Opheldering in de kwestie
van het afscheidingsrecht
Santpoort gaat oud-directeur
professor Van der Scheer huldigen
Agenda voor
Haarlem
Tot 1970 wordt uit IJselmeer en
plassen 65 millioen m3 zand gehaald
TteKleine
Oom
WMM.
Scherpe critiek van prof. Gerretson
op minister Kernkamp
Hoofdpersoon
DONDERDAG 15 JANUARI 19 53
3
Pionier van een nieuwehumanere
geneeswijze voor geesteszieken
„Emigratie" van
Kapel-musici
Provinciale Staten van Noordholland
Dr. Drees antwoordt Eerste Kamer
Kerkelijk Nieuws
A. R. M. heeft belangen
in Indonesië verkocht
Zaterdag wordt in het Provinciaal Zie
kenhuis te Santpoort een bronzen borst
beeld onthuld van prof. dr. VV. M. van der
Scheer, oud-geneeshecr-directeur van
„Santpoort", ter gelegenheid van het feit
dat deze eminente geleerde en „man van
de practijk" (zoals hij zichzelf bij voorkeur
kwalificeert) dezer dagen de zeven kruis
jes passeerde.
Het gebeurt betrekkelijk zelden, dat een
nog levende geleerde in ons land zulk een
eerbetoon ten deel valt, maar in het geval
van prof. Van der Scheer is daartoe stellig
alle aanleiding. Hij immers was het, die in
Nederland een nieuw systeem voor de ver
pleging van geesteszieken introduceerde,
dat veel humaner was dan de voordien toe
gepaste methoden en dat in de loop der
jaren reeds tal van ernstige geesteszieken
genezing of verbetering bracht.
Het borstbeeld, dat Titus Leeser van prof.
Van der Scheer maakte.
Het heeft prof. Van der Scheer en zijn
medestanders harde strijd gekost om die
nieuwe therapie ingang te doen vinden,
maar nu, op zijn zeventigste verjaardag,
kan hij met voldoening constateren, dat die
strijd niet tevergeefs geweest is. Alle psy
chiatrische inrichtingen in Nederland heb
ben thans de principes van het systeem-
Van der Scheer aanvaard en alle nemen
zij dan ook deel in de huldiging, die de
hooggeleerde kampioen Zaterdag ten deel
zal vallen. „En dat is het mooiste geschenk,
dat men mij op mijn zeventigste verjaar
dag kon geven", zo vertelde prof. Van der
Scheer ons gisteren in zijn ruime studeer
kamer in het Groningse villadorp Haren,
waar hij sinds enkele jaren woont. Dat
borstbeeld te zijner ere wilde hij dan ook
liever zien als een tribuut aan zijn nieuwe
therapie („die niet eens van mijzelf is")
dan als een persoonlijke hulde en om de
zelfde reden wilde hij ook liever niet over
zichzelf spreken. Als wij er nu op stonden,
dan wilde hij ons wal vertellen, dat hij in
'82 in Abbenbroek géboren was als een
van de zes kinderen van een arm predi
kantengezin, in Tiel het gymnasium afliep
en in Amsterdam zijn artsexamen haalde,
waarna hij twee jaar assistent was van
prof. Winckler, maar dat was allemaal niet
zo bijster belangrijk, vond hij, net zomin
als de functies die hij sindsdien bekleedde
en die varieerden van geneesheer in Sant
poort tot inspecteur van het Toezicht op
Krankzinnigen en van geneesheer-directeur
in Castricum en Santpoort lot hoogleraar in
de psychiatrie' en neurologie, uit welk laat
ste ambt hij in 1946 ontslag nam. Van be
lang was alleen, dat hij al sinds het begin
van zijn loopbaan ernstig getwijfeld had
aan de vraag,of het toenmalige verplegings-
systeem voor de geesteszieken wel het
meest doeltreffende was, want die twijfel
had hem tenslotte de weg naar verbetering
gewezen. Dat gebeurde in 1926 toen hij
kennis maakte met het werk van dr. Her
man Simon, een Duitse psychiater die in
Gütersloh in Westfalen met zijn zogenaam
de „actievere therapie" vele genezingen be
werkte bij geesteszieken, die voordien als
hopeloze gevallen waren opgegeven. Nu
stond de verpleging van deze zieken in die
tijd ook in ons land al op een vrij hoog
peil: 60 tot 70 der patiënten vond baat
bij een doelmatige arbeidstherapie, velen
van hen genoten vrijheid en de meeste ver
blijf- en slaapzalen in de inrichtingen
vormden een geriefelijk en prettig milieu,
waarvan op de verpleegden grote invloed
ten goede uitging. Maar toch bleven er in.
