Otello Acht Franse tijdgenoten van Vincent van Gogh Meer variatie in bespeling van Haarlemse Schouwburg Getuigenis en kunstwerk De beste mensen Berichten over het Holland Festival Kroniek van Indonesische tragedie ZATERDAG 6 JUNI 1953 Engelse litteratuur ra STEDELIJK MUSEUM LITTERAIRE KANTTEKENINGEN 02a AUTO-FINANCIERING Viswinkels mogen tot zeven uur open zijn Zoals men uit de diverse hierop betrek king hebbende berichten reeds heeft kun nen afleiden, zullen de 'verhoudingen in het Nederlandse toneelleven, voor zover het de gesubsidieerde gezelschappen be treft, in het volgende seizoen nogal ingrij pende wijzigingen ondergaan. Het opgehe ven A.T.G. wordt als vaste bespeler van de Amsterdamse Stadsschouwburg zo goed als zeker door de Nederlandse Come- die opgevolgd, het Oosten des lands krijgt in „Theater" onder leiding van Rob de Vries en Kees van lersel een eigen ensem ble en het Nederlands Volkstoneel wordt voortgezet in andere vorm onder de naam Toneelvereniging, met A. Defresne als ar- Julian Frankly n, The cockney (André Deutsch, London) Cockneys, zoals bekend, zijn de bewo ners van de stad Londen, met enige be perkingen, die niet makkelijk zijn aan te geven; in ieder geval niet de hogere lagen van de bevolking, die geen Londens, Cockney-Engels spreken, en evenmin de immigranten uit de rest van Engeland; maar er valt over te twisten of men be paald geboren moet zijn in de East End van de stad, en zelfs binnen gehoors- afstand van Bow Bells, de klokken van Bow Church. De herkomst van de naam Cockney is een van de onderwerpen van Julian Franklyn's boek. De geloofwaardigste ge schiedenis schijnt de volgende te zijn: oorspronkelijk was een cockney een mis vormd ei, waarvan men, in ernst of niet, dacht dat het door een haan (cock) ge legd was; daaruit ontwikkelde zich de be tekenis van een „verwend kind", en ver volgens die van stadsmens, omdat de be woners van de stad in de voorstelling van de plattelanders hun leven in donzen weelde sleten. De concentratie van het woord op de Londenaar begon in de 16e eeuw; het eerste bekende geval van ge bruik in deze betekenis dateert van 1617. Intussen is de betekenis van „zacht ei" natuurlijk wel zoek geraakt, het leven in Londen is dan ook niet herkenbaar zoeter dan in andere delen van Engeland. Wat het woord Cockney nog wel inhoudt is moei lijk te zeggen, behalve dan een vertegen woordiger van de groep die met het Lon- dense accent spreekt accent of dialect, die onderscheiding is er niet makkelijker op geworden sinds streekbewoners in aller lei landen begonnen zijn hun eigen spreek wijze te eerbiedigen, en nu bovendien ook in deze tak van cultuur de maatstaven twijfelachtig geworden zijn (de inwoner van Haarlem, waar het zuiverste Neder lands gesproken schijnt te worden, heeft tegenover dit probleem allicht een conser vatieve inslag). Julian Franklyn zou zeker het woord „accent" niet willen horen. Hij kan zich daarvoor ook beroepen op een aantal bij zondere termen en zegswijzen, maar zijn sympathie voor de Londenaar heeft hem bovendien zo overstelpt, dat hij niet dan met tegenzin bereid zou zijn een ander mensenslag ook maar een gelijke waardig heid toe te kennen. Het begrip gelijkheid is hier eigenlijk niet van toepassing, want de waardigheid die Franklyn toekent ba seert hij allerminst op moderne nivelle- rings-ideeën. Als waar conservatief ver klaart hij de klassestrijd tot een uitvinding van gewetenloze politici; de Cockney is voor hun gelijkheid te goed, al wordt er met behulp van gelijkheidstheorieën het nodige gedaan om zijn eigen levenswijs te vernietigen. Wat Franklyn tot schrijven brengt, is voornamelijk trots op „zijn" Cockneys (dat hij er zelf geen is, blijkt uit zijn toon vol doende). Dr. Cockney zelf is een pracht kerel, en