Mensen niet Kerstmis Het mannetje van alle jaren Een Kerstpuzzle met prijzen WOENSDAG 24 DECEMBER 1952 8 Het meisje Het dochtertje De soldaat Een nummer De organist Kerstverhaal door MIES BOUHUYS Kerstkunst in Den Haag Deze uitzonderlijk grote en moei lijke kruiswoordpuzzle is een ex traatje voor de Kerstdagen, dat u hopelijk niet al te zwaar op de maag zal liggen. Het is namelijk in ieder opzicht een fikse kluif en wij zijn dan ook benieuwd hoeveel goede oplos singen er straks uit de bus zullen komen. Er zijn vier boekenbonnen mee te verdienen, maar uw oplossing moet, ingevuld op het hierbij afge drukte diagram, voor Maandag a.s. om elf uur v.m. in ons bezit zijn om mee te dingen naar deze prijzen. U kunt ze, als gewoonlijk, weer in zenden bij onze bureaux Grote Hout straat 93 en Soendaplein 37 in Haar lem, of Kennemerlaan 186 in IJmui- den. Wij wensen u veel succes en vergeet u niet, op het couvert te ver melden „Oplossing Kerstpuzzle" en geen mededelingen voor redactie of administratie bij te sluiten? NAAM INZENDER: ADRES: Horizontaal: 1. Eerste slacht offer. 6. Muziekinstru ment. 10. Wens betrek king hebbende op a.s. feest dagen. 24. Wandelpark. 30. Stuk stof. 33. Feestboom. 36. Eertijds. 38. 3e aardperiode uit het primai re tijdvak. 39. Militair. 40. Leren band. 41. Linie. 43. Aardk. term. 44. Handvat. 45. Deel v. h. been. 46. Iemand die niet horen kan. 47. Nageslacht. 48. Bevel. 49. Karakter. 50. Metaal. 51. Aanvoerder. 54. Paal of hek werk. 57. Stand. 59. Smalle plank. 60. Doorgang. 62. En (Lat.) 64. Nalatenschap. 63. Gast. 69. Akelig. 70. Dierengeluid. 71. Rivier in Italië. 72. Het onmeetba re getal. 73. Palmriet. 76. Zee (Eng.) 78. Familielid. 79. Reeds. 81. Mechanische mens. 83. Zijtak van de Donau. 84. Gravin v. Hol land. 85. Voegwoord. 86. Plaatsje. 87. Hemellichaam. 89. Rom. keizer. 91. In het jaar. 95 Verdriet. 97. Windrichting. 98. Stoomboot. 100. Voegwoord. 101. Open riool. 102. Op dezelfde plaats. 104. Man. 106. Gelofte. 108. Bekende races. 109. Voorzetsel. 110. Ga (Eng.) 112. Perceel. 114. Vogel. 115. Lidwoord (Fr.) 116. Chinese fami lienaam. 117. Soort verlich ting. 119. Rustoord. 121. Reeds. 122. Broeder van Mozes. 125. Eng. edelman. 130. Heden. 131. Pausennaam. 132. Vluchtschans. 137. Onderwijzer. 140. Laatstleden. 141. Knaagdier. 143. Het verzonken zijn in fanta sieën. 145. Larf. 146. Tuinbouwge- was. 149. Delfstof. 150. Omlaag. 151. Tennisterm. 153. Vertaler. 154. Vis. 155. Voetbalploeg. 156. Telwoord. 157. Roofdier. 158. Aanlegplaats. 160. Stekeldier. 163. Aardk. term. 164. Ter plaatse. 165. Nederland. 166. Rom. rijk. 167. Titel. 169. De geboden som. 170. Hert. 171. Dochter v. Zeus en Eris. 172'. Vloerbedekking 175. Strijdbijl. 178. Lidwoord (Fr.) 179. Kleefmiddel. 182. Schildknaap. 185, Leidsel. 187. Onderpand. 188. Deel v. h. ge laat. 189. Familielid. 190. Maat. 191. Modejonker. 192. Bouwstenen op elkaar voegen. 193. Plaats in Zuid holland. 195. Lidwoord (Fr.) 197. Paling (Eng.). 198. Deel v. h. hoofd 200. Deel v. d. dag. 202. Laatstleden. 203. Reptiel. 204. Gereedschap. 206. Handig voor- elkaar brengen (Bargoens). 