Magnetiseurs en „wonderdokters" voor
een groot deel gevaar voor de volksgezondheid
KANAAL-EILANDEN zijn oases
van een zonnige welvaart
Agenda voor
Haarlem
Een veronachtzaamd dichter
Maar enkelen zijn de aandacht van
wetenschap en wetgever waard"
„Niet alleen suggestie"
Locomotief
en Magneet
RIJWIELEN
JAN v. d. MEER
HARTENDORP
En de veelgeplaagde Brit vindt er het
paradijselijk Engeland van zijn dromen
UW LERAAR
IN DE KAST
H. Reuchlin-Lucardie
in Huis van Looy
3
Weinig werkelijke
genezingen
AUTO FINANCIERING
Plan voor bureau van
constateringen
De paranormale diagnose
Korea-vrijwilligers
komen morgen thuis
Wie is u eigenlijk V'
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Bij de 70ste verjaardag van H. W. J. M. Keuls
Nieuwe expositie
ZATERDAG 30 MEI 1953
Hebben magnetiseurs en andere „paranormale genezers',' enige waarde voor
de volksgezondheid? Dat is een eeuwenoude strijdvraag, welke steeds opnieuw
aan de orde wordt gesteld. Duizenden zweren bij zulke „wonderdoctoren",
maar duizenden ook beschouwen hen als een ernstig gevaar voor de
samenleving. De medici vooral, die in grote meerderheid geen goed woord voor
zulke „kwakzalvers" over hebben. Twee meningen dus, diametraal tegenover
elkaar. Maar welke van de twee is nu de juiste?
„Een moeilijke vraag", verzucht prof. dr.
W. H. C. Tenhaeff, als wij hem naar zijn
oordeel vragen. Zelf heeft deze Utrechtse
hoogleraar in de parapsychologie, blijkens
zijn in 1951 bij Leopold's Uitgevers Maat
schappij verschenen boek over Magneti
seurs, somnambules en gebedsgenezers
zich reeds tientallen jaren met dit pro
bleem beziggehouden. In samenwerking
met vooraanstaande artsen is hij doende
een onderzoek in te stellen naar de pres
taties van een aantal onbevoegde genezers
(magnetiseurs en diergelijken) en in de loop
der jaren heeft hij heel wat kwakzalverij
op dit gebied kunnen constateren. Maar
men zou het kind met het badwater weg
werpen zo zegt hij, indien men al deze on
bevoegden over een kam ging scheren
want het is een niet te ontkennen feit, dat
er zich onder hen enkelen zijn, die de aan
dacht van de arts verdienen, zo zegt pro
fessor Tenhaeff.
Dat er zich onder de magnetiseurs en
dergelijken lieden bevinden, die opmerke
lijke resultaten weten te bereiken, is reeds
lang bekend. Het gaat hier nu om de ver
klaring van deze genezingen (zoals het
ook om de verklaring gaat van een aantal
opmerkelijke genezingen, die inderdaad
op sommige bedevaartplaatsen tot stand
komen). Sommigen zijn van oordeel dat
deze genezingen alleen bijzondere staaltjes
van suggestie-therapie zijn. Anderen me
nen echter dat daar naast nog andere fac
toren een rol spelen. Voortgezet onderzoek
kan slechts tot een oplossing van dit pro
bleem leiden en het is nu juist dit voort
gezette onderzoek dat door profesor Ten
haeff bepleit wordt. Hij wil een aantal
bona fide onbevoegden van diverse plui
mage (zogenaamde magnetiseurs, gebeds
genezers en dergelijken) aan een systema
tisch wetenschappelijk onderzoek doen
onderwerpen, waarbij het hem er niet
slechts om te doen is om te constateren,
of deze bona fide „genezers" inderdaad de
lijdende mensheid van nut kunnen zijn,
maar tevens om het wezen der hier werk
zame krachten zo veel mogelijk te door
gronden.