dit boek erover is alleen geschre ven om te laten zien op welke manieren hij dat wel is; Londen is natuurlijk the greatest city van de wereld, en ziet zich zelfs „de beste drinkwatervoorziening van de wereld" toegeschreven dergelijke malligheden komen overigens maar zelden in het boek voor. Om zijn voorstelling van de Cockney binnen redelijke verhoudingen te kunnen plaatsen, moet de lezer maar bedenken dat een dergelijke trots beter verklaard kan worden uit de behoefte van wie haar voelt, dan uit de verdiensten van wie er het meewerkend voorwerp van is; dan zijn uit vallen als die over de waterleiding nogal beminnelijk naïef. Wat de lezer niet goed kan maken is het gebrek aan sociologische verwerking van het cockney-materiaal. Voor Franklyn is dr. Cockney geen wezen dat men aan be paalde begrippen toetst, maar zelf de maat staf voor anderen, die overigens op zijn best kunnen hopen dat zij niet al te ver tekort zullen schieten; en als hij geen maatstaf is, dom alleen omdat de gedachte aan een dergelijke vergelijking in het ge heel niet hoort op te komen. Wat er aardig is in Franklyn's boek zijn de verhalen en de beschrijvingen van Cockney-gebruiken en -gewoonten. Het eerste en grootste deel bevat hoofdstukken over straatventers, taxichauffeurs, busconducteurs, stalletjes en koffiehuizen, de markt van Covent Gar den, straatspelletjes, krantenjongens, sand wich-men, en zulke onderwerpen. Soms is het enige verbazende eraan dat de schrij ver blijkbaar weinig voorstelling heeft van de dingen die in alle steden ter wereld on geveer" hetzelfde zijn; maar anders is het wel onderhoudend, en dan op een speciale manier door de afwezigheid van enige af stand tussen de schrijver en zijn onder werp. Het vertrouwen in de superioriteit van de Cockney heeft maar af en toe pijn lijke resultaten, zoals wanneer Franklyn vertelt dat op de lijst van doden na een paniek in een East End theater geen vrou wen en kinderen voorkwamen; hij voegt daar de veronderstelling bij dat het na een paniek in het West End, waar de beter ge situeerde klassen op theaterbezoek gaan, „wel eens anders had kunnen zijn". De laatste hoofdstukken van het boek gaan over het onbetwistbare herkennings teken van de Cockney: zijn taal. Men vindt er „enige opmerkingen", geen syste matische behandeling, al spreekt Franklyn hier wel meer in de trant van de onbewo gen deskundige. Dit gedeelte is, ook voor wie met de Londense taal in het geheel niet vertrouwd is, wel aardig om sommige van de afleidingen van slang-woorden. Voor een sixpence (zesstuiverstuk) bij voorbeeld bestaat het slangwoord tanner, (looier), waarvan geen afleiding gegeven wordt; maar ook het woord Lord dat deze betekenis gekregen heeft doordat manor (heerlijkheid) op tanner rijmt: tanner Lord of the manor Lord. Zulke onthul lingen over rijm-slang zijn goed tegen illusies van kernachtigheid. S. M. tistiek directeur. Alleen in Rotterdam en Den Haag blijft alles, kleine wijzigingen in de bezettingen daargelaten, bij het oude. Haarlem, dat na de oorlog eerst Comedia en daarna de Nederlandse Comedie recht streeks geldelijk steunde, evenals Utrecht, zal nu zo luidt althans het plan, dat nog door de raad moet worden goedgekeurd de subsidie ter beschikking van de geza menlijke gecoördineerde gezelschappen stellen. Dit brengt belangrijke veranderin gen, die stellig voordelen zullen blijken te zijn, in het speelplan met zich mee. Voor waarde 'van deze algemene subsidie zal namelijk wezen, dat de grote gezelschap pen zorgen voor een behoorlijke bespeling van het theater tijdens de weekeinden en feestdagen, waarin dus voortaan veel meer afwisseling komt. De thans reeds door di recteur Hm. Deinum onder voorbehoud dat de regeling aanvaardt wordt afge sloten contracten wijzen