Van een „beroepsman 9 H WOENSDAG 6 MEI 1953 REIDANS DER TROMPETNARCISSEN Ze hebben onze koppen bij elkaar gesloken, de stengels afgesneden en verweven tot een krans. Zo is ons lot. Wanneer we eenmaal zijn ontloken dan maken we ons op voor onze laatste dans. Wij willen hiermee niet op uw gemoed gaan werken gevoelig mens, beweent u ons maar niet. En u hoeft ook niets droevigs op te merken, zo van .de bloem, die stervend ons haar schoonheid biedt. Laat dat gezemel nu maar achterwege; het is in onze kringen óók conservatief. We hebben een idee in onze bol gekregen, dat beter is. 't Geeft veel meer perspectief. We weten waarlijk wel dat we er gauw geweest zijn, wanneer we eenmaal door de kweker zijn gekapt. Maar toch zal het voor ons nog één keer feest zijn voordat we tot het laatste blaadje zijn verslapt. Want als wij tot een gele slinger zijn vervlochten dan wacht ons meestal nog een luizig avontuur. We zwerven uit en maken verre tochten, geslingerd om een koplamp of een rijwielstuur. Zo wervelen we voort langs akkers en door steden. De and're bloemen zien ons hossend langs hen gaan; ze vinden 't een bespotting van de goede zeden. Die kletsmadamsZij staan daar maar te staan. Onze fotograaf kon natuurlijk. niet meedoen aan de fotowedstrijd .doch vond de verleiding die de Flora bood Laat ons maar vrijuit door de grote wereld zwieren. Wij willen dansen naar het pijpen van de wind! Een korter leven? Best, als we 't maar mogen vieren en als u ons maar stevig aan elkander bindt. Kijk, zoals Krelis: dat is pas een vakman. We mógen hem wel, al verschiet hij gauw van kleur wanneer hij boos is. Maar dan heeft hij er tabak van en dat stelt hem als b 1 oe m kweker teleur. Twee kwekerskind'ren brengen ons naar buiten en hangen ons te pronk voor 't wegverkeer. Men krijgt ons zó maar niet: we kosten duiten, want we zijn mooi en rank - wat wilt u méér? Kom, Duitse touringcar vol gutgelaunte Leute, sta stil en koop ons, want we willen hier vandaan. We zijn ganz billig, neem ons maar, ja - heute. Oh, niet? Nou hobbel dan voor ons part naar de maan! Daar komt een rijke Yank: die moeten we verleiden; een slee vol chroom. Het is juist onze stand. Lauw kanswe zien hem rustig langs ons glijden. Hij heeft al bloemen, aan de achterkant. Een kleuter zeurt bij vader: „Ikkóók slingers.." Gelukkig, pa heeft er geen oren naar. Want krijgt zo'n kleine beul je in zijn vingers dan pulkt'ie je volkomen uit elkaar. Aha, nu allen even elegant poseren. Er is een koper met een stofbril aan zijn hoofd; hij staat ons achterdochtig te taxeren. Kom, doe het maar. Je hebt het haar beloofd. Want op de knalpijploze motor wacht zijn liefje. Zij roept „Kees la-je-nie-besjoemele!" Zo is Kees niet, dat geeft-ie op een briefje. Hij koopt ons. Ha, nu gaan we boemelen! We vallen weldra om de hals van Kees' geliefde. Hij trapt de motor aan en roept „Mien, bèjje klaar?" Geen antwoord. Kijken wat ze nou weer bliefde.. Och heden! „Kwillereentje imme haar. Zij tracht één onzer uit ons midden weg te rukken. We nemen maar vast afscheid: „Sterkte daar en moge het je in dat permanent gelukken je draai te vinden.Ja, Kees, rij je maar! Zo zien wij voor het eerst de stand der bolgewassen. „Kijk, wattun mauje rauje!" jubelt Mien. Wij juichen mee boven de uitlaatgassen; we hebben nimmer zó iets moois gezien. De motorrit is vol evenementen. We zien de wereld in het floodlight van