Oud en nieuw in de sterrenkunde In het voetspoor der vaderen Feiten en cijfers van Nederland in 1952 Oudejaarsdilemma in New York Ik wensche U Vrolijke keuken" in Italië 10 Boek van het jaar 1952 HUGHES WILDE DOLLARS LENEN WOENSDAG 31 DECEMBER 1952 Ik wensche u een jaar, dat zacht als zijde is; ik wensche u een jaar dat blank en blijde is; ik wensche u een jaar, dat ver van krank is, een deugdelijk jaar zoo breed als 't lang is; ik wensche u een jaar, dat, als 't voorbij is, een zalig jaar voor u en mij is; ik wensche u een jaar, zoo Gods gebod is, dat in en dat uit geheel voor God is. GUI DO GEZELLE Het boek van het jaar 1952 bevestigt de goede verwachtingen die de uitgave van 1951 heeft opgewekt. Er bleek inderdaad behoefte te bestaan aan een overzichtelijk en rijk gedocumenteerd naslagwerk, dat de gebeur tenissen van één jaar vastlegt, en zich niet beperkt tot simpele feiten, maar met critisch commentaar die gebeurtenissen plaatst in het raam van hun tijd. Er staan vele feiten in het boek van het jaar, die hun waarde ontlenen aan de achtergrond, waartegen men ze moet zien. Hun betekenis als cultuur verschijnsel wordt in het boek van het jaar nader vastgesteld. Dat geoeurt over het al gemeen zonder willekeur, al blijft het be zwaarlijk, dat de overzichten, die men in het jaarboek aantreft niet ondertekend zijn, zodat men niet kan nagaan in hoeverre zeer per soonlijke opvattingen hun rol spelen. Men kan overigens niet ontkennen dat het jaarboek zeer gedetailleerd en zeer nauw keurig is samengesteld terwijl geen ver starring het belaagt. Het is rijk geïllustreerd, voorzien van duidelijke tabellen en registers en uitermate nuttig in het gebruik. Dit practisch effect waarborgt een ruime ver spreiding. Welke wij het toewensen! Fr. (Uitgave Elsevier) Grenzen fascineren. Viruly, die al vele malen over vele grenzen is gevlogen, zegt dat ze er niet zijn: je kunt uit de lucht niet zien dat hier Nederland eindigt en daar België begint. Natuurlijk heeft hij gelijk. Maar toch moet het dunkt mij ook wereldfederalisten een ietwat sensationele prikkel geven wanneer zij voor een slag boom staan, aan welks andere zijde een ander land begint. Misschien zelfs juist federalisten: op die prikkel steunt immers hun overtuiging? Oud-en-Nieuw heeft datzelfde maar dan sterker: het passeren van de grens is hier onvermijdelijk. Niemand kan, al ivil hij in de allerlaatste minuut nog zo sterk, „in 1952 blijven". Dat onherroepelijke ver leent aan het tijdstip van Oud-en-Nieuio iets absoluuts. Dit werkt in de hand dat velen het met enige plechtigheid beleven en wellicht is het voor die velen des te plechtiger wanneer zij weten dat in die zelfde seconde in honderdduizenden huis kamers van Nederland de mensen opstaan, elkaar de hand toesteken, snikken, juichen, het glas heffen, elkaar omhelzen of nog iets anderen doen. Tien millioen mensen tegelijk in de houding geen veldheer zag ooit zijn troep zo synchroon exerceren en in zo massale omvang. En toch is dat absolutebetrekkelijk. Onze radio brengt aan het licht dat in Oost-Europa Oud-en-Nieuw twee of zelfs drie uur eerder wordt gevierd dan bij ons. Men kan om tien uur horen dat het dan in Athene middernacht is. Wij op onze beurt zijn al een uur het nieuwe jaar in als Big Ben voor de Engelsen 1953 inluidt. Stalin ontivaakt al in de ochterjd van de eerste Januari wanneer Eisenhower met zijn familie nog de laatste mimiten van de 31ste December ziet verstrijken. En het kan nog veel gekker: van twee mensen die zich bevinden in een sloep op zeker punt'in de Stille Oceaan zo dicht bijeen dat zij elkaar de hand kunnen geven zou de een met het vieren van Oud-en- Nieuw.... pas 24 uur na de ander mogen beginnen. Want dwars door de Stille Oceaan loopt de „datumgrens". En als onze sloep zich op de juiste plaats bevindt kan het zijn dat die datumgrens haar