dit duidelijk uit. Gedurende de weekeinden en feestdagen in het seizoen 19521953 werden floor de gecoördineerde gezelschappen 56 voorstel lingen gegeven, waarvan 45 door de Ne derlandse Comedie, maar in het volgende seizoen bedragen deze cijfers respectieve lijk 59 en 19. Op de andere Zaterdagen en Zondagen zal de Haarlemse schouwburg bespeeld worden door het Rotterdams To neel (10 keer, vorig seizoen 2 keer), door de Haagse Comedie (12 keer, vorig seizoen 0 keer) en door de Toneelverenigingen met 7 voorstellingen. In plaats van 9 voorstel lingen door het A.T.G. komen er nu 11 door de groep Theater. Vaker en beter Het is duidelijk dat deze gezelschappen onder de nieuwe voorwaarden niet alleen vaker in Haarlem komen, maar ook meer zullen doen, dat wil zeggen: het beste van hun répertoire laten zien. De rest van de weekeinden wordt door het Vrije Toneel, de Rotterdamse Comedie (van Richard Flink en Kees Brusse) en de Hoofdstad Operette gevuld. Twee avonden zijn verder nog voor Wim Sonneveld gereserveerd. Wim Kan slaat ditkeer een seizoen over, omdat pas in het begin van het volgend jaar de première zal plaats hebben van zijn nieuwe programma, dat eerst twee maanden in Den Haag en dan twee maan den in Amsterdam wordt vertoond. Op gewone weekdagen zullen er gedu rende het volgende seizoen 35 voorstellin gen worden gegeven, waarvan 25 door de gesubsidieerde gezelschappen. Daar steeds meer bezoekers de voorkeur geven aan couponboekjes worden de series première abonnementen van twee tot één verlaagd. Voor de zogenaamde personeelsabonne- menten is de belangstelling nog steeds groeiende. In totaal werden er gedurende het zojuist afgelopen seizoen, dus in een periode van tien maanden, 146 toneelvoor stellingen door beroepsgezelschappen in de Haarlemse schouwburg gegeven, hetgeen een belangrijke vooruitgang in vergelijking met de toestand van voor de oorlog be tekent. Verwacht kan worden, dat in ieder geval de Toneelvereniging en het gezelschap Theater enige premières in Haarlem zul len geven. Verder komt er twee keer een Italiaans operagezelschap en een Spaans danspaar. Over de verdere balletavonden is nog niets met zekerheid te zeggen. Het is de bedoeling van de heer Deinum de Concertzaal mede te bestemmen voor het geven van populaire toneelvoorstellingen. Nu er voor het balcon een gordijn gehan gen kan worden, is de verstaanbaarheid hier zeer toegenomen. De mogelijkheden van aankleding en belichting van het toneel Als aanvulling op het in omloop gebrach te programma van het Holland Festival kan nog worden meegedeeld, dat de Griek se actrice Elsa Verghis op 29 Juni in Den Haag en op 1 Juli te Amsterdam (matinée in het nieuwe De la Mar-theater) fragmen ten uit antieke tragedies, te weten van Euripides en Sofocles, ten gehore zal bren gen. Zij maakt deel uit van het Grieks Nationaal Theater en studeerde verder in Amerika en Engeland, waar zij tevens tal van voordrachtavonden gaf. In het Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie aan de Korte Vijverberg te Den Haag en in het Stedelijk Museum te Amsterdam wordt een onder auspiciën van het Europees Cultuurcentrum ingerichte tentoonstelling van theaterfoto's gehouden, die een rondreis maakt door alle landen, waar deze zomer kunstfestivals plaats heb ben. Er zijn ook vele bijdragen van. Neder landse fotografen (zoais Particam en Le- maire) te bewonderen. Men zal uit het materiaal een overzicht kunnen krijgen van wat er in het afgelopen seizoen in Europa op theatergebied te doen is geweest. In hoofdzaak zijn het actiefoto's dus tijdens de voorstellingen genomen. Mede dank zij een gemeentelijke subsidie is het mogelijk geworden verscheidene uit voeringen'gedurende het Holland Festival tegen sterk gereduceerde prijzen te geven. Zo