de zon; gebouwen - bomen - kalfjes - en agenten - Die roepen „Stoppen jij!" en geven Kees een bon. Want een tweewielig motorvoertuig zonder knalpot dat vinden wij wel leuk, maar zullie niet. Zij vinden dat^zo'n ding beslist op stal mot, zolang Kees niet in dat gemis voorziet. Kees scheldt aan één stuk, zonder interpunctie en neemt het woord „lefgausers" in de mond. Toe maar! Belediging van ambtenaars-in-functie! Maakt Mientjes Kees het nu niet wat te bont? „Wilt u maar volgen?" vragen zij verbolgen. Het. moet wel. Mien zit met ons in haar maag. Zo wordt ons pril geluk opeens verzwolgen: zij hangt ons op in een ligusterhaag Want zij geneert zich toch al voor de mensen, laat staan dus met zo'n slinger an-der-lijf. Ze zotr "zich lièvbh èrgens Sridefs wensen. Maar Kees die durft wel, dat staat buiten kijf. Dat heb je er nu van: Wij moeten hangen, precies als Barbertje, ach wat een pech! Met wagenwijde kelken van verlangen zien wij 't verkeer passeren op de weg. En was er nu maar één, die op ons lette - Wij zouden willen schreeuwen, al te zaam! Maar neen, we kunnen nog niet eens trompetten, „Trompetnarcissen" is óók maar een naam. Het hoeft niet meer. Daar komt een dikke jongen met sproeten en zijn handen in zijn zak. Wij hebben ons nog nooit zo opgedrongen, hij trekt ons heel voorzichtig van de tak. Wat gaat hij met ons doen? Je hóórt hem denken. Aha.verkopen uit de tweede hand. We zien hem ijverig naar auto's wenken - zou het nog lukken, buiten Bollenland? Daar stopt een Chrysler, wiegend in zijn veren. Er komt een jonge man uit: „Boy, come here". De linkerd slaagt er in om ons hem aan te smeren: One dollar - en wij gaan wéér aan de zwier! Achter de voorruit zit een blonde dame, zij lacht naar hem en is verbazend knap. Hij is de eerste om dat te beamen en vlijt ons breeduit op de motorkap. Zo. Met een diepe zucht van ongeduldig wachten glijdt onze wagen verder naar zijn doel. Hieronder jagen honderd paardekrachten hem sneller voort met onderdrukt gejoel Wij zouden graag de horizon passeren wat vreemd toch, dat die óók steeds verder glijdt. Tenslotte moéten wij wel constateren: de aarde is een bol, net als wij indertijd. We gaan ons niet verdiepen in de kosmos, da's niets voor ons, wij leven veel te snel en zijn. juist zo gezellig aan de hosklos, geschud als in een kermis-carrousel. Bij tijd en wijle gluren we naar binnen; 't Is onbeleefd misschien maar toch wel int'ressant te zien dat zij elkaar oprecht beminnen. Hij ploegt haar lokken met zijn vrije hand. Opmerkelijk: je ziet zijn adem stokken als hij maar even in haar ogen ziet. Wij maken ons bezorgd: dat geeft nog brokken en zulk een oponthoud belieft ons niet. [\Ta Enschedé, bij.de douanebomen JA beseffen wij: Nu is het ons gelukt! Wat zijn we trots: wie had dit durven dromen, wij, narcissen, zijn thans EXPORTPRODUCT.... Terwijl hij verder rijdt en zichtbaar in zijn sas is legt zij haar hoofdje op zijn. arm en slaapt gelijk een roos. Pardon. Gelijk een narcis! 