Het meesterschap van Herman Kruyder
De moordenaar
„Taboe"
Wij maken een
leuke corsage
SLOT DEFECT?
Voor zendingen
A. B.C.
Aanvraagformulier
ZATERDAG 21 MAART 1953
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT^
4
FEUILLETON
door Jean Bommart
(Uit het Frans vertaald)
Haarlemse Dierenbescher
ming nam meer dan 100
dieren op
Zoutgehalte in ontwaterde
polders valt mee
Top Naeff ereburgeres
van Dordrecht
Premies voor kleine
boerenbedrijven
„Trrrrrnngg" ging de telefoon in het
hazenleger.
„Wie kan daar zijn? Vrouw, kijk jij
eens", knorde Lapsus tegen zijn vrouw
Lapsulie en hij draaide zich weer lekker
om in zijn holletje, goed in de slaap
houding: oren plat, voorpoten bij de snor
en achterpolen opgerold onder zijn buik.
„Met de vrouw van Lapsus" riep Lap
sulie in de hoorn van de telefoon. Aan
de andere kant klonk geknetter en ge
kraak en iemand zei: „Ik wil Lapsus
zelf aan het toestel".
„Hij slaapt nog", zei Lapsulie ver
legen. Het kraakte nog veel harder aan
de andere kant en de stem schreeuwde:
„Wat, slaapt hij nog, slaapt hij nog?".
Van opwinding zei hij alles twee keer.
„Laat hij dan eens op de kalender
kijken, laat hij dan eens op de kalend-
der kijken", riep de stem.
„We hebben geen kalender meer",
zei Lapsulie zachtjes, „de kinderen heb
ben hem opgegeten".
„Opgegeten, opgegeten, wat zijn dat
voor kinderen die de kalenders van hun
ouders opeten? Nou ja, dat moeten ze
ook eigenlijk zelf weten, geef me Lapsus
maar", riep de andere weer ongeduldig.
„Maar hij slaapt", aarzelde Lapsulie.
„Dan maak je hem maar wakker. Ik
heb hem iets heel belangrijks te ver
tellen. Jij komt natuurlijk niet op het
idee dat het over twee weken Pasen is.
Vrouwen zijn altijd te dom om iets te
begrijpen".
„Pasen?" riep Lapsulie verschrikt.
„Pasen, over twee weken al? O hemeltje,
Lapsus, Lapsus, word wakker, het is
Pasen!"
Met een schok kwam Lapsus over
eind. „Wat zeg je?
Is het Pasen?"
vroeg hij opeens
helemaal wakker.
„Gauw, gauw, over
twee weken al en
er is iemand aan
de telefoon die je
daar iets belang
rijks over vertel
len wil".
Lapsus was al aan
het toestel: „Met
Lapsus" zei hij
kortaf.
„Hier het Paas-
eierenleverancierscomité", kraakte een
stem aan de andere kant.
„Met wie?" vroeg Lapsus geschrok
ken.
„Ben je doof? Hier het hoofdkwartier
van het Paaseierenleveraneierscomité.
Ik spreek toch met Lapsus?" „Ja, ja
zeker, ik begrijp het al", hakkelde Lap
sus, „u wilt zeker eieren bestellen, is 't
niet?".
„Heeft u een potlood bij de hand?",
vroeg de man van het comité met de
lange naam.
„Lapsulie, een potlood, vlug"
schreeuwde Lapsus.
„Ik heb geen potlood", snufte Lap
sulie zenuwachtig en ze zocht het hele
Leger door. „De kinderen hebben alles
opgegeten, 90k de potloden". „Roep dan
de muis", riep Lapsus die ook zenuw
achtig werd dooor dat gekraak in de
telefoon, door de potloden die zoek
waren, de vroege Pasen en de moeilijke
naam van het comité.
Daar was de muis. „Vlug, vlug", zei
Lapsulie, „doop je staart in de inktpot
en laat me schrijven".
