Otello
Acht Franse tijdgenoten
van Vincent van Gogh
Meer variatie in bespeling
van Haarlemse Schouwburg
Getuigenis en kunstwerk
De beste mensen
Berichten over het
Holland Festival
Kroniek van Indonesische tragedie
ZATERDAG 6 JUNI 1953
Engelse litteratuur
ra
STEDELIJK MUSEUM
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
02a AUTO-FINANCIERING
Viswinkels mogen tot
zeven uur open zijn
Zoals men uit de diverse hierop betrek
king hebbende berichten reeds heeft kun
nen afleiden, zullen de 'verhoudingen in
het Nederlandse toneelleven, voor zover
het de gesubsidieerde gezelschappen be
treft, in het volgende seizoen nogal ingrij
pende wijzigingen ondergaan. Het opgehe
ven A.T.G. wordt als vaste bespeler van
de Amsterdamse Stadsschouwburg zo
goed als zeker door de Nederlandse Come-
die opgevolgd, het Oosten des lands krijgt
in „Theater" onder leiding van Rob de
Vries en Kees van lersel een eigen ensem
ble en het Nederlands Volkstoneel wordt
voortgezet in andere vorm onder de naam
Toneelvereniging, met A. Defresne als ar-
Julian Frankly n,
The cockney (André Deutsch, London)
Cockneys, zoals bekend, zijn de bewo
ners van de stad Londen, met enige be
perkingen, die niet makkelijk zijn aan te
geven; in ieder geval niet de hogere lagen
van de bevolking, die geen Londens,
Cockney-Engels spreken, en evenmin de
immigranten uit de rest van Engeland;
maar er valt over te twisten of men be
paald geboren moet zijn in de East End
van de stad, en zelfs binnen gehoors-
afstand van Bow Bells, de klokken van
Bow Church.
De herkomst van de naam Cockney is
een van de onderwerpen van Julian
Franklyn's boek. De geloofwaardigste ge
schiedenis schijnt de volgende te zijn:
oorspronkelijk was een cockney een mis
vormd ei, waarvan men, in ernst of niet,
dacht dat het door een haan (cock) ge
legd was; daaruit ontwikkelde zich de be
tekenis van een „verwend kind", en ver
volgens die van stadsmens, omdat de be
woners van de stad in de voorstelling van
de plattelanders hun leven in donzen
weelde sleten. De concentratie van het
woord op de Londenaar begon in de 16e
eeuw; het eerste bekende geval van ge
bruik in deze betekenis dateert van 1617.
Intussen is de betekenis van „zacht ei"
natuurlijk wel zoek geraakt, het leven in
Londen is dan ook niet herkenbaar zoeter
dan in andere delen van Engeland. Wat het
woord Cockney nog wel inhoudt is moei
lijk te zeggen, behalve dan een vertegen
woordiger van de groep die met het Lon-
dense accent spreekt accent of dialect,
die onderscheiding is er niet makkelijker
op geworden sinds streekbewoners in aller
lei landen begonnen zijn hun eigen spreek
wijze te eerbiedigen, en nu bovendien ook
in deze tak van cultuur de maatstaven
twijfelachtig geworden zijn (de inwoner
van Haarlem, waar het zuiverste Neder
lands gesproken schijnt te worden, heeft
tegenover dit probleem allicht een conser
vatieve inslag).
Julian Franklyn zou zeker het woord
„accent" niet willen horen. Hij kan zich
daarvoor ook beroepen op een aantal bij
zondere termen en zegswijzen, maar zijn
sympathie voor de Londenaar heeft hem
bovendien zo overstelpt, dat hij niet dan
met tegenzin bereid zou zijn een ander
mensenslag ook maar een gelijke waardig
heid toe te kennen. Het begrip gelijkheid
is hier eigenlijk niet van toepassing, want
de waardigheid die Franklyn toekent ba
seert hij allerminst op moderne nivelle-
rings-ideeën. Als waar conservatief ver
klaart hij de klassestrijd tot een uitvinding
van gewetenloze politici; de Cockney is
voor hun gelijkheid te goed, al wordt er
met behulp van gelijkheidstheorieën het
nodige gedaan om zijn eigen levenswijs te
vernietigen.
