Muziekdemonstratie, die klonk als de Klokken van Haarlem r* KLM Agenda voor Haarlem Met vier Nederlandse éénacters begon de Boekenweek 1953 Ititerscholair Jeugdtournooi Moeilijke selectie ging vooraf HARTENDORP Ruim 66 millioen in het Rampenfonds De intellectuelen in de Rampgebieden Ook in Bennebroek melksanering „De Reizende Cantorij" in Renaissancezaal Briefgeheim" in Amsterdam „Polyhymnia" zong in Begijnhofkapel RHEUMATIEKLIJDERS Status van de bromfiets Muziek-Aesthetiek 3 De Stofzuiger Speciaalzaak Hulpverlening overwogen EEN PA STjl L. L15m D°E zïcHTE.j VA L DAM I LD Leerrijk en boeiend Bepalingen worden binnenkort vastgesteld ZATERDAG 28 FEBRUARI 1953 Lieden, die bij het piekeren over de culturele belangstelling van de jeugd uitsluitend denken aan „bebob", en meer van die zorgelijke tijdsverschijnselen, hebben gister avond in het Concertgebouw gelegenheid gehad, hun mening drastisch te herzien. Dat geldt ook voor leraren, die zich mochten afvragen hoe het komt, dat van bepaalde leerlingen het huiswerk er wel eens een beetje bij inschoot. En zo is er meer duidelijk geworden gisteravond, bij de massale en zeer gevariëerde muziekdemonstratie, welke alléén nog maar door de uitverkorenen uit het Interscholaire Jeugdtournooi werd geleverd. In elk geval, dat ook dit facet van de Interscholaire elk jaar stralender wordt zeer tot voldoening van dr. J. R. H. de Smidt, die achter de schermen zo veel organisatorisch werk verzet om bij de scholen het beste er uit te halen. „Ik vraag me af welke stad dit Haarlem zó nadoet", zei hij ons niet zonder trots, terwijl op het podium zeven verenigde koren, in totaal achthonderd leerlingen, zonder vooraf ge zamenlijk te hebben gerepeteeerd de canon „De Klokken van Haarlem" deden galmen, als een machtig carillon, met de dirigerende leraar van de Rijkskweekschool E. van Zoest als beiaardier. Noch in de zaal en op het balcon, noch op het podium was één stoel onbezet toen wethouder Geluk als voorzitter van het Interscholair Comité in een inleidende toespraak zijn bewondering betuigde voor de grote deelneming in deze afdeling van het tournooi. De beoordelingscommissie, waarin toonkunstenaars zitting hadden, moest een keus maken uit niet minder dan zestig solisten en het was een uiter mate moeilijke selectie, waarvan het „re sidu" nog groot genoeg bleef voor twee demonstraties, elk met geheel verschil lende programma's en uitvoerenden. Na deze volgt op 4 Maart nog een muziek avond in het Concertgebouw, waar alleen het gemengde orkest van het Kennemer- en Montessori-lyceum, het Gymnasium orkest en de twee organisten Henri Berton en Jan Geursen zich voor de tweede keer zullen laten horen. Peil weer gestegen Dat het peil van jaar tot jaar stijgt viel ook de drie juryleden op, die bij het proef spel telkens na tien executanten onafhan kelijk van elkaar hun oordeel gaven. Meestal vielen daai-bij de candidaten af, wier waarderingscijfer beneden de 8 lag. De organisten werden geselecteerd door Jakob Bijster in de Waalse Kerk. Het programma te omvangrijk voor een gedétailleerde opsomming kon, mede door de rappe tussenkomst van een groep potige lyceïsten voor het verschui ven van de vleugel, zo vlot worden afge werkt, dat de demonstratie om half twaalf ten einde was. Het kreeg een waardige opening met het gelaten melodieuze „Inns- brtick, ich musz dich lassen" van Hendrik Isaak, gezongen door honderd Rijkskweek school-leerlingen. Men voelde in de zaal het tournooi-element in het gespannen meeleven van steeds weer andere groepen met steeds weer andere solisten, die im mers „hun" school vertegenwoordigden. En al dat hartelijke meeleven cumuleerde telkens in een daverend applaus, zowel na een preludium en fuga van Bach (zoals de twee orgelsolisten er elk een vertolk ten), als op een Sonate van Corelli (Noortje Bijlsma en Ina van Egmond), een Gregoriaans lied (Meisjeskoor Sancta Maria) of de sfeer rijke Légende op. 17 van Wieniawski (Emile Brommer en Wiene Royaards). Intermezzo Hoe