„Mijnheer, mijnheer Paasleverversier-
deëieren", riep Lapsus in de hoorn,
„bent u er nog?". „Jazeker", zei de
knorrige man aan de lijn. „Schrijft u
maar op". En daar ging het: Tweedui
zend eieren zus, tweeduizend eieren zó,
met suiker, zonder suiker, met choco
lade, met lintjes, met zilverpapier en
weet ik wat allemaal. Lapsus herhaalde
alles hardop en Lapsulie schreef het
met de staart van de muis die ze in gal-
noteninkt doopte op de vloer van hun
leger. Het kon er bijna niet helemaal op,
zó'n grote bestelling was het dit keer.
„Komt u het halen?" •vroeg Lapsus
aan de man van het comité.
„Zaterdag voor Pasen", zei die, „en
denk erom, dan moet alles klaar zijn
en niet op het laatste ogenblik. En dan
nog iets. Ik weet niet of u iets van
mensen afweet, maar het zijn de meest
ontevreden en pndankbare van alles
wat er op de wereld rondloopt. Vorig
jaar hebben een heleboel kinderen ge
klaagd dat ze hun eieren zo klein von
den. Daarom moet u maar zorgen dat
de eieren dit jaar zo groot als struis
vogeleieren zijn. Als u er mee bezig
bent kom ik weieens een kijkje nemen.
Tot ziens."
„Schrijf op, Lapsulie", zei Lapsus
vlug, „eieren moeten zo groot zijn als
struikvogeleieren." Met haar tong tus
sen haar tanden schreef Lapsulie op
wat haar man dicteerde, toen keek ze
verbaasd omhoog en ook de muis draai
de haar kopje naar achter en ze vroe
gen tegelijkertijd: „Wat zijn struik
vogeleieren?"
Lapsus kuchte een paar maal: „Nou,
gewoon", zei hij, „struikvogeleieren
zijn struikvogeleieren."
„O, juist", zeiden de muis en Lapsulie
beleefd, maar ze begrepen er allebei
geen woord van, Lapsus zelf ook niet.
Maar die had geen tijd om er over na
te denken, hij was het leger al uit op
weg naar alle andere hazen om de
Paaseierenbestelling door te geven.
Binnen een uur waren alle hazenfami-
lies in rep en roer. Ze sleepten met
zakken suiker, meel, boter en alle heer
lijke dingen waar paaseieren van ge
maakt worderp Niemand sliep meer,
iedereen werkte als een paard om maar
klaar te komen voor de Paaszaterdag.
Na twee dagen waren ze zo ver dat ze
konden beginnen met het rollen van de
eieren, een heel moeilijk werkje dat al
leen hazepootjes kunnen.
„Wacht even, wacht even", riep Lap
sus, toen ze net zouden beginnen. „Die
man heeft iets gezegd over de vorm
van de eieren, ze moeten zo groot zijn
als struikvogeleieren."
Verbaasd lieten alle hazen het eieren-
beslag, waar ze van rollen zouden,
zakken. „Wat is dat?" vroegen ze
nieuwsgierig, „struikvogeleieren?"
Toen moest Lapsus natuurlijk wel
toegeven dat hij het ook niet wist, maar
de vogeltjes, die zaten toe te kijken bij
het eierenmaken, wisten het wel. Een
pienter musje zei: „Een merel is een
struik vogel, dus een merelei is een
struikvogelei."
„Juist", zei Lapsus, „dat heb ik ook
aldoor al gedacht. Haal er maar eens
vlug één."
„Er zijn nog geen mereleieren", piep
te het musje, „maar ik weet wel hoe
groot ze zijn."
„Mooi", zei Lapsus, „maak jij dan
maar het eerste ei, dan nemen we dat
als voorbeeld".
