Dit Oude Tonge, door Haarlem geadopteerd,
is Nederlands zwaarst getroffen gemeente
Vloedgolf van drie kanten,
300doden, schade: 30 millioen
„Als
zal
ik
ik
dood
éérst
moet gaan,
vechten"
Stranden van stro en wrakhout
drijven onder aan de dijken
Hels ontwaken uit
vredige slaap
Het verhaal van Wiek Har ton:
Portret van een ravage:
-
Deense hulpcolonne
nam afscheid
gemeente
Zierikzeese raad keurt
evacuatiebesluit goed
De mannen die er werken en zoeken, verlangen naar verre, warme wereld
Adoptie van Driewegen
en Ellewoutsdijk
Dijk bij Hellevoetsluis
nog niet gedicht
DIN 3D AG 2 4 FEBRUARI 19 53
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
I*
1 T U Haarlem heeft aangeboden Oude
Tonge, Nederlands zwaarst getroffen
gemeente, te adopteren is een onzer
redacteuren naar dit verwoeste plaatsje
op het eiland Overflaklcee gereisd, om
zich een indruk te vormen hoé Haarlem
hulp zou kunnen verlenen. Hij schildert
hier het geestelijke en stoffelijke leed
dat deze kleine gemeente heeft getroffen
en de zeer grote verplichting, die Haar
lem met zijn adoptie-aanbod op zich
heeft genomen. Hij zegt:
„Dit aanbod mag niet zo maar een ge
baar zijn. Gebaren verliezen tegenover
een woestenij van kapotte huizen, ver
nielde stralen, dood vee en een onvoor
stelbare ontwrichting van wat wij het
dagelijks leven noemen, iedere waarde.
Vooral nu de eerste fase van de ramp
voorbij is. Toen, in de heroïsche strijd
legen het water, telde iedere zweet
druppel. iedere persoon lijke inzet, iedere
goede bedoeling. Maar aan wat er nu
gebeuren moet, is iedere dramatiek
vreemd. Nu gaat het er om puinhopen
te ruimen, cadavers weg te slepen, te
bergen en te verdelen. Een koud en
troosteloos en eindeloos werk. Nu gaal
het er bovenal om op te bouwen. En dit
is de wérkelijke krachtproef, de kracht
proef die nog komen gaat. Het is de
zwaarste".
Dit moet Haarlem goed beseffen nu het
Oude Tonge adopteert. De mensen daar
verwachten, willen geen afdankertjes en
liefdadigheid. Zij willen hulp. Hulp om
hun dorp weer op poten te zetten.
Een blik op een der ergst verwoeste
gedeelten van Oude Tonge. Op de open
plek achter de kerk stonden huizen. En
tussen het dorp en de boerderijen op
de achtergrond stonden een paar blok
ken, waarvan zelfs de fundamenten niet
meer boven de watervlakte uitsteken.
In een paar uur is het gebeurd. In één paar uur heeft het water, dat van
drie kanten op kwam zetten, in Oude Tonge driehonderd mensen ver
moord, honderd woningen van de kaart geveegd, vierhonderd huizen kapot
geslagen en voor dertig millioen gulden schade aangericht, de kapotte
dijken niet meegerekend.
Er was geen mens in het rustige, landelijke dorp aan de Krammer, die die
Zaterdagavond een kwaad voorgevoel had van wat komen ging. Goed, een vuile
wind veegde scherp door de straten. Maar wat zou dat, in de huizen, waar de
eilanders een kaartje legden, was het warm en veilig. De afwas stond aan kant
en de kinderen hadden hun wekelijkse bad gehad. En wanneer de wind eens
aan de ramen van het rokerif
die net een
hoor me die wind ereis te keer gaan
huis gingen en elkaar goedennacht wensten, hielden ze alleen cle deur extra-goed
vast. Want hij mocht er eens uit waaien.
De colonne van de Deense burgerlijke
verdediging, die van 8 tot en met 21
Februari voor het Nederlandse Rode Kruis
transportdiensten heeft verricht, nam gis
termiddag' afscheid. Onder leiding van de
heer K. M. Nielsen en zijn assistent de heer
J. C. Krieger, vertrok de colonne, bestaan
de uit zeventien 3'A ton Dieselwagens, met
35 chauffeurs, van het Malieveld.