ieder gesticht nog vele gevallen, met wie
men niet goed raad wist patiënten, die
men niet tot, werken dacht te kunnen be
wegen en die om hun a-sociaal gedrag, hun
vernielzucht en hun aggressiviteit in cellen
of isoleerkamers werden ondergebracht,
dan wel in dwangbuizen en spanlakens
moesteh worden ingesloten. Van meet af
aan was prof. Van der Scheer bezeten door
de gedachte, dat men ook voor deze onge-
lukkigen iets moest kunnen doen en die
gedachte werd vaste overtuiging toen hij
in Gütersloh kennis gemaakt had met de
methode van dr. Simon. Deze leerde hem
dat de a-sociale gedragingen van geestes-
ADVERTENTIE
*1 _J Zuiver en ontsmet uw huid
met de helder vloeibare
r fllltrJ.Elill D.D.D. De jeuk bedaart,
J. ML ILL*ivjuw de ziektekiemen worden
gedood en de huid geneest.
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
ziektekiemen woroen
DONDERDAG 15 JANUARI
Stadsschouwburg: „Gysbreght van Aem-
tel", 8 uur. Concertgebouw: Rudolf Firkus-
ly, 8 uur, Minerva: „Kleine mensen op de
grote weg", 14 jaar, 8.15 uur. Rembrandt:
„Anna", 14 jaar, 7 uur. „Der Apfel ist ab"
(voor Haarlems Kunst Gemeenschap), 9.15 u.
Palace: „Huwelijkswals", 18 jaar, 7 en 9.15
uur. Lido: „De arend van Madagaskar", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Mandy", 14 jaar,
7 en 9.15 uur. Spaarne: „De zeehavik", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De Vrijbui
ters", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Lime
light", alle leeft., 8 uur.
VRIJDAG 16 JANUARI
Bioscopen: Nieuw programma. Middag
en avondvoorstellingen.
zieken nimmer het gevolg zijn van hun
ziekte als zodanig, doch veeleer ontstaan
zijn door verlies van de geleerde omgangs
vormen en, ergo: een verminderd aanpas
singsvermogen. Zij moeten dus opnieuw
worden opgevoed, hetgeen alleen mogelijk
is, aldus de theorieën van Simon, als zij
weer verantwoordelijk gesteld worden voor
hun daden. Daarom en dat was het prin
cipieel nieuwe van Simons methodiek
legde hij zijn patiënten (ook de meest
„hopeloze") opnieuw plichten op: hij liet
hen, al naar de aard van hun storing, meer
of minder simpele karweitjes verrichten,
daarbij appelerend aan hun persoonlijke
verantwoordelijkheid en aan de gemeen
schapszin, die ook door sport en spel, ont
spanning en een systeem van „loon naar
werken" (in de vorm van kleine belonin
gen voor verrichte opdrachten) zoveel mo
gelijk gestimuleerd werden. Toen prof. Van
der Scheer gezien had, welke ongekende
successen Simon met dit paedagogische
systeem behaalde, kwam hij blakend van
geestdrift naar Nederland terug, waar hij
zich ogenblikkelijk tot kampioen van de
nieuwe therapie verklaarde. „Misschien ben
ik daarbij wel eens wat te hard van stapel
gelopen," zo bekent hij met een glimlach,
„met het gevolg dat ik aanvankelijk heel
wat verzet ontmoette. Toen heb ik een
aantal van mijn geneesheren en broeders
(dat was in mijn Santpoortse tijd) naar
Gütersloh gestuurd en daarmee was het
pleit, althans wat Santpoort betreft, ge
wonnen. In enkele jaren tijds hebben wij
toen daar het instituut van de isoleercel en
het dwangbuis vrijwel kunnen afschaffen
en ook overigens verbeteringen bewerk
stelligd, die sprekende bewijzen vormden
voor de juistheid van Simons denkbeelden.
Langzamerhand en ondanks de oor
logsjaren met hun vele belemmeringen
heeft dat systeem ook in de andere inrich
tingen, neutrale zowel als katholieke en
protestante, navolgers gevonden en thans
mag ik zeggen, dat het in principe overal
in Nederland als waardevol erkend is en
ingang gevonden heeft, ondanks het feit,
dat Simons systeem sindsdien door andere,
succesvolle therapeutische hulpmiddelen
doorkruist is, zoals b.v. de shock-kuur (het
kalmeren van geesteszieken door middel
van electrische schokken), die veel minder
paedagogisch en psychologisch inzicht van
verplegers en staf vereisen dan de toepas
sing van Simons geneeswijze."