Dat het aantal werkelijke genezingen
relatief gering is hangt ten dele samen met
het feit dat vele hopeloze gevallen zich
ten einde raad tot de „wonderdokter"
wenden.
Aan zulke gevallen is ook met magneti
seren weinig meer te verbeteren en de
bona-fide magnetiseur pleegt zulke pa
tiënten dan ook met een zoet lijntje „de
deur uit te werken". En ook daarom zou
het goed zijn, indien wetenschap en wet
gever zich wat ernstiger met dit probleem
gingen bemoeien, want bij zeer veel men
sen heerst nog de mening, dat een magne
tiseur op onbeperkte schaal genees-mira-
kelen zou kunnen verrichten en dat is
bepaald niet juist. Wèl gelooft prof. Ten
haeff, dat de bona-fide magnetiseur in sa
menwerking met, en onder controle van
een bevoegde arts de volksgezondheid kan
dienen en bevorderen, maar daartoe moet
eerst uitgemaakt worden, welke magneti
seurs tot zo'n samenwerking toegelaten
kunnen worden. Zelf is prof. Tenhaeff al
enige tijd bezig om in samenwerking met
het Instituut voor sociale geneeskunde van
de Rijksuniversiteit te Utrecht te overleg
gen hoe wij in Nederland komen tot een
doeltreffende bestrijding van de kwakzal
verij, zonder daarbij uit het oog te verlie
zen dat er zich onder de zogenaamde
kwakzalvers een aantal personen kunnen
ADVERTENTIE
FRANS VAM OAAIEN - 'ASSURANTIËN
LODEV/IJK VAN DtYSS£UAAM,t»i/I HAARLEM - IEL. 24414
bevinden die over „vermogens en krach
ten" beschikken (waarvan dus het wezen
nog nader dient te worden onderzocht)
welke de lijdende mensheid ten voordeel
zouden kunnen strekken.
De Studievereniging voor „Psychical
Research" heeft kort geleden een plan op
gesteld om tot zulk een medische controle
te komen. Dat plan voorziet in de stichting
van een verificatiecentrum, waarin enkele
gezaghebbende en onbevooroordeelde me
dici de leiding zullen hebben en dat tot
taak zal krijgen, zoveel mogelijk „gemag-
netiseerden" te onderzoeken. Heeft men
daar kunnen vaststellen, dat bepaalde mag
netiseurs inderdaad op werkelijke „genees
kracht" kunnen bogen, dan zou men aan
zulke lieden wellicht kunnen toestaan, on
der controle van de bevoegde arts te gaan
meewerken aan de uitoefening der genees
kunde, die totnogtoe bij de wet aan de me
dicus' is voorbehouden.
Zulk een samenwerking zou zich niet
behoeven te beperken tot therapeutisch
werk, maar ook voor de diagnostiek waar
de kunnen hebben. Sommige magnetiseurs
beschikken n.l. over vermogens, die hen in
staat stellen, met verbluffende „helder
ziendheid" de afwijkingen in zieke organen
of andere interne lichaamsdelen hunner
consultanten te beschrijven en van deze
helderziendheid kan de arts wellicht ook
een nuttig gebruik maken. Het is dan ech
ter wel zaak, dat de arts in kwestie vol
doende parapsychologisch geschoold is, op
dat hij de „indrukken" van zo'n helder
ziende op hun juiste waarde kan interpre
teren. Ook zulke „ziektebeschrijvers" kun
nen zich namelijk vergissen, door sugges
tie-van-buitenaf op een dwaalspoor komen
ADVERTENTIE
of slechts fragmentarische „indrukken"
krijgen, waaruit alleen de parapsycholo-
gisch-geschoolde medicus wijs kan worden.
Conclurerend meent prof. Tenhaeff, dat
er alle reden is, het probleem der magneti
seurs, gebedsgenezers, zogenaamde helder
zienden op ziektegebied en dergelijke aan
een ernstige bestudering te onderwerpen.
