Schutters in nieuwe formatie
in het Frans Halsmuseum
Dans op schrift
Miss Holland 1953
Een lied in staal en brons
P. HARTOG
Filmwerk
E
D
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
ZATERDAG 13 JUNI 1953
3
Indonesische lof voor
de militaire missie
BOEK EN THEATER
Kantoormactiinehandel
Internationale festivals
van amateurtoneel
Minister Luns naar
Azië en Australië
Engelse litteratuur
Het tijdelijke arrangement van de groep-
portretten van Frans Hals gedurende de
bijzondere avond-openstelling, zowel als de
toewijzing van de dertien schilderijen uit
de recuperatie, hebben een ingrijpende wij
ziging teweeggebracht in de expositie van
het gemeentelijk kunstbezit. Het is verheu
gend dat beide omstandigheden tot een
algemene „volksverhuizing" binnen de
muren van het Huis van Hals aanleiding
gaven, omdat daaruit blijkt hoe aan de
verzamelingen nieuw leven werd toege
voegd.
De duizenden Haarlemmers, die door de
milde glans van het kaarslicht tot hun
museum werden aangetrokken, hebben op
zeer ongewone wijze kennis gemaakt met
Hals' schutters- en regentenstukken, die
voor het ecrse in één zaal waren verenigd.
Zulks veeleer om technische redenen dan
uit overwegingen van aesthetische aard.
Het gemis immers van electrische verlich
ting in de kabinetten deed de schutters,
regenten en regentessen een heenkomen
zceken naar de grote tentoonstellingszaal,
waar de te verwachten bezoekers ze in de
volle glans van Hals' meesterschap zouden
kunnen bewonderen.
Deze min of meer gedwongen opstelling
had haar voor- en nadelen. Een der na
delen was dat de overige museumruimten
te zeer werden ontvolkt dat men daar de
prominenten, door Hals vereeuwigd ont
beerde, om ze als bij een overvolle
receptie tezamen in het hart van het
museum aan te treffen. Natuurlijk kon elke
groep ook niet de plaats worden gegeven,
die zij behoefde met het oog op het samen-
stemmen met de naburige „deputatie" en
vooral niet ten aanzien van het licht, dat
voor bepaalde stukken overdag vooral
beslist onvoldoende was. De geheel andere
sfeer, waarin de schutters feesten of para
deren, deed ze ook kwalijk samengaan met
de stemmiger bijeenkomsten der regenten
en regentessen.
Een groot voordeel bood de gelegenheid
tot vergelijking, maar nog belangrijker ge
win was het, dat we ons bewust werden
hoezeer bepaalde groepen elkaar steun
den en uit hun „isolement" schenen ver
lost! Dit laatste gold met name voor de
schuttersstukken uit Hals' kleurige periode,
die aanvankelijk toch ook werden geschil
derd om in één zaal van de Doelen
met andere portretgroepen verenigd de
wanden op- levendige wijze te bevolken.
De overweldigende indruk van deze
grootste schuttersreiinie, die de talrijke
avondbezoekers uitermate bleek te boeien,
heeft bij het nieuw arrangeren der ver
rijkte verzamelingen de doorslag gegeven
tot de gezamenlijke expositie van de vier
kleurige schuttersstukken van Frans Hals
en het doelenstuk van H. G. Pot. De officie
ren van de St. Jorisdoelen (Ao. 1616), die
een geheel ander aspect vertonen, zetten
hun maaltijd voort op de oude plaats,
onder supervisie van Zaffius, burgemeester
Van der meer en diens echtgenote. Ook de
drie regentenstukken van Frans Hals be
hielden hun oude plaats, omdat deze op
hun pendants gecomponeerd een eigen
en intieme sfeer vragen. Het feit dat zeven
werken van Hals hun oude plaats behiel
den, voorkwam de „ontvolking" van het
museum, die gedurende de achter ons lig
gende periode als een bezwaar werd ge
voeld. Aldus over het museumcomplex ver
deeld, vormen de groeperingen van Hals'
werken thans vier onderscheidene hoogte
punten in het algemeen arrangement.