Prof. Van der Scheer heeft echter goede
hoop, dat de methode-Simon zich een vaste
plaats zal veroveren bij de verpleging van
geesteszieken en daarvoor blijft hij
vechten, ondanks zijn zeventig jaren, als
adviseur van de gestichten een functie
die Volksgezondheid speciaal voor hem ge
creëerd heeft.
„Maar dat alles had ik nooit bereikt zon
der de hulp van al die pioniers, die met
mij hun hoop gesteld hadden op de nieuwe
geneeswijze, de inrichtingsbestuurders die
mij steunden, soms dwars tegen hun poli
tieke mandaat in, de broeders die met mij
in zee gingen en de vele anderen, die ons
terzijde stonden. Vergeet u dus vooral niet,
om in de krant te zetten, dat ik hun niet
vergeten ben en dat dat borstbeeld van
mij daar straks ook voor hun zal staan."
Luitenant G. B. Quick, van het bureau
van de directeur voor muziek van het
Canadese leger, arriveerde gisteren in Den
Haag, teneinde een begin te maken met
de audities van de Nederlandse gegadig
den voor een plaats als kapellid in het
Canadese leger. De audities worden ge
houden van 16 tot en met 23 Januari. Er
zijn in totaal 130 vacatures. Door de Cana
dese ambassade worden nog steeds aan
vragen ontvangen.
De uitgekozen candidaten zullen de nor
male immigratie-procedure ondergaan via
de Nederlandse en Canadese instanties.
Zij moeten zich verplichten ten minste
drie jaren in het Canadese leger te diénen.
Daarna zullen zij vrij zijn om in het leger
te blijven ofwel om een burgerbetrekking
op te nemen.
Ook ik heb een zonderlinge oom gehad,
die reeds vele jaren ter ziele is doch wiens
grapjes en grommeltjes voortleven in de
herinnering, de annalen en de zeldzame
conversatie mijner familie.
„Oom Arnold zei altijd.„Weet
je wat oom Arnold dan placht te zeggen?"
„Zoals wijlen oom Arnold het uitdruk
te." „Ik weet nog goed wat Arnold za
liger in zo'n geval zei.
Ik vind het een prachtig idéé om nog
zolang door middel van een tiental flauwi
teiten onsterfelijk te blijven. Met de laat
ste tante zal oom Arnold eindelijk de wer-
kelijk-eeuwige rust ingaan. Maar dat kan
nog best een jaar of wat aanlopen.
Een van die leukigheden, die van oom
voortleven, is zijn spelerij-met-de-tijd ge
weest reeds lang voordat de heer Einstein
daar een wetenschappelijke grondslag aan
gegeven heeft. Als hij met zijn blijde ge
zin, na een jaar reikhalzend uitzien en
plannen maken, eindelijk met vacantie
ging placht hij, wanneer iedereen goed en
wel in de trein gezeten was, te zeggen:
„nou zijn we al een dag eerder bij het
einde van de vacantie dan gisteren". Dat
was een naar grapje en oom Arnolds ge
zinsleden waren er altijd een ogenblik stil
en beroerd van, want het was nog waar
bovendien.
Een nare man.
Mij refererend aan dit phenomeen mij
ner familie wilde ik u vandaag doen op
merken dat wij met ons allen vandaag al
weer dichter bij het begin van de winter
van 1953 staan dan gisteren. Waar of niet?
Ik hoop dat u daar allemaal een ogenblik
ernstig over zult nadenken. De sombere
dagen vóór Kerstmis 1961 zijn ook alweer
een dagje dichterbij gekomen. Ik hoop dat
uw blijmoedigheid op het thema „de lente
is nabij" er een geweldige oplawaai door
krijgt. Daar heb ik nou mijn satanische
draai in. Nu zit u te denken aan de cro-
cusjes die over nog maar een maand of
wat derlui kopjes alweer boven de aarde
zullen steken en dat, als het maar eenmaal
zó ver is, wij al ras weer met ons allen in
de zon zullen zitten.
En nu denk ik aan oom Arnold zaliger,
die wel een zonderling man was maar die
toch gelijk had als hij zeggen zou: „we zit
ten al weer vierentwintig uur dichter bij
het eind van de lente dan gisteren om
deze tijd".
En om deze tijd van het jaar ben ik al
tijd erg pessimistisch. ELI AS
Op de tweede dag van de vergadering waarop de provinciale begrotingen door de
Provinciale Staten van Noordholland worden behandeld, heeft mej. mr. Ribbius
Peletier inlichtingen verschaft over d estand van zaken van de streekplannen en zij
heeft meegedeeld, dat woningbouw, industrieën en bedrijven tot 1970 de be
schikking willen hebben over ongeveer 65 milliocn m3 zand, dat uit plassen en uit het
IJselmeer gehaald kan worden. Voorts heeft gedeputeerde De Vries een uiteenzetting
gegeven over een verschil tussen het rijk en de provincie ten aanzien van verbetering
van provinciale wegen, nu de rijksweg tussen Scharwoude en Schouw niet hersteld
wordt.
