Muziekdemonstratie, die klonk
als de Klokken van Haarlem
r*
KLM
Agenda voor
Haarlem
Met vier Nederlandse éénacters
begon de Boekenweek 1953
Ititerscholair Jeugdtournooi
Moeilijke selectie
ging vooraf
HARTENDORP
Ruim 66 millioen
in het Rampenfonds
De intellectuelen in
de Rampgebieden
Ook in Bennebroek
melksanering
„De Reizende Cantorij"
in Renaissancezaal
Briefgeheim" in Amsterdam
„Polyhymnia" zong in
Begijnhofkapel
RHEUMATIEKLIJDERS
Status van de
bromfiets
Muziek-Aesthetiek
3
De Stofzuiger Speciaalzaak
Hulpverlening overwogen
EEN
PA STjl L. L15m
D°E zïcHTE.j VA L DAM I LD
Leerrijk en boeiend
Bepalingen worden
binnenkort vastgesteld
ZATERDAG 28 FEBRUARI 1953
Lieden, die bij het piekeren over de culturele belangstelling van de jeugd uitsluitend
denken aan „bebob", en meer van die zorgelijke tijdsverschijnselen, hebben gister
avond in het Concertgebouw gelegenheid gehad, hun mening drastisch te herzien.
Dat geldt ook voor leraren, die zich mochten afvragen hoe het komt, dat van bepaalde
leerlingen het huiswerk er wel eens een beetje bij inschoot. En zo is er meer duidelijk
geworden gisteravond, bij de massale en zeer gevariëerde muziekdemonstratie, welke
alléén nog maar door de uitverkorenen uit het Interscholaire Jeugdtournooi werd
geleverd. In elk geval, dat ook dit facet van de Interscholaire elk jaar stralender wordt
zeer tot voldoening van dr. J. R. H. de Smidt, die achter de schermen zo veel
organisatorisch werk verzet om bij de scholen het beste er uit te halen. „Ik vraag
me af welke stad dit Haarlem zó nadoet", zei hij ons niet zonder trots, terwijl op het
podium zeven verenigde koren, in totaal achthonderd leerlingen, zonder vooraf ge
zamenlijk te hebben gerepeteeerd de canon „De Klokken van Haarlem" deden
galmen, als een machtig carillon, met de dirigerende leraar van de Rijkskweekschool
E. van Zoest als beiaardier.
Noch in de zaal en op het balcon, noch
op het podium was één stoel onbezet toen
wethouder Geluk als voorzitter van het
Interscholair Comité in een inleidende
toespraak zijn bewondering betuigde voor
de grote deelneming in deze afdeling van
het tournooi. De beoordelingscommissie,
waarin toonkunstenaars zitting hadden,
moest een keus maken uit niet minder dan
zestig solisten en het was een uiter
mate moeilijke selectie, waarvan het „re
sidu" nog groot genoeg bleef voor twee
demonstraties, elk met geheel verschil
lende programma's en uitvoerenden. Na
deze volgt op 4 Maart nog een muziek
avond in het Concertgebouw, waar alleen
het gemengde orkest van het Kennemer-
en Montessori-lyceum, het Gymnasium
orkest en de twee organisten Henri Berton
en Jan Geursen zich voor de tweede keer
zullen laten horen.
Peil weer gestegen
Dat het peil van jaar tot jaar stijgt viel
ook de drie juryleden op, die bij het proef
spel telkens na tien executanten onafhan
kelijk van elkaar hun oordeel gaven.
Meestal vielen daai-bij de candidaten af,
wier waarderingscijfer beneden de 8 lag.
De organisten werden geselecteerd door
Jakob Bijster in de Waalse Kerk.
Het programma te omvangrijk voor
een gedétailleerde opsomming kon,
mede door de rappe tussenkomst van een
groep potige lyceïsten voor het verschui
ven van de vleugel, zo vlot worden afge
werkt, dat de demonstratie om half twaalf
ten einde was. Het kreeg een waardige
opening met het gelaten melodieuze „Inns-
brtick, ich musz dich lassen" van Hendrik
Isaak, gezongen door honderd Rijkskweek
school-leerlingen. Men voelde in de zaal
het tournooi-element in het gespannen
meeleven van steeds weer andere groepen
met steeds weer andere solisten, die im
mers „hun" school vertegenwoordigden.
En al dat hartelijke meeleven cumuleerde
telkens in een daverend applaus, zowel na
een preludium en fuga van Bach (zoals
de twee orgelsolisten er elk een vertolk
ten), als op een Sonate van Corelli
(Noortje Bijlsma en Ina van Egmond),
een Gregoriaans lied (Meisjeskoor Sancta
Maria) of de sfeer rijke Légende op. 17 van
Wieniawski (Emile Brommer en Wiene
Royaards).
Intermezzo
Hoe scheutig men met bijval was
ondervond het jeugdige Trio Alphe-
naar dij cte vertolking van een sonate
van Vitali: het werd daarbij telkens,
wanneer het even moest stoppen voor
het omslaan van een partituur door
een luid applaus aan het schrikken
gemaakt. Het broertje, dat een violon
cel tegen zijn blote knieën deed steu
nen, bleef er luchtig onder, maar een
van zijn zusjes (viool) zwaaide een
paar keer bezwerend met haar strijk
stok naar de welwillende zaal en gaf
daar tenslotte ook het teken mee, dat
tot applaus kon worden overgegaan.
Het intermezzo was dit trio wellicht min
der welkom, maar zeker een vrolijke noot
bij deze demonstratie.
Wij doen slechts een greep (die onge-
ADVERTENTIE
BIJ VERKOUDHEID
twijfeld minder nauwkeurig is dan die
van de beoordelings-commissie) en noe
men verder de kleine Carla Smink, die
zoveel lof oogstte met „Für Elise" van
Ludwig van Beethoven; de zingende en
blokfluitspelende leerlingen van de Open
bare Opleidingscursus van V.G.L.O.-
leerkrachtcn; de talentvolle fluitist Jan
Muller; het koor van de Bronstceschool,
dat het erop houdt dat de „Weverkes" geen
heren zijn en het gehoor streelde met een
grappig Deens volksliedje.
Uit het orkest van het Kennemer- en
het Montessori-lyceum rees Boudewijn
Leeuwenberg op om een door hem ge
componeerde Aziatisch getinte dans te
dirigeren. Om nog een paar koren te noe
men: dat van de Prof. Chr. Nijverheids
school speelde bekoorlijk met ,,'t Haas
ken" en dat van de Meisjes H.B.S. zorgde
voor een stemmige weergave van Offen-
bachs bekende Barcarolle.
De sopraan Ietje van der Meulen zette
de kroon op het werk met een gave, veel
belovende vertolking van Buxtehudes solo-
cantate „Also hat Gott die Welt geliebet",
begeleid door het orkest van het Gymna
sium.
Het grote belang van een muziekbeoefe
ning, zoals die deze avond werd gedemon
streerd, als tegenwicht, begrepen wij in
de pauze toen wij bezorgd over proefver-
talingen hoorden praten.
ADVERTENTIE
Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergerweg 51, Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen
In het Nationale Rampenfonds is tot
gisteravond een bedrag gestort van ruim
66 millioen gujden. Donderdagavond was
de stand 65.400.000 gulden.
Deze week werd bij het gemeentebe
stuur van Oosterhout door iemand, die
onbekend wenst te blijven, een gift van
f 50.000 gedeponeerd voor het Nationaal
Rampenfonds. Het totaal van de geldin
zameling voor het Nationaal Rampenfonds
in de gemeente Oosterhout is door dit be
drag thans gestegen tot f 101.600.
De collecte, die het Ierse Rode Kruis
heeft gehouden voor de slachtoffers van
de watersnood, heeft 6200 Pond Sterling
opgebracht of f 66.340. De Ierse regering
heeft hier een bedrag van 20.000 Pond
Sterling bijgevoegd of. f214.000.
OSLO (N.T.B.). De Noorse regering
heeft bij de volksvertegenwoordiging een
wetsontwerp ingediend, waarin zij wordt
gemachtigd een bedrag van twee mil
lioen Kronen (r= meer dan een millioen
gulden) ter beschikking te stellen van de
Nederlandse slachtoffers. Zij stelt zich
voor dit bedrag te bestemmen voor de
bouw van montagewoningen voor de ge
troffenen.
De 27ste Canadese infanterie-brigade in
Hannover heeft onder de officieren en
manschappen gelden ingezameld voor de
Nederlandse slachtoffers van de waters
nood.
Zij brachten een - bedrag van 308 Pond
Sterling en 18 Shillings bijeen, dat op de
Canadese ambassade door de Canadese
ambassadeur, de heer Thomas A. Stone, is
aangeboden aan de directeur van het Na
tionaal Rampenfonds, de heer P. Alons.
Onze parlementaire redacteur meldde
gisteren, dat de leiding van het Rampen
fonds in haar dagelijkse vergadering ook
de mogelijkheid zou overwegen tot spoe
dige huiverlening aan mensen in de nood-
gebieden, die werkzaam waren in intel
lectuele beroepen, zoals advocaten, artsen
en notarissen, die door het verlies van be
paalde eigendommen (archieven biblio
theken of medisch instrumentarium),
zwaar getroffen zijn. Door deze spoedige
hulp zou het verlorene weer aangevuld
dienen te worden.
Men zou zich kunnen indenken, dat het
Rampenfonds hiertoe contact zou opne
men met collega's van deze gedupeerden,
bijvoorbeeld via de Orde van Advocaten,
de Broederschap van Notarissen en de Ko
ninklijke Nederlandse Maatschappij tot
bevordering van'de Geneeskunst.
Met de stimulans van en mogelijk ook
een bijdrage uit het Rampenfonds zou
door een dergelijke actie veel nood, die de
ramp ook in deze sector van de maatschap
pij heeft veroorzaakt, gelenigd kunnen
worden.
Daar in de aangrenzende gemeenten de
melksanering is ingevoerd en klachten van
enige omvang niet meer worden verno
men, hebben de melkhandelaren in Ben
nebroek besloten, eveneens tot sanering
over te gaan. Deze gaat op 3 Maart in. Er
is een commissie gevormd, bestaande uit
de heren J. Dubbis, H. C. Breek en D.
Elgersma, die toezicht zal houden op de
uitvoering, terwijl als secretaris zal op
treden de heer Th. Lommerse, Bennebroe-
kerlaan 37.
Alhoewel van een wijkindeling nog niets
bekend is, vertrouwen de handelaren er
op, dat het publiek de grootst mogelijke
medewerking zal verlenen, zodat evenals
elders de sanering een vlot verloop zal
hebben.
ADVERTENTIE
OVERALL
èn in prijsèn in kwaliteit
Nu het Tweede Kamerlid dr. J. van Baal
is benoemd tot gouverneur van Nieuw Gui
nea komt er in de Tweede Kamer een vaca
ture voor de A.R. partij. Op de desbetreffen
de lijst volgt de heer H. van Eysden te Rot
terdam, die echter reeds zitting in die Kamer
heeft en de vacature vervult van wijlen mr.
Terpstra. Op de heer Van Eysden volgt drs.
C. P. Hazenbos té Den Dolder. economisch
medewerker van het Chr. Nationaal Vak
verbond.
ZATERDAG 28 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „De waaierpatience",
iRotterdams Toneel), 8 uur. Krelagehuis:
Haarlemse Voorjaarsfceurs voor de vrouw,
10 tot 5 en 7 tot 11 uur. De Leeuwerik: Vete
ranen-legioen Nederland, bijeenkomst 8 uur.
Lido: „For men only", 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
City: „Erop of eronder", 14 jaar. 7 cn 9.15
uur. Spaarne: „De koning der wildernis", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Madonna in
ketten", 14 jaar, 7 cn 9.15 uur. Minerva:
..Tramlijn begeerte, 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „Nachtvlinder", alle leeft., 7 en
9.15 uur. Palace: „Greatest show on earth",
14 jaar, 8 uur. Luxor: „Don Camilllo", alle
leeft., 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 1 MAART
Stadsschouwburg: „Het hemelbed" (Rot
terdams Toneel), 8 uur. Krelagehuis: Voor-
jaarsbeurs voor de vrouw 1 tot 5, 7 tot 11
uur. Lido: Zondagmorgenvoorstelling
..Arsenicum en oude kant", 18 jaar, 11 uur.
..For men only", 18 jaar. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
City: „Erop of eronder", 14 jaar. 2.15, 4.30,
7 en 9.15 uur. Spaarne: „De koning der wil
dernis", 14 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans
Hals: „Madonna in ketten", 14 jaar, 2, 4.30,
7 en 9.15 uur. Minerva: „Tramlijn begeerte"
18 jaar. 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt:
„Nachtvlinder", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Palace: „Greatest show on earth", 14
jaar, 2, 5 en 8 uur. Luxor: „Don Camillo",
alle leeft., 2, 4.15. 7 cn 9.15 uur.
MAANDAG 2 MAART
Stadsschouwburg: „Yerma" (Haagse Co-
medie), 8 uur. Krelagehuis: Haarlemse Voor
jaarsbeurs voor- de vrouw, 10 tot 5 en 7 tot
11 uur. Lido: „For men only", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. City: „Erop of eronder", 14
jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De
koning der wildernis", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: „Madonna in ketten", 2.30
7 en 9.15 uur, 14 jaar. Minerva: „Tramlijn
begeerte", 18 jaar, 2.30 en 8.15 u. Rembrandt:
Geen middagvoorstellingen; Willy Walden
en Piet Muyselaar als Snip en Snap in Jubel
tonen, 8 uur. Palace: „Greatest show on
earth" 14 jaar, 2 en 8 uur. Luxor: „Don
Camillo", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur.
Zelden zal men in de Renaissancezaal
van het Frans Halsmuseum een muziek
uitvoering te horen krijgen die zo goed in
deze omgeving past, als die welke er Vrij
dagavond door de „Reizende Cantorij" on
der auspiciën van het Comité voor jonge
Toonkunstenaars gegeven werd. Het ge
zelschap, uit acht personen bestaande,
vormt een blokfluitkwartet en een vocaal
ensemble. De begrenzing tussen beide
groepen is echter niet scherp te trekken,
want naar omstandigheden doen allen
mee aan de samenzang, of helpen de vo
calisten bij de instrumentale prestaties, al
is het slechts om met trom en castagnetten
de dansmuziek van het fluitkwartet te ac
centueren.
Tot de onS bekende leden van „De Rei
zende Cantorij" behoren Joke Fontijne
Koejers en Jan Boeke. Het genre, dat het.
ensemble brengt, is kort en goed samen te
vatten als „huismuziek". En daar de pro
grammanummers zo ongeveer te situëren
waren tussen 1500 en 1650, zal men moeten
toegeven dat de uitvoering in een zeld
zaam passende entourage geschiedde.
Het middeleeuwse „Media vato in morti
sumus" (door Luther vertaald als „Mitten
im Leben sind wir mit dëm Tod umfan-
gen" cn door Arnold von Bruck vierstem
mig gezet) diende als stemmige inleiding
de polyfone zetting zuiver gespeeld door
het kwartet en de melodie éénstemmig
gezongen. Dansen en zangnummers volg
den 'daarna in bonte verscheidenheid van
karakter en bezetting.
Een interessante reeks was gewijd aan
composities en uitgaven van de Antwerpse
muziekdrukker Tielman Susato, namelijk
uit zijn eerste en derde „Musyck Boexken"
van i551alsmede uit de op zijn initiatief
en uitgeversrisico door Clemens non Papa
driestemmig gezette „Souterliedekens", de
Nederlandse psalmberijmingen op toen
maals algemeen bekende volksmelodieën.
Dat zo'n melodie voor allerlei doeleinden
te pas gebracht werd, bleek trouwens ook
uit de „Danserye", die Susato van het
oude lied „Gequetst ben ick van binnen"
maakte; hij werkte het namelijk om tot
een Gaillarde. In blokfluiten-bezetting
klonk het oorspronkelijk nogal melancho
lische lied zeer opgewekt en geestig. Nog
een ander nummer uit Susato's dansen
voor instrumentaal kwartet (het hoefden
niet per se blokfluiten te zijn) gaf ons mede
een goed idee van de zestiende-eeuwse
huismuziek, die men in de taveerne des
tijds ook wel. niet vei-smaad zal hebben.
Van Clemens non Papa kregen we een
Souterliedeken-bewerking te horen, terug
gebracht op de oude profane tekst („Ge
quetst ben ick van binnen") en een tweede
op geestelijke tekst (Psalm 89), naar het
wereldlijke lied „Help God hoe wee doet
scheyden". En als dubbelvocaal kwartet
werd heel geestig maar vrij passieloos het
ondeugende „Leckerlietgen en Cleyn Bier"
van Josquin Baston (uit het „Ierste Mu-
syckboexlcen") ten gehore gebracht.
Uit de zeventiende eeuw hoorden wij
een opgewekte danssuite van Praelorius,
die eindigt met een melodie waarop het
Vlaamse kerstliedje „O herders, laat uw
bokskens en schapen" gezongen wordt en
die wij onder andere ook bij een profane
tekst ontmoet hebben in het liedboekje
„Haarlemse Meibloempjes". En tenslotte
werd met zang en instrumentale begelei
ding een cantate in twaalf terzetten van
de dichter-componist Heinrich Albert ten
gehore bracht, die te Königsberg het mid
delpunt was van een kring ernstig gestem
de dichters, die op het motief van het „Va-
nitas vanitatum" zogenaamde kniedichten
schreven, waaruit de tekst van deze „aan
sprekers-cantate" bestaat. Ondertussen is
het goede muziek. Heinrich Albert was
een neef van Schütz en enige tijd zijn leer
ling.
Er was aldus een leerrijk en onderhou
dend programma, dat in zeer verzorgde
uitvoering een boeiende avond verzeker
de. Ook de toelichtingen van Wil Waar
denburg droegen daartoe bij.
JOS. DE KLERK
ff
Met een korte toespraak door minister
mr. J. M. L. Th. Cals, die eerst de dichter
M. Nijhoff herdacht en zich vervolgens
via de microfoon van de radio over de
hoofden der aanwezigen heen tot de jeugd
richtte met een aansporing tot thuis lezen,
is gisteravond in de Amsterdamse Stads
schouwburg de Boekenweek 1953 geopend.
