Amerikaanse commer
ciële machine naar een te laag niveau wer
den gedrukt. Maar die weinigen hebben
dan ook hun eigen historische betekenis,
namelijk de jazzmuziek tot een eigen uiting
van Amerikaanse cultuur te hebben ge
vormd. Onder hen is Gershwin zonder
twijfel een der vroegste en een der be
langrijkste.
Het is daarom verheugend, dat de uit
geverij Strengholt te Amsterdam de stroom
der biografieën over gerenommeerde figu
ren eens heeft doorbroken met een boek
over deze moderne componist. Dat het boek
in alle opzichten geslaagd zou zijn, is aan
twijfel onderhevig. Daarvoor is het te on
gelijk van waarde.
De schrijver heeft niet de juiste verbin
ding weten te vinden tussen de algemene
beschouwingen over Gershwin's muzikale
waarde en het biografische deel Bob
Schoorl geeft voortdurend blijk bijzonder
goed thuis te zijn in de stof, die hij wil
behandelen: die algemene beschouwingen
behoren daardoor tot de beste bladzijden
van het boek. Ik denk hier bijvoorbeeld
aan het hoofdstuk, dat aan Amerika's ont
waken op cultureel gebied na 1919 is ge
wijd en de overal in het boek verspreid lig
gende uitspraken over jazz in het algemeen.
Ze zijn zakelijk geschreven en goed ge
formuleerd. Maar telkens wanneer hij aan
biografische bijzonderheden begint, vervalt
hij in de oppervlakkige stijl van de gero
mantiseerde levensbeschrijvingen, compleet
met fictieve, horribel-gemoedelijke ge
sprekjes, die de ware persoonlijkheid van
Gershwin eerder verhullen dan onthullen.
Na het lezen der laatste bladzijden blijft
dan ook een indruk van tweeslachtigheid
over, die mijn voornaamste bezwaar tegen
het boek is.
Toch zullen velen, die een leiddraad over
de Amerikaanse jazz zoeken, er veel we
tenswaardigs in kunnen vinden en als zo
danig, eerder dan in het bijzonder als
Gershwin-biografie, zal het zijn weg wel
weten te vinden.
PIERRE VERDONCK.
William Plomer, Museum Pieces
Jonathan Cape, London.
Stephen Spender vertelt in zijn autobio
grafie van William Plomer's bewonde
renswaardige vastberadenheid op het stuk
van tijdindeling: hij heeft geen telefoon en
moedigt de mensen ook nooit aan hem te
komen opzoeken; als hij ze spreken wil,
komt hij wel naar ze toe. Dit gaat natuur
lijk niemand iets aan; het stijgt alleen uit
de herinnering op, wanneer men ontdekt
dat er nu eindelijk een nieuwe roman van
Plomer verschenen is: zijn vorige roman
dateert van 1934, en zijn meest recente
publicatie vóór Museum Pieces was een
bundeltje gedichten in 1945.
Desondanks blijkt dan Museum Pieces
dezelfde zwakte te hebben als de vorige
romans: na de lezing van het verhaal, dat
is opgebouwd uit vaak aller aantrekkelijk
ste scènes, kan men zich niet goed duide
lijk maken wat Plomer er eigenlijk mee
wil zeggen. Een roman hoeft nog niet „a
thèse", uit een stelling ontwikkeld, te zijn
om een indruk na te laten van een bepaal
de houding tegenover of opvatting van de
wereld; het bestaan van zo'n houding of
opvatting is zelfs de enige respectabele
reden om er een te schrijven. Of, zoals
Plomer zelf zegt in zijn autobiografietje
van 1943, „Doublé Lives": de taak van de
kunstenaar is het vervaardigen van
nieuwe levensvormen, wat hetzelfde is als
het uitdrukken van een houding, hoewel
iets verder en ambitieuzer uitgewerkt. De
autobiografie voldoet aan dit voorschrift,
hoewel niet zeer nadrukkelijk, de belang-
lijkste figuren die er in beschreven wor
den, behalve zichzelf, ziet Plomer als lei
ders van dubbele levens, één voor de bui
tenwereld en één van binnen. Museum
Pieces is nog veel minder nadrukkelijk;
het is wel discreet te noemen.
Wat Plomer lijkt dwars te zitten is een
eigenschap, die men he't best als vriende
lijkheid kan aanduiden. In het terloopse
dagelijkse verkeer kan deze deugd niet
hoog genoeg geloofd worden, maar in de
onomwonden relaties tussen schrijver en
lezer is het niet eens een deugd meer, want
zij verhindert de schrijver de grond van
de zaak te raken, en zij vergoelijkt het als
hij dat om andere redenen niet wil; het
komt er op neer dat niet de menselijke
natuur gespaard blijft, want die wordt er
integendeel enigszins door vervormd, maar
dat een aantal min of meer bloedeloze vor
men wordt ontzien, waarin de natuur
zich in de loop der tijden is gaan vast
zetten.