scheutig men met bijval was ondervond het jeugdige Trio Alphe- naar dij cte vertolking van een sonate van Vitali: het werd daarbij telkens, wanneer het even moest stoppen voor het omslaan van een partituur door een luid applaus aan het schrikken gemaakt. Het broertje, dat een violon cel tegen zijn blote knieën deed steu nen, bleef er luchtig onder, maar een van zijn zusjes (viool) zwaaide een paar keer bezwerend met haar strijk stok naar de welwillende zaal en gaf daar tenslotte ook het teken mee, dat tot applaus kon worden overgegaan. Het intermezzo was dit trio wellicht min der welkom, maar zeker een vrolijke noot bij deze demonstratie. Wij doen slechts een greep (die onge- ADVERTENTIE BIJ VERKOUDHEID twijfeld minder nauwkeurig is dan die van de beoordelings-commissie) en noe men verder de kleine Carla Smink, die zoveel lof oogstte met „Für Elise" van Ludwig van Beethoven; de zingende en blokfluitspelende leerlingen van de Open bare Opleidingscursus van V.G.L.O.- leerkrachtcn; de talentvolle fluitist Jan Muller; het koor van de Bronstceschool, dat het erop houdt dat de „Weverkes" geen heren zijn en het gehoor streelde met een grappig Deens volksliedje. Uit het orkest van het Kennemer- en het Montessori-lyceum rees Boudewijn Leeuwenberg op om een door hem ge componeerde Aziatisch getinte dans te dirigeren. Om nog een paar koren te noe men: dat van de Prof. Chr. Nijverheids school speelde bekoorlijk met ,,'t Haas ken" en dat van de Meisjes H.B.S. zorgde voor een stemmige weergave van Offen- bachs bekende Barcarolle. De sopraan Ietje van der Meulen zette de kroon op het werk met een gave, veel belovende vertolking van Buxtehudes solo- cantate „Also hat Gott die Welt geliebet", begeleid door het orkest van het Gymna sium. Het grote belang van een muziekbeoefe ning, zoals die deze avond werd gedemon streerd, als tegenwicht, begrepen wij in de pauze toen wij bezorgd over proefver- talingen hoorden praten. ADVERTENTIE Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3 Tel. 16990 Tel. 17696 Kruidbergerweg 51, Santpoort Het speciale adres voor STOFZUIGERS Reparatiën en onderdelen In het Nationale Rampenfonds is tot gisteravond een bedrag gestort van ruim 66 millioen gujden. Donderdagavond was de stand 65.400.000 gulden. Deze week werd bij het gemeentebe stuur van Oosterhout door iemand, die onbekend wenst te blijven, een gift van f 50.000 gedeponeerd voor het Nationaal Rampenfonds. Het totaal van de geldin zameling voor het Nationaal Rampenfonds in de gemeente Oosterhout is door dit be drag thans gestegen tot f 101.600. De collecte, die het Ierse Rode Kruis heeft gehouden voor de slachtoffers van de watersnood, heeft 6200 Pond Sterling opgebracht of f 66.340. De Ierse regering heeft hier een bedrag van 20.000 Pond Sterling bijgevoegd of. f214.000. OSLO (N.T.B.). De Noorse regering heeft bij de volksvertegenwoordiging een wetsontwerp ingediend, waarin zij wordt gemachtigd een bedrag van twee mil lioen Kronen (r= meer dan een millioen gulden) ter beschikking te stellen van de Nederlandse slachtoffers. Zij stelt zich voor dit bedrag te bestemmen voor de bouw van montagewoningen voor de ge troffenen. De 27ste Canadese infanterie-brigade in Hannover heeft onder de officieren en manschappen gelden ingezameld voor de Nederlandse slachtoffers van de waters nood. Zij brachten een - bedrag van 308 Pond Sterling en 18 Shillings bijeen, dat op de Canadese ambassade door de Canadese ambassadeur, de heer Thomas A. Stone, is aangeboden aan de directeur van het Na tionaal Rampenfonds, de heer P. Alons. Onze parlementaire redacteur meldde gisteren, dat de leiding van het Rampen fonds in haar dagelijkse vergadering ook de mogelijkheid zou overwegen tot spoe dige huiverlening aan mensen in de nood- gebieden, die werkzaam waren in intel lectuele beroepen, zoals advocaten, artsen en notarissen, die door het verlies van be paalde eigendommen (archieven biblio theken of medisch instrumentarium), zwaar getroffen zijn. Door