Oud en nieuw in de sterrenkunde
In het voetspoor der vaderen
Feiten en cijfers van Nederland in 1952
Oudejaarsdilemma in New York
Ik wensche U
Vrolijke keuken" in Italië
10
Boek van het jaar 1952
HUGHES WILDE DOLLARS LENEN
WOENSDAG 31 DECEMBER 1952
Ik wensche u een jaar,
dat zacht als zijde is;
ik wensche u een jaar
dat blank en blijde is;
ik wensche u een jaar,
dat ver van krank is,
een deugdelijk jaar
zoo breed als 't lang is;
ik wensche u een jaar,
dat, als 't voorbij is,
een zalig jaar
voor u en mij is;
ik wensche u een jaar,
zoo Gods gebod is,
dat in en dat uit
geheel voor God is.
GUI DO GEZELLE
Het boek van het jaar 1952 bevestigt de
goede verwachtingen die de uitgave van 1951
heeft opgewekt. Er bleek inderdaad behoefte
te bestaan aan een overzichtelijk en rijk
gedocumenteerd naslagwerk, dat de gebeur
tenissen van één jaar vastlegt, en zich niet
beperkt tot simpele feiten, maar met critisch
commentaar die gebeurtenissen plaatst in
het raam van hun tijd. Er staan vele feiten
in het boek van het jaar, die hun waarde
ontlenen aan de achtergrond, waartegen
men ze moet zien. Hun betekenis als cultuur
verschijnsel wordt in het boek van het jaar
nader vastgesteld. Dat geoeurt over het al
gemeen zonder willekeur, al blijft het be
zwaarlijk, dat de overzichten, die men in het
jaarboek aantreft niet ondertekend zijn, zodat
men niet kan nagaan in hoeverre zeer per
soonlijke opvattingen hun rol spelen.
Men kan overigens niet ontkennen dat het
jaarboek zeer gedetailleerd en zeer nauw
keurig is samengesteld terwijl geen ver
starring het belaagt. Het is rijk geïllustreerd,
voorzien van duidelijke tabellen en registers
en uitermate nuttig in het gebruik. Dit
practisch effect waarborgt een ruime ver
spreiding. Welke wij het toewensen! Fr.
(Uitgave Elsevier)
Grenzen fascineren. Viruly, die al vele
malen over vele grenzen is gevlogen, zegt
dat ze er niet zijn: je kunt uit de lucht
niet zien dat hier Nederland eindigt en
daar België begint. Natuurlijk heeft hij
gelijk. Maar toch moet het dunkt mij ook
wereldfederalisten een ietwat sensationele
prikkel geven wanneer zij voor een slag
boom staan, aan welks andere zijde een
ander land begint. Misschien zelfs juist
federalisten: op die prikkel steunt immers
hun overtuiging?
Oud-en-Nieuw heeft datzelfde maar
dan sterker: het passeren van de grens is
hier onvermijdelijk. Niemand kan, al ivil
hij in de allerlaatste minuut nog zo sterk,
„in 1952 blijven". Dat onherroepelijke ver
leent aan het tijdstip van Oud-en-Nieuio
iets absoluuts. Dit werkt in de hand dat
velen het met enige plechtigheid beleven
en wellicht is het voor die velen des te
plechtiger wanneer zij weten dat in die
zelfde seconde in honderdduizenden huis
kamers van Nederland de mensen opstaan,
elkaar de hand toesteken, snikken, juichen,
het glas heffen, elkaar omhelzen of nog
iets anderen doen. Tien millioen mensen
tegelijk in de houding geen veldheer
zag ooit zijn troep zo synchroon exerceren
en in zo massale omvang.
En toch is dat absolutebetrekkelijk.
Onze radio brengt aan het licht dat in
Oost-Europa Oud-en-Nieuw twee of zelfs
drie uur eerder wordt gevierd dan bij ons.
Men kan om tien uur horen dat het dan
in Athene middernacht is. Wij op onze
beurt zijn al een uur het nieuwe jaar in
als Big Ben voor de Engelsen 1953 inluidt.