Vóór het vertrek werden de wagens op
gesteld met het front naar het gebouw van
het hoofdbestuur van het Rode Kruis.
Door dr. E. O. baron van Boetzelaer,
chef der directie algemene zaken van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, werd
namens de Nederlandse regering een har
telijk woord van dank gebracht voor het
vele, dat Denen voor het werk der hulp
verlening hebben gedaan.
In een uitgave van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, waarin cijfers zijn
gegeven over alle gemeenten in het door
de zee overspoelde gebied in Zuidwest
Nederland, wordt van Oude Tonge het
volgende beeld gegeven.
De oppervlakte van deze gemeente is
2.225 hectaren. De gemeente telde op 1
Januari 1952 3.102 zielen (2684 in 1930
en ongeveer 2200 in 1850), waarvan 953
kinderen van 0 tot en met 14 jaar, 1.933
personen van 15 tot en met 69 jaar en
216 ouden van dagen van 70 jaar en
ouder.
Het aantal woningen was op 1 Januari
1953: 797. Blijkens een opgave van 1
Augustus 1952 waren er op die datum
39 personenauto's en 19 vrachtauto's.
Oucle Tonge is een uitgesproken agra
rische gemeente. De voornaamste pro
ducten waren granen, meekrap, vlas en
aardappelen, die in Rotterdam en Dor
drecht werden afgezet. Fraaie gebouwen
in het dorp waren het oude Raadhuis
en het gewezen Ambachtshuis. De
Dorpswaag gold lange tijd als de groot
ste waag in ons land.
De respectabele ouderdom van het
plaatsje blijkt uit een mededeling in
oude geschriften, dat Oude Tonge in
1479 door Karei van Bourgondië met
een weekmarkt is bevoorrecht.
Van de 3100 inwoners van Oude Tonge
zijn er nu nog 230 in het dorp achterge
bleven. En van hen, die daar nu het leven
aan de gang proberen te nouden, zijn ei
twee waarvan ik u wil vertellen: Cornells
Hartog en zijn vrouw Wiek. Zij woonden
in de Julianastraat, die straat die met de
Josephsdreef en de Capellerweg vrijwel
helemaal van de kaart werd gebeegd. Nu
houdt Wiek in een café huis voor dertien
man, die werken in de identificatie- en de
eieren naciaen mm weKenjKse Daci genaci. hm wanneer cle wind eens
men van het rokerige dorps-café schudde, zei de man aan het biljart,
>n knappe driebanclenstoot wilde maken, ten hoogste eens: „Tsjonge,
lie wina ereis te keer gaan". En toen ze 's avonds tegen twaalven naar
Zo ging Oude Tonge die nacht rustig
slapen. Zoals men in dat kleine dorp al
sinds eeuwen rustig was gaan slapen. Na
tuurlijk had het zijn kleine zorgen. Er lie
pen 140 gezinnen van de 3100 inwoners in
de overbrugging gevolg van de mecha
nisatie in de landbouw. Men piekerde over
de prijzen van suikerbieten en graan en
uien. En of emigratie een goed ding was of
niet. Maar toch waren dat problemen, die
de rustige gang van dit landelijk dorp niet
konden storen. Dit dorp, dit vaste punt in
de loop der dingen, dit thuis waarin de
enige afwisseling die der seizoenen was.
De lente waarin gezaaid werd, de rijpe
volle zomer, de herfst met zijn oogsttijd,
de winter waarin voorbereid werd. Overdag
werd er gewerkt, hard en eerlijk in de zon
of in de regen. En 's nachts werd er ge
slapen rustig en vast in het stille dorp, dat
zelf sliep onder de grote donkere koepel
\an de hemel, in slaap gewiegd door het
zachte ruisen van de tijstromen in de wijde
Krammer.
Zo, in de rust van een goed geweten
sliep Oude Tonge in na een vriendelijke
Zaterdagavond, toen de klok van de dorps
kerk twaalf keer had geslagen. Twaalf uur
31 Januari. De volgende dag zou het
kerkdag wezen.