deze spoedige hulp zou het verlorene weer aangevuld dienen te worden. Men zou zich kunnen indenken, dat het Rampenfonds hiertoe contact zou opne men met collega's van deze gedupeerden, bijvoorbeeld via de Orde van Advocaten, de Broederschap van Notarissen en de Ko ninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van'de Geneeskunst. Met de stimulans van en mogelijk ook een bijdrage uit het Rampenfonds zou door een dergelijke actie veel nood, die de ramp ook in deze sector van de maatschap pij heeft veroorzaakt, gelenigd kunnen worden. Daar in de aangrenzende gemeenten de melksanering is ingevoerd en klachten van enige omvang niet meer worden verno men, hebben de melkhandelaren in Ben nebroek besloten, eveneens tot sanering over te gaan. Deze gaat op 3 Maart in. Er is een commissie gevormd, bestaande uit de heren J. Dubbis, H. C. Breek en D. Elgersma, die toezicht zal houden op de uitvoering, terwijl als secretaris zal op treden de heer Th. Lommerse, Bennebroe- kerlaan 37. Alhoewel van een wijkindeling nog niets bekend is, vertrouwen de handelaren er op, dat het publiek de grootst mogelijke medewerking zal verlenen, zodat evenals elders de sanering een vlot verloop zal hebben. ADVERTENTIE OVERALL èn in prijsèn in kwaliteit Nu het Tweede Kamerlid dr. J. van Baal is benoemd tot gouverneur van Nieuw Gui nea komt er in de Tweede Kamer een vaca ture voor de A.R. partij. Op de desbetreffen de lijst volgt de heer H. van Eysden te Rot terdam, die echter reeds zitting in die Kamer heeft en de vacature vervult van wijlen mr. Terpstra. Op de heer Van Eysden volgt drs. C. P. Hazenbos té Den Dolder. economisch medewerker van het Chr. Nationaal Vak verbond. ZATERDAG 28 FEBRUARI Stadsschouwburg: „De waaierpatience", iRotterdams Toneel), 8 uur. Krelagehuis: Haarlemse Voorjaarsfceurs voor de vrouw, 10 tot 5 en 7 tot 11 uur. De Leeuwerik: Vete ranen-legioen Nederland, bijeenkomst 8 uur. Lido: „For men only", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Erop of eronder", 14 jaar. 7 cn 9.15 uur. Spaarne: „De koning der wildernis", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Madonna in ketten", 14 jaar, 7 cn 9.15 uur. Minerva: ..Tramlijn begeerte, 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Nachtvlinder", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „Greatest show on earth", 14 jaar, 8 uur. Luxor: „Don Camilllo", alle leeft., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 1 MAART Stadsschouwburg: „Het hemelbed" (Rot terdams Toneel), 8 uur. Krelagehuis: Voor- jaarsbeurs voor de vrouw 1 tot 5, 7 tot 11 uur. Lido: Zondagmorgenvoorstelling ..Arsenicum en oude kant", 18 jaar, 11 uur. ..For men only", 18 jaar. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Erop of eronder", 14 jaar. 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De koning der wil dernis", 14 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Madonna in ketten", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Tramlijn begeerte" 18 jaar. 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Nachtvlinder", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Greatest show on earth", 14 jaar, 2, 5 en 8 uur. Luxor: „Don Camillo", alle leeft., 2, 4.15. 7 cn 9.15 uur. MAANDAG 2 MAART Stadsschouwburg: „Yerma" (Haagse Co- medie), 8 uur. Krelagehuis: Haarlemse Voor jaarsbeurs voor- de vrouw, 10 tot 5 en 7 tot 11 uur. Lido: „For men only", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Erop of eronder", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De koning der wildernis", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Madonna in ketten", 2.30 7 en 9.15 uur, 14 jaar. Minerva: „Tramlijn begeerte", 18 jaar, 2.30 en 8.15 u. Rembrandt: Geen middagvoorstellingen; Willy Walden en Piet Muyselaar als Snip en Snap in Jubel tonen, 8 uur. Palace: „Greatest show on earth" 14 jaar, 2 en 8 uur. Luxor: „Don Camillo", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur. Zelden zal men in de Renaissancezaal