Stalin ontivaakt al in de ochterjd van de
eerste Januari wanneer Eisenhower met
zijn familie nog de laatste mimiten van
de 31ste December ziet verstrijken. En
het kan nog veel gekker: van twee mensen
die zich bevinden in een sloep op zeker
punt'in de Stille Oceaan zo dicht bijeen
dat zij elkaar de hand kunnen geven
zou de een met het vieren van Oud-en-
Nieuw.... pas 24 uur na de ander mogen
beginnen. Want dwars door de Stille
Oceaan loopt de „datumgrens". En als
onze sloep zich op de juiste plaats bevindt
kan het zijn dat die datumgrens haar juist
in tweeën snijdt
Het is een lijn, even onzichtbaar en on
grijpbaar -ais eert lengte- of breedtegraad.
Niettemin ktin men haar „de bron der
dagen" noemen: hier ontspringt de nieuwe
datum én gaat de oude onder. En zij
is iets zó reëels dat zeelui die deze grens
passeren in hun logboeken ofwel twee
maal dezelfde datum noteren ofwel een
dag overspringen dat hangt af van de
vraag of zij in Westelijke of in Oostelijke
richting varen. De realiteit van die grens
blijkt ook uit het spraakgebruik: voor een
Amerikaan ligt China ,.in het Verre Oos
ten"maar als hij erheen gaat reist hij
Westioaarts.
Voor degeen die juist op dit plechtige
ogenblik van Oud-en-Nieuw velen
hebben dan behoefte aan bezinning, aan
een geestelijk balans opmaken en met
schone lei beginnen liever wilde dat
het nieuwe jaar voor het gehele mensdom
in één en dezelfde seconde zou ingaan,
heeft deze gang van zaken iets teleurstel
lends. Oud-en-Nieuw blijkt immers een
min of meer plaatselijke aangelegenheid
te zijn, want ook ten opzichte van de vraag
wanneer het nu twaalf uur is blijken Rus
sen anders te denken dan West-Europea
nen en wij in West-Europa weer anders
dan de Amerikanen (die het methun drie
tijdzones zelfs onderling niet eens zijn)!
Maar hier biedt de sterrenkunde troost.
Wij willenu op deze avond niet, onder
het motto „Zie Boven", het dak opjagen
om naar de hemel te kijken, al is daar een
prachtige volle maan te zien die van
vandaag heet de midwinter-volle maan,
omdat zij zich gedraagt als de zon op de
midzomerdagkijk maar eens hoe hoog zij
staat! In ruil voor deze concessie vragen
wij enige inspanning van uw voorstel
ling svermo gen.
Stel u eens voor dat de aarde stilstaat
terwijl de zon om haar heen loopt. Zo moei
lijk is dat niet, want voor het oog lijkt
het inderdaad alsof niet de aarde maar de
zon beweegt: zij wandelt immers in een
jaar tijd langs de twaalf sterrenbeelden
van de zgn. dierenriem en staat telkens
na twaalf maanden op dezelfde plaats tus
sen de sterren in December in het ster
renbeeld de Schutter.
Wat let ons. ons voor te stellen dat wij
nu in het middelpunt der aarde plaats ne
men terwijl de gehele aarde uit een zeer
doorzichtig materiaal bestaat. Uit die
positie kunnen ivij dan de gehele „hemel
bol" overzien, alle sterren van het Noor
delijk en die van het Zuidelijk halfrond.
Een fantastisch schouwspel! Langs die bol
zien wij de zon bewegen. Haar baan langs,
de bol heeft voar ons de vorm van een
enorme cirkel met onszelf vn het middel
punt daarvan.