209. Vogel. 211. Slim. 215. Bar. 217. Landbouw werktuig. 219. Ik (Lat.). 220. Tot en met. 222. Geloof. 223. Figuur uit 1001 Nacht. 224. Geboren (Fr.) 225. In het jaar on- zes Heren. 226. Onbekend. 227. Turkse titel. 228. Dichtbij. 229. Voorbijzien. 232. Bedriegelijke slimheid. 234. In afwachting (afk.) 235. Soortelijk ge wicht. 236. Onkundige. 237. Familielid. 238. Karaat (afk.) 239. Vernis. 240. Deel v. e. boom 242. Ten laatste. 243. Rivier in Azië. 244. Klinkergroep. 245. Lidwoord. 246. Plaats in Duits land. 248. Ambtshalve. 249. Mohamme daans rechter. 250. Bloedvat. 252. Tot gelukwen sing. 253. Keelamandel. 255. Terugroepen. 261. Gewicht van verpakking. 264. Maat. 266. Voorzetsel. 267. Boom. 268. Plaag. 269. Muzieknoot. 270. Water in Bra bant. 271. Onheilsgodin. 273. Gevuld. 274. Voorzetsel. 275. Jong dier. 277. Bengel. 280. Verdroogd. 281. Plaat. 282. Deel v. e. boom 283. Werk uit de Oud-IJslandse litteratuur. 285. Voertuig. 286. Steltloper. 288. Een tekening vluchtig schet sen. 292. Palmmeel. 294. Groet. 295. Bid (Lat.). 296. Kalm rustig. 297. Herkauwer. 298. Handelsverbod 299. Godin van het huiselijk geluk. 300. Familielid. 301. Kweken. 302. Wapen. Verticaal: 1. Ranonkelachti ge sierplant. 2. Eén hoog. 3. Begint een sprookje mee. 4. Den lezer heil. 5. Kellner. 6. Schok, stoot. 7. In het jaar der wereld. 8. Vaartuig. 9. Delfstof. 10. Deel van de dag. 11. Mondwater. 12. Vreemde munt. 13. Aandrang, geestdrift. 14. Sportterm. 15. Wang. 16. Uniek. 17. Stoomschip. 18. Ambtsgewaad. 19. Woning. 20. En dergelijke. 21. En andere. 22. Voertuig. 23. Geheel de uwe. 24. Eeltachtig uit was. 25. Lucht (Eng.). 26. Toespraak. 27. In het jaar der wereld. 28. Aanw. voorn.- woord. 29. Zwijn. 30. Laatste nieuws (afgekort). 31. Water in N. Brabant. 32. Verstoteling. 34. De (Eng.). 35. Voegwoord. 37. Iets. 42. Grond om boerderij. 45. Vogel. 46. Lidwoord. 49. Voertuig. 52. Dat is. 53. Lichte ruiter. 55 Vis. 56. Wandversiering 58. Steenvrucht. 59. Verdriet. 60. Muziekinstru ment. 61. Laurierroos. 63. Kloosterling. 65. Geweldig. 66. Volk. 67. De oudere. 74. Groei. 75. Onbekende. 76. Wapen. 77. Planeet. 78. Deel v. e. huis. 79. Gewoonterecht 80. Soort onderwijs 82. Vaartuig. 88. Luidruchtig feest. 89. Fakkeldistel. 90. Dierenverblijf 91. Bloedverwan ten v. vaders zijde. 92. Windrichting. 93. Windrichting. 94. Niet dun. 95. Maanstand. 96. Water in Fries land. 98. Heilige. 99. Tegenover. 103. Hoofdstad van Babylonië. 105. Jaargetijde. 107. Rangtelwoord. 111. Radiozend- bedrijf. 113. Vlug (muz.). 118. Plaats in schouwburg. 119. Boom. 120. Militair (afk.). 123. Goud (Fr.). 124. Aantekening. 126. Vaartuig. 127. Troefkaart. 128. Verbeteren. 129. Ovale bak. 131. Plant. 133. Gelofte. 134. Deel v. e. huis. 135. Ie toon van de natuurlijke toonschaal. 136. Gelijk. 137. Honingdrank. 138. Roem. 139. Bijwoord. 142. Spil. 144. Onderste mo lensteen. 146. Klaar. 147. Varende win kelier. 148. Maat. 150. Deel van de Bijbel. 152. Ziekte (afk.). 158. Projectiel. 159. Roofvogel. 161. Zonder eer. 162. Strijdmacht. 168. Vertragend (muz.). 169. Wapen. 171. Plaats in Duitsland. 