Met heel veel moeite maakte het
musje een mereleitje na. „Zó klein?"
riepen alle hazen verbaasd en Lapsus
was er ook niet erg gerust op, maar ja
de man aan de telefoon had het ge
zegd, dus moest het gebeuren en alle
hazen gingen aan de gang om die heel
kleine paaseitjes te maken. Na twee da
gen lagen er hele bergen eitjes klaar
en net toen de hazen er met heel kleine
kwastjes op gingen schilderen, stopte
er een auto bij de wei waar de hazen
aan het werk waren.
„Hé, wat is dat?", schreeuwde
iemand en alle hazen keken ver
schrikt op. Daar stond de man van het
paaseierenleveraneierscomité en keek
met grote ogen naar de bergen kleine
eitjes.
Lapsus stapte glimlachend op hem af
en wees naar de eitjes. „Wat zegt u er
van?" vroeg hij trots. „Net wat u wilde,
is 't niet?"
„Wat ik wilde?" vroeg de stomver
baasde man. „Wat betekent al die klei
ne rommel?"
„Rommel?" zei Lapsus beledigd,
„rommel? Struikvogeleieren zal u be
doelen."
De man barstte bijna van woede.
„Jou stomme haas, struisvogel heb ik
gezegd. Weet jij niet hoe groot een
struivogelei is? Zó groot!"
Met zijn handen wees hij een maat
aan bijna zo groot als Lapsus zelf. Je
begrijpt hoe die hazen schrokken en
dat ze geen raad wisten met al die malle
kleine eitjes.
Geen raad, zeg ik, maar dat is niet
waar, want kijk met Pasen maar eens
in de winkels van de Paaseierenleve-
ranciers en dan zul je zien wat ze erop
gevonden hebben. Al die kleine struik-
vogeleitjes hebben ze met tien of twin
tig tegelijk in een netje gedaan en die
liggen nu tussen de andere in. En het
staat nog leuk ook.
Wie is er de baas in 't bos?
Niet de valk en niet de vos,
niet de herten of de hazen.
't Zal je werkelijk verbazen
als je hoort wie of het is.
Niet een vogel, niet een vis,
niet de das en niet de bever,
niet een kikker of een kever,
nee, de kroon staatnou waarop?
Op een regenwormenkop.
En hoe dat zo is gekomen
heb ik van hem zelf vernomen
toen 'k hem op een regendag
uit een bloemperk kijken zag.
Alle grote dieren zochten
iemand die nooit had gevochten,
die de baas in 't bos zou zijn
over groot en over klein.
Ieder dier moest het verliezen
toen de andren gingen kiezen
en zo kwam ons wormpje dus
als de eerste uit de bus.
Hij kreeg zeven gouden kronen,
tien paleizen en elf tronen.
'k Denk dat je geen koning vindt
die als hij zó werd bemind.
Wat alleen een ongeluk is
is dat hij zo klein van stuk is,
niemand heeft hem ooit gezien,
maar dal is juist goed misschien.
MIES BOUHUYS.
We hebben hiervoor een paar stukjes
vilt nodig. Rood, groen en geel zijn erg
mooie kleuren, maar er mogen ook an
dere kleuren gebruikt worden.
Knip uit het rode vilt eerst een
rondje, zo groot, dat deze als achter
kant van de corsage kan dienen. Je zou
de rand ervan kunnen schulpen, zoals
op het voorbeeld. Dan knip je van het
groene vilt de blaadjes. Deze drie
blaadjes knip je uit één stukje vilt. Van
het gele vilt knip je het bloemetje en
bevestig het samen met de blaadjes op
het rood. Garneer het met wat ge
kleurde kraaltjes, een klein veiligheids
speldje aan de achterzijde en klaar is
je corsage.
13)
Je zult eens zien of ik hem knijp!
antwoordde Maurice. Ik laat het niet schie
ten! Wie Victor te pakken heeft gehad, die
zal ik krijgen, wie het ook is!