Het onderzoek dient echter onbevooroor
deeld te geschieden. Er zijn er onder de
artsen helaas nog te velen die hun affec
ten in het geding brengen, zodra het on
derwerp „magnetiseurs" en andere onbe
voegden ter tafel wordt gebracht. Dit kan
ons slechts bewijzen, zo besloot prof. Ten
haeff, dat het zogenaamde gevoelsdenken
niet uitsluitend een kenmerk is van de ar-
chaische of primitieve mens, maar dat het
zich ook nog bij vele z.g. nuchtere intellec
tuelen openbaart.
ADVERTENTIE
in alle mod. en kl.
Zojuist ontvangen de Sturmey 3-versnellings-
naaf met remnaaf ƒ41.Betaling in overleg
CRONJéSTRAAT op de hoek - Tel. 16152
Zie onze showroom: Schoterweg 55
Zondagmiddag om twee uur zullen te
Roosendaal 72 militaren aankomen, die in
Korea deel uitmaakten van het Neder
landse detachement. Zij zijn begin Mei met
een troepenschip uit Poesan vertrokken en
debarkeerden hedenmorgen in Marseille.
Zondagmiddag zullen zij naar hun woon
plaats worden vervoerd.
De Stofzuiger Speciaalzaak
Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergerweg 51. Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen
Het gldzeniers-echtpaar Johan en Femmy Schilt-Geesink te Overveen heeft voor de
consistorie der abdijkerken te Middelburg een gebrandschilderd raam vervaardigd,
voorstellende de man Job als symbool van de ramp, die Middelburg trof in de Meidagen
van 1940 toen de abdijkerken in vlammen opgingen.
Wanneer men over dé Kanaal-eilanden spreekt, bedoeld men daar eigen
lijk ae twee grootste, Jersey en Guernsey mee, want Sark, Alderney, Herm
Jethou horen in een heel andere categorie. Overigens zullen de bewoners
van Guernsey er beslist bezwaar tegen maken met die van Jersey over
één kam geschoren te worden en omgekeerd, want tussen de twee eilanden,
die maar anderhalf uur varen of een goed kwartier vliegen van elkaar
liggen, bestaat een zekere rivaliteit. Een vriendelijke overigens, die zich
voornamelijk uit in een geveinsde vage onwetendheid omtrent eikaars
bestaan. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om op Jersey betrouwbare inlich
tingen te krijgen omtrent de bootdiensten van Guernsey.
ZATERDAG 30 MEI
Stadsschouwburg: „Je kunt 't nooit we
ten" A.T.G.), 8 uur. Lido: „Het gestolen
gelaat", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: ..De ver
zonken stad", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne:
„Tijgerhaai", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans
Hals: „Het eiland der begeerte", 14 jaar, 7
en 9.15 uur. Minerva: „Moeder is studente",
alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „De
schoonheidsspecialist", 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „De loodgieter en het atoomgeheim",
alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „April in
Paris", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 31 MEI
Stadsschouwburg: „Je kunt 't nooit weten
(A.T.G.), 8 uur. Lido: Benjamino Gigli in
„Ave Maria", 18 jaar. 11 uur. „Het gestolen
gelaat". 18 jaar, 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. City:
„De verzonken stad". 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en
9.15 uur. Spaarne: „Tijgerhaai", 14 jaar, 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het eiland
der begeerte", 14 jaar, 2, 4.30. 7 en 9.15 uur.
Minerva: „Moeder is studente", alle leeft.,
2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: Zondag
morgenvoorstelling „Eroïca". alle leeft., 11
uur. Palace: „April in Paris", alle leeft., 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het koninklijk
bezoek aan Noorwegen en Denemarken'
10.30, 11.30 en 12.30 uur. „De loodgieter en
het atoomgeheim", alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur.