172. Sportterm. 173. Soort onderwijs 174. Gemoedsaan doening. 175. Klaar. 176. Vogel. 177. Behoudens de titel. 179. Lengtemaat. 180. Dat is. 181. Bekende races. 183. Pers. voorn.- woord. 184. Enkel, alleen. 185. Natuurlijke be gaafdheid. 186. Bijwoord. 187. Heilig boek. 194. Moment. 196. Een geheel volle betreffen de. 199. Herkauwer. 201. Wijze ervaren leidsman. 205. Kruisboog van een gewelf. 206. Model. 207. Eng. drank. 208. Neer. 209. Inwoner van Kaapstad. 210. Eerste mens. 212. Hoeveelheid. 213. Echtgenote. 214. Recht stuk van een rivier. 216. Voorlichting. 218. Bevelen. 221. Kunstenaar (muz.). 222. Naschrift. 230. Gast. 231. Ambtshalve. 233. Geheel, ten volle. 240. Sneeuwschaats 241. Insect. 245. Naaldboom. 247. Sint. 251. Kledingstuk. 252. Kerstboomver siering. 254. Dat is. 256. Wees gegroet. 257. Soort sport. 258. Klein meer. 259. Vreemde munt. 260. Eiland in de Middel. Zee. 262. Uiting van droefheid. 263. Oorlogsgod. 264. Maanstand. 265. Onderricht. 269. Hemellichaam. 270. Groet. 272. Gesteente. 276. Insect. 278. Stek. 279. Jong dier. 281. Plaats in Gel derland. 282. Pad door tre den ontstaan. 284. Muzieknoot. 286. Gode zij lof (Lat. afk.). 287. Geloof. 288. Getij. 289. Medevennoot. 290. Eerstvolgend. 291. Muzieknoot. 293. Bevel. 294. Reeds. 295. Aardrk. term. De tram, die de dagelijkse stroom forensen van Am sterdam naar Haarlem en van Haarlem naar Amster dam verstouwt is rijkelijk gevuld met heren doch minder met dames begaafd. Gelukkig was het meisje, dat wij konden bewegen iets van haar plannen voor Kerstmis aan ons toe te vertrouwen, even innemend als mededeelzaam Ze fronste eens lichtelijk heur wenk brauwen en keek peinzend het raam uit. Ik zou met Kerstmis zo graag naar Parijs- willen, bekende ze. Woensdag voor Kerstmis weg en de twee Kerstdagen er blijven en misschien nog wel Zaterdags ook en Zon dags terug. Ik zou het hotel nemen waar ik van de zomer ook heb gelogeerd. En om twaalf uur 's nachts zou ik naar de Madeleine gaan. Vroeger kwamen er de beroemdste artisten. Ik zou willen weten of het nog zo was, ik zou het met mijn eigen ogen willen zien. De Madeleine is net een Griekse tempel, vind u ook niet? En dan ging ik café noir drinken. Nee, niet helemaal zwart. Of misschien wel, want ik zou wel vreselijk veel slaap hebben. En daarna, daarna weet ik het nog niet. Wat ik 's middags zou gaan doen weet ik ook nog niet. Ik weet eigenlijk helemaal nog niet wat ik allemaal zou gaan doen. Maar ik wil met Kerstmis in Parijs zijn. Parijs lijkt me een heerlijke stad om Kerstmis te vieren. „Maar u gaat niet naar Parijs?" Het meisje schudde een tikje treurig haar hoofd. „Nee, geen geld. Ik zal wel thuis moeten blijven. Het is thuis altijd erg gezellig, vooral met de Kerst. Maar het is niet, zoals ik het me heb voorgesteld. Ik droom er elk jaar weer van er tussen uit te trekken. In de trein te stappen. Vier volle dagen Kerstmis vieren in Parijs. Maar ik zal het maar weer een jaartje opschuiven. Er komt niets van, dat heb ik al bekeken." Ze trekt een ernstig melancholisch gezicht. Als ze even later lacht is het, omdat ze in de spiegel keek