Het zou de volgende dag géén kerkdag
wezen.
Het zal tegen half drie zijn geweest
toen door de straten van het dorpje onder
aan de dijk, de voetstappen gingen van
een Rijkspolitieman. Er ging een bel over.
En in het donker vroeg een stem of bur
gemeester Van Dijk maar op wou staan,
want bij de keersluizen stond het water al
tegen de top van de dijk. Zou het niet wijs
zijn de boeren in de buitenpoldcrs te waar
schouwen. Met nog een paar anderen ging
cle grijze burgervader door de wilde storm
naar het bedreigde punt. En wat hij daar
ag was voor hem voldoende om zijn ge
meente-personeel en de PTT te alarmeren,
om een paar vrachtwagens op te comman-
derrr: en de klok van de kerk te laten
luifl"0.
Uit de vaste, rustige slaap van een-ver
moeid boerenvolk wordt men zelfs door
een kerkklok niet snel gewekt. En zij, die
wakker werden zagen nog geen ernstig ge
vaar. Ten hoogste wat ongerief en water
schade.
Maar een uurtje later, kwam een onge
lofelijk Schijnend bericht. De Oüwcland-
polder begon vol te stromen. Zelfs zijn
/ware dijken zouden ineens bezweken zijn.
Toen werd de brandweer met huilende si
renes door het dorp gestuurd. Maar tegelijk
brak de hel los.
Vrijwel op hetzelfde moment gingen de
(lijken aan drie kanten van het slapende
dorp. Van drie kanten stroomden vloedgol
ven naar Oude Tonge, begon het water zijn
meedogenloze aanval. Met het geluid van
een donderbui raasde de schuimende massa
door de straten. Het verdreef er de wakker
geschrokkenen, die anderen wilden gaan
waarschuwen. Het kraakte hun huizen
achter hun rug, het spoelde hun weerloze
gezinnen op tien meter afstand van hun
verbijsterde ogen de dood in.
Toen was Oude Tonge wakker. Het ont
waakte uit een rustige slaap in een afzich
telijke nachtmerrie. De mensen vlogen uit
hun bedden. Geen licht. Maar wel water.
Overal water. In de straten en in de hui
zen. Op de benedenverdiepingen eerst,
maar het schóót omhoog. Het joeg de men
sen de trappen op naar zolder, naar het
dak. En wanneer zij daar zich hoog, veilig
en buiten de greep van de onverhoede
aanval waanden, dan kwam er een nieuwe
stormaanval en dan rammeide het water
de huizen in elkaar, tot ze inzakten als
kaartenbouwsels. En dan had het zijn
prooi toch.
Biddend klemden de duizenden dorpe
lingen zich aan hun daken vast. Zachtjes
eerst, maar later hardop, om het nieuwe
geluid te overstemmen, dat klonk boven
het geraas van het water en het gegier van
de wind. Het hulpgeroep van de honder
den, wier huizen het begaven onder deze
bovenmenselijke kracht. Eerst ging één
gevel en dan nog een en dan kapseisde hel
dak en ging het krakend ten onder in de
zwarte golven der watermassa's, die hier
hun vernielende samenkomst hadden.
Zo nam het water wat het wilde. Het
gaf ironisch een oude, zieke man, die het
met houten ledikant en al spottend naar
een veilige haven dreef. Maar dan keerde
het zich om en wierp zich op een gezin,
dat het met één golf wegvaagde, of dat
het eerst scheidde, zodat een vader kon
zien, hoe vrouw en kinderen mee werden
genomen.
Zo wachtten de duizenden tot het ver
schrikkelijke donker voorbij zou zijn, tot
dat ze tenminste zouden kunnen zien. En
tevens vreesden zij het licht, om hetgeen
ze wisten te gaan zien.
Het werd tenslotte licht. Het licht van
die koude, grauwe Zondag waarop Neder
land zijn doden begon te tellen. Waarop
die van Oude Tonge rondkeken over een
nieuwe zee, die in één nacht gekomen was.