MAANDAG 1 JUNI
Lido: „Het gestolen gelaat", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. City: „De verzonken stad",
14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne:
„Tijgerhaai", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Het eiland der begeerte 14
jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Moeder
is studente", alle leeft.. 8.15 uur. Rembrandt:
„De schoonheidsspecialist". 18 jaar, 2, 4.1a.
7 en 9.15 uur. Luxor: „Het koninklijk bezoek
aan Noorwegen en Denemarken", 10.30. 11.30
en 12.30 uur. „De loodgieter en het atoom
geheim", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur. Palace:
„April in Paris" alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur.
Precies hetzelfde geldt op zakelijk en op
administratief gebied. Wat het laatste be
treft, zijn de twee eilanden werkelijk wa
terdicht van elkaar gescheiden. Jersey
heeft zijn eigen Bailiff, die door de Kroon
wordt benoemd en het Koninklijk Ge
rechtshof presideert zowel als de „States",
het wetgevende lichaam, dat bestaat uit
Senatoren, „Connétables" en afgevaardig
den. Ook Guernsey heeft zijn Bailiff maar
daar bestaan de States uit de Conseillers,
de Procureur, de Comptroller, de afgevaar
digden en 10 Douzeniers, afgevaardigden
uit de gemeenteraden. Beide eilanden heb
ben hun eigen luitenant-gouverneur, die de
verbindingsman tussen hen en het Ver
enigd Koninkrijk is.
Hoewel beide eilanden dus tot Groot-
Brittannië behoren hebben zij geen enkele
officiële of wettelijke binding met elkaar
en dat heeft tot gevolg, dat vele zakelijke
instellingen los van elkaar staande bijkan
toren hebben op de twee eilanden, die
onder elkaar het spelletje van „wie is u
eigenlijk?" braaf meespelen. In deze goed
moedige rivaliteit heeft Jersey het wapen,
dat het met zijn 57.000 inwoners (tegen
Guernsey met zijn 46.000) het grootste
eiland is.
De Guernsey-men hanteren daarentegen
het argument, dat zij moderner zijn en
progressiever en vooral ook Engelser.
Waarop die van Jersey met hun lage belas
tingen en nog lagere accijnzen dan weer
aanvoeren, dat zulks inderdaad aan de be
lastingen van Guernsey wel te merken is.
De welvaart in persoon
Hoewel deze grappenmakerij de efficiën-
cy misschien niet altijd ten goede komt en
men er trouwens in het algemeen de typi
sche eiland-mentaliteit van „komt het van
daag niet dan komt het morgen wel", aan
treft, moet men er niet uit afleiden, dat de
eilanders het zaken doen niet verstaan. En
die eigenschap, gecombineerd met zorgvul
dig bewaarde privileges, een vindingrijk
heid, die men altijd op eilanden vindt, een
j zacht klimaat, een rijke bodem, en moder-
'"xie, snelle verbin?\.gen naar een enorm af
zetgebied zowel voor agrarische producten
als voor toeristische attracties heeft er
voor een welvaart gezorgd, zoals men die
tevergeefs eiders in Europa zal zoeken. Op
de honderd vierkante kilometer van Jer
sey rijden ruim twaalfduizend auto's
rond, meer dan één voor iedere vijf inwo
ners. En het lijkt haast wel alsof iedere in
woner van het eiland ondernemer is, want
het grootste deel der arbeidskrachten moet
worden geïmporteerd, uit Frankrijk, Oos
tenrijk, Zwitserland en Italië voor de
hötelbedrijven en uit Frankrijk en Enge
land voor de landbouwbedrijven, die voor
het merendeel zeer arbeidsintensief zijn.