De opstelling van alle openbare verzame
lingen van kunst en oudheden blijft steeds
van de heersende aesthetische opvattingen
afhankelijk. Wat de ene generatie als een
ideale opstelling huldigt, wordt door een
volgende veelal als „overwonnen stand
punt' verworpen. Dat ook hiér de uitzon
dering de regel bevestigt, bleek mij bij het
herlezen van artikelen uit de tijd dat het
gemeentelijk kunstbezit, veertig jaar ge
leden, in het oude gebouw tussen de beide
Heiliglanden werd ondergebracht. Feeds
toén namelijk werd van verschillende kan
ten critiek uitgeoefend op het aaneenrijen
DJAKARTA (Aneta). Tijdens een in
Bandung gehouden plechtigheid in verband
met het officieel beëindigen van de werk
zaamheden van de Nederlandse militaire
missie in de artillerie-sector zei de inspec
teur van de artillerie van de Indonesische
Landmacht, luitenant-kolonel Askari, dat
wanneer de balans wordt opgemaakt, de
bereikte resultaten maximaal mogen wor
den genoemd. Namens het corps artillerie
sprak hij zijn oprechte dank uit. „Wij heb
ben veel van uw krachten moeten vergen.
De moeilijkheden betroffen onder andere
het gebrek aan instructie-materiaal, de
moeilijkheden met de taal en de gerezen
meningsverschillen, maar ondanks alles
was het door het geduld, dat u toonde, voor
ons mogelijk het vastgestelde program te
verwezenlijken".
Namens de chef-staf van de Indonesische
landmacht verklaarde luitenant-kolonel
Azis Saleh, dat de werkzaamheden van de
missie ten zeerste op prijs zijn gesteld.
Het hoofd van de Nederlandse militaire
missie, generaal Pereira, zeide tijdens een
Dersconferentie, dat van de zijde van de
Indonesische collega's de samenwerking
met de missie zeer bevredigend is geweest.
..Musicerend gezelschap" .door Jan Miense
Molenaer (Haarlem, omstreeks 1610-1668)
Een der belangrijkste werken, onlangs aan
de gemeentelijke verzamelingen toegevoegd
uit de Recuperatie (dat is de collectie
kunstwerken, tijdens de oorlog in Duits
land terecht gekomen en na de bevrijding
in Nederlands staatseigendom overgegaan).
der Halsen in de daarvoor speciaal ge
bouwde kabinetten, waarvan de ramen
bovendien juist het verkeerde zijlicht op de
stukken doorlietenReeds toén werd
gepleit voor het combineren der groeps
portretten in de zogenaamde bovenlicht-
zaal, waar het bekende regentenstuk van
De Bray dat bij de avondopenstelling in
het poortperspectief zo bijzonder de aan
dacht trok een dérmate dominerende
plaats innam, dat door een der critici de
vrees werd uitgesproken dat men het
museum mettertijd gevoegelijk „het Jan de
Braymuseum" zou gaan noemen als deze
ereplaats niet door Hals werd bezet. Het
merkwaardige wil nu, dat we door de tijd
naar deze opvatting zijn gegroeid en dat
het vrijkomen van de grote tentoonstel
lingszaal de mogelijkheid schiep aan het
principe der toenmalige critici tegemoet te
komen!
De nieuwe „formatie" van de schutters
van Hals kwam. zeer gelukkig samen te
vallen met de binnenkomst der aanwinsten
uit de Recuperatie, die inmiddels hun
plaats hebben gekregen. Van Philips "Wou
werman konden twee fraaie werken, een
Jachtscène bij een rivier en een Soldaten-
kamp, aan de collectie worden toegevoegd,
benevens van Dirck Hals een feestend ge
zelschap in de vroege, bij Willem Buyte-
wech aansluitende stijl. Voorts zijn te ver
melden: een landschapje van Esaias van de
Velde, een Stilleven van Floris van Schoo-
ten, een „Rooverijtgen" van Pieter Codde,
een Vrolijk Gezelschap van R. Braken-
burgh, een Landschap met Ruïne door F.
de Hulst, een Winterlandschapje door.C.
Beelt, een Veerpont door Salomon Jacobsz.
van Ruysdael en een Paardenmarkt door
W. Verschuur. Jan Miense Molenaer kon
eindelijk waardig worden vertegenwoor
digd'door twee werken, een Boerengezel
schap en het hierbij gereproduceerde Muci-
cerende Gezelschap, dat in de grote ten
toonstellingszaal werd geëxposeerd en
ndast de Salomon van Ruysdael als de be
langrijkste aanwinst kan worden be
schouwd. N
We treffen de kunstenaar in dit koste
lijke paneel op zijn best: vér gaat hij hier
uil boven de opvattingen van de conven
tionele vertolkers van het gezelschapsstuk,
door aan zijn schepping elementen toe te
voegen, die we in de op het uiterlijk ver
toon afgestemde werken van dat genre
ontberen. We kunnen dit onder meer toet
sen aan het links ervan geëxposeerde
paneel van Dirck Hals en aan de rechts er
van tentoongestelde Buitenpartij uit de
school van Esaias van de Velde.