Niemand heeft het erover die zaak
te laten schieten! Men raadt je aan, dat
ordelijk te d>oen, buiten de politie om. De
brigadier die hier was, is bereid te geloven
aan een zelfmoord. Zeg hem, dat je zijn
mening deelt! Officieel zal de zaak in ach-
enveertig uur zijn afgedaan. Als de justitie
zich er mee bemoeit, is het juiste principe
om mee te helpen. En een ander is om een
nieuwsgierige nooit zijn neus te laten ste
ken in privé-aangelegenheden. Denk daar
over nog eens na! Adieu. Maurice.
Adieu, Fernand.
HOOFDSTUK VI
Bij het verlaten van de ijzerwinkel
wierp de brigadier alleen maar een blik
op het huis er tegenover. De veldwachter
Vaucheret, in de poort staande, hield een
kleine groep nieuwsgierigen uit de tuin.
Godard wuifde met zijn hand als teken
van groet, pakte zijn fiets en reed weg.
Een blik op zijn horloge vertelde hem, dat
het kwart voor acht was.
Toen hij bij het politiebureau kwam,
werd hij gepasseerd door een dikke ge
baarde motorrijder, wiens kleding hem
vreemd voorkwam. Hij aarzelde of hij hem
zou aanhouden.
„Een vreemdeling in de omgeving, maar
het komt me voor, dat ik hem gisteravond
al heb zien voorbijkomen? peinsde hij. Na
een dergelijk geval moest men de papieren
van alle vreemdelingen,' die men ontmoet
vragen. Men weet nooit! Maar nu moet ik
eerst het Parket opbellen. Alles op zijn
tijd".
Hij paste dit wijze principe toe door
eerst te gaan ontbijten. Voor acht uur zou
hij alleen maar ordonnansen in het Paleis
van Justitie vinden.
Om vijf over acht, toen hij door een
flinke kop koffie wat opgeknapt was,
belde hij naar Chartres.
Hallo, met het Paleis? Criminele Za
ken, alstublieft. Mijnheer de Officier van
Justitie indien mogelijk. U spreekt met de
brigadier-cnef Godard, uit Courty.
Men verbond hem met een substituut,
zoals hij al verwachtte op dit uur, en op
een Zondag.
„Mijn complimenten, Mijnheer de Sub-
I stituut.... Vanmorgen, in Courty zelf,
een zeer verdachte dubbele zelfmoord of
wel een misdaad. De slachtoffers zijn een
gemeenteraadslid en zijn vrouw, gisteren
getrouwdJa, ik zeg „gisteren ge
trouwd". Mijnheer de Substituut! Neen, ik
geloof niet, dat het om een politiek mis
drijf gaat. Maar de zaak lijkt in zekere
opzichten toch wel delicaatJa, het zal
nodig zijn vingerafdrukken te nemen en
lijkschouwing uit te voerenVanmor
gen om kwart voor zeven. Goed. Goed
Oh! zeker, Mijnheer de Substituut, ik zal
doen wat ik kanGoede morgen, Mijn
heer de Substituut!"
Hij hing de telefoon op en vertrouwde
de veldwachter Luchet. die bij de telefoon
op wacht zat, toe:
Het zit hun dwars, dat het een Zon
dag is! En ons dan? Het scheelde maar
een haar of ze hadden het onderzoek tot
morgen uitgesteld, als ik niet zo had aan
gedrongen! Enfin, het Parket zal vanmid
dag komen en ons van alle verantwoorde
lijkheid ontslaanMaar tot dat ogen
blik, heb ik nog heel wat werk te doen.
Veel succes, chef.
Dank je. Een mooie Zondag om te
vissen!
Het was inderdaad een mooie dag, zeld
zaam voor November. Godard zuchtte,
haalde zijn aantekenboekje te voorschijn
en dacht na, terwijl hij op de stoep van
het bureau stond.
„Sauvageot? Twee dagen geleden ver
trokken. Ik zie niet wat voor getuigenis
hij in die zaak zou kunnen geven! De
Max wende aan klok van Bavo-toren
't Is avond. Een gewone avond na een
gewone dag. De Bavo laat onvermoeid
zeven slagen over de stad dwalen als zij
moe van overwerk naar huis ivandelt en
hij zijn pas versnelt omdat hij met vijf
minuten bij haar zou zijn.