Wat Franklyn tot schrijven brengt, is
voornamelijk trots op „zijn" Cockneys (dat
hij er zelf geen is, blijkt uit zijn toon vol
doende). Dr. Cockney zelf is een pracht
kerel, en dit boek erover is alleen geschre
ven om te laten zien op welke manieren
hij dat wel is; Londen is natuurlijk the
greatest city van de wereld, en ziet zich
zelfs „de beste drinkwatervoorziening van
de wereld" toegeschreven dergelijke
malligheden komen overigens maar zelden
in het boek voor.
Om zijn voorstelling van de Cockney
binnen redelijke verhoudingen te kunnen
plaatsen, moet de lezer maar bedenken dat
een dergelijke trots beter verklaard kan
worden uit de behoefte van wie haar voelt,
dan uit de verdiensten van wie er het
meewerkend voorwerp van is; dan zijn uit
vallen als die over de waterleiding nogal
beminnelijk naïef.
Wat de lezer niet goed kan maken is het
gebrek aan sociologische verwerking van
het cockney-materiaal. Voor Franklyn is
dr. Cockney geen wezen dat men aan be
paalde begrippen toetst, maar zelf de maat
staf voor anderen, die overigens op zijn
best kunnen hopen dat zij niet al te ver
tekort zullen schieten; en als hij geen
maatstaf is, dom alleen omdat de gedachte
aan een dergelijke vergelijking in het ge
heel niet hoort op te komen. Wat er aardig
is in Franklyn's boek zijn de verhalen en
de beschrijvingen van Cockney-gebruiken
en -gewoonten. Het eerste en grootste deel
bevat hoofdstukken over straatventers,
taxichauffeurs, busconducteurs, stalletjes
en koffiehuizen, de markt van Covent Gar
den, straatspelletjes, krantenjongens, sand
wich-men, en zulke onderwerpen. Soms is
het enige verbazende eraan dat de schrij
ver blijkbaar weinig voorstelling heeft van
de dingen die in alle steden ter wereld on
geveer" hetzelfde zijn; maar anders is het
wel onderhoudend, en dan op een speciale
manier door de afwezigheid van enige af
stand tussen de schrijver en zijn onder
werp. Het vertrouwen in de superioriteit
van de Cockney heeft maar af en toe pijn
lijke resultaten, zoals wanneer Franklyn
vertelt dat op de lijst van doden na een
paniek in een East End theater geen vrou
wen en kinderen voorkwamen; hij voegt
daar de veronderstelling bij dat het na een
paniek in het West End, waar de beter ge
situeerde klassen op theaterbezoek gaan,
„wel eens anders had kunnen zijn".
De laatste hoofdstukken van het boek
gaan over het onbetwistbare herkennings
teken van de Cockney: zijn taal. Men
vindt er „enige opmerkingen", geen syste
matische behandeling, al spreekt Franklyn
hier wel meer in de trant van de onbewo
gen deskundige. Dit gedeelte is, ook voor
wie met de Londense taal in het geheel
niet vertrouwd is, wel aardig om sommige
van de afleidingen van slang-woorden.
Voor een sixpence (zesstuiverstuk) bij
voorbeeld bestaat het slangwoord tanner,
(looier), waarvan geen afleiding gegeven
wordt; maar ook het woord Lord dat deze
betekenis gekregen heeft doordat manor
(heerlijkheid) op tanner rijmt: tanner
Lord of the manor Lord. Zulke onthul
lingen over rijm-slang zijn goed tegen
illusies van kernachtigheid. S. M.
tistiek directeur. Alleen in Rotterdam en
Den Haag blijft alles, kleine wijzigingen
in de bezettingen daargelaten, bij het oude.
Haarlem, dat na de oorlog eerst Comedia
en daarna de Nederlandse Comedie recht
streeks geldelijk steunde, evenals Utrecht,
zal nu zo luidt althans het plan, dat nog
door de raad moet worden goedgekeurd
de subsidie ter beschikking van de geza
menlijke gecoördineerde gezelschappen
stellen. Dit brengt belangrijke veranderin
gen, die stellig voordelen zullen blijken te
zijn, in het speelplan met zich mee. Voor
waarde 'van deze algemene subsidie zal
namelijk wezen, dat de grote gezelschap
pen zorgen voor een behoorlijke bespeling
van het theater tijdens de weekeinden en
feestdagen, waarin dus voortaan veel meer
afwisseling komt. De thans reeds door di
recteur Hm. Deinum onder voorbehoud
dat de regeling aanvaardt wordt afge
sloten contracten wijzen dit duidelijk uit.