Die hun bestaan had kapot geslagen, die
van allen verwanten had gedood en die
hun dorp had veranderd in een trieste
woestenij van water en wrakhout.
En nog dachten zij niet aan verlies.
Want ijskoud en nat wachtten zij, tot men
hen zou bevrijden van hun daken en on
dergelopen zolders. Dat duurde nog een
dag. Maandagavond was iedereen in vei
ligheid, die nog leefde. En toen kwam men,
al koppen tellende, tot dat afzichtelijke
totaal van driehonderd.
Dinsdag begon de evacuatie. Toen ver
lieten de mensen de ruïnes van wat in een
schijnbaar ver verleden hun dorp was
geweest.
De ruïnes van Oude Tonge, het dorp op
Overflakkee, dat Haarlem nu wil adop
teren.
De gemeenteraad van Zierikzee heeft in
een motie zijn vertrouwen uitgesproken in
het door het college van B. en W. sinds de
rampzalige eerste Februari gevoerde beleid.
In een besloten zitting heeft de raad zich
vervolgens bezig gehouden met de rechts
geldigheid van de verplichte evacuatie.
De gemeenteraad was bijeengekomen om
te beraadslagen over een kort geding, dat
de Middenstandscentrale te Zierikzee aan
hangig heeft gemaakt tegen het bestuur
van deze gemeente. De centrale maakt er
bezwaar tegen, dat ingezetenen van Zie
rikzee, die in een droog en veilig huis
zaten, toch uit Zierikzee moesten evacueren.
Ge kunt momenteel vrij gemakkelijk
naar Oude Tonge komen. Mits ge een
doorlaatbewijs hebt, want ander wijst de
man van de Rijkspolitie, die eenzaam en
verlaten op de smalle, wrakke met zand
zakken gestutte dijk tussen de water
vlaktes van Overflakkee staat, u onher
roepelijk terug. Aan kijkers heeft men in
het getroffen gebied namelijk niets. En
bovendien ligt er nog teveel voor het
grijpen. Maar mét zo'n papiertje kunt ge
dóór met de vrachtwagen, die hobbelend
voortrijdt over het dunne broze levens
adertje, de ondermijnde dijk, die het dorp
met de buitenwereld verbindt.
Ge moet u nochtans vermannen, wan
neer ge het dorp binnenrijdt. Want wat de
groep mensen, die links op een doodlopende
dijk bezig is bij een grote diepe kuil, daar
doet, gist ge al eer ge het gevraagd hebt.
Het is het grote open massagraf, dat wacht
op de 175 nog niet gevonden doden. Meer
dan honderd kisten liggen er al in. Maar
ook zonder die lugubere herinnering aan
de ramp, is de verwoesting al zo groot, dat
ge moeite hebt haar in u op te nemen en
te beseffen, dat dit waar is. Dat die huizen
echt allemaal kapot zijn, de straten zijn
weggeslagen, dat die stapel vreemde op
gezwollen gestalten door ratten aange
vreten koeien-cadavers zijn.
Het is erger dan een slagveld. Al doet
het er wel aan denken. Ook door die zoe
kende militairen, die ge overal ziet, ba
lancerend op het wrakhout onder aan de
dijken en de bergen stro en hooi en huis
raad, die het water daar heeft samenge-
spoeld. Zij zoeken met lange stokken voor
zichtig in die massa's aanspoelsel, alsof
zij tastten naar landmijnen. Maar deze
soldaten hebben rubberlaarzen aan en rub-
bervoorschoten en lange rubberhandschoe
nen. En als ge dat ziet, weet ge waarnaar
zij zoeken. Zij zoeken diegenen waar de
grote kuil op de dijk nog op wacht.
Ik hob er wat rondgedwaald door het
dorp met de gemeenteontvanger, Davicl
van den Tol, een rustige man, die door een
ieder bij zijn voornaam wordt genoemd.
Ook hij is alles kwijt, maar hij aanvaardt
het, want hij zegt, dat God het zo gewild
heeft. Hij kende het hele dorp en al zijn
inwoners, maar zelfs hij heeft nu soms
moeite zich te oriënteren en te vertellen,
wat er precies in elke ruïne gebeurd is. En
wat hij vertelt is een sombere herhaling.