Bij het horen van de klokkeslagen spitst
Max zijn oren en heft de kop. Zijn snor
haren trillen. Even schijnt het of hij iets
wegjankt. Dan schiet er een scheut door
zijn gevlekt herderslijf. Hij springt op en
zet zijn zware poten tegen de deur terwijl
zijn oren onrustig op en neer flappen.
De klokkenslagen zijn al verklonken in
de straten als Max de kop weer schuin
over de voorpoten legt. Hij zucht diep zo
als alleen een hond kan zuchten. Dan
sluit hij zijn ogen of hij niet van zijn
plaats is geweest.
Halfslapend rolt hij zich opzij en strekt de
kop ver voor het lijf uit om te verhuizen.
Max heeft het druk. Als hij gaat slapen
moet hij nog steeds maar weg uit Haarlem.
Dan is hij in het Zuiden zonder te besef
fen dat hij in een rustig huis, op een vei
lige vloer in een hoog warm vertrek ligt.
Hij begint te rillen want het is 'r koud.
Zijn spieren spannen zich samen en de
poten gaan nu ook bewegen als weten ze
een konijn in de buurt. Max hijgt naar
adem.
Hij doet het allemaal instinctief. Was er
ooit iemand die hem vertelde de poten te
bewegen als er water is? Nee, Max wist
helemaal niet waarom de torenklok hem
en zijn dorp wekte. Hij is alleen maar
gaan zwemmen, alsmaar blijven zwem
men.... tot het niet meer hoefde.
De afdeling Haarlem van de Dierenbe
scherming beschikt over een ruim asyl en
kon dus wel wat dieren uit het getroffen
gebied adopteren. Uiteraard bleef het be
perkt tot honden en katten en nog wat
konijnen en duiven. Meer dan honderd
viervoeters kregen in Haarlem alles wal
ze nodig hadden: veel eten, goed drinken,
medische verzorging (van vele dieren wa
ren de ingewanden door het zoute water
aangetast) en warmte.
Een naam hadden de meesten niet meer.
hun afkomst was vaak zoek. Hun bazen.
Daar was het wachten maar op.
In Rotterdam, in Den Haag, Utrecht,
Amersfoort, Hilversum, Amsterdam, Arn
hem, overal zitten honden en katten van
dog. tot schippertje, achter de tralies.
Hun signalementen staan echter bij het
hoofdbestuur in Den Haag geregistreerd.
Ook weet men daar waar een klein zwart
keffertje met één witte poot zit als men
er naar vraagt, en de plaats waar een
Siamees met een scheve kop zit is waar
schijnlijk ook wel bekend.
Op deze wijze hebben vele bazen hun
huisdieren teruggevonden. En zo is het
aantal honden dat thans nog in het Haar
lems asyl verblijf houdt geslonken tot
drie, het aantal katten tot zeven.
„Maar", zal men zeggen, „er zijn
beesten die geen bazen meer hebben".
Zij krijgen of hebben al een nieuwe.
En tot hen zal Max wel behoren. Zijn
naam is ontdekt want zijn nieuwe baas
heet toevallig eender.
Aan de Bavo is hij nu gewend en als hij
slaapt wordt hij niet meer koud en hoeft
hij niet meer te zwemmen.
In een overzicht van de werkzaamheden
aan de dijken heeft gisteren ir. H. A. M-
C. Dibbits, hoofdingenieur-directeur van
de Rijkswaterstaat, medegedeelt, dat blij
kens tot nu toe binnengekomen gegevens
het zoutgehalte in de reeds drooggevallen
polders wel mee valt. Dit komt vermoede
lijk, omdat voor de stormvloed vrij veel
regen is gevallen. De bodem was door
drenkt met dit zoete water, dat het lichtere
zoute water enigermate kon tegenhouden.
Tot dusver is het weer voor het herstel der
dijken vrij gunstig geweest. Houdt dit aan
tot half April, dan is de kans op verdere
calamiteiten zeer gering.