De vergadering begon met het houden
van replieken, waarbij mr. De Roos een
motie indiende, die mede ondertekend was
door leden van andere fracties. In de mo
tie wordt gezegd, dat de Staten van oor
deel zijn, dat het wenselijk kan zijn, dat
voorstellen over culturele aangelegen
heden die aan de orde worden gesteld,
eerst behandeld worden in een culturele
commissie. Gedeputeerde Staten werden
uitgenodigd in de zomervergadering een
rapport, eventueel met voorstellen, aan te
bieden.
Drs. Van der Donk (K.V.P.) deelde
namens Gedeputeerde Staten mee, dat zij
de motie overnamen.
Een motie van de heer H a r t o g
(Comm.), inzake verhoging van salarissen
van provinciaal personeel, werd verwor
pen met 56 tegen 10 stemmen.
Streekplannen
Enige leden oefenden critiek uit op de
planologische dienst en betreurden de gang
van zaken over het samenstellen van
streekplannen. Mr. Van W ij k (Prot.
Chr. groep) was van mening, dat de hoge
uitgaven niet in overeenstemming zijn met
de resultaten. Er wordt stroef gewerkt en
gemeentebesturen uitten vele malen klach
ten.
Bij de beantwoording der vragen gaf
mejuffrouw mr. Ribbius Pelletier
(Arbeid) toe, dat er veel achterstand is
geweest door gebrek aan personeel. Een
Gevraagd is met het nemen van besluiten
over de gemeentelijke indeling in het Gooi
te wachten tot het streekplan voor het
Gooi gereed is. Gedeputeerde Staten acht
ten dat niet nodig; wel houden zij zich op
de hoogte van de gang van zaken.
Het plan voor West-Friesland zal pas
over enkele jaren gereed komen, omdat
daar een speciaal onderzoek wordt inge
steld.
Zandwinning
Mr. Westerman (Arbeid) had het
vraagstuk der zandwinning aan de orde
gesteld. Mejuffrouw Ribbius Pele
tier deelde mee, dat een onderzoek is
ingesteld bij gemeentebesturen, spoorwe
gen, industrieën en kalkzandsteenfabrie
ken die zand nodig hebben. Geschat werd
dat tot 1970 zestig tot vijfenzestig millioen
m3 zand gebruikt zal worden. Dat zand
kan gewonnen worden uit plassen in de
provincie, uit het Muiderzand en het Enk-
huizerzand. Daardoor behoeft men niet aan
de duinen of aan de gronden in het Gooi
te komen.
Gezondheidszorg
De heer Rustige (Prot. Chr. groep)
ging in op enkele opmerkingen over de
gezondheidszorg. De heer Polak deelde hij
mee, dat alles niet van de overheid kan
komen. Van de provincie kan niet te veel
gevraagd worden, als er geen overeen
komst is met het rijk en de gemeenten
over de taakverdeling. Bovendien kan de
overheid veel overlaten aan fondsen e.d.
deel van de achterstand is ingelopen en in Uit een enquête inzake de uitgaven voor
het afgelopen jaar is veel werk verzet. Aan
de streekplannen wordt gewerkt; dat voor
de Zaanstreek is gereed en aan dat voor
IJmond werkt een technische commissie.
verpleging aan on- en minvermogende
t.b.c-patiënten in Noordholland is geble
ken, dat er voor een bedrag van 4.626.500
is uitgegeven. Hiervan is 3.100.000 ver
goed door ziekenfondsen, sociale fondsen
enzovoort. Van het restant was driekwart
verzekerd. De provincie kan zich dus te
rugtrekken.
Verschil tussen rijk en provincie
In antwoord op vragen van de heer
Voorthuijzen (V.V.D.) deelde de heer
De Vries (Arbeid) namens Gedepu
teerde Staten mee, dat van de rijksweg
nummer 7 AmsterdamLeeuwarden het
gedeelte ScharwoudeSchouw voorlopig
niet in orde gemaakt wordt door het rijk.
De kosten voor de 15 km lange weg zijn te
hoog. Er wordt thans gebruik gemaakt
van provinciale wegen. Bij een bespreking
met de minister van Waterstaat over
verbetering van deze wegen bleek, dat het
rijk bereid is zestig procent van het te be
groten bedrag te betalen en dus niet van
de werkelijke kosten. Hiertegen hebben
Gedeputeerde Staten bezwaren gemaakt,
ondanks het feit, dat net bedrag verhoogd
is. Het college meent, dat de werken ge
zamenlijk moeten worden uitgevoerd en
het rijk spreekt van een subsidie, hetgeen
volgens de heer De Vries onjuist is. De
besprekingen worden voortgezet.