Oude bedaardheid
Overigens, al mag het dan niet blijken
wat Plomer's relatie is tot wat hij vertelt,
hef verhaal zelf is helder als kristal, met
gratie geslepen en goed gepolijst. De hoofd
figuren erin zijn een oude dame genaamd
Mrs. Mountfaucon, die tweemaal weduwe
is, en de zoon uit haar eerste huwelijk,
Toby d'Arfey; verder is er de vertelster,
want in dit boek is het alweer een vrouw
dip het relaas doet en er zelf ook een rol
in speelt: een weduwe die geschoold is in
het catalogiseren van oude documenten.
Mrs. Mountfaucon is de beste creatie: wat
vaag en bros, met meningen en gebaren die
uit de tijd van de oude Koning Edward
stammen maar onder en zelfs in dit wat
onwezenlijke exterieur is zij echt genoeg,
om als het haar moeilijk gemaakt wordt
meer waard te blijken dan een verdwaalde
actrice. Haar zoon is een actief lid van de
„verloren" generatie, die kort na de eerste
Wereldoorlog volwassen werd;7 hij heeft
dan ook een zekere artistieke aanleg, en
doet zolang het de familie goed gaat niet
veel anders dan rondreizen en aansluiting
zoeken bij de internationale bohème van
de jaren twintig. Tenslotte blijft het zijn
moeder en hem natuurlijk niet goed gaan;
grotendeels door de bemoeiingen van een
bedrieglijke adviseur verdwijnt hun ver
mogen, en dan staan zij onmiskenbaar mét
de handen verkeerd, zijnde nu eenmaal
„museumstukken", en geheel ongeschikt
om zich in de gejaagde maatschappij van
1930 en de volgende jaren te doen gelden.
Toby maakt een begin van uitvoering met
een paar tamelijk fantastische plannen;
zijn levensstijl in zozeer hemzelf, dat hij de
mislukking ervan doorstaat zonder in zijn
sceptische opgewektheid gestoord te wor
den. Kort na het begin van de tweede
Wereldoorlog blijkt hij ongeneeslijk ziek
te zijn; als hij eenmaal weet dat het een
kwestie is van een korte of langere lijdens
weg doet hij een vergeefse zelfmoord
poging, en later nog een, die wel slaagt.
Vrij gauw daarna sterft zijn moeder: dat
is het eind van de familie. Het is intussen
gebleken dat Toby, in weerwil van zijn
dilettantisme, toch een aantal goede schil
derijen heeft gemaakt, op een reis naar
Brazilië; een tentoonstelling bij een Lon-
dense kunsthandelaar wordt nogal een
succes.
Het verdienstelijkst is Plomer in de
manier waarop hij de stemming van niet
zozeer ondergang als wel afloop sugge
reert; het verhaal ademt daarin, niet hij
gend en piepend, maar met een soort oude
bedaardheid. In ideële zin is het zo duide
lijk niet dat Toby en zijn moeder museum
stukken zijn; zij hebben betere tijden ge
kend, en zijn een onpractische vrouw en
een man met een artistieke inslag, waar
door zij wel onder alle omstandigheden wat
onbeholpen in het harde leven zouden
slaan; men zou dan minstens in zoverre
moeten uitbreiden, dat het museum er ook
een van moderne kunst kan zijn. De aan
spraak op het museumstukschap kan in dit
geval niettemin gehonoreerd worden, om
dat de atmosfeer bepaald wordt door die
afloop, die niet alleen die van henzelf is,
maar ook die van het Engeland dat de 18de
en 19de eeuw hebben voortgebracht, en dat
nu zachtjes aan het verdwijnen is.
Het zou unfair zijn tegenover Plomer als
men hem alleen waardering gunde voor
wat atmosfeer en een karakter of ander
half. Hij biedt in dit boek een stuk of wat
komische scènes van de beste soort, en
een aantal andere die niet komisch zijn
maar zo klaar en warm van waarneming,
dat er verder niets nodig is. En dan is er
de enige passage waar het verhaal werke
lijk zijn spieren spant: wanneer Toby aan
de archivaresse-vertelster uiteenzet wat hij
door toedoen van de oorlog als de aard van
het menselijk leven heeft leren kennen.
Daar is de al te grote vriendelijkheid over
wonnen. S. M.
ADVERTENTIE
De struisvogelboeren in de Unie van
Zuid-Afrika wachten met spanning af, of
de kroningsfeesten in Engeland aanleiding
kunnen zijn tot een hausse in de struisve-
renmode. Men meent in kringen van han
delaren, dat die mogelijkheid zeker be
staat. Op het ogenblik is de gang van za
ken in Oudtshoorn, het centrum van de
struisvogülhandel, nog normaal.
De Stofzuiger Speciaalzaak
Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergerweg 51. Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen