Het meesterschap van Herman Kruyder De moordenaar „Taboe" Wij maken een leuke corsage SLOT DEFECT? Voor zendingen A. B.C. Aanvraagformulier ZATERDAG 21 MAART 1953 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT^ 4 FEUILLETON door Jean Bommart (Uit het Frans vertaald) Haarlemse Dierenbescher ming nam meer dan 100 dieren op Zoutgehalte in ontwaterde polders valt mee Top Naeff ereburgeres van Dordrecht Premies voor kleine boerenbedrijven „Trrrrrnngg" ging de telefoon in het hazenleger. „Wie kan daar zijn? Vrouw, kijk jij eens", knorde Lapsus tegen zijn vrouw Lapsulie en hij draaide zich weer lekker om in zijn holletje, goed in de slaap houding: oren plat, voorpoten bij de snor en achterpolen opgerold onder zijn buik. „Met de vrouw van Lapsus" riep Lap sulie in de hoorn van de telefoon. Aan de andere kant klonk geknetter en ge kraak en iemand zei: „Ik wil Lapsus zelf aan het toestel". „Hij slaapt nog", zei Lapsulie ver legen. Het kraakte nog veel harder aan de andere kant en de stem schreeuwde: „Wat, slaapt hij nog, slaapt hij nog?". Van opwinding zei hij alles twee keer. „Laat hij dan eens op de kalender kijken, laat hij dan eens op de kalend- der kijken", riep de stem. „We hebben geen kalender meer", zei Lapsulie zachtjes, „de kinderen heb ben hem opgegeten". „Opgegeten, opgegeten, wat zijn dat voor kinderen die de kalenders van hun ouders opeten? Nou ja, dat moeten ze ook eigenlijk zelf weten, geef me Lapsus maar", riep de andere weer ongeduldig. „Maar hij slaapt", aarzelde Lapsulie. „Dan maak je hem maar wakker. Ik heb hem iets heel belangrijks te ver tellen. Jij komt natuurlijk niet op het idee dat het over twee weken Pasen is. Vrouwen zijn altijd te dom om iets te begrijpen". „Pasen?" riep Lapsulie verschrikt. „Pasen, over twee weken al? O hemeltje, Lapsus, Lapsus, word wakker, het is Pasen!" Met een schok kwam Lapsus over eind. „Wat zeg je? Is het Pasen?" vroeg hij opeens helemaal wakker. „Gauw, gauw, over twee weken al en er is iemand aan de telefoon die je daar iets belang rijks over vertel len wil". Lapsus was al aan het toestel: „Met Lapsus" zei hij kortaf. „Hier het Paas- eierenleverancierscomité", kraakte een stem aan de andere kant. „Met wie?" vroeg Lapsus geschrok ken. „Ben je doof? Hier het hoofdkwartier van het Paaseierenleveraneierscomité. Ik spreek toch met Lapsus?" „Ja, ja zeker, ik begrijp het al", hakkelde Lap sus, „u wilt zeker eieren bestellen, is 't niet?". „Heeft u een potlood bij de hand?", vroeg de man van het comité met de lange naam. „Lapsulie, een potlood, vlug" schreeuwde Lapsus. „Ik heb geen potlood", snufte Lap sulie zenuwachtig en ze zocht het hele Leger door. „De kinderen hebben alles opgegeten, 90k de potloden". „Roep dan de muis", riep Lapsus die ook zenuw achtig werd dooor dat gekraak in de telefoon, door de potloden die zoek waren, de vroege Pasen en de moeilijke naam van het comité. Daar was de muis. „Vlug, vlug", zei Lapsulie, „doop je staart in de inktpot en laat me schrijven". „Mijnheer, mijnheer Paasleverversier- deëieren", riep Lapsus in de hoorn, „bent u er nog?". „Jazeker", zei de knorrige man aan de lijn. „Schrijft u maar op". En daar ging het: Tweedui zend eieren zus, tweeduizend eieren zó, met suiker, zonder suiker, met choco lade, met lintjes, met zilverpapier en weet ik wat allemaal. Lapsus herhaalde alles hardop en Lapsulie schreef het met de staart van de muis die ze in gal- noteninkt doopte op de vloer van hun leger. Het kon er bijna niet helemaal op, zó'n grote bestelling was het dit keer. „Komt u het halen?" •vroeg Lapsus aan de man van het comité. „Zaterdag voor Pasen", zei die, „en denk erom, dan moet alles klaar zijn en niet op het laatste ogenblik. En dan nog iets. Ik weet niet of u iets van mensen afweet, maar het zijn de meest ontevreden en pndankbare van alles wat er op de wereld rondloopt. Vorig jaar hebben een heleboel kinderen ge klaagd dat ze hun eieren zo klein von den. Daarom moet u maar zorgen dat de eieren dit jaar zo groot als struis vogeleieren zijn. Als u er mee bezig bent kom ik weieens een kijkje nemen. Tot ziens." „Schrijf op, Lapsulie", zei Lapsus vlug, „eieren moeten zo groot zijn als struikvogeleieren." Met haar tong tus sen haar tanden schreef Lapsulie op wat haar man dicteerde, toen keek ze verbaasd omhoog en ook de muis draai de haar kopje naar achter en ze vroe gen tegelijkertijd: „Wat zijn struik vogeleieren?" Lapsus kuchte een paar maal: „Nou, gewoon", zei hij, „struikvogeleieren zijn struikvogeleieren." „O, juist", zeiden de muis en Lapsulie beleefd, maar ze begrepen er allebei geen woord van, Lapsus zelf ook niet. Maar die had geen tijd om er over na te denken, hij was het leger al uit op weg naar alle andere hazen om de Paaseierenbestelling door te geven. Binnen een uur waren alle hazenfami- lies in rep en roer. Ze sleepten met zakken suiker, meel, boter en alle heer lijke dingen waar paaseieren van ge maakt worderp Niemand sliep meer, iedereen werkte als een paard om maar klaar te komen voor de Paaszaterdag. Na twee dagen waren ze zo ver dat ze konden beginnen met het rollen van de eieren, een heel moeilijk werkje dat al leen hazepootjes kunnen. „Wacht even, wacht even", riep Lap sus, toen ze net zouden beginnen. „Die man heeft iets gezegd over de vorm van de eieren, ze moeten zo groot zijn als struikvogeleieren." Verbaasd lieten alle hazen het eieren- beslag, waar ze van rollen zouden, zakken. „Wat is dat?" vroegen ze nieuwsgierig, „struikvogeleieren?" Toen moest Lapsus natuurlijk wel toegeven dat hij het ook niet wist, maar de vogeltjes, die zaten toe te kijken bij het eierenmaken, wisten het wel. Een pienter musje zei: „Een merel is een struik vogel, dus een merelei is een struikvogelei." „Juist", zei Lapsus, „dat heb ik ook aldoor al gedacht. Haal er maar eens vlug één." „Er zijn nog geen mereleieren", piep te het musje, „maar ik weet wel hoe groot ze zijn." „Mooi", zei Lapsus, „maak jij dan maar het eerste ei, dan nemen we dat als voorbeeld". Met heel veel moeite maakte het musje een mereleitje na. „Zó klein?" riepen alle hazen verbaasd en Lapsus was er ook niet erg gerust op, maar ja de man aan de telefoon had het ge zegd, dus moest het gebeuren en alle hazen gingen aan de gang om die heel kleine paaseitjes te maken. Na twee da gen lagen er hele bergen eitjes klaar en net toen de hazen er met heel kleine kwastjes op gingen schilderen, stopte er een auto bij de wei waar de hazen aan het werk waren. „Hé, wat is dat?", schreeuwde iemand en alle hazen keken ver schrikt op. Daar stond de man van het paaseierenleveraneierscomité en keek met grote ogen naar de bergen kleine eitjes. Lapsus stapte glimlachend op hem af en wees naar de eitjes. „Wat zegt u er van?" vroeg hij trots. „Net wat u wilde, is 't niet?" „Wat ik wilde?" vroeg de stomver baasde man. „Wat betekent al die klei ne rommel?" „Rommel?" zei Lapsus beledigd, „rommel? Struikvogeleieren zal u be doelen." De man barstte bijna van woede. „Jou stomme haas, struisvogel heb ik gezegd. Weet jij niet hoe groot een struivogelei is? Zó groot!" Met zijn handen wees hij een maat aan bijna zo groot als Lapsus zelf. Je begrijpt hoe die hazen schrokken en dat ze geen raad wisten met al die malle kleine eitjes. Geen raad, zeg ik, maar dat is niet waar, want kijk met Pasen maar eens in de winkels van de Paaseierenleve- ranciers en dan zul je zien wat ze erop gevonden hebben. Al die kleine struik- vogeleitjes hebben ze met tien of twin tig tegelijk in een netje gedaan en die liggen nu tussen de andere in. En het staat nog leuk ook. Wie is er de baas in 't bos? Niet de valk en niet de vos, niet de herten of de hazen. 't Zal je werkelijk verbazen als je hoort wie of het is. Niet een vogel, niet een vis, niet de das en niet de bever, niet een kikker of een kever, nee, de kroon staatnou waarop? Op een regenwormenkop. En hoe dat zo is gekomen heb ik van hem zelf vernomen toen 'k hem op een regendag uit een bloemperk kijken zag. Alle grote dieren zochten iemand die nooit had gevochten, die de baas in 't bos zou zijn over groot en over klein. Ieder dier moest het verliezen toen de andren gingen kiezen en zo kwam ons wormpje dus als de eerste uit de bus. Hij kreeg zeven gouden kronen, tien paleizen en elf tronen. 'k Denk dat je geen koning vindt die als hij zó werd bemind. Wat alleen een ongeluk is is dat hij zo klein van stuk is, niemand heeft hem ooit gezien, maar dal is juist goed misschien. MIES BOUHUYS. We hebben hiervoor een paar stukjes vilt nodig. Rood, groen en geel zijn erg mooie kleuren, maar er mogen ook an dere kleuren gebruikt worden. Knip uit het rode vilt eerst een rondje, zo groot, dat deze als achter kant van de corsage kan dienen. Je zou de rand ervan kunnen schulpen, zoals op het voorbeeld. Dan knip je van het groene vilt de blaadjes. Deze drie blaadjes knip je uit één stukje vilt. Van het gele vilt knip je het bloemetje en bevestig het samen met de blaadjes op het rood. Garneer het met wat ge kleurde kraaltjes, een klein veiligheids speldje aan de achterzijde en klaar is je corsage. 13) Je zult eens zien of ik hem knijp! antwoordde Maurice. Ik laat het niet schie ten! Wie Victor te pakken heeft gehad, die zal ik krijgen, wie het ook is! Niemand heeft het erover die zaak te laten schieten! Men raadt je aan, dat ordelijk te d>oen, buiten de politie om. De brigadier die hier was, is bereid te geloven aan een zelfmoord. Zeg hem, dat je zijn mening deelt! Officieel zal de zaak in ach- enveertig uur zijn afgedaan. Als de justitie zich er mee bemoeit, is het juiste principe om mee te helpen. En een ander is om een nieuwsgierige nooit zijn neus te laten ste ken in privé-aangelegenheden. Denk daar over nog eens na! Adieu. Maurice. Adieu, Fernand. HOOFDSTUK VI Bij het verlaten van de ijzerwinkel wierp de brigadier alleen maar een blik op het huis er tegenover. De veldwachter Vaucheret, in de poort staande, hield een kleine groep nieuwsgierigen uit de tuin. Godard wuifde met zijn hand als teken van groet, pakte zijn fiets en reed weg. Een blik op zijn horloge vertelde hem, dat het kwart voor acht was. Toen hij bij het politiebureau kwam, werd hij gepasseerd door een dikke ge baarde motorrijder, wiens kleding hem vreemd voorkwam. Hij aarzelde of hij hem zou aanhouden. „Een vreemdeling in de omgeving, maar het komt me voor, dat ik hem gisteravond al heb zien voorbijkomen? peinsde hij. Na een dergelijk geval moest men de papieren van alle vreemdelingen,' die men ontmoet vragen. Men weet nooit! Maar nu moet ik eerst het Parket opbellen. Alles op zijn tijd". Hij paste dit wijze principe toe door eerst te gaan ontbijten. Voor acht uur zou hij alleen maar ordonnansen in het Paleis van Justitie vinden. Om vijf over acht, toen hij door een flinke kop koffie wat opgeknapt was, belde hij naar Chartres. Hallo, met het Paleis? Criminele Za ken, alstublieft. Mijnheer de Officier van Justitie indien mogelijk. U spreekt met de brigadier-cnef Godard, uit Courty. Men verbond hem met een substituut, zoals hij al verwachtte op dit uur, en op een Zondag. „Mijn complimenten, Mijnheer de Sub- I stituut.... Vanmorgen, in Courty zelf, een zeer verdachte dubbele zelfmoord of wel een misdaad. De slachtoffers zijn een gemeenteraadslid en zijn vrouw, gisteren getrouwdJa, ik zeg „gisteren ge trouwd". Mijnheer de Substituut! Neen, ik geloof niet, dat het om een politiek mis drijf gaat. Maar de zaak lijkt in zekere opzichten toch wel delicaatJa, het zal nodig zijn vingerafdrukken te nemen en lijkschouwing uit te voerenVanmor gen om kwart voor zeven. Goed. Goed Oh! zeker, Mijnheer de Substituut, ik zal doen wat ik kanGoede morgen, Mijn heer de Substituut!" Hij hing de telefoon op en vertrouwde de veldwachter Luchet. die bij de telefoon op wacht zat, toe: Het zit hun dwars, dat het een Zon dag is! En ons dan? Het scheelde maar een haar of ze hadden het onderzoek tot morgen uitgesteld, als ik niet zo had aan gedrongen! Enfin, het Parket zal vanmid dag komen en ons van alle verantwoorde lijkheid ontslaanMaar tot dat ogen blik, heb ik nog heel wat werk te doen. Veel succes, chef. Dank je. Een mooie Zondag om te vissen! Het was inderdaad een mooie dag, zeld zaam voor November. Godard zuchtte, haalde zijn aantekenboekje te voorschijn en dacht na, terwijl hij op de stoep van het bureau stond. „Sauvageot? Twee dagen geleden ver trokken. Ik zie niet wat voor getuigenis hij in die zaak zou kunnen geven! De Max wende aan klok van Bavo-toren 't Is avond. Een gewone avond na een gewone dag. De Bavo laat onvermoeid zeven slagen over de stad dwalen als zij moe van overwerk naar huis ivandelt en hij zijn pas versnelt omdat hij met vijf minuten bij haar zou zijn. Bij het horen van de klokkeslagen spitst Max zijn oren en heft de kop. Zijn snor haren trillen. Even schijnt het of hij iets wegjankt. Dan schiet er een scheut door zijn gevlekt herderslijf. Hij springt op en zet zijn zware poten tegen de deur terwijl zijn oren onrustig op en neer flappen. De klokkenslagen zijn al verklonken in de straten als Max de kop weer schuin over de voorpoten legt. Hij zucht diep zo als alleen een hond kan zuchten. Dan sluit hij zijn ogen of hij niet van zijn plaats is geweest. Halfslapend rolt hij zich opzij en strekt de kop ver voor het lijf uit om te verhuizen. Max heeft het druk. Als hij gaat slapen moet hij nog steeds maar weg uit Haarlem. Dan is hij in het Zuiden zonder te besef fen dat hij in een rustig huis, op een vei lige vloer in een hoog warm vertrek ligt. Hij begint te rillen want het is 'r koud. Zijn spieren spannen zich samen en de poten gaan nu ook bewegen als weten ze een konijn in de buurt. Max hijgt naar adem. Hij doet het allemaal instinctief. Was er ooit iemand die hem vertelde de poten te bewegen als er water is? Nee, Max wist helemaal niet waarom de torenklok hem en zijn dorp wekte. Hij is alleen maar gaan zwemmen, alsmaar blijven zwem men.... tot het niet meer hoefde. De afdeling Haarlem van de Dierenbe scherming beschikt over een ruim asyl en kon dus wel wat dieren uit het getroffen gebied adopteren. Uiteraard bleef het be perkt tot honden en katten en nog wat konijnen en duiven. Meer dan honderd viervoeters kregen in Haarlem alles wal ze nodig hadden: veel eten, goed drinken, medische verzorging (van vele dieren wa ren de ingewanden door het zoute water aangetast) en warmte. Een naam hadden de meesten niet meer. hun afkomst was vaak zoek. Hun bazen. Daar was het wachten maar op. In Rotterdam, in Den Haag, Utrecht, Amersfoort, Hilversum, Amsterdam, Arn hem, overal zitten honden en katten van dog. tot schippertje, achter de tralies. Hun signalementen staan echter bij het hoofdbestuur in Den Haag geregistreerd. Ook