Koningin Juliana en Prins Bernhai'd, wel
kom geheten door de heer Chr. Leeflang,
voorzitter van de Commissie voor de pro
paganda van het Nederlandse Boek, woon
den de door amateurs gegeven opvoering
van vier bekroonde éénacters van eigen
bodem bij.
Men lean onmogelijk beweren dat deze
voorstelling een succes is geworden. Het
leek er zelfs niet op. De vertoonde spelen
van elk een kwartier waren de bekroonde
resultaten van een nogal originele prijs
vraag, waarop maar liefst 226 inzendingen
waren binnengekomen. Het thema luidde:
een man post een brief en doet dit met
grote aarzeling, omdat hij er zich van be
wust is, dat deze in het leven van de ge
adresseerde een belangrijke ommekeer te
weeg zal brengen. Op zichzelf is dat hele
maal geen gek uitgangspunt. Men behoeft
immers alleen maar de herinneringen van
acteurs en actrices te lezen om te bemer
ken hoe dikwijls een brief ten tonele
wordt gebracht om een gegeven situatie
totaal van aspect te doen veranderen. Be
halve Hoornik is het echter geen van de
schrijvers, wier producten thans voor het
voetlicht werden gebracht, gelukt een
waarlijk dramatische situatie te scheppen,
al moet gezegd werden dat Tone Brulin en
W. F. Hermans niet zuinig zijn geweest
met malle verrassingen bij de behandeling
van dit onderwerp. Tot een bevredigende
oplossing brachten zij het echter niet.
De reeks „Briefgeheimen" werd geopend
met „De heldere wereld" van Manuel van
Loggem. die ongeveer het dubbele van de
beschikbaar gestelde tijdsduur gebruikte
om allerlei hele en halve diepzinnigheden
over dichterschap en werkelijkheid te ver
kondigen en te doen blijken dat zijn per
soonlijkheid voor allerlei invloeden wijd
openstaat. In zijn meditatie over „het leven
in de droom van een reus" (of zoiets)
meende men bijvoorbeeld de stem van Jean
Cocteau te horen. Doch als men het doel
alleen telt en de uitslag niet, dan kan men
wel waardering hebben voor zijn poging
tot transformatie van de realiteit. Veel
wijzer is men er echter niet van geworden.
„Twee is te weinig, drie is te veel
van Tone Brulin deed sterk aan een verhaal
van James Thurber denken. De humoris
tische dialogen in averechtse situaties de
den het goed, maar helaas betekende het
slot een de gehele absurditeit van het voor
gaande ontkrachtende anti-climax. Iets
dergelijks geldt voor de „surrealistische"
kolder in „Het omgekeerde pension" van
W. F. Hermans, die het veel hilariteit ver
wekkende loopje met het gestelde onder
werp jammer genoeg in het rijk der dromen
nam. Het stuk van Hoornik, ondanks enige
voortreffelijke passages voorwaar geen
meesterwerk, stak in waarde ver boven de
andere bijdragen uit.
Deze dichter dat zijn rijmloze vers als
proza klonk, mag men hem niet verwijten
bewees in ieder geval wederom zijn
sterk besef van wat theater is en wist een
zeer gespannen dubbelsituatie op te bou
wen. „Retour afzender" heet zijn éénacter,
waarin de ontvanger zijn brief ongeopend
terugstuurt, omdat hij denkt wel te weten
wat erin staat: een beschuldiging van te
intieme omgang met de echtgenote van de
schrijver, die in werkelijkheid echter be
kent schuldig te zijn aan de dood van zijn
broer in het concentratiekamp. Zoals men
ziet: stof genoeg voor boeiende uiteenzet
tingen. Daarbij was dit korte stuk betrek
kelijk khap gebouwd, maar op de één of
andere manier kwam het wezenlijke er
niet uit, mede door de al te verzoenende
toon van het laatste tafreel. Overigens was
dit stellig ook een gevolg van de zwakke
vertolking.
Het zou van ondankbaarheid getuigen
voor de belangeloze inspanning en de op
offering van ongetwijfeld zeer veel vrije
tijd, als men de teleurstelling voor het
eigenlijk bedroevende peil van deze avond
vooral bedroevend als men bedenkt dat
dit alles onder het motto „Het Boek en de
Muzen" (met hoofdletters nog wel) ge
schiedde op rekening schreef van de
spelende amateurs. Maar men mag toch
niet nalaten de Commissie-met-de-mooie-
naam er een verwijt van te maken voor
deze gelegenheid een beroep op dilettanten
te hebben gedaan, zelfs al waren dit mis
schien de besten onder hun gelijken. En als
er dan geen beroepsacteurs beschikbaar
waren, dan had men toch in ieder geval een
beroepsregisseur moeten engageren, al ware
het slechts uit eerbied voor de schone let
teren, die men zegt te willen dienen. De
heer J. J. van Mechelen heeft zich overi
gens buitengewoon verdienstelijk van zijn
opdracht gekweten. Hij zal aan de mise-en-
scène van deze sterk uiteenlopende stuk
ken zijn handen hebben volgehad. En dat
maakt het nog onbegrijpelijker waarom hij
dan bovendien nog in drie daarvan zelf
moest meespelen, in twee gevallen nota
bene in een hoofdrol! Zijn optreden in „Re-
lour afzender" bleef ver beneden de maat.