Want Jersey exporteert enorme hoeveel
heden nieuwe aardappelen en tomaten naar
het hongerige Engeland en maakt daar
beste prijzen voor. Zodat de geïmporteer
de landarbeiders er hoge lonen krijgen en
graag komen. Bovendien heeft Jersey dan
nog zijn wereldberoemde vee, de licht
bruine, kleine Jersey-koe die de vetrijkste
melk ter wereld produceert en bijzonder
sober is.
Ook Guernsey heeft zijn eigen speciali
teiten en wel voornamelijk tuinbouwpro
ducten, die onder glas worden geteeld. Er
zijn daar zoveel kassen, dat op een zonnige
dag het midden van het eiland één enorm
glinsterend meer lijkt, hetgeen overigens
door vele natuurliefhebbers wordt be
treurd. Maar de Guernsey-man die er zijn
tomaten teelt, of zijn narcissen, irissen en
tulpen (in Februari en Maart) zijn gladioli
of chrysanthemums, kan dat minder sche
len. De tuinbouw van Guernsey, die tussen
haakjes een zeer levendige connectie met
de Hollandse bollenstreek onderhoudt,
brengt het eiland schatten geld in het
laatje en behoort tot de modernste ter we
reld.
Zonnig Engeland
Ondanks en misschien ook wel een
beetje dóór al deze commerciële welvaart,
is het genoegelijke karakter van de eilan
den niet aangetast en zij vormen nog steeds
oases van vrede en rust en goedkoopte,
waarnaar menige Engelsman met een
scheel oogje van verlangen kijkt. Verlan
gen om er zich te vestigen. Want het leven
rolt hier voort langs de rustige banen, die
de Brit zozeer bemint. Hij vindt er de zon,
die de bloemen in het tuintje om zijn „cot
tage" doet opschieten als kool, reden te
meer dus om dit paradijselijk klimaat te
verkiezen boven de regen, de mist en de
smook van zijn échte vaderland. Hij vindt
er golfbanen en lagere belastingen en een
distributie, die al is zij formeel dezelfde als
in Engeland, toch zeker een dubbele arm
slag laat. Hij vindt er (in zijn ogen) een
mondaine badplaats, maar ook rustige
baaien met een gouden strand en een
blauwe zee, waar hij het rijk alleen kan
hebben. Hij heeft er zelfs op dit kleine
oppervlak het idee van „in the country",
buiten dus, te zijn. Want er zijn honderden
stille, intieme laantjes waar de bomen op
de wallen aan de kant een natuurlijk scha-
duwdak vormen en waar al de rust van
deze wereld heerst. Hij vindt er sprookjes
achtige valleitjes waar een klein boerde
rijtje, overwoekerd door honderden wilde
bloemen, stilletjes ligt te dromen.
Kortom, hij vindt er het stukje Engeland
waar hij van dx-oomt. Een Engeland zonder
soberheid, zonder problemen, zonder harde
strijd om het bestaan. Een zonnig Enge
land met het kleine scheutje continentale
saus, dat de Eugelse keuken zo slecht kan
ontberen. En hij is er zo tevreden als een
kind. W. L. B.
Elke GENERATIE heeft haar dichters, die in de schaduw blijven. Voor die van
1910, waartoe Bloem en Van Eyck, Roland Holst en Van Nijlen, Greshoff en
Gossaert behoren de zogenaamde dichters van „De Beweging", ontbloeid onder het
bezielend patronaat van Albert Verwey's „Noordwijker Kamer" zijn dat H. W.
J. M. Keuls en, in mindere mate, Albert Besnard geweest. Beiden, van dezelfde
leeftijd ongeveer, begonnen hun verzen in werk van enige omvang laat te bundelen,
aanzienlijk later dan hun tijdgenoten, en beider productiviteit bleef nadien betrekke
lijk beperkt. Maar al traden zij dan pas tegen het midden van hun leven in het licht
der openbaarheid, al waren ze in volgorde van tijd nakorners, als nabloeiers kunnen
ze allesbehalve worden beschouwd en als navolgers nog minder. Zonder hen, zonder
de wezenlijke trekken van hun deels opstandige (Besnard), deels weemoedige (Keuls)
poëzie, zou het beeld van deze „grensgeneratie", van deze „grensdichtkunst" onvol
ledig blijven.