Uit Molenaerswerk dat aan de ernstige
beschouwer tal van vergankelijkheidssym
bolen openbaart klinkt een muziek met
bewogener ondertoon dan in de twinkelen
de wijsjes die de 17de-eeuw.se luitspelers
gemeenlijk ten beste geven! Zo verneemt
het oor achter dit „Nieu Liedeken", dat
door Hals' banketterende en paraderende
schutters in hun nieuwe formatie dreigt te
worden overstemd, het nauw hoorbare
variant op het „memënto"-thema: ijdelheid
der ij delheden
H. P. BAARD
ADVERTENTIE
Foto „Nel! Herbert"
Het is voor de HAARLEMSE COIFFEUR LOUIS PlèRLóT een genoegen
U mede te delen dat de nieuwe schoonheidskoningin, die gekozen is op 5 Juni j.l.
te Amsterdam, tot zijn kapmodellen behoort.
„Miss Holland 1053" was één van de mannequins van LOUIS PlèRLöT's haarshow
Fifth Avenue of New York" welke in November j.l. te Haarlem gehouden werd.
A 1 verschijnen er de laatste jaren betrek-
1V. kelijk veel balletboeken, toch is de
litteratuur van wezenlijke waarde op dit
gebied nog uiterst beperkt. De meeste
danstijdschriften moeten, teneinde te kun
nen blijven bestaan, gericht zijn op bevre
diging van een meestal niet meer dan op
pervlakkige, vaak meer op personen dan
op kunstzinnige problemen betrekking
hebbende belangstelling van het publiek.
Vandaar d'at er vooral in vakkringen be
hoefte wordt gevoeld aan een kroniek van
de ontwikkeling in de verandering der
tijden, een documentaire schakel tussen de
voorgeschiedenis en het mogelijke perspec
tief. In Engeland poogt men al zeven jaar
achtereen met het door Arnold Haskell ge
redigeerde „Ballet Annual" daai'in te voor
zien. Dit jaarboek, waaraan men veelzijdig
heid niet ontzeggen kan, houdt echter ter
dege rekening met de chauvinistische men
taliteit, die Londen als de nieuwe hoofd
stad van het rijk van Terpsichore be
schouwt.
Thans is ook in Amerika de sinds lang
gekoesterde wens om te komen tot een
dergelijke uitgave in vervulling gegaan:
dezer dagen kwam het eerste nummer van
„Dance News Annual" onder redactie van
Winthrop Palmer en Anatole Chujoy van
de pers, typografisch bijzonder fraai uit
gevoerd en voorzien van talrijke, doch in
het algemeen helaas te weinig zeggende
foto's. Voor balletomanen is dit een wel
kome aanvulling van hun bibliotheek,
vooral als bron van informatie omtrent de
aanwinsten van het répertoire. Uiteraard
nemen critische besprekingen van de pro
gramma's van het New York City Ballet
van Balanchine een belangrijke plaats in,
maar men vindt er ook lezenswaardige be-
Men is te Parijs druk
doende om een carillon ge
plaatst te krijgen in de
Eiffeltoren. Er bestaat
sinds enige tijd een natio
naal comité, dat zich niet
alleen hiervoor beijvert,
maar zelfs in het algemeen
de klokkenspelkunst nieuw
leven tracht in te blazen.
Klokken als muziekinstru
menten, opgehangen in
kerktorens, komen de laat
ste tijd weer in cle mode. De
bedrijven, cl ie zich bezig
houden met het vervaardi
gen van klokken voor caril
lons, doen van zich horen.
Er wordt zelfs gezegd, dat
er een nieuwe bloeitijd
gaande is, waarin de klok
kengieters zich kunnen me
ten met hun beroemde
voorgangers die enige
eeuwen geleden van zich
deden spreken. Het beroep
van beiaardier echter is
hard bezig uit te sterven.
Men merkt dat vooral in
het Noorden van Frankrijk,
waar de vele kerkcarillons
voor de oorlog het land met
muziek overstroomden,
maar waar de oorlog de to
rens sloopte en de carillons
mèt hun bespelers verdwe
nen.
Eigenlijk moesten sommige
kringen daar blij om zijn.