De heer Voorthuijzen diende een
motie in, mede ondertekend door andere
leden van de Watei-slaatscommissie, waar
in aangedrongen wordt op spoedig uitvoe
ren der plannen met medwerking van het
rijk in de geest, zoals de heer De Vries
heeft uiteengezet. Deze motie werd aan
vaard.
Tol bij Maartensdijk
In antwoord op vragen van de heer Mul
(Prot. Chr.-groep) deelde de heer De
Vries mee. dat Noordholland bij het al
of niet opheffen van de tol bij Maartens
dijk een belangstellend toeschouwer is.
Wat de toestand in Nederhorst en Berg
betreft zeide hij, dat op het ogenblik de
brug versterkt wordt. Daardoor zal spoe
dig een einde komen aan een minder gun
stige tóestand.
W erkverruiming
In de Donderdagmorgen voortgezette
vergadering diende de heer Gortzak
(Comm.) een motie in, waarin gevraagd
wordt de post werkverruiming van
200.000 te brengen op 500.000.
De heer De Vries (Arbeid) merkte
op, dat de post bedoelt is om bijdragen
te verlenen aan werken door anderen (o.a.
de DUW). Het is nic-t nodig die post te
verhogen en daarom ontraadde hij aan
vaarding van de motie.
De motie werd verworpen; de commu
nisten stemden alleen voor.
(Van onze parlementaire redacteur)
Meestal levert het algemeen politiek
debat in de Eerste Kamer slechts een vrij
nutteloze herhaling van de eerder in de
Tweede Kamer gevoerde gedachtenwisse-
ling op. Deze keer was het echter in één
belangrijk opzicht anders. Na de discussie
in de senaat over de tere kwestie van het
afscheidingsrecht, dat eventueel aan Suri
name en aan de Antillen zou toekomen,
schijnt nu de lucht aanmerkelijk gezuiverd.
Deze opheldering, die zowel aan de rela
ties tot de West als aan de positie van het
kabinet ten goede kan komen, is te danken
aan prof. Gerretson (C.H.) en aan minis
ter-president Drees.
Eerstgenoemde oefende felle critiek op
het kabinet en op minister Kernkamp. Deze
bewindsman, zo betoogde hij, had zijn be
ginselen verraden door de erkenning van
het recht tot afscheiding, dat Suriname, als
het nieuwe statuut inzake het Koninkrijk
tot stand zal zijn gekomen, zou toekomen.
Het kabinet zou volgens prof. Gerretson
geprobeerd hebben de volkvertegenwoor
diging er in te laten lopen. „De Tweede Ka
mer kreeg in December een taart op tafel,
maar daarin was een bom verpakt, die
tenslotte het Koninkrijk in de lucht zou
laten springen." Minister Kernkamp zou in
overeenstemming met minister Luns en
met goedkeuring van minister-president
Drees en van de vice-minister-president
Beel, de afspraak hebben gemaakt dat in
het statuut het zelfbeschikkingsrecht op
een recht tot afscheiding zou neerkomen.
Maar vrijwel aan het slot van zijn uiteen
zetting gaf prof. Gerretson blijk van wer
kelijkheidszin.
Men moest, zo zei hij, in de West goed
begrijpen, hoe wij tegenover deze aan
gelegenheid staan. „Wij willen het af
scheidingsrecht niet verwerpen, omdat
wij de West met alle geweld' in het
Koninkrijk wensen te houden. De mo
gelijkheid van afscheiding bestaat ook
zonder recht van afscheiding. Maar
een bepaalde formulering daarvan zou
slechts moeilijkheden scheppen. Niets
zou dommer zijn dan de eventualiteit
van afscheiding te voren te regelen.
Het recht van afscheiding om een on
dragelijke band met het Koninkrijk te
verbreken is zo een natuurlijk feit,
dat het zeer onvoorzichtig zou zijn het
constitutioneel vast te leggen."
Aldus prof. Gerretson.