Gedurende de weekeinden en feestdagen
in het seizoen 19521953 werden floor de
gecoördineerde gezelschappen 56 voorstel
lingen gegeven, waarvan 45 door de Ne
derlandse Comedie, maar in het volgende
seizoen bedragen deze cijfers respectieve
lijk 59 en 19. Op de andere Zaterdagen en
Zondagen zal de Haarlemse schouwburg
bespeeld worden door het Rotterdams To
neel (10 keer, vorig seizoen 2 keer), door
de Haagse Comedie (12 keer, vorig seizoen
0 keer) en door de Toneelverenigingen met
7 voorstellingen. In plaats van 9 voorstel
lingen door het A.T.G. komen er nu 11
door de groep Theater.
Vaker en beter
Het is duidelijk dat deze gezelschappen
onder de nieuwe voorwaarden niet alleen
vaker in Haarlem komen, maar ook meer
zullen doen, dat wil zeggen: het beste van
hun répertoire laten zien. De rest van de
weekeinden wordt door het Vrije Toneel,
de Rotterdamse Comedie (van Richard
Flink en Kees Brusse) en de Hoofdstad
Operette gevuld. Twee avonden zijn verder
nog voor Wim Sonneveld gereserveerd.
Wim Kan slaat ditkeer een seizoen over,
omdat pas in het begin van het volgend
jaar de première zal plaats hebben van
zijn nieuwe programma, dat eerst twee
maanden in Den Haag en dan twee maan
den in Amsterdam wordt vertoond.
Op gewone weekdagen zullen er gedu
rende het volgende seizoen 35 voorstellin
gen worden gegeven, waarvan 25 door de
gesubsidieerde gezelschappen. Daar steeds
meer bezoekers de voorkeur geven aan
couponboekjes worden de series première
abonnementen van twee tot één verlaagd.
Voor de zogenaamde personeelsabonne-
menten is de belangstelling nog steeds
groeiende. In totaal werden er gedurende
het zojuist afgelopen seizoen, dus in een
periode van tien maanden, 146 toneelvoor
stellingen door beroepsgezelschappen in de
Haarlemse schouwburg gegeven, hetgeen
een belangrijke vooruitgang in vergelijking
met de toestand van voor de oorlog be
tekent.
Verwacht kan worden, dat in ieder geval
de Toneelvereniging en het gezelschap
Theater enige premières in Haarlem zul
len geven. Verder komt er twee keer een
Italiaans operagezelschap en een Spaans
danspaar. Over de verdere balletavonden
is nog niets met zekerheid te zeggen. Het
is de bedoeling van de heer Deinum de
Concertzaal mede te bestemmen voor het
geven van populaire toneelvoorstellingen.
Nu er voor het balcon een gordijn gehan
gen kan worden, is de verstaanbaarheid
hier zeer toegenomen. De mogelijkheden
van aankleding en belichting van het toneel
Als aanvulling op het in omloop gebrach
te programma van het Holland Festival
kan nog worden meegedeeld, dat de Griek
se actrice Elsa Verghis op 29 Juni in Den
Haag en op 1 Juli te Amsterdam (matinée
in het nieuwe De la Mar-theater) fragmen
ten uit antieke tragedies, te weten van
Euripides en Sofocles, ten gehore zal bren
gen. Zij maakt deel uit van het Grieks
Nationaal Theater en studeerde verder in
Amerika en Engeland, waar zij tevens tal
van voordrachtavonden gaf.
In het Rijksbureau voor kunsthistorische
documentatie aan de Korte Vijverberg te
Den Haag en in het Stedelijk Museum te
Amsterdam wordt een onder auspiciën van
het Europees Cultuurcentrum ingerichte
tentoonstelling van theaterfoto's gehouden,
die een rondreis maakt door alle landen,
waar deze zomer kunstfestivals plaats heb
ben. Er zijn ook vele bijdragen van. Neder
landse fotografen (zoais Particam en Le-
maire) te bewonderen. Men zal uit het
materiaal een overzicht kunnen krijgen
van wat er in het afgelopen seizoen in
Europa op theatergebied te doen is geweest.
In hoofdzaak zijn het actiefoto's dus tijdens
de voorstellingen genomen.
Mede dank zij een gemeentelijke subsidie
is het mogelijk geworden verscheidene uit
voeringen'gedurende het Holland Festival
tegen sterk gereduceerde prijzen te geven.