juist in tweeën snijdt Het is een lijn, even onzichtbaar en on grijpbaar -ais eert lengte- of breedtegraad. Niettemin ktin men haar „de bron der dagen" noemen: hier ontspringt de nieuwe datum én gaat de oude onder. En zij is iets zó reëels dat zeelui die deze grens passeren in hun logboeken ofwel twee maal dezelfde datum noteren ofwel een dag overspringen dat hangt af van de vraag of zij in Westelijke of in Oostelijke richting varen. De realiteit van die grens blijkt ook uit het spraakgebruik: voor een Amerikaan ligt China ,.in het Verre Oos ten"maar als hij erheen gaat reist hij Westioaarts. Voor degeen die juist op dit plechtige ogenblik van Oud-en-Nieuw velen hebben dan behoefte aan bezinning, aan een geestelijk balans opmaken en met schone lei beginnen liever wilde dat het nieuwe jaar voor het gehele mensdom in één en dezelfde seconde zou ingaan, heeft deze gang van zaken iets teleurstel lends. Oud-en-Nieuw blijkt immers een min of meer plaatselijke aangelegenheid te zijn, want ook ten opzichte van de vraag wanneer het nu twaalf uur is blijken Rus sen anders te denken dan West-Europea nen en wij in West-Europa weer anders dan de Amerikanen (die het methun drie tijdzones zelfs onderling niet eens zijn)! Maar hier biedt de sterrenkunde troost. Wij willenu op deze avond niet, onder het motto „Zie Boven", het dak opjagen om naar de hemel te kijken, al is daar een prachtige volle maan te zien die van vandaag heet de midwinter-volle maan, omdat zij zich gedraagt als de zon op de midzomerdagkijk maar eens hoe hoog zij staat! In ruil voor deze concessie vragen wij enige inspanning van uw voorstel ling svermo gen. Stel u eens voor dat de aarde stilstaat terwijl de zon om haar heen loopt. Zo moei lijk is dat niet, want voor het oog lijkt het inderdaad alsof niet de aarde maar de zon beweegt: zij wandelt immers in een jaar tijd langs de twaalf sterrenbeelden van de zgn. dierenriem en staat telkens na twaalf maanden op dezelfde plaats tus sen de sterren in December in het ster renbeeld de Schutter. Wat let ons. ons voor te stellen dat wij nu in het middelpunt der aarde plaats ne men terwijl de gehele aarde uit een zeer doorzichtig materiaal bestaat. Uit die positie kunnen ivij dan de gehele „hemel bol" overzien, alle sterren van het Noor delijk en die van het Zuidelijk halfrond. Een fantastisch schouwspel! Langs die bol zien wij de zon bewegen. Haar baan langs, de bol heeft voar ons de vorm van een enorme cirkel met onszelf vn het middel punt daarvan. Nti stelt de sterrenkunde zich die cirkel inderdaad voor: men noemt deze: de eclip tica. De omtrek van die cirkel is (zoals elke cirkel) verdeeld in 360 graden. Men begint te tellen bij het zgn. lentepunt,.dat is het punt waar de zon zich bevindt als zij loodrecht boven de evenaar staat, zo dat dan voor het Noordelijk halfrond de lente begint. Het is duidelijk, dat de pun ten op de cirkelomtrek die resp. 90, 180 en 270 graden van dit lentepunt zijn verwij derd, achtereenvolgens zomerpunt, herfst punt en winterpunt heten. Het winterpuht van de ecliptica bereikte de zon op 21 December j.l. om 22.44 uur. Op dat ogen blik had zij dus nog 360 270 90 gra den langs die ecliptica af te leggen voor dat zij weer in het lentepunt zal staan. Vandaag is zij alweer aan aantal graden gevorderd. En nu komt het aardige. De sterrenkundi gen, die dagelijks omgaan met begrippen die zich aan alle aardse maatstaf onttrek ken, hebben een universele tijdaamvijzing nodig. Er moet een tijdaanwijzing zijn die waar ook ter wereld dezelfde is. Zij heb ben daarom afgesproken dat het nieuwe jaar begint op het tijdstip dat de zon nog precies 80 graden langs de ecliptica moet afleggen voordat zij in Maart '53 het lente punt bereikt. Het jaar dat op dat ogen blik begint noemen zij „annus fictus 1953" (het „vaste jaar 1953"). Dit tijdstip nu, wanneer