geeft het Concertgebouw-Orkest drie De Amerikaanse zangeres Nadine Conner van de Metropolitan Opera in New York, hier bekend door haar vele gramofoonpla- ten, komt de rol van Suzanne in „De brui loft van Figaro" van Mozart zingen bij de Nederlandse Operaafwisselend met Louise de Vries. ADVERTENTIE zijn belangrijk verbeterd. In ieder geval zal men er het volgende seizoen enige keren het ensemble van Johan Kaart kun nen zien. De „schmiere"-troepen zullen geweerd worden, opdat het publiek ook in deze tweede schouwburg vertrouwen krijgt. Eén der hoogtepunten van het komende Holland Festival wordt ongetwijfeld de serie opvoeringen door de Stedelijke Opera uit Essen van het nagelaten werk. „Lulu" van Alban Berg, die ook „Wozzeck" maak te. Hier ziet men een scène met Carla Spletter (in de titelrol) en Julius Jüllich. speciale concerten (onder leiding van Josef Krips en Eugène Ormandy) en komen er enkele populaire voorstellingen van de Nederlandse Opera in de Stadsschouwburg (onder meer op 19 Juni, op welke avond Jurriaan Andriessen de première van zijn ballet „Picnic" dirigeert) en van het Grand Ballet du Marquis de Cuevas in Carré. De Holland Festival Club is dit jaar ge vestigd in het I.C.C. te Amsterdam en in het Palace Hötel te Scheveningen, waar dus gelegenheid bestaat voor bezoekers en kunstenaars om elkaar te ontmoeten. Er worden diverse demonstraties gehouden door de exotische dansgroepen, die in het Festival optreden, verder zullen er inlei dingen en recitals plaats hebben en komen er enkele costuumshows. De defintieve pro gramma's daarvan worden nog nader be kend gemaakt, zodra de data vaststaan. Het comité Amsterdam Ontvangt organi seert wederom twee demonstraties van na tionale klederdrachten, die zullen plaats hebben op 22 en 26 Juni op het terras van het Vondelpark-paviljoen in Amsterdam. Tijdens de drie voorstellingen van Otello van Verdi door de Nederlandse Opera in het Holland Festival wordt de titelrol vertolkt door Ramon Vinay. Nu we dit jaar de honderd jaar geleden plaats gehad hebbende geboorte van Vineent van Gogh herdenken, is het begrijpelijk dat men behalve aan een grote pverzicht- tentoonstelling van zijn werk behoefte heeft aan begeleidende expositiesdie een- beeld geven van het artistieke klimaat waarin zijn kunst zich ontwikkelde en tot bloei kwam. Het is vooral in het Stedelijk Museum te Amsterdam dat men hiervan kennis kan nemen. Na de bijzonder sympathieke tentoonstelling van de collectie van Theo van Gogh, waaruit men zien kon dat de broers in veel opzichten een overeen komstige waardering voor de kunstuitingen van hun tijdgenoten hadden, heeft men nu een verzameling van 65 schilderijen van acht Franse schilders bijeengebracht. Het speciale van deze expositie bestaat hierin, dat al deze werken vervaardigd zijn tussen 1880 en 1890, de korte spanne tijds dus, waarin Van Gogh zijn gigantisch oeuvre geschapen heeft. De acht schilders zijn: Cézanne, Gauguin, Toulouse-Lautrec, Manet, Pissarro, R,enoir en Seurat. De kunsthistoricus moet het - en dit is min of meer zijn noodlot - voor een groot deel van de vergelijking hebben. Conclu sies, uit vergelijkingen getrokken, kunnen leerzaam zijn, maar houden meestal, naar de ene of naar de andere kant, een on rechtvaardigheid in. De raadselachtige, explosieve scheppingsdrift van Van Gogh, die in tien jaar tijd een aantal werken voortbracht, die zowel door hun aantal als door hun oorspronkelijkheid en ex pressiviteit de wereld verbaasden, kan men niet stellen naast de productie van tijdgenoten, wier levenstempo veel gema tigder was en wier ontwïkkkeling zich in een veel .breder tijdvak uitstrekte, zonder gevaar te lopen een vertekende gevolg trekking te maken. Gauguin ging in 1891 voor de eerste keer naar Tahiti, waar