weet men daar waar een klein zwart keffertje met één witte poot zit als men er naar vraagt, en de plaats waar een Siamees met een scheve kop zit is waar schijnlijk ook wel bekend. Op deze wijze hebben vele bazen hun huisdieren teruggevonden. En zo is het aantal honden dat thans nog in het Haar lems asyl verblijf houdt geslonken tot drie, het aantal katten tot zeven. „Maar", zal men zeggen, „er zijn beesten die geen bazen meer hebben". Zij krijgen of hebben al een nieuwe. En tot hen zal Max wel behoren. Zijn naam is ontdekt want zijn nieuwe baas heet toevallig eender. Aan de Bavo is hij nu gewend en als hij slaapt wordt hij niet meer koud en hoeft hij niet meer te zwemmen. In een overzicht van de werkzaamheden aan de dijken heeft gisteren ir. H. A. M- C. Dibbits, hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, medegedeelt, dat blij kens tot nu toe binnengekomen gegevens het zoutgehalte in de reeds drooggevallen polders wel mee valt. Dit komt vermoede lijk, omdat voor de stormvloed vrij veel regen is gevallen. De bodem was door drenkt met dit zoete water, dat het lichtere zoute water enigermate kon tegenhouden. Tot dusver is het weer voor het herstel der dijken vrij gunstig geweest. Houdt dit aan tot half April, dan is de kans op verdere calamiteiten zeer gering. Bij het herstel zijn thans 120 draglines en 35 zuigers aan het werk, alsmede een grote vloot van schepen en bakken. Er is nog enige reserve aan materieel beschik baar. Het materiaal is, voor wat steen, zand en rijshout betreft, voldoende. De gemeente Dordrecht is voornemens mevrouw A. van RhijnNaeff bekend als de schrijfster Top Naeff ter gelegen heid van haar binnenkort te vieren 75ste verjaardag, te eren met toekenning van de gouden eremédaille der stad Dordrecht, hetgeen betekent dat zij wordt benoemd tot ereburgeres. De gemeenteraad komt voor het nemen van dit besluit in een bij zondere zitting bijeen op Dinsdag 24 Maart. Na de zitting zal het gemeentebestuur me vrouw van Rhijn een diner in intieme kring aanbieden. ADVERTENTIE „D E S L E U T E L S P E C I A L I S V LANGE VEERSTRAAT 10 - TEL. 11493 rechter zal hem laten opzoeken, indien hij dat wil. René Gilbert, de kruideniersbe diende van Renuchat, op het plein. La ten we daar maar eens heen gaan. Maar het is Zondag, misschien is hij gaan vis sen!" De „Moderne Kruidenierswinkel" was gesloten en Renuchat was inderdaad gaan vissen. Zijn vrouw was wel thuis. Een ge wichtige dame, in geestelijk en lichame lijk opzicht. Zij ontving brigadier Godard met een enigszins hautaine hoffelijkheid. U hebt geluk, dat u me thuis treft, chef. Ik maakte me klaar voor de Hoog mis. Ja, Gilbert is bij ons in dienst. Is het voor zijn militaire dienst? Hij is twee jaar geleden afgekeurd. Neen, mevrouw. Ik wilde alleen maar zijn getuigenis opnemen over de geschie denis van vannacht. Waar kan ik hem vin den, mevrouw? Bij zijn moeder vermoed ik. Op de hoek van de Nieuwstraat, precies tegen over de slager. Was hij gisteren bij u? Heeft hij ge werkt? 's Morgens, ja. Om twee uur is de kleine Collot ons komen zeggen, dat hij ziek was. René had hem gevraagd de boodschap te brengen. Dank u. Tot ziens, mevrouw. Godard ging naar het opgegeven adres. Mevrouw Gilbert, weduwe, van wie René de enige zcon was, bewoonde twee nogal armoedige kamers. Haar zoon was niet thuis. Het woord „expressionisme" wordt in Nederland na de laatste oorlog meer ge noemd dan voordien. Deze richting in de schilderkunst, die voornamelijk in Duits land bloeide in het begin dezer eeuw, is ons door verscheidene tentoonstellingen der laatste jaren duidelijker voor ogen ko men staan en hierdoor zijn velen thans be ter