van het Frans Halsmuseum een muziek uitvoering te horen krijgen die zo goed in deze omgeving past, als die welke er Vrij dagavond door de „Reizende Cantorij" on der auspiciën van het Comité voor jonge Toonkunstenaars gegeven werd. Het ge zelschap, uit acht personen bestaande, vormt een blokfluitkwartet en een vocaal ensemble. De begrenzing tussen beide groepen is echter niet scherp te trekken, want naar omstandigheden doen allen mee aan de samenzang, of helpen de vo calisten bij de instrumentale prestaties, al is het slechts om met trom en castagnetten de dansmuziek van het fluitkwartet te ac centueren. Tot de onS bekende leden van „De Rei zende Cantorij" behoren Joke Fontijne Koejers en Jan Boeke. Het genre, dat het. ensemble brengt, is kort en goed samen te vatten als „huismuziek". En daar de pro grammanummers zo ongeveer te situëren waren tussen 1500 en 1650, zal men moeten toegeven dat de uitvoering in een zeld zaam passende entourage geschiedde. Het middeleeuwse „Media vato in morti sumus" (door Luther vertaald als „Mitten im Leben sind wir mit dëm Tod umfan- gen" cn door Arnold von Bruck vierstem mig gezet) diende als stemmige inleiding de polyfone zetting zuiver gespeeld door het kwartet en de melodie éénstemmig gezongen. Dansen en zangnummers volg den 'daarna in bonte verscheidenheid van karakter en bezetting. Een interessante reeks was gewijd aan composities en uitgaven van de Antwerpse muziekdrukker Tielman Susato, namelijk uit zijn eerste en derde „Musyck Boexken" van i551alsmede uit de op zijn initiatief en uitgeversrisico door Clemens non Papa driestemmig gezette „Souterliedekens", de Nederlandse psalmberijmingen op toen maals algemeen bekende volksmelodieën. Dat zo'n melodie voor allerlei doeleinden te pas gebracht werd, bleek trouwens ook uit de „Danserye", die Susato van het oude lied „Gequetst ben ick van binnen" maakte; hij werkte het namelijk om tot een Gaillarde. In blokfluiten-bezetting klonk het oorspronkelijk nogal melancho lische lied zeer opgewekt en geestig. Nog een ander nummer uit Susato's dansen voor instrumentaal kwartet (het hoefden niet per se blokfluiten te zijn) gaf ons mede een goed idee van de zestiende-eeuwse huismuziek, die men in de taveerne des tijds ook wel. niet vei-smaad zal hebben. Van Clemens non Papa kregen we een Souterliedeken-bewerking te horen, terug gebracht op de oude profane tekst („Ge quetst ben ick van binnen") en een tweede op geestelijke tekst (Psalm 89), naar het wereldlijke lied „Help God hoe wee doet scheyden". En als dubbelvocaal kwartet werd heel geestig maar vrij passieloos het ondeugende „Leckerlietgen en Cleyn Bier" van Josquin Baston (uit het „Ierste Mu- syckboexlcen") ten gehore gebracht. Uit de zeventiende eeuw hoorden wij een opgewekte danssuite van Praelorius, die eindigt met een melodie waarop het Vlaamse kerstliedje „O herders, laat uw bokskens en schapen" gezongen wordt en die wij onder andere ook bij een profane tekst ontmoet hebben in het liedboekje „Haarlemse Meibloempjes". En tenslotte werd met zang en instrumentale begelei ding een cantate in twaalf terzetten van de dichter-componist Heinrich Albert ten gehore bracht, die te Königsberg het mid delpunt was van een kring ernstig gestem de dichters, die op het motief van het „Va- nitas vanitatum" zogenaamde kniedichten schreven, waaruit de tekst van deze „aan sprekers-cantate" bestaat. Ondertussen is het goede muziek. Heinrich Albert was een neef van Schütz en enige tijd zijn leer ling. Er was aldus een leerrijk en onderhou dend programma, dat in zeer verzorgde uitvoering een boeiende avond verzeker de. Ook de toelichtingen van Wil Waar denburg droegen daartoe bij. JOS. DE KLERK ff Met een korte toespraak door minister mr. J. M. L. Th. Cals, die eerst de dichter M. Nijhoff herdacht en zich vervolgens via de microfoon van de radio over de hoofden der aanwezigen heen tot de jeugd richtte met een aansporing tot thuis lezen, is gisteravond in de Amsterdamse Stads schouwburg