De minister-president sloeg de spijker op
de kop, toen hij in zijn antwoord opmerkte,
dat het was alsof hij minister Kernkamp
had horen spreken. Deze heeft namelijk
niets anders gedaan dan hetgeen prof. Ger
retson zo natuurlijk vond. In het door de
minister van Overzeese Rijksdelen óp 11
November met de vertegenwoordigers van
Suriname en de Antillen bereikte accoord
was juist komen vast te staan, dat niemand
opneming van het afscheidingsrecht in het
statuut wenst. Suriname wenst de verbon
denheid in het Koninkrijk, maar zulks op
voet van volkomen vrijwilligheid. Op aan
dringen van hen, die in dit opzicht van
goeden wille zijn, maar die rekening heb
ben te houden met zekere gevoeligheden
in hun land, heeft minister Kernkamp zijn
persoonlijke opvatting kenbaar gemaakt.
Zijn standpunt is, dat als ooit Suriname uit
het Koninkrijk zou willen treden, dus wij
ziging zou voorstaan van het statuut, Ne
derland er niet aan zou denken dat gebied
met geweld tot blijven te dwingen. Het zou
dan meteen met de vrijwilligheid van de
grondslag gedaan zijn.
Minister-president Drees bracht met zijn
antwoord de zaak tot haar juiste propor
ties terug. Zou hij in December op dezelf
de wijze in de Tweede Kamer te werk zijn
gegaan, dan zou er heel wat minder op
schudding zijn ontstaan. De minister-pre
sident deelde nog mede, dat er een nota-
Kernkamp in de maak is over de vraag,
hoe verder gehandeld moet worden sinds
gebleken is, dat het omtrent de interpre
tatie-kwestie nog aan overeenstemming
met de Antillen ontbreekt. Onderzocht
wordt hoe op de grondslag van de vijf
punten van het accoord van New York
(waarin erkenning van het zelfbeschik
kingsrecht punt vijf is) het overleg zal
kunnen worden hervat. Minister Drees
voerde nog argumenten aan, die de in de
ministerraad gerezen misverstanden en het
achterwege blijven van een ministerraad
vlak voor het Tweede Kamerdebat begon,
moesten verklaren. In dit opzicht was zijn
betoog niet bijster sterk.
Voorzitter Jonkman herinnerde er aan,
dat minister Kernkamp, in tegenstelling
Als ge in deze tijd van drukte
op de wereld weer eens ge
perst en gestreken wordt
thuisbezorgd in de rijdende
blikverpakking van tram of
bus, is het geen wonder dat ge
er soms hartelijk naar verlan
gen kunt, een poos kluizenaar
te zijn.
Kluizenaar moet een plezierig
vak zijn geweest. Een ruwe
pij, met anderhalve meter
hennep om uw lendenen ge
bonden, een ontbijt van vers
getrokken wortelen met een
beker kristallen beekwater er
bij en maar peinzen en wan
delen de ganse dag, zonder op
uw blote tenen getrapt te wor
den. Wat redeneren met de
vogels in de bomen die u
nooit tegenspreken omdat dit
niet past in de melodie van hun
lied, wat in uw eigen bin
nenste kijken en er het onkruid
tussen de bloemen wieden,
en bij het vallen van de zon
op een harde bank de gezonde
moeheid uit uw leden slapen,
om door het ochtendlicht te
worden teruggeroepen naar de
dag.
Naar de dag van alleen zijn
met de honderden verschillen
de wezens die met u samen in
één vel huizen, en waarmee ge
in vrede moet trachten te
leven.
Het is een plezierig vak ge
weest in vroeger dagen, toen
er ook nog keizers in herme
lijn rondliepen door schone
paleizen. Van zo een kluize
naar en een keizer wil ik u
een kleine geschiedenis ver
tellen, omdat het dienstig kan
zijn u te herinneren aan de
dagen, toen de mensen nog tijd
hadden om wat dieper na te
denken.
De keizer is uit zijn machtig
paleis neergedaald naar de lan
derijen waarop hij door de
boogvensters zijn leven lang
heeft uitgekeken. Hij is in zijn
hermelijnen jas gaan dwalen
door de velden en daarna door
de bossen daarachter, tot hij
in een strooien hut onder de
torenhoge eikenstammen een
kluizenaar heeft gevonden.
Zij zitten op een bemoste
boomstronk voor de deur, en
praten wat over het vak van
kluizenaar en van keizer. Zij
hebben het over de mensen en
hun deugden, waar zij gauw
over zijn uitgepraat, en daar
na over hun ondeugden, die
eindeloze stof leveren.
Het is niet gemakkelijk, te re
geren, zegt de keizer. Het zou
gemakkelijk zijn, wanneer de
mensen niet zo moeilijk waren.
Ge denkt soms dingen te doen
die hun vreugde geven, en
dan blijkt het dat zij morren.
Zij begrijpen een keizer niet.
Het is de vraag of de keizer
hen begrijpt, zegt de kluize
naar voorzichtig, en hij laat
zijn blote grote teen omhoog-
krullen. Kénnen zij u wel?