van onze ogen. Wij werden ook melancholisch. „Zo erg het nu ook weer niet," zegt ze. De zwart-gelokte dame, die wij vervolgens in ons onder zoek betrekken, blijkt het eerzame ambt van hospita uit te oefenen. Ze heeft een dochtertje van twaalf jaar. Het dochtertje zou ons evenveel kunnen vertellen als haar moeder, v/ant gelijk dat met kinderen van hospita's gaat: zij eten mee aan tafel bij de grote mensen en krijgen met de pot mama's ganse levenservaring naar binnen. Toen wij de dame dan ook vroegen hoe zij de Kerstdagen dacht door te brengen antwoordde haar dochtertje: „We gaan naar Groningen." Wij stelden de vraag nog eens. „We gaan naar Groningen," zei het dochtertje, „en ik reis voor half geld en als mammie naar Brussel was gegaan zou ik alleen gemogen hebben. Maar mammie gaat niet naar Brussel en daarom gaan we samen naar Oma." „Oma woont dus in Groningen," stelden wij vast. „Heeft Oma een Kerstboom?" „Phoe," zei het dochtertje. Het leed geen twijfel, of een Kerstboom was het kinder achtigste, dat een kind zich kon voorstellen. „Vind je dat dan niet leuk?", vroegen wij. „Mammie heeft de heren al gezegd, dat ze zich met Kerstmis maar moeten redden," zei het dochtertje. „Mammie kan niet een heel jaar door aan de gang blijven. Van de zomer heeft ze drie weken vacantie genomen. Mammie zegt, dat ze daar recht op heeft." De zwartgelokte dame probeerde de pleister minder scherp op de wonden te leggen. „Ik wil met de Kerst dagen graag naar mijn moeder toe," zei ze kinderlijk. „Omdat je niet naar Brussel gaat," riposteerde het dochtertje. „Mammie heeft rust nodig," antwoordde de hospita. „De Kerstdagen zijn de rustigste dagen van het jaar," merkten wij op. „U befit zeker altijd heel druk bezig." „Mammie gaat niet naar Brussel, omdat een hond haar verleden jaar gebeten heeft," zei het dochtertje. „Mam mie vindt er niets aan, dat ze naar Groningen gaat. Maar met Kerstmis sluit mammie de tent. De heren vinden het vervelend. Een heeft er al op zijn poot gespeeld." „Ellyriep de hospita. „Ik ken een heleboel Kerstliedjes,' zei het dochtertje. „We hebben ze op school geleerd. Maar ik vind er niets aan. Ik vind het veel leuker, dat ik naar Groningen ga. Als jij naar Brussel ging vond ik het nog veel leuker." „Je mammie gaat nu eenmaal niet naar Brussel," zei de hospita. „Nee," zei het dochtertje. Er staat een soldaat te liften. Hij staat er kennelijk niet uit weelde, maar de automobilisten, die hem voorbijrazen, denken er anders over. Zo zijn automobilisten. En zo zijn soldaten. Altijd op de dubbeltjes. Als ze de trein niet kunnen betalen, zien ze maar liever in een auto mee te komen. „Kerstverlof, soldaat?" „Ja, Kerstverlof. De kazerne uit en naar huis! Je beseft pas goed wat het zeggen wil: naar huis gaan, wanneer je soldaat bent. Niet, dat je altijd in de kamer zit bij je vader en moeder. Zo ben je thuis en io slinger je je al weer op de fiets naar je vrienden. Of naar je meisje. Dat ligt er maar aan. Maar met de Kerstdagen is het wel plezierig in de kamer te zitten. Het is gek, hè, maar dan kom je los. Je bent veel vertrouwelijker met je ouders