Zo geeft het Concertgebouw-Orkest drie
De Amerikaanse zangeres Nadine Conner
van de Metropolitan Opera in New York,
hier bekend door haar vele gramofoonpla-
ten, komt de rol van Suzanne in „De brui
loft van Figaro" van Mozart zingen bij de
Nederlandse Operaafwisselend met
Louise de Vries.
ADVERTENTIE
zijn belangrijk verbeterd. In ieder geval
zal men er het volgende seizoen enige
keren het ensemble van Johan Kaart kun
nen zien. De „schmiere"-troepen zullen
geweerd worden, opdat het publiek ook in
deze tweede schouwburg vertrouwen krijgt.
Eén der hoogtepunten van het komende
Holland Festival wordt ongetwijfeld de
serie opvoeringen door de Stedelijke Opera
uit Essen van het nagelaten werk. „Lulu"
van Alban Berg, die ook „Wozzeck" maak
te. Hier ziet men een scène met Carla
Spletter (in de titelrol) en Julius Jüllich.
speciale concerten (onder leiding van Josef
Krips en Eugène Ormandy) en komen er
enkele populaire voorstellingen van de
Nederlandse Opera in de Stadsschouwburg
(onder meer op 19 Juni, op welke avond
Jurriaan Andriessen de première van zijn
ballet „Picnic" dirigeert) en van het Grand
Ballet du Marquis de Cuevas in Carré.
De Holland Festival Club is dit jaar ge
vestigd in het I.C.C. te Amsterdam en in
het Palace Hötel te Scheveningen, waar
dus gelegenheid bestaat voor bezoekers en
kunstenaars om elkaar te ontmoeten. Er
worden diverse demonstraties gehouden
door de exotische dansgroepen, die in het
Festival optreden, verder zullen er inlei
dingen en recitals plaats hebben en komen
er enkele costuumshows. De defintieve pro
gramma's daarvan worden nog nader be
kend gemaakt, zodra de data vaststaan.
Het comité Amsterdam Ontvangt organi
seert wederom twee demonstraties van na
tionale klederdrachten, die zullen plaats
hebben op 22 en 26 Juni op het terras van
het Vondelpark-paviljoen in Amsterdam.
Tijdens de drie voorstellingen van Otello
van Verdi door de Nederlandse Opera in
het Holland Festival wordt de titelrol
vertolkt door Ramon Vinay.
Nu we dit jaar de honderd jaar geleden plaats gehad hebbende geboorte van Vineent
van Gogh herdenken, is het begrijpelijk dat men behalve aan een grote pverzicht-
tentoonstelling van zijn werk behoefte heeft aan begeleidende expositiesdie een-
beeld geven van het artistieke klimaat waarin zijn kunst zich ontwikkelde en tot
bloei kwam. Het is vooral in het Stedelijk Museum te Amsterdam dat men hiervan
kennis kan nemen. Na de bijzonder sympathieke tentoonstelling van de collectie van
Theo van Gogh, waaruit men zien kon dat de broers in veel opzichten een overeen
komstige waardering voor de kunstuitingen van hun tijdgenoten hadden, heeft men
nu een verzameling van 65 schilderijen van acht Franse schilders bijeengebracht. Het
speciale van deze expositie bestaat hierin, dat al deze werken vervaardigd zijn tussen
1880 en 1890, de korte spanne tijds dus, waarin Van Gogh zijn gigantisch oeuvre
geschapen heeft. De acht schilders zijn: Cézanne, Gauguin, Toulouse-Lautrec, Manet,
Pissarro, R,enoir en Seurat.
De kunsthistoricus moet het - en dit is
min of meer zijn noodlot - voor een groot
deel van de vergelijking hebben. Conclu
sies, uit vergelijkingen getrokken, kunnen
leerzaam zijn, maar houden meestal, naar
de ene of naar de andere kant, een on
rechtvaardigheid in. De raadselachtige,
explosieve scheppingsdrift van Van Gogh,
die in tien jaar tijd een aantal werken
voortbracht, die zowel door hun aantal
als door hun oorspronkelijkheid en ex
pressiviteit de wereld verbaasden, kan
men niet stellen naast de productie van
tijdgenoten, wier levenstempo veel gema
tigder was en wier ontwïkkkeling zich in
een veel .breder tijdvak uitstrekte, zonder
gevaar te lopen een vertekende gevolg
trekking te maken.