't Is fout dat men zich aan zo'n roos vergaapt. We zijn juist in het land van Heidenröslein; zij dreigde hem, die zei „Je staat me aan", 't Is idioot. Hoe kan zij zó onheus zijn? Wees blij als hij je wil; laat hem begaan! Verwacht van ons geen grote reisverhalen zo van: dit zag ik en dat öeed-ik-er. U heeft een mensenleeftijd om hier rond te dwalen. Wij zijn een slinger en geen Baedeker. De jonggelieven merken niets van hun omgeving zó nemen zij elkander in beslag. Ze zitten midden in de honeymoon-beleving en minnekozen zoals dat dan mag. Bij 't vallen van de avond stopt de auto vlak bij een vaart waarna, een bos begint. En hij maakt toebereids'len voor een foto, 't moet heel precies, want liefde is niet blind. Maar juist wanneer het vogeltje verwacht wordt springt zij weer op en haalt ons, in eep draf, waarna z'ons om haar sabelbonte vacht sjort. Wij zuchten diep. Hèja! Er even af Hij stelt weer in (wij kijken extra fleurig), vereeuwigt dan de aanblik van zijn schat, met zóveel toewijding en zó nauwkeurig als was het voor de wedstrijd van dit blad. Nu gaan zij zich nog eventjes vertreden. Wij mogen daar niet bij zijn uiteraard. Zij leggen ons in deez' omstandigheden een ogenblikje onderaan de vaart. Net als Narcissus, waar men ons naar noemde, zien wij ons spiegelbeeld in 't water staan. En - 'f zou verkeerd zijn als we het verbloemden - wat zijn we beeldig! Kijk nou toch eens aan! Ze gaan een voetbalwedstrijd arrangeren hier dicht bij, waar geen enkel huis meer staat, en willen 't winnend team met ons vereren. Voorlopig hangen z'ons aan 't prikkeldraad. Terwijl zij volop vrije trappen geven ruikt een soldaat aan ons. Hij heeft een snor en staat aan d'andre kant. Weer snuift hij even. Dan wordt zijn naam geroepen. „Fejodor!" Nu trillen onze blaadjes van ontroering: het was een Rus en dit is 't IJzeren Gordijn! Het brengt ons toch wel hevig in vervoering dat wij ook hier nog even mochten zijn. Dit is het eind. Kijk maar, ons blad verschrompelt. We zijn geheel voldaan, beklaag ons niet, zoals de jongen, die nu zachtjes „Schade" mompelt en ons dan weggooit. Spaar ons uw verdriet! De reidans is ten einde, lieve mensen! We nemen afscheid, want we moéten nu. Reis méér met slingers! Onze beste wensen. Vaarwel, zij die gaan dorren groeten U. HENK BIERSTEKER t.,wordt,al duister et wachten duurt wél. morgen kpmt. .4,e laatste levensdag. idert langzaarri, 'onder 'druk gefluister,'' en Dan ha 'ons paartje. Nu vertrekken wij op slag. Wat? Lieve help, ze zijn ons. glad vergeten! Daar slaat.de motor aan! Ze rijden heen. Geen wonder eigenlijk, we konden 't weten - die lieverds denken aan elkaar alléén. Maar laten we tevreden blijven, luitjesL We hebben al reusachtig veel beleefd: 't was beter dan dat leven in de kluitjes totdat je oude stengel het begeeft. We hebben na dit feestgedruis een kater en weten nauwlijks meer wat er gebeurt, wanneer een pikhaak ons dwars over 't water een boot in trekt die zwaar naar kunstmest geurt En wat de mensen verder met ons deden - we merkten 't niet. We zijn in Magdeburg. We voelden wel, dat we opeens weer reden en hoorden één keer vaag „gerade durch". Zo, is dit Magdeburg. We zien geen maagden, alleen wat kleine jongens om ons heen, die de chauffeur, die ons hier bracht, belaagden tot hij ons afstond en vervolgens weer verdween. Zij zijn geweldig met ons ingenomen en-roepen al hun vriendjes bij elkaar Beëile dichwij voelen 't einde komen en we verslappen, 't is maar al te waar. 99 te groot om niet een serie plaatjes te maken. toen het mooie weer eindelijk aanbrak.... en de bolbloemen volledig gingen bloeien. welke omstandigheid hem natuurlijk bevoordeelde boven onze arme amateurs, die te lang op zonneschijn en bloemen moesten wachtenl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 9