dan anders. Ja, Kerstmis is een mooi feest. Gelukkig doen we er altijd v/at aan. We hebben nog ieder jaar een Kerstboom gehad. Hij was net een barometer. Had mijn vader goeie verdiensten, dan was het een grote. Zat hij er niet zo goed voor, dan was het een kleine. De stem ming is er nooit minder om geweest. Dat is nu het mooiste vredescongres, dat je je kunt denken, mijnheer. Daar kunnen ze de andere gerust voor achterwege laten. Weet u, mijn vader, moeder en ik zijn een keer met Kerst mis bij familie op bezoek geweest, 's Avonds, net toen we aan het konijn zouden beginnen, kreeg mijn nicht de grootste ruzie met haar moeder. Ze is woedend het huis uitgelopen. Het kwam natuurlijk weer goed, maar mijn vader zei: „Ik niet meer met Kerstmis de deur uit. Bij mij maken ze tenminste geen ruzie." „Als het eens altijd Kerstmis was, soldaat. „Dan zou het nog niet altijd vrede zijn, mijnheer. En daarom mogen we al blij zijn, dat we ook dit jaar weer met verlof gaan. Het zou er heel wat beroerder voor staan als dat niet het geval was. Alleen hoop ik maar, dat ik een lift krijg. Des te eerder ben ik, waar ik wil wezen." „Thuis...." „Ja, thuis!" Het was zomaar een nummer, dat wij draaiden en een zakelijke stem gaf antwoord. „Ja, hallo?" „Wij zijn het," antwoordden wij. „We wilden graag weten wat je met de Kerst doet." De zakelijke stem weifelde even, speurend naar onze identiteit. „Wat ik met de Kerst doe?", herhaalde de stem. „Ja," zeiden wij. „Nou, gewoon," zei de stem. „Kom," zeiden wij, „je wil ons toch niet wijsmaken, dat je met de Kerst op kantoor zit." „Nee, natuurlijk niet," antwoordde de stem, „ik ga uit." „Met wie?" „Met mijn vrouw." De stem klonk een tikje verveeld, alsof het idéé hem niet opwond. „En waar denk je heen te gaan?" „Nou, dat is wat," zei de stem, „naar de schouwburg." „O," zeiden wij, „en verder?" „Natuurlijk dineren we in de stad," -zei de stem, „dat doen we elk jaar. Misschien dat mijn vrouw nog naar de kerk gaat. Ze vindt het zo leeg zonder kerk. Ik hoop niet, dat ze 's middags gaat, want anders wordt het te laat voor het diner." „Ja," zeiden wij, „het zou wel jammer zijn, als je dat diner moest missen." „Wat bedoel je?", vroeg de stem. „Jullie zouden toch ook in de stad gaan dineren." „Ja, zeker," haastten wij ons te zeggen, „maar is dit dan alles, waaraan je denkt: lekker eten en naar de schouw burg gaan? Is er niets meer?" „Meer?", vroeg de stem. „Wat meer?" „Nou,' zeiden wij, „wij dachten maar zo. Kerstmis „O," zei de stem, „als je de kinderen bedoelt. Ja, die kunnen 's middags wel naar het circus. En de Tweede Kerstdag neem ik ze misschien mee met de wagen. Ik denk wel niet, dat ik er onderuit zal kunnen. Je weet werkelijk niet, wat je ze moet laten doen in de vacantie." „In de Kerstvacantie „Hè?" „In de leegte. De organist had maar één wens. Dat hij de partituur zonder fouten zou spelen. Van het „Stille Nacht" tot „De herdertjes". Hij ging nu naar huis, want het zou vroeg dag zijn en hij wilde zich niet verslapen. En wanneer straks boven de hoofden der mensen zou preludiëren, hoopte hij dat Chris tus in hen geboren zou