Ilij wijst op een afgebrokkeld huis en zegt:
„Daar gingen er veertien en daar acht. En
daar hadden de mensen nog gauw hun
kinders naar de andere kant van de dijk
gebracht, omdat ze dachten, dat ze daar
veiliger zouden zijn. Het kwam net anders
om uit".
Ge moet oppassen, dat ge niet uitglijdt,
want de straten liggen vol slib. En ge
moet maar geen planken aanpakken, want
aan planken zitten spijkers en aan spijkers
zit soms lijkengif. Al worden sommigen
daar onverschillig voor en grijpen zij de
cadavers met blote handen beet om zo
op de wagens te smijten. Men heeft haast
met hel werk hier, al doet men allerminst
druk. Men gaat rustig zijn gang, ook de
militairen en men weet niet van werk
uren.
Men is zo moe
Als men moe is gaat men slapen en als
men honger heeft gaat men eten. En een
paar militairen vinden zelfs nog wel eens
even tijd voor een partijtje billard in het
dorpscafé. Maar de ware zin is er niet en
bovendien klost iedereen voortdurend het
café'tje in en uit, zodat zelfs de gemakke
lijkste ballen worden gepoedeld.
Dit. Oude Tonge is geen prettige plaats
om te werken. Het water heeft een venij
nige kou meegebracht en de lucht stinkt
zuur naar gistende uien. Dijken dichten is
per slot nog werk waar je voldoening van
hebt, waar je eer mee kunt inleggen, maar
voor het opruimen van zoveel rommel, dat
het wel lijkt, alsof de halve wereld aan
puin is geslagen en juist hier is aange
spoeld, geldt dat niet. Het lijkt zo vol
slagen onbegonnen werk.
Er liggen duizenden tonnen stro en hout
en huisraad en uien en stukken van huizen
voor de dijken en het moet allemaal weg.
Maar met twee blote handen kan je maar
één plank tegelijk oppakken en het lijkt
allemaal zo verschrikkelijk eindeloos. En
het is koud en nat. Ge ziet wel aan die
mannen die daar werken, militair of bur
ger, dat zij verschrikkelijk verlangen naar
een gewone maatschappij met warmte en
veiligheid en orde en regelmaat. Dat zij zo
erg graag zouden willen, dat zij ineens
wakker zouden worden en merken, dat het
allemaal maar een nachtmerrie is.
Er is zoveel werk
Maar dan glijden zij uit in de modder
of stoten zich aan een plank en dan vloeken
zij zachtjes en gaan weer beleefd verder
aan het werk. Aan die onafzienbare taak,
die afgedaan moet worden. Ze zijn moe en
ze huiveren van de kou en van de gedachte
hoe lang het wel zal duren voordat alles
weer een beetje voor elkaar is. Maar dan
vermannen ze zich en pakken weer een
plank en hupsa, daar gaat'ie op de wagen,
die straks weer naar die verre warme
wereld zal rijden.
N
Dit strand van stro en wrakhout is het
voorlopig graf geworden van tientallen
slachtoffers uit Oude Tonge. Men is
bezig hen te zoeken, maar het kan nog
weken, misschien maanden, duren eer
men ze allen gevonden heeft.
begrafenisploegcn. Ze zwoegt van 's och
tends tot 's avonds. En daar is ze blij om,
want dan heeft ze geen tijd om te denken.
Maar 's avonds staat er bij hel bed van
deze harde, flinke vrouw een lichtje.
Want in het donker slapen durft zij niet
Cornelis en Wiek zijn in wat men in
Oude Tonge alleen maar „die nacht" hoeft
te noemen, wakker gemaakt door een
buurman, die in de straat riep: „D'r uit
Water". Ze probeerden nog wat spullen
naar boven te slepen, maar het water had
geen tijd en dreef ze naar zolder. En nog
geen kwartier later zaten ze al op het dak.