Gauguin ging in 1891 voor de eerste keer
naar Tahiti, waar hij zijn persoonlijkheid
VOOR ZOVER DE realiteit van de oorlogsjaren uitdrukking heeft gevonden in onze
litteratuur is er op een weliswaar korte maar genoegzame afstand van die
gruwelijke tijd beschouwd, eigenlijk niet veel van blijvende waarde te voorschijn
gekomen. Ongetwijfeld werden er aangrijpende verzetsgedichten geschreven, maar
het getal, dat een onbevooroordeelde critiek kan doorstaan, is gering. En wat het
proza betreft is de oogst nog schraler. Bert Voetens „Doortocht" destijds, nog
kersvers onder de indruk van het doorstane leed, overmatig geprezen bleek bij
nuchterder beschouwing niet meer te zijn dan een stuk verdienstelijke journalistiek
met dichterlijke inslag. De oorlogsromans (en -novellen) van een Maurits Dekker
(hoofdzakelijk van documentaire waarde), Willy Corsarï (meer „verhaal" dan
belevenis), Vestdijk (meer historische constructie dan getuigenis) en Theun de Vries
(sterk van inhoud, zwak van bouw), zullen geen van alle het tijdperk van hun
ontstaan anders overleven dan als geschiedkundig materiaal. Wat meer is dan dat,
kan op de vingers van één hand worden geteld: Anne Franks „Het Achterhuis", de
dagboekbladen van Loden Vogel, enkele novellen is er veel meer dan dit?
De Indische tragedie bleef tot voor kort
ongeschreven, vond althans in de romans
van Beb Vuyk („Het hout van Bara") en
de geromantiseerde repoxdage van A. den
Hertog („Intermezzo in Batavia") geen
weerklank van voldoende litterair gehalte.
Mei'kwaardig genoeg moest het een debu-
Mr. Albert van der Hoogte
tant Albei't van der Hoogte zijn, die
met een voor een eersteling haast onge
looflijke schi'ijfvaardigheid en compositie-
gave niet alleen „het" boek schreef over
het noodlottig misvex-stand van eeuwen
tussen „blank" exx „bruin", maar in een
diep besef van verantwoordelijkheid voor
wat zich in het actueel-historische bestek
voltrekt, ver boven de tragische feiten
uitsteeg en zijn „kroniek uit het na-oor-
logse Indonesië" als een getuigenis, als een
aanklacht te boek stelde.
Het uur van het geweten
„Het laatste uur" zoals de auteur
zijn beek heeft genoemd, is geschreven
door een x'asecht kunstenaar èix door een
man van formaat, een man die zwaar,
draagt aan de nood van zijn tijd en de
Indonesische débacle dan ook niet anders
kan zien dan als één van de vele symp
tomen, waarin zich de algehele ontwrich
ting van de menselijke situatie openbaart.
Dit „laatste uur" omvat oneindig meer dan
het slottafei'eel van d'e politionele actie:
het luidt een cultuurperiode van eeuwen
uit en het luidt de alarmklok van het
menselijk geweten.
Geheel in overeenstemming daai'mee
laat Van der Hoogte de hoofdpersoon van
zijn „kroniek", de Officier van Justitie Op-
zomex-, die in zijn dagboek te rade gaat bij
zijn geweten, het persoonlijk leed ten ach
ter stellen bij de beproeving, die de na
oorlogse wereld het mensdom oplegt. Hij
kent de gruwelen van het Jappenkamp,
het verdriet om het ver-lies van zijn kin
deren, om de ontrouw van zijn vrouw;
maar het is nietig vex-geleken bij de on
dragelijke hopeloosheid, die inmiddels de
maatschappij, waarin hij als een verdwaal
de uit een andere tijd terugkeert, heeft
aangevx-eten. Waar vraagt hij, openbaar
aanklager, zich af, waar bleven de normen
der mensheid?