de Boekenweek 1953 geopend. Koningin Juliana en Prins Bernhai'd, wel kom geheten door de heer Chr. Leeflang, voorzitter van de Commissie voor de pro paganda van het Nederlandse Boek, woon den de door amateurs gegeven opvoering van vier bekroonde éénacters van eigen bodem bij. Men lean onmogelijk beweren dat deze voorstelling een succes is geworden. Het leek er zelfs niet op. De vertoonde spelen van elk een kwartier waren de bekroonde resultaten van een nogal originele prijs vraag, waarop maar liefst 226 inzendingen waren binnengekomen. Het thema luidde: een man post een brief en doet dit met grote aarzeling, omdat hij er zich van be wust is, dat deze in het leven van de ge adresseerde een belangrijke ommekeer te weeg zal brengen. Op zichzelf is dat hele maal geen gek uitgangspunt. Men behoeft immers alleen maar de herinneringen van acteurs en actrices te lezen om te bemer ken hoe dikwijls een brief ten tonele wordt gebracht om een gegeven situatie totaal van aspect te doen veranderen. Be halve Hoornik is het echter geen van de schrijvers, wier producten thans voor het voetlicht werden gebracht, gelukt een waarlijk dramatische situatie te scheppen, al moet gezegd werden dat Tone Brulin en W. F. Hermans niet zuinig zijn geweest met malle verrassingen bij de behandeling van dit onderwerp. Tot een bevredigende oplossing brachten zij het echter niet. De reeks „Briefgeheimen" werd geopend met „De heldere wereld" van Manuel van Loggem. die ongeveer het dubbele van de beschikbaar gestelde tijdsduur gebruikte om allerlei hele en halve diepzinnigheden over dichterschap en werkelijkheid te ver kondigen en te doen blijken dat zijn per soonlijkheid voor allerlei invloeden wijd openstaat. In zijn meditatie over „het leven in de droom van een reus" (of zoiets) meende men bijvoorbeeld de stem van Jean Cocteau te horen. Doch als men het doel alleen telt en de uitslag niet, dan kan men wel waardering hebben voor zijn poging tot transformatie van de realiteit. Veel wijzer is men er echter niet van geworden. „Twee is te weinig, drie is te veel van Tone Brulin deed sterk aan een verhaal van James Thurber denken. De humoris tische dialogen in averechtse situaties de den het goed, maar helaas betekende het slot een de gehele absurditeit van het voor gaande ontkrachtende anti-climax. Iets dergelijks geldt voor de „surrealistische" kolder in „Het omgekeerde pension" van W. F. Hermans, die het veel hilariteit ver wekkende loopje met het gestelde onder werp jammer genoeg in het rijk der dromen nam. Het stuk van Hoornik, ondanks enige voortreffelijke passages voorwaar geen meesterwerk, stak in waarde ver boven de andere bijdragen uit. Deze dichter dat zijn rijmloze vers als proza klonk, mag men hem niet verwijten bewees in ieder geval wederom zijn sterk besef van wat theater is en wist een zeer gespannen dubbelsituatie op te bou wen. „Retour afzender" heet zijn éénacter, waarin de ontvanger zijn brief ongeopend terugstuurt, omdat hij denkt wel te weten wat erin staat: een beschuldiging van te intieme omgang met de echtgenote van de schrijver, die in werkelijkheid echter be kent schuldig te zijn aan de dood van zijn broer in het concentratiekamp. Zoals men ziet: stof genoeg voor boeiende uiteenzet tingen. Daarbij was dit korte stuk betrek kelijk khap gebouwd, maar op de één of andere manier kwam het wezenlijke er niet uit, mede door de al te verzoenende toon van het laatste tafreel. Overigens was dit stellig ook een gevolg van de zwakke vertolking. Het zou van ondankbaarheid getuigen voor de belangeloze inspanning en de op offering van ongetwijfeld zeer veel vrije tijd, als men de teleurstelling voor het eigenlijk bedroevende peil van deze avond vooral bedroevend als men bedenkt dat dit alles onder het motto „Het Boek en de Muzen" (met hoofdletters nog wel) ge schiedde op rekening schreef van de spelende amateurs. Maar men mag toch niet nalaten de Commissie-met-de-mooie- naam er een verwijt van te maken voor deze gelegenheid