in staat om overeenkomsten en ver schillen tussen het Hollandse en buiten landse expressionisme waar te nemen. De figuur van Herman Kruyder zien wij dientengevolge op dit moment in een hel derder licht, dan zulks in 1935 - zijn sterf jaar - mogelijk was. Niet alleen wordt zijn beeld door de afstand duidelijker ge tekend, maar tevens stelt onze meer ge nuanceerde kennis van de internationale kunstuitingen, die met de zijne parallel lopen, ons in staat hem zowel in zijn uit zonderlijkheid als in zijn verwantschap met anderen beter te onderscheiden. De thans in het Stedelijk Museum te Amsterdam gehouden expositie, die ruim 280 werken omvat, geeft een vrijwel vol ledig overzicht van Kruyders oeuvre en biedt dus een unieke gelegenheid om zijn betekenis vast te stellen. Toch zou ik mij- zelve, ondanks deze gunstige condities, niet gaarne de bevoegdheid toeschrijven hierover een uitspraak te doen. De grote bewondering, die ik voor de figuur Kruy der koester, een bewondering die lang zaam gegroeid is en welke begon toen ik zijn werken uit de Haarlemse periode leerde kennen, is misschien wel de reden waarom het mij moeilijk valt een objectief oordeel te vormen. Een groot deel van Kruyders scheppingen, vooral die der eer ste periode, is zozeer verbonden aan het artistiek klimaat waarin ikzelf met mijn tijdgenoten opgroeide, dat het daarvan moeilijk is los te maken. De invloed, die Le Fauconnier op de Bergense school heeft uitgeoefend, is ook aan Kruyder niet voorbijgegaan. Toch blijkt achteraf, dat er tussen Kruyder en Macke een grotere verwantschap bestaat. De werken van Kruyder, zoals wij die kennen uit de jaren 1923-1927, toen hij in Bënnebroek woonde, hebben die eigen aardige stille geslotenheid, die ontslaan is uit een bijna kinderlijke levensbeschou wing. De wonderlijke kleurverfijning, die - met een korte onderbreking in de Bla- ricumse tijd - in al zijn werken van domi nerende betekenis werd, was in die eerste al aanwezig. Dat het gehele oeuvre niet omvangrijker is, is dunkt mij een logische consequentie van de gesteldheid van Kruyder, die slechts dan uit zijn rijk gemoedsleven kon geven als de vorm volkomen gerijpt was. De compleetheid en de zuivere weergeving van het in de fantasie geconcipieerde beeld treffen ons in bijna ieder schilderij. Zonder ooit (zoals vele expressionisten) te nadrukkelijk te zijn, overtuigt Kruyder ons, zelfs in de kleinste werken, door de spankracht der lijnen en de hoog opge voerde waarde der kleurt. De eenvoudige motieven, gekozen uit het dorpsleven, Waar kan ik hem vinden?, vroeg Godard. Hij moet bij zijn neven Charton in Ligny zijn. Wat bedoelt u met: hij „moet" zijn? Bent u er met zeker van? Oh ja! Hij gaat er 's Zondags vaak naar toe! Heeft hij u niet gewaarschuwd, dat hij er naar toe ging? Neen. Maar dat gebeurt wel meer. Wanneer is hij vertrokken? Gisteren, na het middagmaal. Was hij niet ziek? Neen, mijnheer. Alleen wat in de war door die vervelende geschiedenis bij het uitgaan van de kerk. Hil heeft klappen gekregen! Hebben de Leforts zich be klaagd? Neen, mevrouw. Maar Hij aarzelde. Plotseling was mevrouw Gilbert in paniek: Zeg me de waarheid! Heeft men hem iets gedaan? Die bandiet van een Lefort. Heeft u mijn René ergens gevonden? Ge wond7 Dood? Zij leek wel op een leeuwin. Neen, mevrouw! Wat een idee! Victor Lefort is vannacht vermoord of heeft zelf moord gepleegd. Daar René Gilbert giste ren met diens broer getwist had, wilde ik hem ondervragen, dat is alles. Weet u niets over mijn zoon? Is dal echt waar? Maar nee, mevrouw, kalmeer toch! Ik wilde hem als getuige opzoeken, net als „Boerenerf" door Herman Kruyder, aan wezig