hij zijn persoonlijkheid VOOR ZOVER DE realiteit van de oorlogsjaren uitdrukking heeft gevonden in onze litteratuur is er op een weliswaar korte maar genoegzame afstand van die gruwelijke tijd beschouwd, eigenlijk niet veel van blijvende waarde te voorschijn gekomen. Ongetwijfeld werden er aangrijpende verzetsgedichten geschreven, maar het getal, dat een onbevooroordeelde critiek kan doorstaan, is gering. En wat het proza betreft is de oogst nog schraler. Bert Voetens „Doortocht" destijds, nog kersvers onder de indruk van het doorstane leed, overmatig geprezen bleek bij nuchterder beschouwing niet meer te zijn dan een stuk verdienstelijke journalistiek met dichterlijke inslag. De oorlogsromans (en -novellen) van een Maurits Dekker (hoofdzakelijk van documentaire waarde), Willy Corsarï (meer „verhaal" dan belevenis), Vestdijk (meer historische constructie dan getuigenis) en Theun de Vries (sterk van inhoud, zwak van bouw), zullen geen van alle het tijdperk van hun ontstaan anders overleven dan als geschiedkundig materiaal. Wat meer is dan dat, kan op de vingers van één hand worden geteld: Anne Franks „Het Achterhuis", de dagboekbladen van Loden Vogel, enkele novellen is er veel meer dan dit? De Indische tragedie bleef tot voor kort ongeschreven, vond althans in de romans van Beb Vuyk („Het hout van Bara") en de geromantiseerde repoxdage van A. den Hertog („Intermezzo in Batavia") geen weerklank van voldoende litterair gehalte. Mei'kwaardig genoeg moest het een debu- Mr. Albert van der Hoogte tant Albei't van der Hoogte zijn, die met een voor een eersteling haast onge looflijke schi'ijfvaardigheid en compositie- gave niet alleen „het" boek schreef over het noodlottig misvex-stand van eeuwen tussen „blank" exx „bruin", maar in een diep besef van verantwoordelijkheid voor wat zich in het actueel-historische bestek voltrekt, ver boven de tragische feiten uitsteeg en zijn „kroniek uit het na-oor- logse Indonesië" als een getuigenis, als een aanklacht te boek stelde. Het uur van het geweten „Het laatste uur" zoals de auteur zijn beek heeft genoemd, is geschreven door een x'asecht kunstenaar èix door een man van formaat, een man die zwaar, draagt aan de nood van zijn tijd en de Indonesische débacle dan ook niet anders kan zien dan als één van de vele symp tomen, waarin zich de algehele ontwrich ting van de menselijke situatie openbaart. Dit „laatste uur" omvat oneindig meer dan het slottafei'eel van d'e politionele actie: het luidt een cultuurperiode van eeuwen uit en het luidt de alarmklok van het menselijk geweten. Geheel in overeenstemming daai'mee laat Van der Hoogte de hoofdpersoon van zijn „kroniek", de Officier van Justitie Op- zomex-, die in zijn dagboek te rade gaat bij zijn geweten, het persoonlijk leed ten ach ter stellen bij de beproeving, die de na oorlogse wereld het mensdom oplegt. Hij kent de gruwelen van het Jappenkamp, het verdriet om het ver-lies van zijn kin deren, om de ontrouw van zijn vrouw; maar het is nietig vex-geleken bij de on dragelijke hopeloosheid, die inmiddels de maatschappij, waarin hij als een verdwaal de uit een andere tijd terugkeert, heeft aangevx-eten. Waar vraagt hij, openbaar aanklager, zich af, waar bleven de normen der mensheid? Temidden van „spookachtige faixtomen van een wereld zonder hoop" wordt hij met toenemende beklemming gewaar, hoe diep de breuk is geworden tussen handelen en moraal, in hemzelf exx anderen. „Ik ben bang voor deze handen", bekent Opzomers collega Romkes, „zij zijn mijn eigen han den en ik ben er bang voor. Zij zullen din gen doen die ik zelf niet wil". Anderen hébben die dingen al gedaan, hebben wan daden bedreven: de Madoerees Pa Romat, natuurmens, door zijn driften gedreven in eeix raamvei'telling, die op zichzelf