een beroep op dilettanten te hebben gedaan, zelfs al waren dit mis schien de besten onder hun gelijken. En als er dan geen beroepsacteurs beschikbaar waren, dan had men toch in ieder geval een beroepsregisseur moeten engageren, al ware het slechts uit eerbied voor de schone let teren, die men zegt te willen dienen. De heer J. J. van Mechelen heeft zich overi gens buitengewoon verdienstelijk van zijn opdracht gekweten. Hij zal aan de mise-en- scène van deze sterk uiteenlopende stuk ken zijn handen hebben volgehad. En dat maakt het nog onbegrijpelijker waarom hij dan bovendien nog in drie daarvan zelf moest meespelen, in twee gevallen nota bene in een hoofdrol! Zijn optreden in „Re- lour afzender" bleef ver beneden de maat. Een belangrijke plaats onder de medewer kenden nam Leo Straus van de H.T.C. in. Metten Koornstra zorgde voor een prettige aankleding van het toneel. DAVID KONING. Het saldo van rekeninghouders bij de Postchèque- en Girodienst bedroeg op 31 December 1952 f 1.288.348.000 tegen f 1.094 millioen op 31 December 1951. Het aantal rekeningen steeg in 1952 van 551.062 tot 571.174. Het totale bedrag aan afschrijvingen heeft in 1952 bedragen f42.461.954.000 tegen f40.383.161.000 in 1951 en aan bijschrijvingen resp. f42.656.743.000 en f 40.445.857.000. Het aantal afrekeningen is gestegen van 36.842.969 in 1951 tot 39.440.580 in 1952. Het bijna 53 jaar oude gemengd-koor „Polyhymnia" staat er wat betreft de sa menstelling van zijn stemmenmateriaal thans goed voor. Het concert, dat het koor Vrijdag in de Begijnhofkapel gaf, heeft dit overtuigend bewezen. Toegegeven moet worden, dat het ensemble in de gunstige acoustiek van het gebouw een voortreffe lijke bondgenote had gevonden. Maar ook zonder deze gunstige omstandigheid zou men hebben kunnen vaststellen, dat de groepen van sopranen en alten fraaie klankeenheden vormen en dat bij de teno ren en de bassen zangers staan opgesteld, die een sonoi-e kern voor hun partijen be tekenen. De dirigent Henk Arisz liet het concert beginnen met de uitvoering van drie ker kelijke werkjes van Vittoria en van Pales- trina. Het was werkelijk ideale kerkmu ziek, tot in onze dagen erkend en aanvaard, die het koor bracht. Zij werd met gevoelige klank en gelukkig zonder expressieve ex cessen ten gehore gebracht. Het Requiem van Cherubini echter, waarvan „Polyhymnia" enkele fragmen ten zong, heeft zich begrijpelijkerwijze niet als kerkmuziek kunnen handhaven. De sterke dramatiek brengt het Requiem dicht bij de opera en houdt het verre van de abstractheid der kerkmuziek. Maar om de muzikale, waarde heeft het nog altijd zin een uitvoering van dit klassiek geaarde Requiem te gaan ondernemen. Het is voor treffelijk voor koor geschreven, ook voor de stemgroepen afzonderlijk. „Polyhym nia" kon zich met de uitvoering van de ge kozen fragmenten zeer onderscheiden. De „Introitus" had strakker gehouden kunnen worden. Het „Dies Irae" werd een span nend hoogtepunt en het was wel speciaal in dit gedeelte, dat de gunstige indruk om trent het stemgehalte van het koor ver kregen werd. Na de pauze kwam men nog goed voor de dag met twee koren uit „Ein deutsches Requiem" van Joh. Brahms, in het bijzon der met „Wie lieblieh sind Deine Wohnun- gen". De begeleiding bij de uitvoering van de muziek van Cherubini en Brahms was toevertrouwt aan de pianiste Emmy van Eden, die haar belangrijke taak uitnemend vervulde. Zij stond ook de soliste, de so praan Annie Schoen, ter zijde bij haar ver tolking van liederen van Stradella, Gluck, Cherubini en Brahms. De zangeres zong al deze liederen met een heldere stem, die opvallend uniform van timbre bleef. Dit was voor een lied als „Feldeinsamkeit" van Brahms niet zo gunstig. De ijle droom sfeer moest nu wijken voor een zeer tast bare realiteit. En dan klonk de hoogte wat moeilijk in de sopraansolo uit „Ein deut sches Requiem". Maar met een stuk bel canto als het Ave Maria van Cherubini en voor de Italiaanse melodieën van „Piëta, Signore" en „O