de 'zon precies 80 graden vóór het lentepunt staat, valt dit jaar wanneer onze Nederlandse klokken aanwijzen: 15 uur 35 minuten en 54,96 seconden. Op de 31ste December dus, om bijna zes minuten over half vier. Wie op dat ogenblik zegt: „Nu begint het nieuwe jaar" spreekt sterrenkundige taal. En zijn woorden gelden voor de gehele aardbol, van Noord- tot Zuidpool, van Hongkong tot Buenos Aires en van Moskou tot Washington. Want wel dege lijk is onze wereld één wereld. Velen onzer zien het niet. Maar over wellicht luttele decennia zulen onze interplanetaire ra ketten ons tot Mars brengen. Van die pla neet af onze blik richtend op de heldere avondster zullen wij weten dat dat de aarde, ónze Aarde, is. En wij zullen zien dat het één wereld is. één nietig planeetje tegen de achtergrond van het onmetelijke sterrengewelf. En van die afstand bekeken zullen ijze ren gordijnen, koude en warme oorlogen, invloedssferen en strategische punten zijn verschrompeld tot belachelijk-kleine, want aan menselijke ondeugden ontsproten za ken. Wijd hieraan, geachte lezer, op deze Oudejaarsavond eens een paar kosmisch gerichte gedachten, het motto „Zie Boven" voor deze keer aanvullend met één beteke- niè^extra: En vier dan wat mij betreft Oud-en-Nieuw gerust op de conventionele manier om twaalf uur. ah zijt ge daarmee dan volgens de sterrenkundigen bijna achP en een half uur te laat G. v. W. 99 Speciale correspondentie uit Rome Tn Februari a.s. heeft d=nt een merkwaardig heid tot gevolg met betrekking tot een zons verduistering die dan zal optreden. Siberië, Ja pan. OhinS. de Philippiiren en omliggende at reken zuMen de zon (gedeel+eliik) verduisterd zien op 14 Februari. Alaska, in bet uiterste. Noordwesten van Noord-Amerika, ziet dezelfde éelips op 13 Februari. D£ GROEI VAN DE BEVOLKING Op 1 Januari 1952 telde NEDERLAND 10.327.000 inwoner» INDUSTRIËLE PRODUCTIE llti <50 140 130 120 1193fi 1 00 110 100 irUAUJ JA so 1952 I CONSUMPTIEN iwoexojfers f' Votd Ingamljd; l« npjg; J f M A M J J it 1952 I i--/- I Genotmiddelen I HoevtCL ~io- JFUAMJJAS 1952 mm. EN nu zit uw brievenbus vol visitekaartjes en onder de Kerstboom hebben de „mooi" kaarten met roman tische landschappen spelende poesjes en rozige engeltjes ge staan, allemaal onderdelen van de wenserij. En in Frank rijk is het een beetje „Sinter klaas" en geeft men elkaar geschenken, die „étrennes" heten. AAN dat alles zijn, volgens de heren die het weten kunnen, wij Romeinen schuld. Niet de Romeinen van van daag en zelfs niet die van twintig eeuwen geleden, maar nog veel oudere Romeinen, van wie wij zo heerlijk weinig weten en er toch alleraardig ste bijzonderheden over ver tellen. De hoofdschuldige zou zijn koning Tilus Tatius, een oude heer uit de allerprilste jeugd van Rome. Eigenlijk was hij een koning der Sabijnen, maar volgens de legende zou hij zijn buurman Romulus, die al een dagje ouder werd, geholpen hebben bij het regeren der nieuwe nederzetting. Hedendaagse geschiedschrijvers, die bitter weinig eerbied hebben voor mooie legenden en kleingelovig zijn wanneer het om edele handelingen van koningen en andere poten taten gaat, menen dat de Romeinen dit verhaal over de samenwerking der twee koningen hebben bedacht om een Romeinse nederlaag te verdoszelen. De Sabijnen zouden, om het eens modern uit te drukken, het overwonnen Rome tot een protectoraat hebben gemaakt. Van Titus Tatius wordt verteld, dat hij een bijzondere verering had voor de Sabijnse .godin der gezondheid Strenia en dat hij bij het begin van het jaar takjes placht uit te delen van de aan Strenia .ge wijde bomen in het heilige bos „lucus Streniae" dicht bij de plaats waar later het Colosseum verrees. Aan die gewoonte zijn de Romeinen lange tijd trouw ge bleven en men schonk eUtaar takjes (verbenae) van ver bena-plant (afweermiddel tegen het boze oog en tegen zwarte