worden als eens in de Kerstnacht. Geboren worden in hun harten door de kracht van hun geloof. Hij had nog vertrouwen in de mensen „Wij zijn allemaal van goeden wil", zei hij. „Onze goede wil maakt ons tot kinderen. Tot kinderen voor het Kind!" HIJ was maar een half mens. Niet dat hij achterlijk was of' arm van geest, nee, zijn hoofd was helder genoeg; het waren zijn benen, die zijn dwerglichaam niet dragen konden, die maakten dat hij niet meetelde. Nergens. Zelfs een naam had hij niet. „Het mannetje op het stoel tje", heette hij onder de mensen en nie mand noemde hem ooit anders. Hij wrikte zijn stoeltje van huis tot huis en met een haak aan het uiteinde v^n een stok zoals vroeger lantaarnopstekers hadden, alleen kleiner, bewerkte hij de deurbellen. „Het mannetje van alle jaren", riep hij in de portieken of onder aan de trap, daarbij met zijn hoge piepstem een veel liefelijker wezen oproepend dan hij in werkelijkheid was met zijn slungelbenen en zijn belache lijk petje, zoals kinderen soms op een feestdag dragen. Hij kwam inderdaad maar eens per jaar; in ons dorp altijd met de Kerst. Hij hoorde bij de atmosfeer die in de dagen in huis hangt en voor de kinderen was hij niet het afzichtelijke ventje van later, maar een door God gestuurd dwergje dat de Kerst kwam inluiden. Griezelig en ver rukkelijk was het om de centen in zijn uitgestoken handje te laten glijden. Hij bedankte nooit; dat maakte hem des te indrukwekkender. We waren er vast van overtuigd dat hij iets te maken had met de verrassingen, die in die dagen uit de lucht schenen te vallen. We stelden ons voor, hoe hij in de Kerstnacht met stoel tje en al opsteeg als de klokken gaan luiden. „Hij is klaar met zijn werk, hij kijkt nog één keer naar beneden of hij alles wel goed gedaan heeft. Dan komt hij boven. Twee engelen tillen hem van zijn lelijke stoeltje, ze zetten hem op een troon van goud en nemen zijn gekke petje weg. Hij krijgt een kroon op zijn hoofd en laarzen aan zijn smalle voeten. Dan gaat hij dan sen". ïk hoor het mijn broertje nog zeg gen: „ik weet zeker dat hij het beste kan dansen van iedereen. En zingen ook". Mijn broertje Andreas zit rechtop op zijn stoeltje, net als het mannetje: zijn handen om de zitting, zijn benen neerbungelend langs de sporten als twee nutteloze dingen, zijn ogen wijd opengesperd. Hij krukt over de zolder, hij is bezeten van het manne tje. Hij piept net als hij, hij kucht, hij kijkt en hij bedelt als hij. Wij zijn de engelen, we vangen hem op en kronen hem, we juichen als hij om het hardst gaatdansen. Maar opeens houdt hij op. Hij valt op zijn stoeltje neer en laat zich wijgend naar de aarde zakken; hij steekt zijn armen uit naar het onbekende. Hij kijkt naar zijn benen en barst in snikken uit. Moe en een beetje bedroefd gingen we na zulke avonden slapen. Een troep kinderen omringde altijd het mannetje op het stoeltje, maar nooit de zelfde. Het was nu eenmaal zo in het dorp dat ieder kind één keer in zijn leven het mannetje op zijn rondgang volgde, net zoals het één keer mee moest om appels te stellen of te gaan varen in een onbe waakte