een uitnemende novelle is, vat de schrijver zijix levensloop samen heeft gemoord uit wraakzucht, gex-oofd uit px-imitieve natuur drang, manslag gepleegd als guerillaleider, uit aangepraat nationaliteitsgevoel en Opzomer zal de doodstx-af eisen; tien ge wetenloze „bruinen" hebben de halfbloed Betty Doyle overvallen, toen zij zich met haar verloofde, een Nederlands militair, in de eenzaamheid waagde, hebben haar mishandeld, onteex-d, vermoox-d en Op- zomer zal de doodstraf eisen voor deze misdaad tegen een mens, tegen de mens, tegen „liefde en hoop". Hij zal aan het strand bij Soekolito staan, waar het exe cutiepeloton popelend voor de vergelding is aangetreden, hij zal de salvo's hox-en, zal „ja" met zijn x-ede en „neen" met zijn hart zeggen, twijfelen aan de mens, aan zichzelf, aan de x-echtvaardigheid, aan God, aan de waarheid. „Wat is de waarheid"? lang geleden heeft een rechter die woorden gesproken en zijn handen in on schuld gewassen, toen van een hout exx r.ög een hout een kruis werd getimmerd. Twintig eeuwen zijn misschien niet genoeg cm het menszijn menswaardig te dragen. „Blank en bruin" Op een truck wordt het stoffelijk over schot weggereden van drie „Nederlandse jongens". Er is een vlag. Er klinkt een salvo. Er wordt een mondvol rhetoriek gesproken en „de jongens" zijn bijge zet in dezelfde aarde, waarin Pa Romat en de moordenaars van Betty Doyle exx zo veel andere gestranden rusten, dezelfde ook, waarop in de Soos de „blanken" in een liederlijke roes vex-geten, dat „het laatste uur" aanstaande is. De blanken, de bianke mens: Pater van Rome, Opzomei-s huisgenoot, onwankelbaar in zijn geloof; de medicus, die de x-ijke Chinezen bedot; de Nedex-landse soldaat Westx'a, die op de vlucht slaat als zijn verloofde, Betty Doyle, verminkt en afgeslacht wordt; de overspe lige vrouw; de avonturerende man blanken. Wie wast er zijn handen in on schuld? „De mens heeft van de aarde een wil dernis gemaakt", overdenkt Opzomex-, „en wij gaan rond, zoekende wie wij zullen vernielen. Wij vertreden de menselijke waardigheid met ruwe soldatenlaarzen, met hooggehakte balschoentjes, met blote zwarte, bruine en gele voeten. Wij ver drinken haar in de bar van de sociëteit, v/ij schieten haar in flarden aan de exe- cutiepaal, wij verpletteren haar onder onze overspeligheid en wij laten haar omkomen door oxxs gebrek aan naastenliefde. Wij doen of alles is zoals het hoort. Tot de dag komt waarop wij zullen ontwaken met een grote schreeuw". Vei-minkt door een trekbom, aan de rand vaxx de duisternis (of de helderheid) van de dood, neemt Opzomer afscheid van dit leven: „alles is luchtig, bijna zonder om trek en van een onzegbare tederheid. Het is op die dagen of de adem der eeuwig heid langs ons stx-ijkt". Vaxx de eeuwigheid. Is dat God, die Op zomer vex'geefs zocht? Hoe dan ook, het is de verzoening, het is de vi-ede van dit „laatste uur". Het is het slotaccoox-d van dit harde, menselijke, gewetensvolle, no bele boek. C. J. A. DINAUX volledig zou ontwikkelen. De schilderijen, die hij tussen 1880 en 1890 maakte en waarvan er een achttal op de tentoonstel ling hangt, zijn dus uit zijn begintijd als schilder, de periode van Bretagne en Pont- Aven, met het intermezzo te Martinique. Als merkwaardigheid zij hier opgemerkt dat het eigenlijk negen schilderijen zijn, want aan de achterzijde van het vrouwen portret (catalogusnummer 14) uit het mu seum te Grenoble bevindt zich nog een prachtig rivierlandschap. Bij Toulouse Lautrec, die in 1864 gebo ren is en in 1880 dus pas 16 jaar oud was, houdt de vergelijking nog minder steek. Duidelijk komt echter uit, hoe begaafd hij reeds was op zo jeugdige leeftijd, als men het prachtige portretje van zijn moeder, in 1881 geschilderd, beziet. Mooi en merkwaardig Ik