Ze zagen er niet veel, maar toch meer
dan genoeg. Want in de Julianastraat sloeg
het water de huizen aan hun kant één voor
één tegen de grond. En ze hadden ook geen
licht nodig om te zien hoe hun overbuur
vrouw, gevangen in een kamer, in haar
eigen huis verdronk in het water, dat
langzaam maar zeker naar de zoldering
steeg. Maar men kon niet bij haar, men
kon niet weg.
En zo wisten Wiek en Cornelis wat hen
te wachten stond. Huis voor huis zakte in
elkaar en toen met een knal als van een
bom de grote boerenschuur in elkaar klap
te, die hun huisje nog dekte, wisten zij,
dat zij aan de beurt" waren. Eerst ging hun
voorgevel. En toen de achtergevel. Met de
volgende golf braken de zijgevels en het
dak zakte langzaam in elkaar.
Zo zaten zij half in het water, temidden
van metershoge golven en vliegend weer.
Alleen in het donker en eenzamer dan een
mens kan denken te zijn. Cornelis heeft
toen Wiek tegen zich aangetrokken en ge
zegd: „Kom maar bij me vrouwtje, 't is
met ons gedaan".
Eerst vechten
Maar Wiek zei: „Niks. Als ik dood moét-
gaan, zal ik éérst vechten" en zij begon
als een razende de pannen van het stuk
dak te smijten waar zij op zaten. En zie,
het houten dakgeraamte begon le drijven.
Maar het dreef naar de wijde watervlakte
waar helemaal geen redding meer mogelijk
zou zijn. Totdat Wiek een stuk trap met
een paar planken te pakken kreeg, dat
zij. zo verstijfd van kou als zij was, op het
lichte vlotje kreeg, dat als een gek te keer
ging op de golven. Zo werd het wat han
delbaarder. En zowaar, bij het laat
ste huis waar zij langs dreven op weg
naar de eindeloosheid van de polder, kreeg
een timmerman hen le pakken met een
trapleer en konden zij naar zijn veilige
vliering klauteren.
Het is een van de vele verhalen van
mensen, die niet op wilden geven. Er zijn
er meer. Er was die Pieter van den Ouden
van 17 jaar met zijn vriend Koert, die
Zondagmorgen met een touw om zijn mid
del over een wankel pad van wrakhout
honderd mensen van de daken van de
Julianastraat haalde. En de kasteleinszoon
Cor van de Tonnekreck, die zich uitkleed
de en in het ijskoude water een lijn over
zwom van de Molendijk naar een grote
boerderij. Hij maakte een vlotje en bracht
dertig mensen naar de dijk. Toen de laat
ste in veiligheid was, stor-tte de boerderij
binnen enkele seconden in elkaar.
Kijk, dat zijn de mensen van Oude Tonge,
die niet van opgeven wisten. Zo zijn er
honderden.
Dat zijn de mensen, die Haarlem nu wil
adopteren.
De Vereniging van Nederlandse Ge
meenten heeft medegedeeld, dat voor adop
tie door: Beemster, Beets, Broek in Wa
terland, Edam, Graft, Ilpendam, Jisp, Kat-
woude, Kwadijk, Landsmeer, Middelie,
Monnikendam, Oosthuizen, Purmerend, De
Rijp, Warder en Wijdewormer, in de eerste
plaats in aanmerking komen Ellewoutsdijk
en Driewegen op Zuid-Beveland.
De gemeenten hebben te kennen gegeven
gezamenlijk aan het hulpverleningswerk te
willen deelnemen.
Men heeft nog geen gevolg kunnen geven
aan het voornemen vandaag het dijkgat bij
Hellevoetsluis te dichten. De proeven,
welke in het waterloopkundig laboratorium
te Delft zijn genomen om de sluiting van
het gat tot stand te kunnen brengen door
het laten zinken van twee betonnen cais
sons, zijn Vrijdag reeds afgesloten. Andere
omstandigheden waren er echter oorzaak
van, dat de sluiting nog niet kon doorgaan.
Men hoopt over enkele dagen het plan te
kunnen uitvoeren. Wanneer is nog niet
precies bekend, aangezien men geen on
nodige risico's wil nemen door ovei-haast
te werk te gaan.