vissersboot. Wie dat niet deed, telde niet mee. Ons geloof in de wonderen die het mannetje in de Kerstnacht deed, weerhield ons ervan. Maar niet voorgoed. Mijn broertje Andreas kon dagenlang zwijgend door het huis lopen. Dan broei de er iets achter zijn bijna zwarte ogen. ,.Hij kijkt naar binnen", zeiden we van hem. Maar opeens wierp hij zich op iets, op een stuk speelgoed, een mens of een spel. Eigenlijk was het geen spelen meer wat hij dan deed; hij liet zich zó mee slepen door zijn verbeelding alsof het een zaak van leven en dood gold. Even plot seling als het begonnen was, hield hij er ook weer mee op. Het was vierentwintig December. In de eerste sneeuw van het jaar speelden wij buiten, bovenop een barx-icade vocht mijn broertje Andreas tegen vijf andere jon gens, zijn tanden in zijn lip, tranen van woede in zijn ogen, hoewel hij het zélf zo gewild had. Plotseling kwam een grote troep kinderen de hoek om. We hoefden niet eens om te kijken om te weten wat er aan de hand was. Het mannetje van alle jaren. In de sneeuw leek hij kleiner en lelij ker dan ooit. Ik zie mijn broertje nog kij ken; zijn dichtgeknepen hand nog opge heven, zijn ogen twee zwarte glinsterende bollen. Ik voel hoe hij het mannetje in eens heel anders ziet dan vroeger en ik word bang. „Andreas", roep ik, „Andreas, niet doen". Hij heeft al gegooid, de sneeuwbal spat uiteen op de borst van het mannetje. An dreas bukt zich om een tweede te maken. Eén seconde is het doodstil, daarna weet X50COOOOOOOOOOOOOOOCOOCOOI niemand meer wat er gebeurt. In een flits zie ik mijn broertje zich telkens oprichten temidden van een drom wild geworden jongens. Hij is verschrikkelijk om te zien. „Ik zal je dood maken", gilt hij. We worden allemaal door hem behekst. Als een troep wolven omsingelen we het man netje op het stoeltje. Onze sneeuwballen raken hem van voren, opzij en in zijn xvug. Hij houdt zijn armpjes beschermend om zijn hoofd; zijn petje is al weggevlogen. Andreas heeft al weer iets anders bedacht. Terwijl de anderen blijven gooien, wen telt hij een hard stuk sneeuw voor zich uit, dat weldra groter is dan zijn hoofd. Nu heft hij het met twee armen op en gooit. Het raakt het mannetje van voren. Stuivers en centen vallen in de sneeuw, een eind verderop ligt het centenbakje. Onze armen zakken, wij staan doodstil. Als een hulpeloos kind zit het mannetje in de sneeuw naast zijn omgetuiixielde stoeltje. Overal gaan deuren open, vrouwen ko men naar buiten. Op dat ogenblik rennen we weg, de straat uit, de hoek om tot we buiten het dorp zijn. Niet voor het mannetje, of de vrouwen, voor ons zelf vluchten we. Al spoedig x-aken we elkaar kwijt. Op een landweg sta ik stil, op eens alleen. Ik kijk achterom. Nog geen honderd meter bij me vandaan staat An dreas. Middenin het vlakke witte land staat hij bij een houten hek, dat hij met twee handen omklemt. Aan één stuk door slaat hij met zijn hoofd op de bovenkant. Ik durf hem niet te roepeix. Tot het donker wordt blijf ik achter een boom staan wachten. Zonder me te zien, rent hij voorbij, zijn gezicht nat van tranen. Die avond vermeden wij elkaar, zoveel