Was het niet Lödewijk rle
Veertiende, die reeds uit af
schuw van het klokkenspel
een kei-kbouwer gebood om
de klokketoren maar zo
laag mogelijk te houden,
opdat het geluid van de
klokken niet te ver zou
doordringen? Er zijn nog
steeds vele Fransen, die een
hekel hebben aan de bron
zen druktemakers, die een
mens uit zijn slaap houden.
En toch, nu de klokken
dreigen ten onder te gaan,
nu staat daar een comité op,
dat zwoegt voor een eer
herstel. En nog wel in de
Eiffeltoren. De Eiffeltoren
is geen kerk. Klokken ho
ren in kerken, althans zo
lijkt het. Of in kloosters.
Parijs heeft altijd nog zo'n
dikke tweehonderd kloos
ters mèt een eigen carillon.
Nu kan men op alle caril
lons volledige melodieën
laten horen, maar er zijn
er toch vele, die zich lenen
zowel voor eenvoudige wijs
jes alsook voor ingewik
kelder composities. Sommi
ge carillons werken met
een zogenaamde speeltrom-
mel, automatisch derhalve,
andere worden direct be
speeld door een kunstenaar.
Het zijn in het bijzonder de
laatste, die de omvang kun
nen aannemen van enorme
muziekinstrumenten, met
ettelijke tientallen klokken,
van hoogklinkende klein
tjes tot metersgrote bas-
klokken. In dat geval denkt
men inderdaad niet meer
aan een welluidende aan
vulling van de uitrusting
van een kerkgebouw, maar
inderdaad aan een zelfstan
dig muziekinstrument. En
voor zo'n carillon maakt
men plannen met betrek
king tot de Eiffeltoren.
Ja, men wil in die stalen
toren restant van een
wereldtentoonstelling in de
vorige eeuw het grootste,
het mooiste en het beste
klokkenspel van Frankrijk
onderbrengen. Meer nog
dan voor het rustieke car-
rillon, met zijn traditie van
vele eeuwen, ijvert men
voor een hernieuwd bloeien
van de werkelijke klokken-
Plan voor carillon
in Eiffeltoren
schouwingen over beoefenaars van de vrije
dans, zoals Martha Graham, José Limón
(in wiens gezelschap met veel succes de
Nederlander Lucas Hoving optreedt) en
Doris Humphrey, benevens bijdragen over
het seizoen in Canada en Denemarken,
Londen en Parijs, geschreven door bij uit
stek bevoegden.
Speciale aandacht veixiient het min of
meer bij wijze van inleiding bedoelde arti
kel door John Martin, de deken der Ame
rikaanse danscritici cn auteur van enkele
op. diepgaande kennis van zaken berusten
de boeken, wiens mening ook buiten de
Verenigde Staten een groot gezag geniet.
Het heeft wel zin de aandacht van de Ne
derlandse autoriteiten, die zich op myste
rieuze en zo langzamerhand bijna onver
antwoordelijke wijze bezig houden met de
vorming van een „nationaal" ballet, eens te
wijzen op de volgende passage daaruit:
„Als men iets ondubbelzinnig uit het ver
leden kan leren, dan is het dat de dans
kunst alleen behoorlijk kan worden uitge
oefend door het scheppen van een instituut.
De kunstenaar kan de strijd niet leveren
als een harde individualist. Zijn individua
liteit, welke zijn onvervreemdbaar recht
en de bron van zijn kracht is, kan alleen
functionneren onder redelijke garanties
van continuïteit en bestendigheid." En zo
schrijft John Martin de overrompelende
bloei van het New York City Ballet mede
toe aan de gelegenheid om van jaar tot jaar
een geheel seizoen te vullen in een eigen
theater voor een vast publiek. Om dichter
bij huis te blijven, kan men natuurlijk ook
denken aan Sadler's Wells in Covent Gar
den en in de eerste plaats aan de Parijse
Opera.
en belangrijke bijdrage tot de zo ge-
spelkunst. Men is ervan
overtuigd, dat de moderne
klokken* door hun betere
vorm, zuiverder kunnen
worden afgestemd dan
voorheen. Het mangelde
nogal eens aan de zuiver
heid van de carillons en
ook daarom waren er musi
ci, die het klokkenspel met
een zekere welwillende,
maar neerbuigende belang
stelling vereerden. Men
nam het klokkenspel niet
zo serieus als andere, ver
gelijkbare muziek-instru-
menten met klavier- cn pe
daalbediening. Dat wordt
nu anders, zo verwacht
men.
Als het eenmaal zover is,
dan zal temidden van sta
len balken een aantal bron
zen klokken hangen. Dan
zal de poëzie van klokken-
muziek klinken uit het sym
bool van technische bouw
kunde van de vorige eeuw.