op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. dienden hem meer ter stoffering van een innerlijk gezien landschap, dan dat zij het uitgangspunt zijner composities vormden. Het organisch verband tussen deze her kenbare motieven werd gelegd door een droom, die hem in vervoering bracht. Aan het einde van zijn leven is dit levensge voel, gegroeid uit kinderlijke verwonde ring, gaan overhellen naar een angsttoe stand voor de duistere krachten, die in en buiten de mens werkzaam zijn. Gelukkig heeft hij, tot in zijn laatste werken, het meesterschap behouden over kleur en vorm. Heeft hij dan al geschouwd in de afgronden, waarin de hartstochten van het oerleven zich niet meer door de macht van de geest willen laten beteugelen, deze aanblik beangstigde hem wel, maar in zijn schilderijen De hond, Het kalf en De haan vond hij een plastische vorm, die zo vast is en zo besloten, dat men hem toch de glorieuze overwinnaar mag noemen van de gevaren die hem bedreigden. OTTO B. DE KAT ADVERTENTIE groot of klein is BESTELDIENST ABC niet te evenaren. BARREVOETESTRAAT 2 - HAARLEM Tel. 18428 na 6 uur 14810 - 14155 Voor het geven van premies aan kleine boerenbedrijven zal dit jaar 3,5 millioen gulden uit het tegenwaardefonds van de voormalige Marshallhulp beschikbaar zijn. Kleine bedrijven kunnen premie voor rationalisatie-doeleinden krijgen, mits het bedrijfsoppervlak niet groter dan 10 hec tare is. Voor premieverlening komen objecten in aanmerking betreffende aankoop en in zaai van groenvoedergewassen, bouw van silo's voor groenvoeder en aardappels, ver betering van de drinkwatervoorziening voor het vee, aankoop van rundvee, in richting, verbetering en uitbreiding van bedrijfsgebouwen en gierkelders, verbe tering van bouw- en grasland en onder zoek naar gewasmonsters. Voorts kunnen premies worden verleend voor landbouw werktuigencoöperaties en coöperatieve verenigingen voor het bewaren van poot- aardappels. een tiental andere personen. Zij zakte ineen op de stoel. Wat hebt u me bang gemaakt! Denk u eens in, dat hij na die ruze met die ban diet van een Maurice Lefort. helemaal trillend thuisgekomen is om te eten. Daar na is hij weer weggegaan en is hij ver dwenen! Verdwenen? Ja! Zonder een woord te zeggen, zon der een briefje achter te laten, niets! Hij heeft tegen zijn patroon, Renu chat, laten zeggen, dat hij ziek was. Door wie? Door de kleine Collot Zij wiste haar ogen af met haar zakdoek en mompelde: Gisteravond ben ik naar Renuchat gegaan, omdat hij, die altijd..., precies op tijd is, om zeven uur nog niet was thuisgekomen om te eten. Ik dacht dat hij misschien door een of ander karweitje was opgehouden. De winkel was dicht; zij slui ten om half zeven. Ik aarzelde om te bel len, om hen lastig te vallen dat zou een slechte indruk kunnen maken toen mijnheer Granchet, de belastingontvanger, juist bij hen wegging. Hij heeft tegen mij gezegd: „Renuchat heeft me verteld, dat René niet op zijn werk was. Het is zeker de gebruikelijke griep. Windt u maar niet op en houdt hem in de warmte". Door dat alles heb ik vannacht echter niet geslapen! Godard staarde haai met een v, eifelende blik aan. (Wordt vervolgd). Ondergetekende: Naam: Straat: Plaats: wenst zich met ingang van: te abonneren op Haarlems Dagblad OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 6.10 per kwartaal// 0.47 per week Handtekening: Doorhalen wat niet verlangd wordt. Z(i die zich met ingang van 1 April 1953 per kwartaal abonneren, ontvangen de nummers tot en met 31 Maart 1953 gratis. Dit geldt alleen voor nieuwe <wartaalabonnés dus niet voor omzetting van week- in kwartaalabonnementen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 6