Nti stelt de sterrenkunde zich die cirkel
inderdaad voor: men noemt deze: de eclip
tica. De omtrek van die cirkel is (zoals
elke cirkel) verdeeld in 360 graden. Men
begint te tellen bij het zgn. lentepunt,.dat
is het punt waar de zon zich bevindt als
zij loodrecht boven de evenaar staat, zo
dat dan voor het Noordelijk halfrond de
lente begint. Het is duidelijk, dat de pun
ten op de cirkelomtrek die resp. 90, 180
en 270 graden van dit lentepunt zijn verwij
derd, achtereenvolgens zomerpunt, herfst
punt en winterpunt heten. Het winterpuht
van de ecliptica bereikte de zon op 21
December j.l. om 22.44 uur. Op dat ogen
blik had zij dus nog 360 270 90 gra
den langs die ecliptica af te leggen voor
dat zij weer in het lentepunt zal staan.
Vandaag is zij alweer aan aantal graden
gevorderd.
En nu komt het aardige. De sterrenkundi
gen, die dagelijks omgaan met begrippen
die zich aan alle aardse maatstaf onttrek
ken, hebben een universele tijdaamvijzing
nodig. Er moet een tijdaanwijzing zijn die
waar ook ter wereld dezelfde is. Zij heb
ben daarom afgesproken dat het nieuwe
jaar begint op het tijdstip dat de zon nog
precies 80 graden langs de ecliptica moet
afleggen voordat zij in Maart '53 het lente
punt bereikt. Het jaar dat op dat ogen
blik begint noemen zij „annus fictus 1953"
(het „vaste jaar 1953"). Dit tijdstip nu,
wanneer de 'zon precies 80 graden vóór
het lentepunt staat, valt dit jaar wanneer
onze Nederlandse klokken aanwijzen: 15
uur 35 minuten en 54,96 seconden. Op de
31ste December dus, om bijna zes minuten
over half vier.
Wie op dat ogenblik zegt: „Nu begint
het nieuwe jaar" spreekt sterrenkundige
taal. En zijn woorden gelden voor de
gehele aardbol, van Noord- tot Zuidpool,
van Hongkong tot Buenos Aires en van
Moskou tot Washington. Want wel dege
lijk is onze wereld één wereld. Velen onzer
zien het niet. Maar over wellicht luttele
decennia zulen onze interplanetaire ra
ketten ons tot Mars brengen. Van die pla
neet af onze blik richtend op de heldere
avondster zullen wij weten dat dat de
aarde, ónze Aarde, is. En wij zullen zien
dat het één wereld is. één nietig planeetje
tegen de achtergrond van het onmetelijke
sterrengewelf.
En van die afstand bekeken zullen ijze
ren gordijnen, koude en warme oorlogen,
invloedssferen en strategische punten zijn
verschrompeld tot belachelijk-kleine, want
aan menselijke ondeugden ontsproten za
ken. Wijd hieraan, geachte lezer, op deze
Oudejaarsavond eens een paar kosmisch
gerichte gedachten, het motto „Zie Boven"
voor deze keer aanvullend met één beteke-
niè^extra: En vier dan wat mij betreft
Oud-en-Nieuw gerust op de conventionele
manier om twaalf uur. ah zijt ge daarmee
dan volgens de sterrenkundigen bijna achP
en een half uur te laat
G. v. W.
99
Speciale
correspondentie
uit Rome
Tn Februari a.s. heeft d=nt een merkwaardig
heid tot gevolg met betrekking tot een zons
verduistering die dan zal optreden. Siberië, Ja
pan. OhinS. de Philippiiren en omliggende
at reken zuMen de zon (gedeel+eliik) verduisterd
zien op 14 Februari. Alaska, in bet uiterste.
Noordwesten van Noord-Amerika, ziet dezelfde
éelips op 13 Februari.
D£ GROEI VAN DE
BEVOLKING
Op 1 Januari 1952 telde NEDERLAND
10.327.000 inwoner»
INDUSTRIËLE
PRODUCTIE
llti
<50
140
130
120
1193fi 1
00
110
100
irUAUJ JA so
1952
I CONSUMPTIEN
iwoexojfers f' Votd Ingamljd; l« npjg;
J f M A M J J it
1952 I
i--/-
I Genotmiddelen I
HoevtCL
~io-
JFUAMJJAS
1952
mm.