Al deze dichters van de „richting-1910"
stonden met hun leven en hun werk op de
grens van twee werelden, twee ervaringen,
twee levensgevoelens. Opgegroeid in een
tijd die nog vredig genoemd althans
vredig „gedroomd" kon worden, gerijpt
tijdens de catastrophale jaren na 1914, dra
gen zowel Besnard als Keuls het waarmerk
van hun dichtergeneratie: een diep onver-
vuld-zijn, een onstilbaar heimwee naar
„een verloren geluk", een „elysium", een
„vroeger" of „elders", of hoe deze inner
lijke ervaring van een kosmisch-schone
orde genaamd mag zijn. Laat het een „be
schroomde, teedre waan" zijn, zoals Bes
nard het heette, een „nooit vergeten en
open einde", dat Roland Holst verscheen in
zijn onvergelijkelijke „Winterdageraad",
laat het een „droom" voor de één, een
„Godsopenbaring" voor de ander zijn, voor
allen betekende het „een genadebeeld voor
wie dat mag verstaan", zoals Dante het in
„Het nieuwe leven" noemt, in de vertaling
van Keuls
Gedurig tweegesprek
Dat Keuls na Nico van Suchtelen en A.
H. J. van Delft opnieuw een vertaling van
dit ten dele lyrische, ten dele mystisch-
wijsgerige meesterwerk over de bovenzin
nelijke liefde ter hand heeft genomen, is
kenmerkend voor de aard van zijn poëzie,
die een Dantesk-metafysisch, gedurig twee
gesprek is: tussen zijn verdeelde en aards-
gebonden Zelf en dat „andere", dat zich
voor hem herhaaldelijk verpersoonlijkt in
een (of „het") naamloos geliefde, een „U",
een aan het aardse ontstegene. „Verper
soonlijkt"dat is allicht te veel gezegd:
dat andere, waarnaar zijn dromen uitgaan
en dat hem een enkele keer nabij is in „een
verbeeld ontmoeten", néémt geen gestalte
aan; het verschijnt nu eens in een lichtval
tussen anemonen, dan in de zonneweelde
van een zomerdag, een andere keer in mu
ziek „die alles is wat geen naam meer
heeft", het schenkt de dichter enkele ogen
blikken van ontheven-zijn van de „aardse
druk" en laat hem eenzaam achter in het
onherbergzaam „nu" en „hier", gehuld „in
zijn eigen schemering".
Schemerig, weifelend tussen aards duis
ter en licht van heldere herkomst, is de
poëzie van Keuls, ondanks haar haast tra
ditionele vormgeving, haar gewillige on
derwerping aan versvoet en rijm, in hoge
mate. Men heeft hem dat als een tekort
aangerekend, een tekort aan plastiek, aan
bewogenheid, aan melodische wendingen,
en hem op grond daarvan een „minor poet",
een tweede-rangsdichter genoemd. Maar
waar bleef bij dat oordeel het oor, dat
Keuls inderdaad hóórde? Er is diep onder
de gemakkelijk herkenbare en daardoor
juist verhullende bovenmelodie van zijn
vers een zo verstilde, verijlende ondertoon
gaande, dat men lang en met meer dan
aandacht alleen moet luisteren, dat men
zich op dit murmelend rhythme moet gaan
bewegen, om even ver weggedragen te
worden als de dichter is gegaan. En daar,
in dat geheimzinnig klankregioon van het
vervagende fluisteren een natuurgeluid
vaak, „alsof een schelp een stem kreeg"
aldus omschreef Roland Holst dat zingend
murmelen klinkt dé weemoed om het
verlorene, ruist als op een windzucht de
ingetogen verrukking om één enkel ogen
blik van begenadigd binnengaan in „het
verloren land".