Dat zal zeker niet slecht sa
mengaan, al lijkt dat zo op
het eerste gezicht. De Eif
feltoren, ook al* is hij het
toppunt van ingenieurs
kunst op het gebied van
staalbouw ener vorige
eeuw, heeft zelf iets poë
tisch, iets groots, iets
sprookjesachtigs als men wil.
Althans voor wie gevoelig
is voor de kunstzin, die
spreekt uit met intelligentie
en kennis van zaken bijeen
gevoegde lijnen, gezamen
lijk leidend tot een om-
hoogrijzende naald, temid
den van de stad der steden
in Europa: Parijs. Aan de
Eiffeltoren, nutteloos ding
in wezen, al staat er een
radio-zendmast op, lagen
visie en inspiratie ten
grondslag. Hij getuigt van
een overwinning op de ma
terie, louter en alleen om
der wille van de overwin
ning, met nog minder prac
tised doel dan een goed ge
construeerde brug. De Eif
feltoren is een heel klein
beetje een lofzang op de
strijd van de ingenieuze
mens met de materie, een
lofzang in staal.
En nu komt daarbij een
stem, in brons, om te ge
tuigen van de behoefte van
de mens aan schoonheid,
aan muziek. Die stem wordt
gehangen in het symbool
der technische bouwkunst.
Aan die stem zijn moderne
proefnemingen met klok-
kenvormen en klokken-
metaal ten grondslag ge
legd, louter en alleen om te
bewijzen dat de moderne
techniek de schoonheid in
muzikale vorm kan dienen.
Wonderlijk eigenlijk, dat
voor deze manifestatie de
klok in aanmerking komt,
de klok, die in min of meer
geijkte vorm door de
eeuwen heen in Europa en
Azië in tempels en kerken
heeft gehangen. Het is als
of de klok, ondanks zijn
eeuwenlange geschiedenis,
nog steeds niet is uitgespro
ken, integendeel, steeds
weer opnieuw zinnebeeld
van het een of ander ideaal
moet zijn, steeds belangrij
ker, steeds grootser in zijn
toepassing.
Er bestaan vele verhalen
over ondergelopen sleden,
waaruit het leven door de
woeste zee werd wegge
spoeld. Maar bij laag water
komt de kerktoren boven de
oppervlakte en de klok, die
daarin nog steeds hangt,
gaat luiden. Zal de klok als
vorm, als symbool, nog
klinken, wanneer de men
sen van deze beschavingen
reeds lang zullen zijn uitge
storven?
BERNARD IJZERDRAAT
de officiële erkenning in de Verenigde
Staten van de dansnotatie ten bewijze van
het auteursrecht op een bepaalde choreo
grafie. Over deze kwestie is een verant
woording van de reeds geboekte resultaten
Voorbeeld van moderne dansnotatie, met
links de muziek (van Tsjaikofsky)de solo-
variatie van Prinses Fiorina uit de derde
acte van ..De schone slaapster". De blokjes
ter weerszijden van de. middelste kolom
in de derde en vierde maat zijn symbolische
aanduidingen van (uiteraard snelle) bour-
rées. De tekening in het midden beneden
wijst de uitgangshouding aan.
opgenomen, geleverd door Ann Hutchin
son, een gewezen danseres uit de groep van
Kurt Jooss, thans hoofd van het bureau
dat zich met deze notatie belast. Het daar
toegepaste wetenschappelijke systeem
biedt de auteur van een ballet niet alleen
juridische bescherming tegen plagiaat.,
doch maakt het tevens practised mogelijk
om balletten volledig aan volgende gene
raties door te geven. Het resultaat is be
halve veel goedkoper ook aanzienlijk vol
lediger. dan ooit door het tegenwoordig
veel gebruikte middel van verfilming ver
kregen kan worden. De camera kan nooit
alles registreren wat er op het toneel ge
beurt en dus niet precies de bedoelingen
van de choreograaf weergeven.