EN nu zit uw brievenbus vol
visitekaartjes en onder
de Kerstboom hebben de
„mooi" kaarten met roman
tische landschappen spelende
poesjes en rozige engeltjes ge
staan, allemaal onderdelen
van de wenserij. En in Frank
rijk is het een beetje „Sinter
klaas" en geeft men elkaar
geschenken, die „étrennes"
heten.
AAN dat alles zijn, volgens
de heren die het weten
kunnen, wij Romeinen schuld.
Niet de Romeinen van van
daag en zelfs niet die van
twintig eeuwen geleden, maar
nog veel oudere Romeinen,
van wie wij zo heerlijk weinig
weten en er toch alleraardig
ste bijzonderheden over ver
tellen. De hoofdschuldige zou
zijn koning Tilus Tatius, een
oude heer uit de allerprilste
jeugd van Rome. Eigenlijk
was hij een koning der Sabijnen, maar volgens de legende zou hij zijn buurman Romulus, die al een dagje ouder werd,
geholpen hebben bij het regeren der nieuwe nederzetting. Hedendaagse geschiedschrijvers, die bitter weinig eerbied
hebben voor mooie legenden en kleingelovig zijn wanneer het om edele handelingen van koningen en andere poten
taten gaat, menen dat de Romeinen dit verhaal over de samenwerking der twee koningen hebben bedacht om een
Romeinse nederlaag te verdoszelen. De Sabijnen zouden, om het eens modern uit te drukken, het overwonnen Rome tot
een protectoraat hebben gemaakt. Van Titus Tatius wordt verteld, dat hij een bijzondere verering had voor de Sabijnse .godin
der gezondheid Strenia en dat hij bij het begin van het jaar takjes placht uit te delen van de aan Strenia .ge
wijde bomen in het heilige bos „lucus Streniae" dicht bij de
plaats waar later het Colosseum verrees.
Aan die gewoonte zijn de Romeinen lange tijd trouw ge
bleven en men schonk eUtaar takjes (verbenae) van ver
bena-plant (afweermiddel tegen het boze oog en tegen zwarte
magie) en ook van laurier- en olijvenstruiken. Later kwa
men daar vijgen en honing bij opdat het nieuwe jaar vol
zoets zou zijn. De klad kwam er een beetje in toen men het in
duurder geschenken ging zoeken, bijvoorbeeld vergulde da
dels, dus een uitheemse vrucht. En helemaal mis werd het
toen men met geldgeschenken begon. Tegenwoordig geeft
men Nieuwjaarsfooien, vooral aan de werkende stand. Bij de
Romeinen was dat precies andersom. De „cientes", een soort
van claque van parasieten, die elk groot heer placht te ver
gezellen als hij zich naar het forum, badhuis of renpark be
gaf, of daar zijn lof te verkondigen en zodoende het recht
op een gratis maaltijd te verwerven, deze „clientes" gaven
op Nieuwjaarsdag aan hun patroon zilveren munten. Ook de
keizer ontving op die dag geldschenkingen van zijn onder
danen. Augustus gebruikte de Nieuwjaarsgaven om Rome
te verrijken met kunstwerken die hij in Griekenland en
Zuid-Italië liet opkopen. Het werd al gauw een dure- aardig
heid, daar men aan de gaven symbolische waarde ging toe
kennen. Hoe meer munten men gaf, des te meer fortuin
wenste men zijn patroon of de keizer in het nieuwe jaar.
Verscheidene keizers, Tiberius en vooral Claudius, hebben
dit misbruik dan ook bestreden.