Temidden van „spookachtige faixtomen
van een wereld zonder hoop" wordt hij
met toenemende beklemming gewaar, hoe
diep de breuk is geworden tussen handelen
en moraal, in hemzelf exx anderen. „Ik ben
bang voor deze handen", bekent Opzomers
collega Romkes, „zij zijn mijn eigen han
den en ik ben er bang voor. Zij zullen din
gen doen die ik zelf niet wil". Anderen
hébben die dingen al gedaan, hebben wan
daden bedreven: de Madoerees Pa Romat,
natuurmens, door zijn driften gedreven
in eeix raamvei'telling, die op zichzelf een
uitnemende novelle is, vat de schrijver zijix
levensloop samen heeft gemoord uit
wraakzucht, gex-oofd uit px-imitieve natuur
drang, manslag gepleegd als guerillaleider,
uit aangepraat nationaliteitsgevoel en
Opzomer zal de doodstx-af eisen; tien ge
wetenloze „bruinen" hebben de halfbloed
Betty Doyle overvallen, toen zij zich met
haar verloofde, een Nederlands militair,
in de eenzaamheid waagde, hebben haar
mishandeld, onteex-d, vermoox-d en Op-
zomer zal de doodstraf eisen voor deze
misdaad tegen een mens, tegen de mens,
tegen „liefde en hoop". Hij zal aan het
strand bij Soekolito staan, waar het exe
cutiepeloton popelend voor de vergelding
is aangetreden, hij zal de salvo's hox-en,
zal „ja" met zijn x-ede en „neen" met zijn
hart zeggen, twijfelen aan de mens, aan
zichzelf, aan de x-echtvaardigheid, aan God,
aan de waarheid. „Wat is de waarheid"?
lang geleden heeft een rechter die
woorden gesproken en zijn handen in on
schuld gewassen, toen van een hout exx
r.ög een hout een kruis werd getimmerd.
Twintig eeuwen zijn misschien niet genoeg
cm het menszijn menswaardig te dragen.
„Blank en bruin"
Op een truck wordt het stoffelijk over
schot weggereden van drie „Nederlandse
jongens". Er is een vlag. Er klinkt een
salvo. Er wordt een mondvol rhetoriek
gesproken en „de jongens" zijn bijge
zet in dezelfde aarde, waarin Pa Romat
en de moordenaars van Betty Doyle exx zo
veel andere gestranden rusten, dezelfde
ook, waarop in de Soos de „blanken" in
een liederlijke roes vex-geten, dat „het
laatste uur" aanstaande is. De blanken, de
bianke mens: Pater van Rome, Opzomei-s
huisgenoot, onwankelbaar in zijn geloof;
de medicus, die de x-ijke Chinezen bedot;
de Nedex-landse soldaat Westx'a, die op de
vlucht slaat als zijn verloofde, Betty Doyle,
verminkt en afgeslacht wordt; de overspe
lige vrouw; de avonturerende man
blanken. Wie wast er zijn handen in on
schuld?
„De mens heeft van de aarde een wil
dernis gemaakt", overdenkt Opzomex-, „en
wij gaan rond, zoekende wie wij zullen
vernielen. Wij vertreden de menselijke
waardigheid met ruwe soldatenlaarzen,
met hooggehakte balschoentjes, met blote
zwarte, bruine en gele voeten. Wij ver
drinken haar in de bar van de sociëteit,
v/ij schieten haar in flarden aan de exe-
cutiepaal, wij verpletteren haar onder onze
overspeligheid en wij laten haar omkomen
door oxxs gebrek aan naastenliefde. Wij
doen of alles is zoals het hoort. Tot de dag
komt waarop wij zullen ontwaken met een
grote schreeuw".
Vei-minkt door een trekbom, aan de rand
vaxx de duisternis (of de helderheid) van
de dood, neemt Opzomer afscheid van dit
leven: „alles is luchtig, bijna zonder om
trek en van een onzegbare tederheid.
Het is op die dagen of de adem der eeuwig
heid langs ons stx-ijkt".
Vaxx de eeuwigheid. Is dat God, die Op
zomer vex'geefs zocht? Hoe dan ook, het is
de verzoening, het is de vi-ede van dit
„laatste uur". Het is het slotaccoox-d van
dit harde, menselijke, gewetensvolle, no
bele boek.
C. J. A. DINAUX
volledig zou ontwikkelen. De schilderijen,
die hij tussen 1880 en 1890 maakte en
waarvan er een achttal op de tentoonstel
ling hangt, zijn dus uit zijn begintijd als
schilder, de periode van Bretagne en Pont-
Aven, met het intermezzo te Martinique.
Als merkwaardigheid zij hier opgemerkt
dat het eigenlijk negen schilderijen zijn,
want aan de achterzijde van het vrouwen
portret (catalogusnummer 14) uit het mu
seum te Grenoble bevindt zich nog een
prachtig rivierlandschap.
Bij Toulouse Lautrec, die in 1864 gebo
ren is en in 1880 dus pas 16 jaar oud was,
houdt de vergelijking nog minder steek.
Duidelijk komt echter uit, hoe begaafd hij
reeds was op zo jeugdige leeftijd, als men
het prachtige portretje van zijn moeder, in
1881 geschilderd, beziet.