Een belangrijke plaats onder de medewer
kenden nam Leo Straus van de H.T.C. in.
Metten Koornstra zorgde voor een prettige
aankleding van het toneel.
DAVID KONING.
Het saldo van rekeninghouders bij de
Postchèque- en Girodienst bedroeg op 31
December 1952 f 1.288.348.000 tegen f 1.094
millioen op 31 December 1951. Het aantal
rekeningen steeg in 1952 van 551.062 tot
571.174. Het totale bedrag aan afschrijvingen
heeft in 1952 bedragen f42.461.954.000 tegen
f40.383.161.000 in 1951 en aan bijschrijvingen
resp. f42.656.743.000 en f 40.445.857.000. Het
aantal afrekeningen is gestegen van 36.842.969
in 1951 tot 39.440.580 in 1952.
Het bijna 53 jaar oude gemengd-koor
„Polyhymnia" staat er wat betreft de sa
menstelling van zijn stemmenmateriaal
thans goed voor. Het concert, dat het koor
Vrijdag in de Begijnhofkapel gaf, heeft
dit overtuigend bewezen. Toegegeven moet
worden, dat het ensemble in de gunstige
acoustiek van het gebouw een voortreffe
lijke bondgenote had gevonden. Maar ook
zonder deze gunstige omstandigheid zou
men hebben kunnen vaststellen, dat de
groepen van sopranen en alten fraaie
klankeenheden vormen en dat bij de teno
ren en de bassen zangers staan opgesteld,
die een sonoi-e kern voor hun partijen be
tekenen.
De dirigent Henk Arisz liet het concert
beginnen met de uitvoering van drie ker
kelijke werkjes van Vittoria en van Pales-
trina. Het was werkelijk ideale kerkmu
ziek, tot in onze dagen erkend en aanvaard,
die het koor bracht. Zij werd met gevoelige
klank en gelukkig zonder expressieve ex
cessen ten gehore gebracht.
Het Requiem van Cherubini echter,
waarvan „Polyhymnia" enkele fragmen
ten zong, heeft zich begrijpelijkerwijze niet
als kerkmuziek kunnen handhaven. De
sterke dramatiek brengt het Requiem dicht
bij de opera en houdt het verre van de
abstractheid der kerkmuziek. Maar om de
muzikale, waarde heeft het nog altijd zin
een uitvoering van dit klassiek geaarde
Requiem te gaan ondernemen. Het is voor
treffelijk voor koor geschreven, ook voor
de stemgroepen afzonderlijk. „Polyhym
nia" kon zich met de uitvoering van de ge
kozen fragmenten zeer onderscheiden. De
„Introitus" had strakker gehouden kunnen
worden. Het „Dies Irae" werd een span
nend hoogtepunt en het was wel speciaal
in dit gedeelte, dat de gunstige indruk om
trent het stemgehalte van het koor ver
kregen werd.
Na de pauze kwam men nog goed voor
de dag met twee koren uit „Ein deutsches
Requiem" van Joh. Brahms, in het bijzon
der met „Wie lieblieh sind Deine Wohnun-
gen". De begeleiding bij de uitvoering van
de muziek van Cherubini en Brahms was
toevertrouwt aan de pianiste Emmy van
Eden, die haar belangrijke taak uitnemend
vervulde. Zij stond ook de soliste, de so
praan Annie Schoen, ter zijde bij haar ver
tolking van liederen van Stradella, Gluck,
Cherubini en Brahms. De zangeres zong al
deze liederen met een heldere stem, die
opvallend uniform van timbre bleef. Dit
was voor een lied als „Feldeinsamkeit"
van Brahms niet zo gunstig. De ijle droom
sfeer moest nu wijken voor een zeer tast
bare realiteit. En dan klonk de hoogte wat
moeilijk in de sopraansolo uit „Ein deut
sches Requiem". Maar met een stuk bel
canto als het Ave Maria van Cherubini en
voor de Italiaanse melodieën van „Piëta,
Signore" en „O del mio dolce ardor", kon
Annie Schoen een overtuigende indruk
maken, zowel in vocaal opzicht als qua
voordracht.