IN Italië is van deze geldschenkerij iets overgebleven, en
wel in een heel onverwachte vorm. Op Nieuwjaarsdag
pleegt men vrienden en kennissen te eten te vragen, waarbij
men de gasten gebraden worst met linzenmoes voorzet. Lin
zen zijn in ons Noorden niet zo bekend. Zij zien er uit als
heel kleine, platte schijfjes, donkerbruin van kleur. Ieder
Italiaan ziet in de Nieuwjaarslinzen munten, en eet er zo veel
mogelijk van, want dit betekent voorspoed in het nieuwe
jaar. De geschenken zijn ook gebleven, maar die geeft men
elkaar hetzij op Kerstmis, hetzij, vooral aan kinderen, op 5
Januari, Driekoningen, het Italiaanse Sinterklaasfeest. In
Frankrijk geeft mennog steeds geschenken (étrennes, Itali
aans strenna van de godin Strenia) op Nieuwjaarsdag.
In beknopte vorm
illustreert bij gaan-
de tekening de
gang van zaken in
Nederland gedu
rende het afgelo
pen jaar. De cijfers
spreken voor zich
zelf.
DE voorspoedritus van 1 Januari vindt zijn tegenbeeld in
de gebruiken voor Oudejaarsavond. Door het maken
van veel lawaai wij zinspelen niet op de jazzmuziek in de
dancings, maar op ketelmuziek en pistoolschoten worden
de boze invloeden, die alle kwaad in het verstreken jaar
hebben veroorzaakt, verdreven. En om alle slechte invloeden
te weren, is het een goed Italiaans gebruik, vooral te Rome,
dat men die nacht om twaalf uur alles wat men in de loop
van het jaar gebroken heeft, flessen en borden, potten en
pannen, vaak hele fornuizen, uit het raam gooit.
Sedert de laatste vijftig jaar wordt dit gebruik door de
politie bestreden, maar het is een moedig politieman, die
zich op dat gevaarlijk uur op straat waagt om juffrouw
Sofonisba van de zevende verdieping toe te schreeuwen,
dat zij moet ophouden haar lege flessen op straat te gooien,
wanneer mijnheer Hercules van vijf hoog juist bezig is een
oud potkacheltje door de vensteropening te wringen.
Het is een goed ding dat men zich, bij het einde van het oude en bij het begin van
het nieuwe jaar, bezint op wat rnen voor zijn eigen manier van leven behoorlijk
en correct acht. Meer dan anders is men in die periode geneigd zich af te vragen: is
die reactie, is die daad, nu wel de juiste? Ik zou u natuurlijk het overbekende ver
haal kunnen doen, dat het op Oudejaarsavond stampvol is op Times Square, en dat
er een oorverdovend lawaai opstijgt en een hels getoeter en gefluit, wanneer de
lichtende letters van de New York Times aangeven, dat het nieuwe jaar is aangebro
ken. Maar belangrijker dan dat getoeter en geschreeuw lijkt mij toch die inkeer,
dat balans opmaken, waar vrijwel niemand ter wereld omstreeks 31 December aan
ontkomt. Ook niet te New York. Op 31 December 1952 zal het wel niet anders zijn
dan in andere jaren en daarom doet het er niet zoveel toe, welk oudejaar men be
schrijft. Vandaar dat ik bij uitzondering niet schroom om als journalist met oud
nieuws aan te komen, met een verhaal over wat mijzelf twee jaar geleden te New
York is overkomen en dat mij bij gebleven is, juist omdat het Oud en Nieuw was en
omdat enig ethisch zelf-onderzoek niet afwezig bleef daarbij.
Vreemde ontmoeting
Op 30 December 1950 liep ik, met niets
anders dan mijn ziel onder mijn arm,
over Sixth Avenue in de buurt van de 34ste
straat. Zonder veel te zien, stond ik te
kijken naar een étalage van een heren
modezaak en ineens hoor ik van een man
naast mij de opmerking: „Dat is toch maar
matige kwaliteit. Bij ons in Canada hebben
we toch betere dingen". Dit was de inlei
ding tot een gesprek, waarbij hij vertelde
inderdaad uit Canada te komen, en ik, dal
ik Nederlander was. Dat gaf een aankno
pingspunt, want de man was als bevrij-
tto- h«t eind van de oorlog ons land
binnengekomen en hij wist zich nog vrij
veel uit die te herinneren.