magie) en ook van laurier- en olijvenstruiken. Later kwa men daar vijgen en honing bij opdat het nieuwe jaar vol zoets zou zijn. De klad kwam er een beetje in toen men het in duurder geschenken ging zoeken, bijvoorbeeld vergulde da dels, dus een uitheemse vrucht. En helemaal mis werd het toen men met geldgeschenken begon. Tegenwoordig geeft men Nieuwjaarsfooien, vooral aan de werkende stand. Bij de Romeinen was dat precies andersom. De „cientes", een soort van claque van parasieten, die elk groot heer placht te ver gezellen als hij zich naar het forum, badhuis of renpark be gaf, of daar zijn lof te verkondigen en zodoende het recht op een gratis maaltijd te verwerven, deze „clientes" gaven op Nieuwjaarsdag aan hun patroon zilveren munten. Ook de keizer ontving op die dag geldschenkingen van zijn onder danen. Augustus gebruikte de Nieuwjaarsgaven om Rome te verrijken met kunstwerken die hij in Griekenland en Zuid-Italië liet opkopen. Het werd al gauw een dure- aardig heid, daar men aan de gaven symbolische waarde ging toe kennen. Hoe meer munten men gaf, des te meer fortuin wenste men zijn patroon of de keizer in het nieuwe jaar. Verscheidene keizers, Tiberius en vooral Claudius, hebben dit misbruik dan ook bestreden. IN Italië is van deze geldschenkerij iets overgebleven, en wel in een heel onverwachte vorm. Op Nieuwjaarsdag pleegt men vrienden en kennissen te eten te vragen, waarbij men de gasten gebraden worst met linzenmoes voorzet. Lin zen zijn in ons Noorden niet zo bekend. Zij zien er uit als heel kleine, platte schijfjes, donkerbruin van kleur. Ieder Italiaan ziet in de Nieuwjaarslinzen munten, en eet er zo veel mogelijk van, want dit betekent voorspoed in het nieuwe jaar. De geschenken zijn ook gebleven, maar die geeft men elkaar hetzij op Kerstmis, hetzij, vooral aan kinderen, op 5 Januari, Driekoningen, het Italiaanse Sinterklaasfeest. In Frankrijk geeft mennog steeds geschenken (étrennes, Itali aans strenna van de godin Strenia) op Nieuwjaarsdag. In beknopte vorm illustreert bij gaan- de tekening de gang van zaken in Nederland gedu rende het afgelo pen jaar. De cijfers spreken voor zich zelf. DE voorspoedritus van 1 Januari vindt zijn tegenbeeld in de gebruiken voor Oudejaarsavond. Door het maken van veel lawaai wij zinspelen niet op de jazzmuziek in de dancings, maar op ketelmuziek en pistoolschoten worden de boze invloeden, die alle kwaad in het verstreken jaar hebben veroorzaakt, verdreven. En om alle slechte invloeden te weren, is het een goed Italiaans gebruik, vooral te Rome, dat men die nacht om twaalf uur alles wat men in de loop van het jaar gebroken heeft, flessen en borden, potten en pannen, vaak hele fornuizen, uit het raam gooit. Sedert de laatste vijftig jaar wordt dit gebruik door de politie bestreden, maar het is een moedig politieman, die zich op dat gevaarlijk uur op straat waagt om juffrouw Sofonisba van de zevende verdieping toe te schreeuwen, dat zij moet ophouden haar lege flessen op straat te gooien, wanneer mijnheer Hercules van vijf hoog juist bezig is een oud potkacheltje door de vensteropening te wringen. Het is een goed ding dat men zich, bij het einde van het oude en bij het begin van het nieuwe jaar, bezint op wat rnen voor zijn eigen manier van leven behoorlijk en correct acht. Meer dan anders is men in die periode geneigd zich af te vragen: is die reactie, is die daad, nu wel de juiste? Ik zou u natuurlijk het overbekende ver haal kunnen doen, dat het op Oudejaarsavond stampvol is op Times Square, en dat er een oorverdovend lawaai opstijgt en een hels getoeter en gefluit, wanneer de lichtende letters van de New York Times aangeven, dat het nieuwe jaar is aangebro ken. Maar belangrijker dan dat getoeter en geschreeuw lijkt mij toch die inkeer, dat balans opmaken, waar vrijwel niemand ter wereld omstreeks 31 December