Mooi en merkwaardig
Ik zal verder afzien van het noteren der
jaartallen, hetgeen slechts geschiedde om
de bezoeker van deze tentoonstelling te
waarschuwen om te snel een vergelijken
de som te maken.
Eén van de hoogtepunten der expositie
is het hierbij gereproduceerde zelfportret
van Cézanne, dat twee jaar geleden door
het museum te Bern verworven werd. Het
is van de meester van Aix stellig een der
Albert van der Hoogte: „Het laatste uur.
Een kroniek uit het na-oorlogse Indonesië"
(Uitgeverij „Contact", Amsterdam-Antwerpen).
Van der Hoogte werd dezer dagen, zoals
reeds is vermeld, onderscheiden met een reis
beurs van het ministerie van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen.
Cézanne: zelfportret.
indrukwekkendste werken. De gesloten
heid en de bijna achterdochtige expressie
verraden de denker, die met een weer
barstige energie het wezen der kunst wil
de doordringen.
Van Monet zijn er twee versies van het
motief van de twee meisjes in een boot.
Beide naar mijn mening veel mooier dan
het stuk, dat op de tentoonstelling in Den
Haag te zien was. Na het verrukkelijke
landschap „De heuvels bij Auvers" uit het
gemeentemuseum in Den Haag door Pis
sarro, werd ik getroffen door een klein
doekje getiteld „Intéxieur met boeren
vrouw", waarin de stille poëzie en de als
in een blauw licht gedrenkte kleur, die
zijn zeer persoonlijk bezit was, op z'n
mooist uitkomen: een heerlijk mooi stukje
schildei'kunst.
De Seurats komen bijna allen uit het
Museum Kröller-Muller en behoeven dus
niet nader besproken te worden. De Re-
noirs vallen hier tegen, wat wel eens meer
gebeurt. Bevinden zijn mooiste werken
zich nog steeds in particulier bezit?
Om tenslotte nog even op Gauguin terug
te komen: ik zou niet graag de indruk wek
ken, dat de werken, die men hier van hem
zien kan, niet belangrijk zijn. Integendeel:
in zijn „landschap van Le Pouldu" ziet
men, hoe de schilder nog enigszins weife
lend zijn weg zoekt, maar toch x-eeds een
grootheid van vorm en warmte in de kleur
bereikt, die de latere Gauguin reeds dui
delijk aftekent.
Een hoogst mei'kwaardig schilderij is
ook het portret van de familie Schuf-
fenecker uit het museum van moderne
(Naar aanleiding van de opvoe
ringen door de Nederlandse Opera)
OTELLO is Verdi's voorlaatste opera.
Het is een werk waaraan een leven
vol ervaring is voorafgegaan, ervaring die
tot zeldzame levensverdieping heeft ge
leid. Eén voorbeeld: zou de jonge Vex-di,
zou welk jong componist ook, zijn werk
hebben doen uitklinken in deze reinheid
van klank, deze verzoenende muzikale
schoonheid, na het gruwelijk gebeuren van
beide sterfscènes?
De oude maestro breekt met de schabio
nen van de traditionele operastijl. z,xjn
muziek is in Otello geen op zichzelf staan
de schone factor in het geheel, maar zij
past zich psychologisch volkomen aan bij
de behandeling. Het moge waar zijn dat
Verdi van Wagner leerde, hij bleef de
zelfstandige meestei-, Wagners enige grote
muziekdramatische tegenspeler.
Men zou Otello het treurspel van de arg
waan, het drama van het wantrouwen
kunnen noemen. De ridderlijke, overwin
nende veldheer Otello gaat te gronde aan
de zijn liefdesgeluk vernietigende inbla
zingen van de schui'k Jago. Zonder oor te
hebben voor Desdemona's innige ver
zekeringen van haar onwankelbare liefde
en trouw wekt Otello ten slotte zijn ge
liefde kussend uit haar slaap en wurgt
haar. Zijn eigen dood vormt daarna de af
sluiting van het van noodlot, ti'anen en
bloed vervulde werk.
INDRUKWEKKEND in de hoogste mate
is al dadelijk het begin. Verdi schx'ijft
geen ouverture, maar laat onmiddellijk
met de eerste fascinerende maten van het
orkest, storm en ontij suggererend, het
scherm opgaan. Het is alsof hij de toe
schouwer bij de schouder neemt en bij
verrassing midden in de handeling stort.
En deze voelt dit stormtafereel als een
somber symbool van het komende drama.