Wat het heden betrof: samen met zijn
broer was hij, gedurende de nacht, per auto
uit Canada naar New York gekomen. Zijr
broer was doorgereden naar Philadelphia
om daar een oude vriend op te zoeken er
zou de volgende dag weer terug komen
Maar kort nadat zijn broer doorgereden
was, kwam de achtergeblevene tot een ver
velende ontdekking. Hij had zijn leren
autojekker in de wagen achtergelaten en in
plaats daarvan 'een lichtere jas aangedaan
Dat was redelijk, want het was vrij warn
in die dagen. Maar uiterst onaangenaam
was het, dat hij in die leren jekker ook zijn
portemonnaie met al zijn geld had laten
zitten. Ook al had hij zich kunnen identifi
ceren, bij een bank had hij geen geld kun
nen opnemen. Daarvoor moesten eerst
documenten heen en weer worden gestuurd
naar Canada en dat nam zoveel tijd, dat
het geen zin meer had er aan te beginnen.
Uiteraard vroeg ik, of hij dan de hele dag
nog niet gegeten had en dat bleek inder
daad het geval. Al gauw zaten we dan ook
in een drug-store achter een Hamburger
met een kop koffie.
Daar vertelde de heer Hughes, zo was
zijn naam, het een en ander over zijn leven
in Canada. Hij had met zijn vader een
bouwbedrijf en zijn grote hobby was skiën.
Hij had een eigen ski-hut, twee uur sporen
van zijn woonplaats en daar ging hij in de
winter dikwijls voor het weekend naar toe.
Daar hij, reizend zonder bagage, in een
hotel vooruit moest betalen, en daar hij
toch ook verder niet op een houtje kon bij
ten, bood ik hem aan hem tien dollar te
lenen. Daar was hij kennelijk blij mee en
hij zou me de volgende dag in het gebouw
van de Verenigde Naties komen opzoeken,
iamen met zijn broer. We zouden daar lun-
•hen en vervolgens het gebouw bekijken.
Tijdens de hele ontmoeting voelde ik
steeds wel enige twijfel aan de waarheid,
/an het verhaal, maar de man zag er niet
naar uit, dat hij dronk, hij had beschaafde
manieren en was eigenlijk erg aardig.; Ik
had wel even de neiging hem naar een
identiteitsbewijs te vragen, maar ik deed
iet toch maar niet. omdat dat zo duidelijk
mijn wantrouwen getoond zou hebben en
zoiets is zo pijnlijk. Toch gaf ik mezelf, toen
Hughes wegging, niet meer dan 50 percent
kans die tien dollar terug te zien.
Op Oudejaarsdag wachtte ik tevergeefs
in het gebouw van de Verenigde Naties;
Hughes en zijn broer kwamen niet opdagen.
Ik had dus kennelijk verkeerd gegokt. Ik
was toch te goed van vertrouwen geweest,
en ik had hem naar zijn papieren moeten
vragen. Maar ja, hij had toch een net mens
kunnen zijn, en hoe penibel had ik dan de
situatie niet gemaakt..
Verdiept in dergelijke oudejaarsgedach-
ten kwam ik 's avonds terug in mijn hötel.
Plotseling legt daar iemand de hand op
mijn schouder. Ik kijk om en zie tot mijn
verrassing het vrolijk lachende gezicht van
Hughes. Hij was veel te laat op de Ver
enigde Naties gekomen en had me daar niet
kunnen vinden. Toen was hij maar naar
een debat over de Palestijnse kwestie gaan
luisteren en daarover wist hij een paar
aardige opmerkingen te maken.
Waar zijn broer nu was? Die had hem uit
Philadelphia opgebeld (naar het hotel
waar ze elkaar zouden ontmoeten) met de
sombere mededeling, dat de automatische
versnelling van de auto gerepareerd moest
worden en dat zou wel een dag duren.