del mio dolce ardor", kon Annie Schoen een overtuigende indruk maken, zowel in vocaal opzicht als qua voordracht. P. ZWAANSWIJK. ADVERTENTIE Verdrijft Uw pijnen met Dr. SLOAN's Liniment. Brengt enkele druppels Sloan's op de pijnlijke plek aan. Dit stimuleert de bloedsomloop onmiddellijk, waardoor de congestie verdwijnt. Geleidelijk wordt het urinezuur verwijderd en de pijn houdt op. Sloan's Liniment, is eenvoudig en vlug aan te brengen en heeft een directe pijnstillende werking. Verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten. De minister van Verkeer en Waterstaat, mr. J. Algera, heeft Vrijdagmiddag te Am sterdam de 31ste R.A.I.-tentoonstelling van motorrijwielen, bromfietsen en rijwielen geopend. In zijn openingswoord zei hij, dat het vaststellen van de status van een rijwiel met hulpmotor reeds zijn beslag zou heb ben gekregen, indien niet de watersnood deze zaak vertraagd had. Volgens de minister zullen onder rijwie len met hulpmotor worden verstaan motor rijtuigen, die voorzover hun bouw betreft, alle voor rijwielen normale eigenschappen bezitten en zijn uitgerust met een verbran dingsmotor met een cylinderinhoud van maximum 50 cc waarvan het merk en type door de minister bekend worden gemaakt. Voorts zullen enkele technische eisen worden gesteld inzake de krachtoverbren ging, de trekkracht van de motor en de remmen. De bromfiets zal voorzien moeten zijn van normale fietswielen met luchtbanden en zal ook met uitgeschakelde motor als een fiets moeten kunnen worden bereden. Koningin Juliana, die met Prins Bernhard gisteravond in de Amsterdamse Stads schouwburg de opvoering van vier Nederlandse éénacters ter opening van de Boeken week 1953 bijwoonde, onderhield zich in de pauze met een aantal letterkundigen,, onder meer met de auteurs van de vier bekroonde stukken. Op bovenstaande foto ziet men Hare Majesteit in gesprek met de dichter. Ed. Hoornik, Geheel rechts de schrijver W. F. Hermans. DEZER dagen nam ik nog eens een klein boekje ter hand, dat bij zijn ver schijnen veel stof deed opwaaien: „Vom Musikalisch-Schönen" door Eduard Hans lick. Het kwam uit in 1854 en de schrijver was een bekend (en bij sommigen berucht) criticus te Wenen. Het bevatte behalve een voortreffelijke uiteenzetting van Hanslicks denkbeelden over het wezen der muziek, een radicale afwijzing van Richard Wag ners kunst en artistieke beginselen. Be grijpelijk, dat dit bij de strijdvaardige componist en zijn aanhangers tot heftige reacties aanleiding gaf. Men zegt, dat de geborneerde min of meer potsierlijke figuur van Beckmesser uit Wagners Meistersinger oorspronkelijk van dc componist de al te doorzichtige naam Hans Lick had gekregen. Gelukkig echter is de meester naar ik meen op aandringen van vrienden van dit bene den zijn niveau liggend woordenspel te ruggekomen. Bovendien was Hanslick weliswaar eenzijdie georiënteerd, maar toch in -geen enkele opzicht te vergelijken met de door Wagner geschapen halve dwaas, die niet alleen gemeente-secretaris van Neurenberg was, maar ook tot het gilde der meesterzangers behoorde, een voor velen moeilijk te aanvaarden incon sequentie van Wagners libretto. Eduard Hanslick daarentegen was een scherp zinnig en bijzonder ontwikkeld man, hoog leraar aan de Weense Universiteit, als po lemist lang niet de eersfe de beste. Alvorens enige zijner inzichten mede te delen, wil ik echter eerst in het kort zeg gen, waar het bij de muziek-aesthetiek om gaat. Het doel der muzikale schoonheidsleer, een onderdeel der muziektheorie, is in zicht te verschaffen in het wezen der mu ziek. Hij vraagt naar de samenhang tus sen 's mensen zieleleven en de toonkunst, naar de achtergronden die ons muziek als schoonheid doen aanvaarden of die ze ons doen verwerpen. Zij werpt voorts de vraag op of er een evolutie in de schoonheids waarden der muziek mogelijk is en ze be trekt in haar onderzoekingen alle midde len, die de kunst aanwendt om haar krachten te ontplooien. Men zou deze we tenschap met goed recht