zal verder afzien van het noteren der jaartallen, hetgeen slechts geschiedde om de bezoeker van deze tentoonstelling te waarschuwen om te snel een vergelijken de som te maken. Eén van de hoogtepunten der expositie is het hierbij gereproduceerde zelfportret van Cézanne, dat twee jaar geleden door het museum te Bern verworven werd. Het is van de meester van Aix stellig een der Albert van der Hoogte: „Het laatste uur. Een kroniek uit het na-oorlogse Indonesië" (Uitgeverij „Contact", Amsterdam-Antwerpen). Van der Hoogte werd dezer dagen, zoals reeds is vermeld, onderscheiden met een reis beurs van het ministerie van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen. Cézanne: zelfportret. indrukwekkendste werken. De gesloten heid en de bijna achterdochtige expressie verraden de denker, die met een weer barstige energie het wezen der kunst wil de doordringen. Van Monet zijn er twee versies van het motief van de twee meisjes in een boot. Beide naar mijn mening veel mooier dan het stuk, dat op de tentoonstelling in Den Haag te zien was. Na het verrukkelijke landschap „De heuvels bij Auvers" uit het gemeentemuseum in Den Haag door Pis sarro, werd ik getroffen door een klein doekje getiteld „Intéxieur met boeren vrouw", waarin de stille poëzie en de als in een blauw licht gedrenkte kleur, die zijn zeer persoonlijk bezit was, op z'n mooist uitkomen: een heerlijk mooi stukje schildei'kunst. De Seurats komen bijna allen uit het Museum Kröller-Muller en behoeven dus niet nader besproken te worden. De Re- noirs vallen hier tegen, wat wel eens meer gebeurt. Bevinden zijn mooiste werken zich nog steeds in particulier bezit? Om tenslotte nog even op Gauguin terug te komen: ik zou niet graag de indruk wek ken, dat de werken, die men hier van hem zien kan, niet belangrijk zijn. Integendeel: in zijn „landschap van Le Pouldu" ziet men, hoe de schilder nog enigszins weife lend zijn weg zoekt, maar toch x-eeds een grootheid van vorm en warmte in de kleur bereikt, die de latere Gauguin reeds dui delijk aftekent. Een hoogst mei'kwaardig schilderij is ook het portret van de familie Schuf- fenecker uit het museum van moderne (Naar aanleiding van de opvoe ringen door de Nederlandse Opera) OTELLO is Verdi's voorlaatste opera. Het is een werk waaraan een leven vol ervaring is voorafgegaan, ervaring die tot zeldzame levensverdieping heeft ge leid. Eén voorbeeld: zou de jonge Vex-di, zou welk jong componist ook, zijn werk hebben doen uitklinken in deze reinheid van klank, deze verzoenende muzikale schoonheid, na het gruwelijk gebeuren van beide sterfscènes? De oude maestro breekt met de schabio nen van de traditionele operastijl. z,xjn muziek is in Otello geen op zichzelf staan de schone factor in het geheel, maar zij past zich psychologisch volkomen aan bij de behandeling. Het moge waar zijn dat Verdi van Wagner leerde, hij bleef de zelfstandige meestei-, Wagners enige grote muziekdramatische tegenspeler. Men zou Otello het treurspel van de arg waan, het drama van het wantrouwen kunnen noemen. De ridderlijke, overwin nende veldheer Otello gaat te gronde aan de zijn liefdesgeluk vernietigende inbla zingen van de schui'k Jago. Zonder oor te hebben voor Desdemona's innige ver zekeringen van haar onwankelbare liefde en trouw wekt Otello ten slotte zijn ge liefde kussend uit haar slaap en wurgt haar. Zijn eigen dood vormt daarna de af sluiting van het van noodlot, ti'anen en bloed vervulde werk. INDRUKWEKKEND in de hoogste mate is al dadelijk het begin. Verdi schx'ijft geen ouverture, maar laat onmiddellijk met de eerste fascinerende maten van het orkest, storm en ontij suggererend, het scherm opgaan. Het is alsof hij de toe schouwer bij de schouder neemt en bij verrassing midden in de handeling stort. En