De vreugde over de terugkeer van de
overwinnaar Otello is niet in staat de on
heilsdreiging te verdrijven. Hoogtepunten
in de muziek zijn dan Jago's drinklied,
het liefdesduet van Otello en Desdemona
in het eerste bedrijf, de komst van de ge
zant van Venetië in het derde en ten slotte
het gehele vierde bedrijf. Hierin bereikt
Verdi een fijngevoeligheid, contrasterend
met momenten van grote dramatische
kracht, die deze actie tot een unicum ih de
operalitteratuur maakt. Het belcanto is er
niet meer om zichzelfs wil, de instrumen
tatie is van een zeldzame verfijning en
het geheel heeft de zuivere eenvoud, die
een bewijs is voor deNvil, slechts de waar
heid te dienen. Hoezeer de componist zich
van zijn bedoelingen in dit opzicht reken
schap gaf, vinden wij onder meer beves
tigd in een brief aan gx-avin Maffei, ge
schreven tijdens zijn arbeid aan Otello. Ver
di zegt daarin: „Een kunst, die verstoken is
van natuurlijkheid en eenvoud, is geen
kunst. Inspiratie brengt onherroepelijk
eenvoud mee".
Verdi's artistieke werkzaamheid is tij
dens zijn lange leven steeds een zoeken
naar oprechtheid en natuurlijkheid ge
weest. Dit voex'de hem al in zijn jongere
jaren tot de kunst van Shakespeare, waar
in hij waarheid naast grote uitdrukkings
kracht vond.
Otello werd in 1886 voltooid, de coihpo-
nist was 73 jaar. Shakespeares drama was
tot Libretto omgewerkt door Vex-di's
vriend en bewonderaar Ax-rigo Boito, zelf
begaafd componist en dichter. Het is in
teressant. Shakespeares Otello te vex-ge-
1 ijken met Boito's libretto, een tekstboek,
waarin Verdi zelf ook weer wijzigingen
heeft aangebx'acht.. Shakespeares eerste
bedrijf, dat te Venetië speelt, is geheel
weggelaten. Het aantal personen is zó in
gekrompen, dat het drama in hoofdzaak
nog slechts door drie figuren wordt be
heerst. Hierdoor is het echter als muziek
dramatisch werk compacter en nog hech
ter van bouw geworden.
YERDI's kunst is een afspiegeling van
zijn zuivere menselijke eigenschappen.
Hij was een zwijgzame, enigszins stroeve
natuur, in 1813 uit zeer eenvoudige ouders
geboren, gehecht aan zijn geboortegrond
en aan zijn vaderland, afkerig van eerbe
tuigingen, bescheiden als een kind. Toen
Otello zijn eerste opvoering beleefde, op
5 Februari 1887 in het Scala-theater te Mi
laan, waren de artistieke élite van Italië
en tal van buitenlanders aanwezig, die in
spanning de opvoering verbeidden. Dade
lijk na Jago's drinklied roept men Verdi
op het podium. Hij komt echter niet, want
hij heeft zelf de grote zinken platen be
diend, die het rollen van de donder moe
ten nabootsen. Hij wil de loop van de han
deling niet onderbreken.
In de laatste jaren van zijn leven een
vermogend man geworden, besluit hij een
Casa di Riposa, een rusthuis voor bejaarde
toonkunstenaars, te stichten. Hij schenkt
het benodigde kapitaal en geeft persoon
lijk aanwijzingen voor de bouw en de in
deling.
In 1901 komt het einde van een lang en
rijk mensenleven, het leven van een waar
lijk groot man.
WILLEM ANDRIESSEN
ADVERTENTIE
FRANS VAN SAAIEN - ASSURANTIËN
lOOtWDK VAM DEYSSfUAAN 1»i/. HAARÜM - TH. 2441»
kunst te Parijs, waarop men de schilder
Schuffenecker, die gelijk met Gauguin de
bank verliet om zich aan de kunst te wij
den, in een afwachtende houding voor de
ezel ziet staan. Iets komisch-illustx-atiefs
is aan dit doek niet vreemd. Als tekening
van een periode is het bijzonder aax-dig.
OTTO B. DE KAT
Op grond van de Winkelsluitingswet is
bij Koninklijk Besluit bepaald, dat win
kels, waar uitsluitend of in hoofdzaak vis
en viswaren plegen te worden verkocht,
op wex-kdagen tot des avonds 7 uur ge
opend mogen zijn. Dit geldt van Maandag
af.