Keuls' jongste bundel
Keuls, dezer dagen zeventig geworden,
heeft het werk van de laatste jaren samen
gevat in de onlangs verschenen bundel
„Regionen" met de uitgave waarvan
hem meer eer is betoond dan met de of
ficiële erkenning, die hem in 1948 met de
poëzieprijs van Amsterdam en de Tollens-
prijs ten deel viel. Hier immers, in deze
bundel, treedt de dichter van de vierdelige
„Verzamelde Gedichten***) ten volle pas
uit de schaduw van zijn verleden in het
licht van zijn werk een diffuus, onaards
en teder licht waarin de weemoed, het
verlangen, de onwankelbare hoop „dat een
maal verjongd de wereld opengaat", het
persoonlijk lot verre achter zich laten; het
is onze menselijke conditie geworden, de
berooide mensenstaat waarin we verkeren,
die elegisch bezongen wordt. Haast is de
Ziehier een straat in St. Heiier, de hoofdstad van het eiland Jersey, dat met zijn
28.000 inwoners een vriendelijk, typisch Engels stadje is. Maar ge hoort er misschien
meer verschillende talen dan waar ook ter wereld. Ten eerste zijn er de talloze tou-
risten uit het buitenland die alle talen van West-Europa toe komen voegen aan het
Engels en het patoisvan Jersey zelf. Maar daarnaast hoort ge het Frans van de
vele Franse arbeiders die hier komen werken, het Zwitsers en het Italiaans van het
vreemde hotelpersoneel en mogelijk zelfs de oude Keltische taal waarin geïmporteerde
arbeidskrachten uit Wales en uit Bretagne zonder moeite met elkaar kunnen
converseren.
weemoed verstild, het heimwee verhelderd,
de vernedering van de steeds weerkerende
menselijke zondeval aanvaard, zó opgeno
men zijn al deze ervaringen in een alge
meen-menselijk, een kosmisch verband.
Ook hier is de dichter, als vroeger, ge
vleugeld en vleugellam tegelijk, „zinkend
en weer opgerezen", en altijd nog, met de
onknechtbare hoop der „ontembaren",
wachtende dus tegen beter weten in. Maar
wachtende met de standvastigheid van die
enkelingen, die een zingend ondergaan ver
kiezen boven een lafhartig heulen met de
zielloosheid van deze tijd. In enkele ge
dichten is Keuls' toon speelser, lichter ge
worden, onder invloed mag men aan
nemen van de Franse dichter Jules Su-
pervielle (met wie ik in deze kanttekenin
gen Achterberg eens heb vergeleken),wiens
werk voor Keuls een herkenning betekende
van iets van zijn eigen, nog sluimerend
wezen, en van wie hij een twintigtal ver
zen. aan deze bundel toegevoegd, vertaalde.
Keuls is, zoals eigenlijk al zijn generatie
genoten, slecht verstaan. Van Eyk mag èr-
kend zijn, gékend wordt hij matig. Roland
Holst, veel bewonderd en ijverig gecom
mentarieerd, bleef grotendeels onbegrepen.
Greshoff heeft men, misleid door een „op
tisch bedrog", geprezen om wat hij slechts
ogenschijnlijk is. De „eigenlijke" Bloem,
dezer dagen onderscheiden met de P. C.
Hooftprijs, is achter zijn eenvoud door
weinigen ontdekt. En Van Nijlen leest
men hem wel, en hóórt men hem als men
hem leest? Het is het lot van een „grens
generatie" gedicht te hebben voor een
verre toekomst misschien. Zal het Keuls
beter vergaan?
C. J. E. DINAUX.
Dante Alighieri: „Het nieuwe leven", ver
taald en ingeleid door H. W. J. M. Keuls (Po
pulaire editie van de ,,Onsterfeli3ken"-reeks,
Uitgeverij Contact. Amsterdam-Antwerpen).