Yeel tijd had ik niet, maar ik vroeg
Hughes of hij een glas jenever op mijn
kamer kwam drinken. Hij bleek allerlei
soorten -Nederlandse jenever goed te ken
nen ën die kennis boekte ik maar op zijn
credit: Het hele gesprek deed zijn papieren
trouwens rijzen. Wanneer iemand op je
kamer is, kun je hem beter observeren dan
in een drug-store en deze man had toch
werkelijk niet het uiterlijk van een oplich
ter. Hij leek zeker voor 80 of 90 percent te
vertrouwen en ik aarzelde dan ook niet om
hem, op zijn verzoek, tot de volgende dag
nog tien dollar extra te lenen.
Goed of slecht begin
Op Nieuwjaarsdag moest ik naar een
kleine nieuwjaarscocktail in het Wal
dorf Astoria Hötel. Pas daarna zou ik
Hughes kunnen ontmoeten en ik vroeg hem
daarom, om half acht in de grote vestibule
van dat hötel te komen. Hij was er inder
daad. Maar het nieuwe jaar was voor hem
niet al te best begonnen. De auto was nog
altijd niet gerepareerd. Toch was er een
klein geluk bij alle ongeluk: hij had die
middag, geheel toevallig een meisje ont
moet, dat hij in geen jaren had gezien. Hij
had haar gevraagd, die avond met hem uit
te gaan en hij vroeg me nu, of ik hem aan
nog vijf dollar zou kunnen helpen. Toen
begonnen zijn papieren opeens te dalen: een
meisje mee uit te nemen in New York kost
meer dan vijf dollar; bovendien: hoe kon
zijn boord nog zo helder zien, nadat Hughes
enige dagen door New York had rondgelo
pen? Dat vroeg ik hem niet, maar wel iets
anders: „John (wij noemden elkaar na de
borrel bij de voornaam) waarom ben je
toch niet naar je consulaat gegaan, toen je
merkte geen geld bij je te hebben?" Zijn
antwoord was, dat hij daar niet aan ge
dacht had, maai- dat het zinloos zou zijn
geweest, omdat hij ook zijn legitimatie
papieren in zijn leren jas had laten zitten
Op dat moment daalden John's papieren
ineens heel sterk: ik wist me zeker te her
inneren, dat hij me verteld had op de bank,
waar hij geld had proberen te krijgen, wel
legitimatiepapieren te hebben getoond. Al
mijn vertrouwen was ineens weg en ik zei:
„John, luister eens, ik vertrouw je voor
geen cent. En ik heb je eigenlijk nooit ver
trouwd. Wij staan hier in het midden van
de vestibule en twee detectives, die ik van
tevoren gewaarschuwd heb, houden ons in
het oog. Ik heb hun gezegd, dat de zaak in
orde was, wanneer ze zagen, dat je me
twintig dollar gaf. Doe je dat niet, dan be
grijp je wel, hoe je ervoor staat".
Druppels kwamen op zijn voorhoofd.
en twintig dollar uit zijn portemonnaie. We
hebben het spel volledig uitgespeeld.
Kwasi-opgewekt pratend, liepen we naai
de draaideur. Misschien had daar het doek
moeten vallen. Maar ik kon toch niet laten,
om, toen hij wegdraaide en ik achterbleef,
snel hem toe te sissen: „Die detectives
waren er helemaal niet."
Een goed begin van het nieuwe jaar? Het
heet verstandig om zich de kaas niet van
het brood te laten eten. John was zeker een
oplichter, maar hij had toch wel iets aar
digs en een zeker talent voor toneelspelen
moet hem niet vreemd zijn. Het was mis
schien toch aardiger geweest de man, toen
hij om die laatste vijf dollar vroeg, alleen
maar te laten merken, dat je hem door had
en hem dan die twintig maar te laten. Maar
daarvoor moet je rijker zijn. Rijker in dol
lars en rijker in goedheid des harten.
Dr. P. G. J. KORTEWEG