als mogelijk was. Wij zaten aan tafel met neergeslagexx ogen. Na het eten deden we of we lazen. Op de zolder kleedden we ons zwijgend uit en doken diep weg onder de dekens. Onze spelletjes van anders bleven achterwege. Langs de zoldering schoof af en toe een streep licht: een auto in de straat. Ik lag op mijn x-ug, de armen onder het hoofd en wachtte tot er weer één zou komen. Mijn broertje had de dekens met- eeix over zijn hoofd getrokken. Achter het zolderraam bewoog telkens een zwarte tak. Ik probeerde er niet naar te kijken, maar ik hield dat niet lang vol. „Andreas", fluisterde ik. Hij antwoordde niet, maar in het schemerdonker zag ik hem schokken. „Ik ben het", riep ik. „Kom bij me", fluisterde hij, „ik weet wat er gaat gebeuren". We zaten naast elkaar in zijn bed, het laken over ons hoofd ge trokken. „Straks gaan de klokken luiden; het mannetje gaat omhoog; de engelen wenken hem al. Als hij boven is, zien ze zijn haar en zijn jas vol sneeuw, zijn cen tenbakje is weg. Dan vex-anderen de en gelen zich in boze mannen; ze laten zich naar beneden vallen, hier in onze straat." Het angstzweet brak ons uit. Na een hele poos begon hij opnieuw. „We kunnen het niet meer goed maken, we hebben geen geld". „Geld kan hem niets schelen". „Latexx we hem de ster geven". De ster, onze vemxkkelijke zilveren ster die we zelf pas gekocht hadden van ons eigen geld; het was het allermooiste dat wij be denken konden. Andreas gleed uit bed. De ster lag in een kartonnen doos op tafel. Hij bracht hem mee en legde hem tussen ons in op de deken. Zelfs in het donker glinsterde hij. Als ze komen, zeggen we dat die voor hém is". „En als ze de ster niet willen?" Andreas gaf geen antwoord. We wacht ten, we tuurden in het donker. Soms meenden we zijn stem te horen in de wind of de poten van zijn stoeltje te horen tik ken. De klokken voor de nachtmis hoor den we niet. We moeten in slaap gevallen zijn, dicht tegen elkaar aan. Het begon al dag te worden toen we gelijk wakker werden. We vlogen over eind, het geluid van brekend glas had ons gewekt. „De ster", zeiden we tegelijker tijd. We bogen ons over de rand van het bed. In duizend stukken lag de ster xxit- eengespat op de vloer. „Ze wilden hem niet", zei Andreas met trillende stem. Beiden keken we omhoog naar het dakvenster. Tegen het witte licht hing een tak vol rijp. Ik stond op en ging naar mijn eigen bed. En allebei alleen huilden we met het hoofd in het kussen om alles wat nooit meer goed te maken was, om het mannetje van alle jaren, om de gebroken ster en om ons zelf. Ik heb het mannetje nooit teruggezien. Maar iedere keer als de klokken in de Kerstnacht gaan luiden, slaat mijn hart alsof er iets zal breken. In het Haags Ge meentemuseum wordt sinds enkele dagen een tentoonstelling gehouden van Kerst groepen, Kerstkrib ben en dergelijkeaf komstig uit Italië, Tirol, Zuid-Duitsland, Oostenrijk en Neder land. De nevenstaan de afbeelding toont een bedelaarsgroep van de Italiaanse beelhouwer Giuseppe Semmartino, die in de achttiende eeuw te *'--w7.s leefde en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 12