P. ZWAANSWIJK.
ADVERTENTIE
Verdrijft Uw pijnen met
Dr. SLOAN's Liniment.
Brengt enkele druppels Sloan's op de
pijnlijke plek aan. Dit stimuleert de
bloedsomloop onmiddellijk, waardoor
de congestie verdwijnt. Geleidelijk
wordt het urinezuur verwijderd en de
pijn houdt op. Sloan's Liniment, is
eenvoudig en vlug aan te brengen en
heeft een directe pijnstillende werking.
Verkrijgbaar bij alle apothekers en
drogisten.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
mr. J. Algera, heeft Vrijdagmiddag te Am
sterdam de 31ste R.A.I.-tentoonstelling van
motorrijwielen, bromfietsen en rijwielen
geopend.
In zijn openingswoord zei hij, dat het
vaststellen van de status van een rijwiel
met hulpmotor reeds zijn beslag zou heb
ben gekregen, indien niet de watersnood
deze zaak vertraagd had.
Volgens de minister zullen onder rijwie
len met hulpmotor worden verstaan motor
rijtuigen, die voorzover hun bouw betreft,
alle voor rijwielen normale eigenschappen
bezitten en zijn uitgerust met een verbran
dingsmotor met een cylinderinhoud van
maximum 50 cc waarvan het merk en type
door de minister bekend worden gemaakt.
Voorts zullen enkele technische eisen
worden gesteld inzake de krachtoverbren
ging, de trekkracht van de motor en de
remmen.
De bromfiets zal voorzien moeten zijn
van normale fietswielen met luchtbanden
en zal ook met uitgeschakelde motor als
een fiets moeten kunnen worden bereden.
Koningin Juliana, die met Prins Bernhard gisteravond in de Amsterdamse Stads
schouwburg de opvoering van vier Nederlandse éénacters ter opening van de Boeken
week 1953 bijwoonde, onderhield zich in de pauze met een aantal letterkundigen,,
onder meer met de auteurs van de vier bekroonde stukken. Op bovenstaande foto ziet
men Hare Majesteit in gesprek met de dichter. Ed. Hoornik, Geheel rechts de schrijver
W. F. Hermans.
DEZER dagen nam ik nog eens een klein
boekje ter hand, dat bij zijn ver
schijnen veel stof deed opwaaien: „Vom
Musikalisch-Schönen" door Eduard Hans
lick. Het kwam uit in 1854 en de schrijver
was een bekend (en bij sommigen berucht)
criticus te Wenen. Het bevatte behalve een
voortreffelijke uiteenzetting van Hanslicks
denkbeelden over het wezen der muziek,
een radicale afwijzing van Richard Wag
ners kunst en artistieke beginselen. Be
grijpelijk, dat dit bij de strijdvaardige
componist en zijn aanhangers tot heftige
reacties aanleiding gaf.
Men zegt, dat de geborneerde min of
meer potsierlijke figuur van Beckmesser
uit Wagners Meistersinger oorspronkelijk
van dc componist de al te doorzichtige
naam Hans Lick had gekregen. Gelukkig
echter is de meester naar ik meen op
aandringen van vrienden van dit bene
den zijn niveau liggend woordenspel te
ruggekomen. Bovendien was Hanslick
weliswaar eenzijdie georiënteerd, maar
toch in -geen enkele opzicht te vergelijken
met de door Wagner geschapen halve
dwaas, die niet alleen gemeente-secretaris
van Neurenberg was, maar ook tot het
gilde der meesterzangers behoorde, een
voor velen moeilijk te aanvaarden incon
sequentie van Wagners libretto. Eduard
Hanslick daarentegen was een scherp
zinnig en bijzonder ontwikkeld man, hoog
leraar aan de Weense Universiteit, als po
lemist lang niet de eersfe de beste.
Alvorens enige zijner inzichten mede te
delen, wil ik echter eerst in het kort zeg
gen, waar het bij de muziek-aesthetiek om
gaat.
Het doel der muzikale schoonheidsleer,
een onderdeel der muziektheorie, is in
zicht te verschaffen in het wezen der mu
ziek. Hij vraagt naar de samenhang tus
sen 's mensen zieleleven en de toonkunst,
naar de achtergronden die ons muziek als
schoonheid doen aanvaarden of die ze ons
doen verwerpen. Zij werpt voorts de vraag
op of er een evolutie in de schoonheids
waarden der muziek mogelijk is en ze be
trekt in haar onderzoekingen alle midde
len, die de kunst aanwendt om haar
krachten te ontplooien. Men zou deze we
tenschap met goed recht de wijsbegeerte
der muziek kunnen noemen. En men denke
niet, dat het wel tussen de boeken ver
droogde kamergeleerden zullen zijn, die
zich met deze arbeid bezighouden.