Bij het herstel zijn thans 120 draglines
en 35 zuigers aan het werk, alsmede een
grote vloot van schepen en bakken. Er is
nog enige reserve aan materieel beschik
baar. Het materiaal is, voor wat steen,
zand en rijshout betreft, voldoende.
De gemeente Dordrecht is voornemens
mevrouw A. van RhijnNaeff bekend
als de schrijfster Top Naeff ter gelegen
heid van haar binnenkort te vieren 75ste
verjaardag, te eren met toekenning van de
gouden eremédaille der stad Dordrecht,
hetgeen betekent dat zij wordt benoemd
tot ereburgeres. De gemeenteraad komt
voor het nemen van dit besluit in een bij
zondere zitting bijeen op Dinsdag 24 Maart.
Na de zitting zal het gemeentebestuur me
vrouw van Rhijn een diner in intieme
kring aanbieden.
ADVERTENTIE
„D E S L E U T E L S P E C I A L I S V
LANGE VEERSTRAAT 10 - TEL. 11493
rechter zal hem laten opzoeken, indien hij
dat wil. René Gilbert, de kruideniersbe
diende van Renuchat, op het plein. La
ten we daar maar eens heen gaan. Maar
het is Zondag, misschien is hij gaan vis
sen!"
De „Moderne Kruidenierswinkel" was
gesloten en Renuchat was inderdaad gaan
vissen. Zijn vrouw was wel thuis. Een ge
wichtige dame, in geestelijk en lichame
lijk opzicht. Zij ontving brigadier Godard
met een enigszins hautaine hoffelijkheid.
U hebt geluk, dat u me thuis treft,
chef. Ik maakte me klaar voor de Hoog
mis. Ja, Gilbert is bij ons in dienst. Is het
voor zijn militaire dienst? Hij is twee jaar
geleden afgekeurd.
Neen, mevrouw. Ik wilde alleen maar
zijn getuigenis opnemen over de geschie
denis van vannacht. Waar kan ik hem vin
den, mevrouw?
Bij zijn moeder vermoed ik. Op de
hoek van de Nieuwstraat, precies tegen
over de slager.
Was hij gisteren bij u? Heeft hij ge
werkt?
's Morgens, ja. Om twee uur is de
kleine Collot ons komen zeggen, dat hij
ziek was. René had hem gevraagd de
boodschap te brengen.
Dank u. Tot ziens, mevrouw.
Godard ging naar het opgegeven adres.
Mevrouw Gilbert, weduwe, van wie René
de enige zcon was, bewoonde twee nogal
armoedige kamers. Haar zoon was niet
thuis.
Het woord „expressionisme" wordt in
Nederland na de laatste oorlog meer ge
noemd dan voordien. Deze richting in de
schilderkunst, die voornamelijk in Duits
land bloeide in het begin dezer eeuw, is
ons door verscheidene tentoonstellingen
der laatste jaren duidelijker voor ogen ko
men staan en hierdoor zijn velen thans be
ter in staat om overeenkomsten en ver
schillen tussen het Hollandse en buiten
landse expressionisme waar te nemen. De
figuur van Herman Kruyder zien wij
dientengevolge op dit moment in een hel
derder licht, dan zulks in 1935 - zijn sterf
jaar - mogelijk was. Niet alleen wordt
zijn beeld door de afstand duidelijker ge
tekend, maar tevens stelt onze meer ge
nuanceerde kennis van de internationale
kunstuitingen, die met de zijne parallel
lopen, ons in staat hem zowel in zijn uit
zonderlijkheid als in zijn verwantschap
met anderen beter te onderscheiden.