Of zij mij kennen? De keizer
zet een hoge borst en schuift
zijn kroon wat naar achter op
zijn hoofd. Of zij mij kennen?
Dat zou ik denken: Onder
iedere wet staat mijn naam,
op iedere gouden rijder mijn
beeltenis. En als zij gearres
teerd of gedecoreerd worden,
gebeurt dat in naam des kei
zers. Ik ben een vader voor
hen, om zo te zeggen. Een
vader en een moeder tegelijk,
mag ik wel beweren.
De kluizenaar trekt de knoop
van zijn hennepen gordel wat
strakker om zijn magere buik,
omdat hij de frivole honger
voelt knagen en daaraan geen
lichtzinnige gedachten wil
wijden. En hij zegt peinzend:
Ze noemen mij vader Adalber-
tus, ook al staat mijn beeltenis
niet op de goudstukken en
ook al laat ik de mensen niet
1 worden zou, zo hij geen maag
had.
Ge zoudt uw dienaren onder
het volk kunnen laten gaan
om het te horen, stelt hij voor.
Het moet plezierig wezen, door
zoveel mensen vader te wor
den genoemd.
decoreren of arresteren. Ik leef
in eenzaamheid en niet velen
kennen mij. De armen wel
enigszins, omdat ik voor hen
bedel langs de huizen, eenmaal
per jaar. Zij zeggen vader
Adalbertus. Hoe komen zij
daaraan? Zij moesten hun kéi-
zer vader noemen, omdat hij
hen regeert. Regeren is leiden
en verzorgen en dienen.
De keizer schuift wat onge
makkelijk op zijn boomstronk
heen en weer, want ovèr dat
dienen en verzorgen heeft hij
nog nooit zozeer gedacht.
Zij zullen mij ook wel vader
noemen, zegt hij welgedaan,
maar ik hoor dat niet. Zij zeg
gen het welzeker als ik er niet
bij ben.
De kluizenaar trekt nog eens
aan zijn koord en peinst, hoe
gemakkelijk een mens heilig
Zo hebben zij samen een plan
netje uitgedokterd om de men
sen te horen, de keizer zal een
intocht houden in een koets
met zes paarden ervoor, met
herauten en muziek en solda
len. De mensen zullen te hoop
lopen en de keizer zien in zijn
ererijtuig, en dubbeldikke rijen
vormen langs de aangegeven
wegen. Maar tussen hen in
zullen de dienaren van de
keizer hun oren open zetten
om te horen.
En gij komt naast mij zitten in
het rijtuig, zegt de keizer tegen
de kluizenaar. Dat kan geen
kwaad, dan zien ze dat ik het
goed met u vinden kan, en dan
leren zij ook u eens kennen.
Dat is aardig.
Een kluizenaar naast de keizer
op de neergeklapte kap van
een koets dat is een verto
ning waar de mensen over zul
len praten. De kluizenaar doet
zijn Zondagse pij met een
schoon koord om en kamt zijn
baard. Zo een feest overkomt
hem alledag niet. Hij zal het
maar meemaken.
De schetterende muziek en de
kleurige uniformen lokken de
mensen naar buiten, zij hollen
met ganse paternosters kinde
ren achter zich aan naar de
grote weg, waar de stoet na
dert.
Het wemelt van schone schit
teringen in die stoet; na lange
rijen stram marcherende lans
knechten in ijzeren pakken en
met vederbossen op hun hel
men schrijden de hooggeplaat
sten, die niet begrijpen waar
om zij zich aldus moeten ver
tonen, maar er vrede mee heb
ben omdat de keizer het heb
ben wil. En in de koets met
zes paarden ervoor zit de kei
zer in zijn vorstelijk goud en
fluweel, de koets lijkt een
praalwagen die de eerste prijs
gewonnen heeft. Naast de
machtige zit de kleine, magere
figuur in de grauwe pij, zon
der versiersel of tierlantijn.
Het is de Zondagse pij van
vader Adalbertus, maar grauw
is zij nochtans.
Gelijk vader Adalbertus ook
des Zondags wortelen eet.
Als de stoet de paleispoorten
is binnengetrokken en het ge
juich van de mensen in de
verte wegsterft, roept de triom
ferende keizer zijn dienaren,
die in de menigte het oor te
luisteren hebben gelegd.
Hun hoofdman moet rappor
teren, hij staat wat te draaien
en te stotteren voor de troon,
waarnaast ook de kluizenaar in
spanning wacht.
Nu, wat zeiden ze? vraagt de
keizer met een verwachtings
volle lach.