de wijsbegeerte der muziek kunnen noemen. En men denke niet, dat het wel tussen de boeken ver droogde kamergeleerden zullen zijn, die zich met deze arbeid bezighouden. „Van de wijzen der oudheid af, tot onze tijd toe", zegt de Franse aestheticus Charles Lalo, „zijn er onder de grootste wijsgeren, geleerden, kunstcritici, histo rici cn zelfs musici (van wie men ovei-i- gens meer het spontane scheppen dan het filosoferen kon verwachten) mannen ge weest, die zich tot deze „réflection sur l'art des sons" aangetrokken hebben gevoeld. Het terrein is zo ruim, dat er diepzinnige beschouwingen op gehouden kunnen wor den, maar het komt eveneens dagelijks voor, dat ongeschoolde muziekliefhebbers er zich volkomen argeloos op bevinden, zonder dat zij er zelf iets van bemerkt hebben. Een voorbeeld moge dit verduidelijken. Een dezer argeloze, ongeschoolde muziek- vrienden heeft een concert bijgewoond, waarop een voor hem onbekend, niet da delijk toegankelijk werk, laat ons zeggen een sympbonie van Bruckner, werd uit gevoerd. Na de uitvoering peinst hij na over het machtige geheel en zegt tot zijn vriend: „Ik heb er niet veel van begrepen. Wat zou deze muziek nu eigenlijk voor stellen?" Welnu, met deze vraag is hij al op het gebied der muziek-aesthetiek aan geland. Het antwoord er op laat ons even een paar elementaire antwoorden geven zal hem waarschijnlijk in geen geval bevredigen. Want als men hem zou zeggen, dat deze muziek niets voorstelt, dan zal hij denken dat hij dus ongeveer vijf kwartier naar niets heeft geluisterd, een volkomen nutteloze bezigheid. Zegt men daarentegen dat er zoveel zuiver mu zikale waarden en de edele lijnen der melodieën, de pracht der harmonieën, de tegenstellingen, de spanningen, stijgingen en vele andere schoonheden te horen waren, dan is hij evenmin voldaan. Want dat heeft hem. het blijkt uit zijn vraag, niet veel (of niets) gezegd. Voor en tijdens Hanslicks leven be stond in de vakkringen de overheersende neiging het uitdrukken van gevoelens als roeping der muziek te beschouwen. Ik noem een paar voorbeelden. Ferdinand Hand: „Muziek geeft gevoelens weer. Ieder gevoel en iedere gemoedsgesteldheid heeft op zichzelf en dus ook in de muziek zijn bijzondere toon en rhythme" (Aesthe- tik der Tonkunst. 1837). Fermo Bellini: „Muziek is de kunst, die gevoelens en hartstochten door middel van klanken uitdrukt" (Manuale di Musica, Milaan 1853). Maar deze gevoeïs-aesthetiek leidde tot ware excessen. Men kwam er toe, te trachten vast te stellen welke gevoelens door bepaalde muziekinstrumenten wer den uitgedrukt. Een paar uitspraken, door Hanslick geciteerd, maken dit zonder meer duidelijk. Johann Mattheson, overigens een hoogst verdienstelijk musicus, zegt in zijn „Der vollkommene Kapellmeister" onder meer: „De Sarabande heeft geen andere hartstocht uit te drukken dan de eerzucht. In het Concerto grosso voert de wellust de boventoon". Doen ons, mensen van de twintigste eeuw, opvattingen als deze allerzonder- j lingst aan, er bestond bovendien het ge vaar, dat men bepaalde gevoelens of voor stellingen in de kunstwerken zou leggen, of er althans aan zou verbinden, die met de bedoelingen van de componist in de verste verte niet behoefden overeen te komen. Wat vindt u van de volgende exegese van Beethovens Mondscheinsor.ate? Zij is van Alexander Ulibischeff (Beethoven, seine Kritiker und seine Ausleger, 1859). Hij vergelijkt het eerste deel bij een „af grijselijk graf". Over de Finale schrijft hij, dat Beethoven daarin „zijn toorn en ver twijfeling heeft uitgestort, het noodlot verdoemd, het menselijk geslacht onder de last van zijn vervloeking neergeslagen en dan toch weer geweend heeft als een kind dat zijn moeder om vergeving vraagt". WILLEM ANDRIESSEN Dr. A. PJesman. president-directeur der K.L.M. is in Djakarta aangekomen om be sprekingen met de Indonesische regering te voeren over vraagstukken van bedrijfs- en luchtvaartpoïitieke aard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5