aan ontkomt. Ook niet te New York. Op 31 December 1952 zal het wel niet anders zijn dan in andere jaren en daarom doet het er niet zoveel toe, welk oudejaar men be schrijft. Vandaar dat ik bij uitzondering niet schroom om als journalist met oud nieuws aan te komen, met een verhaal over wat mijzelf twee jaar geleden te New York is overkomen en dat mij bij gebleven is, juist omdat het Oud en Nieuw was en omdat enig ethisch zelf-onderzoek niet afwezig bleef daarbij. Vreemde ontmoeting Op 30 December 1950 liep ik, met niets anders dan mijn ziel onder mijn arm, over Sixth Avenue in de buurt van de 34ste straat. Zonder veel te zien, stond ik te kijken naar een étalage van een heren modezaak en ineens hoor ik van een man naast mij de opmerking: „Dat is toch maar matige kwaliteit. Bij ons in Canada hebben we toch betere dingen". Dit was de inlei ding tot een gesprek, waarbij hij vertelde inderdaad uit Canada te komen, en ik, dal ik Nederlander was. Dat gaf een aankno pingspunt, want de man was als bevrij- tto- h«t eind van de oorlog ons land binnengekomen en hij wist zich nog vrij veel uit die te herinneren. Wat het heden betrof: samen met zijn broer was hij, gedurende de nacht, per auto uit Canada naar New York gekomen. Zijr broer was doorgereden naar Philadelphia om daar een oude vriend op te zoeken er zou de volgende dag weer terug komen Maar kort nadat zijn broer doorgereden was, kwam de achtergeblevene tot een ver velende ontdekking. Hij had zijn leren autojekker in de wagen achtergelaten en in plaats daarvan 'een lichtere jas aangedaan Dat was redelijk, want het was vrij warn in die dagen. Maar uiterst onaangenaam was het, dat hij in die leren jekker ook zijn portemonnaie met al zijn geld had laten zitten. Ook al had hij zich kunnen identifi ceren, bij een bank had hij geen geld kun nen opnemen. Daarvoor moesten eerst documenten heen en weer worden gestuurd naar Canada en dat nam zoveel tijd, dat het geen zin meer had er aan te beginnen. Uiteraard vroeg ik, of hij dan de hele dag nog niet gegeten had en dat bleek inder daad het geval. Al gauw zaten we dan ook in een drug-store achter een Hamburger met een kop koffie. Daar vertelde de heer Hughes, zo was zijn naam, het een en ander over zijn leven in Canada. Hij had met zijn vader een bouwbedrijf en zijn grote hobby was skiën. Hij had een eigen ski-hut, twee uur sporen van zijn woonplaats en daar ging hij in de winter dikwijls voor het weekend naar toe. Daar hij, reizend zonder bagage, in een hotel vooruit moest betalen, en daar hij toch ook verder niet op een houtje kon bij ten, bood ik hem aan hem tien dollar te lenen. Daar was hij kennelijk blij mee en hij zou me de volgende dag in het gebouw van de Verenigde Naties komen opzoeken, iamen met zijn broer. We zouden daar lun- •hen en vervolgens het gebouw bekijken. Tijdens de hele ontmoeting voelde ik steeds wel enige twijfel aan de waarheid, /an het verhaal, maar de man zag er niet naar uit, dat hij dronk, hij had beschaafde manieren en was eigenlijk erg aardig.; Ik had wel even de neiging hem naar een identiteitsbewijs te vragen, maar ik deed iet toch maar niet. omdat dat zo duidelijk mijn wantrouwen getoond zou hebben en zoiets is zo pijnlijk. Toch gaf ik mezelf, toen Hughes wegging, niet meer dan 50 percent kans die tien dollar terug te zien. Op Oudejaarsdag wachtte ik tevergeefs in het gebouw van de Verenigde Naties; Hughes en zijn broer kwamen niet opdagen. Ik had dus kennelijk verkeerd gegokt. Ik was toch te goed van vertrouwen geweest, en ik had hem naar zijn papieren moeten vragen. Maar ja, hij had toch een net mens kunnen zijn, en hoe penibel had ik dan de situatie niet gemaakt.. Verdiept in dergelijke oudejaarsgedach- ten kwam ik 's avonds terug in mijn hötel. Plotseling legt daar iemand de hand op mijn schouder. Ik kijk om en zie tot mijn verrassing