„Van de wijzen der oudheid af, tot onze
tijd toe", zegt de Franse aestheticus
Charles Lalo, „zijn er onder de grootste
wijsgeren, geleerden, kunstcritici, histo
rici cn zelfs musici (van wie men ovei-i-
gens meer het spontane scheppen dan het
filosoferen kon verwachten) mannen ge
weest, die zich tot deze „réflection sur l'art
des sons" aangetrokken hebben gevoeld.
Het terrein is zo ruim, dat er diepzinnige
beschouwingen op gehouden kunnen wor
den, maar het komt eveneens dagelijks
voor, dat ongeschoolde muziekliefhebbers
er zich volkomen argeloos op bevinden,
zonder dat zij er zelf iets van bemerkt
hebben.
Een voorbeeld moge dit verduidelijken.
Een dezer argeloze, ongeschoolde muziek-
vrienden heeft een concert bijgewoond,
waarop een voor hem onbekend, niet da
delijk toegankelijk werk, laat ons zeggen
een sympbonie van Bruckner, werd uit
gevoerd. Na de uitvoering peinst hij na
over het machtige geheel en zegt tot zijn
vriend: „Ik heb er niet veel van begrepen.
Wat zou deze muziek nu eigenlijk voor
stellen?" Welnu, met deze vraag is hij al
op het gebied der muziek-aesthetiek aan
geland. Het antwoord er op laat ons
even een paar elementaire antwoorden
geven zal hem waarschijnlijk in geen
geval bevredigen. Want als men hem zou
zeggen, dat deze muziek niets voorstelt,
dan zal hij denken dat hij dus ongeveer
vijf kwartier naar niets heeft geluisterd,
een volkomen nutteloze bezigheid. Zegt
men daarentegen dat er zoveel zuiver mu
zikale waarden en de edele lijnen der
melodieën, de pracht der harmonieën, de
tegenstellingen, de spanningen, stijgingen
en vele andere schoonheden te horen
waren, dan is hij evenmin voldaan. Want
dat heeft hem. het blijkt uit zijn vraag,
niet veel (of niets) gezegd.
Voor en tijdens Hanslicks leven be
stond in de vakkringen de overheersende
neiging het uitdrukken van gevoelens als
roeping der muziek te beschouwen. Ik
noem een paar voorbeelden. Ferdinand
Hand: „Muziek geeft gevoelens weer.
Ieder gevoel en iedere gemoedsgesteldheid
heeft op zichzelf en dus ook in de muziek
zijn bijzondere toon en rhythme" (Aesthe-
tik der Tonkunst. 1837). Fermo Bellini:
„Muziek is de kunst, die gevoelens en
hartstochten door middel van klanken
uitdrukt" (Manuale di Musica, Milaan
1853).
Maar deze gevoeïs-aesthetiek leidde tot
ware excessen. Men kwam er toe, te
trachten vast te stellen welke gevoelens
door bepaalde muziekinstrumenten wer
den uitgedrukt. Een paar uitspraken, door
Hanslick geciteerd, maken dit zonder meer
duidelijk. Johann Mattheson, overigens
een hoogst verdienstelijk musicus, zegt in
zijn „Der vollkommene Kapellmeister"
onder meer: „De Sarabande heeft geen
andere hartstocht uit te drukken dan de
eerzucht. In het Concerto grosso voert de
wellust de boventoon".
Doen ons, mensen van de twintigste
eeuw, opvattingen als deze allerzonder-
j lingst aan, er bestond bovendien het ge
vaar, dat men bepaalde gevoelens of voor
stellingen in de kunstwerken zou leggen,
of er althans aan zou verbinden, die met
de bedoelingen van de componist in de
verste verte niet behoefden overeen te
komen.
Wat vindt u van de volgende exegese
van Beethovens Mondscheinsor.ate? Zij is
van Alexander Ulibischeff (Beethoven,
seine Kritiker und seine Ausleger, 1859).
Hij vergelijkt het eerste deel bij een „af
grijselijk graf". Over de Finale schrijft hij,
dat Beethoven daarin „zijn toorn en ver
twijfeling heeft uitgestort, het noodlot
verdoemd, het menselijk geslacht onder de
last van zijn vervloeking neergeslagen en
dan toch weer geweend heeft als een kind
dat zijn moeder om vergeving vraagt".
WILLEM ANDRIESSEN
Dr. A. PJesman. president-directeur der
K.L.M. is in Djakarta aangekomen om be
sprekingen met de Indonesische regering te
voeren over vraagstukken van bedrijfs- en
luchtvaartpoïitieke aard.