deze voelt dit stormtafereel als een somber symbool van het komende drama. De vreugde over de terugkeer van de overwinnaar Otello is niet in staat de on heilsdreiging te verdrijven. Hoogtepunten in de muziek zijn dan Jago's drinklied, het liefdesduet van Otello en Desdemona in het eerste bedrijf, de komst van de ge zant van Venetië in het derde en ten slotte het gehele vierde bedrijf. Hierin bereikt Verdi een fijngevoeligheid, contrasterend met momenten van grote dramatische kracht, die deze actie tot een unicum ih de operalitteratuur maakt. Het belcanto is er niet meer om zichzelfs wil, de instrumen tatie is van een zeldzame verfijning en het geheel heeft de zuivere eenvoud, die een bewijs is voor deNvil, slechts de waar heid te dienen. Hoezeer de componist zich van zijn bedoelingen in dit opzicht reken schap gaf, vinden wij onder meer beves tigd in een brief aan gx-avin Maffei, ge schreven tijdens zijn arbeid aan Otello. Ver di zegt daarin: „Een kunst, die verstoken is van natuurlijkheid en eenvoud, is geen kunst. Inspiratie brengt onherroepelijk eenvoud mee". Verdi's artistieke werkzaamheid is tij dens zijn lange leven steeds een zoeken naar oprechtheid en natuurlijkheid ge weest. Dit voex'de hem al in zijn jongere jaren tot de kunst van Shakespeare, waar in hij waarheid naast grote uitdrukkings kracht vond. Otello werd in 1886 voltooid, de coihpo- nist was 73 jaar. Shakespeares drama was tot Libretto omgewerkt door Vex-di's vriend en bewonderaar Ax-rigo Boito, zelf begaafd componist en dichter. Het is in teressant. Shakespeares Otello te vex-ge- 1 ijken met Boito's libretto, een tekstboek, waarin Verdi zelf ook weer wijzigingen heeft aangebx'acht.. Shakespeares eerste bedrijf, dat te Venetië speelt, is geheel weggelaten. Het aantal personen is zó in gekrompen, dat het drama in hoofdzaak nog slechts door drie figuren wordt be heerst. Hierdoor is het echter als muziek dramatisch werk compacter en nog hech ter van bouw geworden. YERDI's kunst is een afspiegeling van zijn zuivere menselijke eigenschappen. Hij was een zwijgzame, enigszins stroeve natuur, in 1813 uit zeer eenvoudige ouders geboren, gehecht aan zijn geboortegrond en aan zijn vaderland, afkerig van eerbe tuigingen, bescheiden als een kind. Toen Otello zijn eerste opvoering beleefde, op 5 Februari 1887 in het Scala-theater te Mi laan, waren de artistieke élite van Italië en tal van buitenlanders aanwezig, die in spanning de opvoering verbeidden. Dade lijk na Jago's drinklied roept men Verdi op het podium. Hij komt echter niet, want hij heeft zelf de grote zinken platen be diend, die het rollen van de donder moe ten nabootsen. Hij wil de loop van de han deling niet onderbreken. In de laatste jaren van zijn leven een vermogend man geworden, besluit hij een Casa di Riposa, een rusthuis voor bejaarde toonkunstenaars, te stichten. Hij schenkt het benodigde kapitaal en geeft persoon lijk aanwijzingen voor de bouw en de in deling. In 1901 komt het einde van een lang en rijk mensenleven, het leven van een waar lijk groot man. WILLEM ANDRIESSEN ADVERTENTIE FRANS VAN SAAIEN - ASSURANTIËN lOOtWDK VAM DEYSSfUAAN 1»i/. HAARÜM - TH. 2441» kunst te Parijs, waarop men de schilder Schuffenecker, die gelijk met Gauguin de bank verliet om zich aan de kunst te wij den, in een afwachtende houding voor de ezel ziet staan. Iets komisch-illustx-atiefs is aan dit doek niet vreemd. Als tekening van een periode is het bijzonder aax-dig. OTTO B. DE KAT Op grond van de Winkelsluitingswet is bij Koninklijk Besluit bepaald, dat win kels, waar uitsluitend of in hoofdzaak vis en viswaren plegen te worden verkocht, op wex-kdagen tot des avonds 7 uur ge opend mogen zijn. Dit geldt van Maandag af.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5