De hoofdman der luisteraars
draait met zijn rechtervoet in
het dikke tapijt en zegt dat het
niet gemakkelijk is. Doch na
wat vijven en zessen en enke
le zevens komt het eruit.
Ze zéiden niet zozeer, zegt hij,
ze vróegen.
En ze vroegen: Wie is toch die
harlekijn, die daar naast vader
Adalbertus zit? J,
met hetgeen prof. Gerretson had doen
voorkomen, terstond na zijn terugkeer uit
New York de desbetreffende Kamercom
missie volledig had ingelicht.
En nu de algemene politiek. Als voor
zitter van een gemengd kabinet achtte de
premier het wijzer zich aan de verleiding
te onttrekken het zijne te zeggen naar aan
leiding van sommige politieke beschouwin
gen.
Wat de kabinetsformatie betrof, ook dr.
Drees vond, dat de bemoeiingen van de
fracties, speciaal ten opzichte van porte
feuillebezetting en persoonskeuze, te ver
waren gegaan. Niet hij had echter hiertoe
het initiatief genomen. Dit was van de
fracties uitgegaan. Deze achtte hij toch wel
enigermate aan de in het eerste stadium
door de vier groepen aanvaarde richtlijnen
voor het programma gebonden. Zijns in
ziens konden zij zich daarvan nu niet
meer geheel losmaken. De communistische
bewering, dat destijds minister Staf in
Parijs orders van een Amerikaanse gene
raal ten aanzien van de kabinetsformatie
zou zijn gaan halen, noemde minister
Drees dwaas. Zoiets kon naar zijn mening
alleen opkomen in het brein van iemand,
die, zoals de heer Brandenburg, weet hoe
het met de afhankelijkheid van de satel-
lietlanden van Moskou gesteld is. Mr. In
't Veld kreeg te horen dat eerste plicht
thans is de werkloosheid nu terug te drin
gen. Maar men werkt tevens aan allerlei
plannen om later de werkgelegenheid te
kunnen vergroten.
Het kabinet zal zich zeer binnenkort be
raden over het advies van de Sociaal Eco
nomisch Raad omtrent huurverhoging, be
lastingverlaging en loonsverhoging."
Over de uitspraak tegen de daders van
de aanslag op luitenant-kolonel Harjono
zei dr. Drees dat de regering daarop geen
enkele invloed kan uitoefenen, maar dat
ook zij deze uitspraak niet begrijpt.
Bij de replieken is onder meer het debat
inzake het Humanistisch Verbond nog
voortgezet. Mr. Kropman betoogde dat de
K.V.P. er niet aan denkt aan het Huma
nistisch Verbond de plaats te geven, waar
op de humanisten menen aanspraak te
maken.
Tenslotte zei dr. Drees dat bij de minis
terraad de kwestie van de lerarensalaris
sen in behandeling is.
Volgende week wordt het algemeen fi
nancieel debat gehouden.
Geref. kerken
Beroepen te Wieringerwerf, H. van Ben-
them te Holwerd. Beroepen te Appelscha,
G. Oppedijk, cand. te Kollum.
Chr. Geref. kerken
Beroepen te Rozenburg, M. Drayer te
Drachten.
Geref. gemeenten
Beroepen te 's-Gravenhage, J. W. Ker
sten te Genemuiden.
Eeuwfeest Theologische Hogeschool
In overleg met het curatorium en de
stichting tot financiële verzorging van de
Theologische Hogeschool van de Gerefor
meerde kerken te Kampen hebben de
heren J. Bos, ds. J. v. Bruggen te Assen,
ds. G. Visée te Kampen en ds. F. de Vries
te 's Gravenhage een voorlopig comité ge
vormd om plannen te ontwerpen voor de
viering van het eeuwfeest van deze Theo
logische Hogeschool. Een groter comité
waarin personen zitting hebben uit alle
delen des lands, is bereids gevormd en zal
nog deze maand te Kampen haar eerste
vergadering houden.
In de te Amsterdam gehouden vergade
ring van aandeelhouders der N.V. Amster-
damsche Rijtuig Maatschappij is medege
deeld dat de belangen der A.R.M. in Indo
nesië zijn afgestoten. Vijfzesde deel van de
verkoopprijs voor het bedrijf in Indonesië
is reeds in Nederlandse courant bij de A.R.
M. gestort.
De transactie is geschied boven de boek
waarde, die blijkens de balans per 31 De
cember 1951 bedroeg f662.415. Het betreft
hier de N.V. Handelmaatschappij L'Auto
te Surabaia. Ook is de dochtermaatschap
pij, de N.V. Verenigde Nederlandse Trans
portondernemingen „Venetron", verkocht
tegen de boekwaarde, blijkens de balans
f 321.399.