De thans in het Stedelijk Museum te
Amsterdam gehouden expositie, die ruim
280 werken omvat, geeft een vrijwel vol
ledig overzicht van Kruyders oeuvre en
biedt dus een unieke gelegenheid om zijn
betekenis vast te stellen. Toch zou ik mij-
zelve, ondanks deze gunstige condities,
niet gaarne de bevoegdheid toeschrijven
hierover een uitspraak te doen. De grote
bewondering, die ik voor de figuur Kruy
der koester, een bewondering die lang
zaam gegroeid is en welke begon toen ik
zijn werken uit de Haarlemse periode
leerde kennen, is misschien wel de reden
waarom het mij moeilijk valt een objectief
oordeel te vormen. Een groot deel van
Kruyders scheppingen, vooral die der eer
ste periode, is zozeer verbonden aan het
artistiek klimaat waarin ikzelf met mijn
tijdgenoten opgroeide, dat het daarvan
moeilijk is los te maken.
De invloed, die Le Fauconnier op de
Bergense school heeft uitgeoefend, is ook
aan Kruyder niet voorbijgegaan. Toch
blijkt achteraf, dat er tussen Kruyder en
Macke een grotere verwantschap bestaat.
De werken van Kruyder, zoals wij die
kennen uit de jaren 1923-1927, toen hij in
Bënnebroek woonde, hebben die eigen
aardige stille geslotenheid, die ontslaan is
uit een bijna kinderlijke levensbeschou
wing. De wonderlijke kleurverfijning, die
- met een korte onderbreking in de Bla-
ricumse tijd - in al zijn werken van domi
nerende betekenis werd, was in die eerste
al aanwezig.
Dat het gehele oeuvre niet omvangrijker
is, is dunkt mij een logische consequentie
van de gesteldheid van Kruyder, die
slechts dan uit zijn rijk gemoedsleven kon
geven als de vorm volkomen gerijpt was.
De compleetheid en de zuivere weergeving
van het in de fantasie geconcipieerde
beeld treffen ons in bijna ieder schilderij.
Zonder ooit (zoals vele expressionisten) te
nadrukkelijk te zijn, overtuigt Kruyder
ons, zelfs in de kleinste werken, door de
spankracht der lijnen en de hoog opge
voerde waarde der kleurt. De eenvoudige
motieven, gekozen uit het dorpsleven,
Waar kan ik hem vinden?, vroeg
Godard.
Hij moet bij zijn neven Charton in
Ligny zijn.
Wat bedoelt u met: hij „moet" zijn?
Bent u er met zeker van?
Oh ja! Hij gaat er 's Zondags vaak
naar toe!
Heeft hij u niet gewaarschuwd, dat
hij er naar toe ging?
Neen. Maar dat gebeurt wel meer.
Wanneer is hij vertrokken?
Gisteren, na het middagmaal.
Was hij niet ziek?
Neen, mijnheer. Alleen wat in de
war door die vervelende geschiedenis bij
het uitgaan van de kerk. Hil heeft klappen
gekregen! Hebben de Leforts zich be
klaagd?
Neen, mevrouw. Maar
Hij aarzelde. Plotseling was mevrouw
Gilbert in paniek:
Zeg me de waarheid! Heeft men hem
iets gedaan? Die bandiet van een Lefort.
Heeft u mijn René ergens gevonden? Ge
wond7 Dood?
Zij leek wel op een leeuwin.
Neen, mevrouw! Wat een idee! Victor
Lefort is vannacht vermoord of heeft zelf
moord gepleegd. Daar René Gilbert giste
ren met diens broer getwist had, wilde ik
hem ondervragen, dat is alles.
Weet u niets over mijn zoon? Is dal
echt waar?
Maar nee, mevrouw, kalmeer toch! Ik
wilde hem als getuige opzoeken, net als
„Boerenerf" door Herman Kruyder, aan
wezig op de tentoonstelling in het Stedelijk
Museum te Amsterdam.
dienden hem meer ter stoffering van een
innerlijk gezien landschap, dan dat zij het
uitgangspunt zijner composities vormden.