het vrolijk lachende gezicht van Hughes. Hij was veel te laat op de Ver enigde Naties gekomen en had me daar niet kunnen vinden. Toen was hij maar naar een debat over de Palestijnse kwestie gaan luisteren en daarover wist hij een paar aardige opmerkingen te maken. Waar zijn broer nu was? Die had hem uit Philadelphia opgebeld (naar het hotel waar ze elkaar zouden ontmoeten) met de sombere mededeling, dat de automatische versnelling van de auto gerepareerd moest worden en dat zou wel een dag duren. Yeel tijd had ik niet, maar ik vroeg Hughes of hij een glas jenever op mijn kamer kwam drinken. Hij bleek allerlei soorten -Nederlandse jenever goed te ken nen ën die kennis boekte ik maar op zijn credit: Het hele gesprek deed zijn papieren trouwens rijzen. Wanneer iemand op je kamer is, kun je hem beter observeren dan in een drug-store en deze man had toch werkelijk niet het uiterlijk van een oplich ter. Hij leek zeker voor 80 of 90 percent te vertrouwen en ik aarzelde dan ook niet om hem, op zijn verzoek, tot de volgende dag nog tien dollar extra te lenen. Goed of slecht begin Op Nieuwjaarsdag moest ik naar een kleine nieuwjaarscocktail in het Wal dorf Astoria Hötel. Pas daarna zou ik Hughes kunnen ontmoeten en ik vroeg hem daarom, om half acht in de grote vestibule van dat hötel te komen. Hij was er inder daad. Maar het nieuwe jaar was voor hem niet al te best begonnen. De auto was nog altijd niet gerepareerd. Toch was er een klein geluk bij alle ongeluk: hij had die middag, geheel toevallig een meisje ont moet, dat hij in geen jaren had gezien. Hij had haar gevraagd, die avond met hem uit te gaan en hij vroeg me nu, of ik hem aan nog vijf dollar zou kunnen helpen. Toen begonnen zijn papieren opeens te dalen: een meisje mee uit te nemen in New York kost meer dan vijf dollar; bovendien: hoe kon zijn boord nog zo helder zien, nadat Hughes enige dagen door New York had rondgelo pen? Dat vroeg ik hem niet, maar wel iets anders: „John (wij noemden elkaar na de borrel bij de voornaam) waarom ben je toch niet naar je consulaat gegaan, toen je merkte geen geld bij je te hebben?" Zijn antwoord was, dat hij daar niet aan ge dacht had, maai- dat het zinloos zou zijn geweest, omdat hij ook zijn legitimatie papieren in zijn leren jas had laten zitten Op dat moment daalden John's papieren ineens heel sterk: ik wist me zeker te her inneren, dat hij me verteld had op de bank, waar hij geld had proberen te krijgen, wel legitimatiepapieren te hebben getoond. Al mijn vertrouwen was ineens weg en ik zei: „John, luister eens, ik vertrouw je voor geen cent. En ik heb je eigenlijk nooit ver trouwd. Wij staan hier in het midden van de vestibule en twee detectives, die ik van tevoren gewaarschuwd heb, houden ons in het oog. Ik heb hun gezegd, dat de zaak in orde was, wanneer ze zagen, dat je me twintig dollar gaf. Doe je dat niet, dan be grijp je wel, hoe je ervoor staat". Druppels kwamen op zijn voorhoofd. en twintig dollar uit zijn portemonnaie. We hebben het spel volledig uitgespeeld. Kwasi-opgewekt pratend, liepen we naai de draaideur. Misschien had daar het doek moeten vallen. Maar ik kon toch niet laten, om, toen hij wegdraaide en ik achterbleef, snel hem toe te sissen: „Die detectives waren er helemaal niet." Een goed begin van het nieuwe jaar? Het heet verstandig om zich de kaas niet van het brood te laten eten. John was zeker een oplichter, maar hij had toch wel iets aar digs en een zeker talent voor toneelspelen moet hem niet vreemd zijn. Het was mis schien toch aardiger geweest de man, toen hij om die laatste vijf dollar vroeg, alleen maar te laten merken, dat je hem door had en hem dan die twintig maar te laten. Maar daarvoor moet je rijker zijn. Rijker in dol lars en rijker in goedheid des harten. Dr. P. G. J. KORTEWEG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 12