H. W. J. M. Keuls: „Regionen", Gedichten,
gevolgd door vertalingen naar Jules Superveille
(Serie „De Ceder", J. M. Meulenhoff, A dam).
ld.: „Verzamelde Gedichten" in vier delen
(A. A. M. Stols, 's-Gravenhage).
ADVERTENTIE
Verbazend gemakkelijk Uw leraar
steeds ter beschikking te hebben!
Hebt u een vrij uurtje? Dan neemt
U eenvoudig de Bekende Schriftelijke
Cursus Resa-Hilversum uit de kast.
Opleiding voor Staats-examen en
H.B.S., Mulo-examen, Onderwijzers
akte en andere officiële examens. Het
instituut met de meeste geslaagden!
Vraag ons nieuwe prospectus.
Met ingang van heden kan men in „Het
Huis van Looy" een groot aantal schilde
rijen, tekeningen, aquarellen en etsen van
de Rotterdamse schilderes mevrouw Hen-
riëtte ReuchlinLucardie bezichtigen, die
in dit Haarlemse museum tot 22 Juni zijn
tentoongesteld. Men kan het werk van deze
begaafde kunstenares stellen naast dat der
Amsterdamse Joffers en dan enkele over
eenkomsten en verschillen opmerken. De
verfijning' van toon en kleur, die men
steeds bij de Amsterdamse schilderessen
met vreugde weer ontdekt, bezit mevrouw
ReuchlinLucardie niet in gelijke mate.
Zij is iets stoerder en in haar landschap
pen en stillevens bevindt zich soms een
ietwat branderig bruin, waaruit men zou
kunnen opmaken, dat zij als Rotterdamse
buiten het rayon der atmosferische blau
wen en grijzen vertoeft, die de eigenaar
dige tedei-heid aan het Hollandse impres-
sionnisme geven.
Mevrouw Reuchlin laat behalve haar
schilderijen een aantal aquarellen zien,
waarvan de meeste in het buitenland zijn
gemaakt. Daar zijn heel fraaie bladen bij,
ontstaan in Boedapest, in Algiers, in Sevilla
en in Honfleur. In deze Franse havenstad
maakte zij een aquarel, die uitmunt door
de juist getroffen stemming en de gemak
kelijke tekenvoordracht. Maar het verras
sende was voor mij de kleine aquarel voor
stellend een riviergezicht te Rotterdam, uit
de hoogte gezien waardoor de horizon met
kranen op de kade naar de bovenkant van
het blad is geschoven. In het midden wordt
de compositie doorbroken door de top van
een boom en links onder plaatste de schil
deres zeer geestig de kleurige pijp van een
stoombootje.
Een hieraan verwante manier van ob
serveren trof mij in het zeer mooie schil
derijtje van het kerkhof van Montparnasse
in Parijs, waar ruimte en stemming ge
accentueerd werden door drie op het voor
plan geplaatste boompjes. Een kleine stu
die van een staand naaktfiguurtje, op de
rug gezien frappeert ook door de goed af
gestemde kleur en de rechtlijnigheid in de
bouw van de omgevende ruimte. Mooi
vond ik verder een panorama uit de om
geving van Avignon.
Mevrouw ReuchlinLucardie schilder
de ook menig stilleven met vissen en dode
vogels, waaruit blijkt dat zij het „vak" niet
„en bagatelle" beschouwt, doch waarbij de
voorwerpen tezeer de aandacht voor zich
zelf opeisen, zodat de schok van hevige
schoonheidsontroering geen kans krijgt
door te breken. Al maakte mevrouw Reuch
lin dus vele verre reizen, emotioneel waag
de zij zich niet ver van huis. Het gevolg is
een zeer beschaafde kunst, voor menigeen
uiterst verstaanbaar èn vertrouwd.
OTTO B. DE KAT