Het organisch verband tussen deze her
kenbare motieven werd gelegd door een
droom, die hem in vervoering bracht. Aan
het einde van zijn leven is dit levensge
voel, gegroeid uit kinderlijke verwonde
ring, gaan overhellen naar een angsttoe
stand voor de duistere krachten, die in en
buiten de mens werkzaam zijn. Gelukkig
heeft hij, tot in zijn laatste werken, het
meesterschap behouden over kleur en
vorm. Heeft hij dan al geschouwd in de
afgronden, waarin de hartstochten van
het oerleven zich niet meer door de macht
van de geest willen laten beteugelen, deze
aanblik beangstigde hem wel, maar in zijn
schilderijen De hond, Het kalf en De haan
vond hij een plastische vorm, die zo vast
is en zo besloten, dat men hem toch de
glorieuze overwinnaar mag noemen van de
gevaren die hem bedreigden.
OTTO B. DE KAT
ADVERTENTIE
groot of klein
is BESTELDIENST ABC niet te evenaren.
BARREVOETESTRAAT 2 - HAARLEM
Tel. 18428 na 6 uur 14810 - 14155
Voor het geven van premies aan kleine
boerenbedrijven zal dit jaar 3,5 millioen
gulden uit het tegenwaardefonds van de
voormalige Marshallhulp beschikbaar zijn.
Kleine bedrijven kunnen premie voor
rationalisatie-doeleinden krijgen, mits het
bedrijfsoppervlak niet groter dan 10 hec
tare is.
Voor premieverlening komen objecten
in aanmerking betreffende aankoop en in
zaai van groenvoedergewassen, bouw van
silo's voor groenvoeder en aardappels, ver
betering van de drinkwatervoorziening
voor het vee, aankoop van rundvee, in
richting, verbetering en uitbreiding van
bedrijfsgebouwen en gierkelders, verbe
tering van bouw- en grasland en onder
zoek naar gewasmonsters. Voorts kunnen
premies worden verleend voor landbouw
werktuigencoöperaties en coöperatieve
verenigingen voor het bewaren van poot-
aardappels.
een tiental andere personen.
Zij zakte ineen op de stoel.
Wat hebt u me bang gemaakt! Denk
u eens in, dat hij na die ruze met die ban
diet van een Maurice Lefort. helemaal
trillend thuisgekomen is om te eten. Daar
na is hij weer weggegaan en is hij ver
dwenen!
Verdwenen?
Ja! Zonder een woord te zeggen, zon
der een briefje achter te laten, niets!
Hij heeft tegen zijn patroon, Renu
chat, laten zeggen, dat hij ziek was.
Door wie?
Door de kleine Collot
Zij wiste haar ogen af met haar zakdoek
en mompelde:
Gisteravond ben ik naar Renuchat
gegaan, omdat hij, die altijd..., precies
op tijd is, om zeven uur nog niet was
thuisgekomen om te eten. Ik dacht dat hij
misschien door een of ander karweitje was
opgehouden. De winkel was dicht; zij slui
ten om half zeven. Ik aarzelde om te bel
len, om hen lastig te vallen dat zou een
slechte indruk kunnen maken toen
mijnheer Granchet, de belastingontvanger,
juist bij hen wegging. Hij heeft tegen mij
gezegd: „Renuchat heeft me verteld, dat
René niet op zijn werk was. Het is zeker
de gebruikelijke griep. Windt u maar niet
op en houdt hem in de warmte". Door dat
alles heb ik vannacht echter niet geslapen!
Godard staarde haai met een v, eifelende
blik aan.
(Wordt vervolgd).
Ondergetekende:
Naam:
Straat:
Plaats:
wenst zich met ingang van:
te abonneren op Haarlems Dagblad
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
6.10 per kwartaal// 0.47 per week
Handtekening:
Doorhalen wat niet verlangd wordt.
Z(i die zich met ingang van 1 April 1953 per kwartaal abonneren, ontvangen
de nummers tot en met 31 Maart 1953 gratis. Dit geldt alleen voor nieuwe
<wartaalabonnés dus niet voor omzetting van week- in kwartaalabonnementen