Vroeger bestond alleen de mogelijkheid
de dansen door mondelinge overlevering
te bewaren. Vandaar dat men door de eeu
wen heen de behoefte heeft gevoeld om
voor alle zekerheid de menselijke bewe
gingen met een grotere kans op nauwkeu
righeid te registreren. Men vermoedt dat
de oude Egyptenaren een soort tekenschrift
daartoe kenden, maar de oudste manuscrip
ten van Spaanse hei-komst stammen
uit de vijftiende eeuw. Het begrip „choreo
grafie" (dat eigenlijk „dansschrift" bete
kent, vandaar dat Serge Lifar voorstelde
de maker van een ballet niet „choreograaf"
maar „ehoréauteur" te noemen) stamt van
Le Feuillet, die in 1700 begon de voetbewe
gingen grafisch vast te leggen. Vooral de
componist Rameau droeg veel bij tot de
verbetering van de vorm van notatie, die
men „orchésographie" noemde: het tekenen
van geometrische patronen, volgens welke
men zich verplaatste, aangevuld met een
beschrijving van bijzonderheden over li
chaamshouding en armbewegingen. Snelle
veranderingen kon men echter niet bijhou
den. En toen de dansers zich van de grond
gingen verheffen, voldeed deze primitieve
methode helemaal niet meer.
De invoering van notenbalken om dansen
te noteren is te danken geweest aan Arthur
St. Léon, die het ballet „Coppélia" op mu
ziek van Delibes stelde en in 1852 zijn uit
vinding der zogenaamde „sténochorégra-
phie" publiceerde. Terwille van het totaal
beeld (met inbegrip van de derde dimen
sie) waren daarbij allerlei verklarende tek
sten en globale schetsen van de situatie
nodig. Dit procédé was te omslachtig en
kostbaar om ooit opgang te maken, maar
het principe bleek toch beter te voldoen
dan latere probeersels met abstracte sym
bolen of rudimentaire tekens, waaruit men
de balletten slechts bij vage benadering
kon opbouwen.
Hoge verwachtingen heeft men een tijd
lang gekoesterd van het systeem van Mar
garet Morris, die ervan uitging dat alle
menselijke bewegingen plaats hebben rond
een imaginaire as en die voor haar nota
tie met beelden kon volstaan, zodat haar
experimenten internationaal de aandacht
trokken. Maar in 1928 kwam Rudolf von
Laban - een Hongaar van geboorte en de
-leraar van Mary Wigman met zijn
„Schrifttanz" of Kinelographie, waarmee
iedere- houding bij iedere pas op iedere
plaats logisch en overzichtelijk kon worden
vastgelégd. De bruikbaarheid werd over
tuigend bewezen, toen Kurt Jooss na de
oorlog, dank zij de notatie van „De groene
tafel" en „Wereldstad" door Ann Hutchin
son, bij de reconstructie van deze balletten
alles kon aanvullen wat uit zijn geheugen
verdwenen was.
E manier van Laban wordt thans op het
„Notation Bureau" te New York in ver
beterde vorm toegepast. Op bijgaande illu
stratie vindt men een voorbeeld van een
dergelijke notatie op een verticale noten
balk, waarbij ieder werkzaam lichaams
deel een eigen kolom heeft. Met behulp
van een alfabet van tekens worden bijzon
derheden vermeld over onderdelen van
houding en de aard der beweging. Van
ieder aldus vervaardigd manuscript wordt
voor alle veiligheid nog een microfilm ge
maakt. De bekroning van dit werk was de
erkenning van het copyright door de offi
ciële Amerikaanse instanties van de „par
tituur" van de balletten door Hanya Holm
voor de operette „Kiss me, Kate" in Maart-
1952.
DAVID KONING.
ADVERTENTIE
Schoterweg! 122 - Haarlem
- Tel. 12681
BOEKHOUDMACHINES
Het Internationale congres van organisa
ties voor het amateurtoneel in Den Haag
heeft een resolutie aangenomen, waarin
de overtuiging wordt uitgesproken „dat
het organiseren, van internationale festi
vals en de uitwisseling van op hoog peil
staande gezelschappen absoluut noodzake
lijk is voor de ontwikkeling van het. ama
teurtheater in de wereld".
De deelnemende gezelschappen, zo wordt
verder gezegd, moeten vrij zijn in de keu
ze van het stuk, maar het is wenselijk dat
het gezelschap het stuk in zijn eigen taal
speelt. Indien mogelijk moet een keuze
worden gedaan uit de toneellitteratuur van
het eigen land. Het wordt wenselijk ge
acht bij de opvoeringen in een vreemde
taal een kort resumé in het programma af
te drukken en een mondelinge toelichting
te geven voor het doek opgaat.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken
deelt omtrent de oriëntatiereis van mi
nister mr. J. M. A. H. Luns naar Azië en
Australië mede, dat de minister op 16 Juni
van Schiphol naar Rangoon vertrekt. De
reis gaat vervolgens, met een korte onder
breking in elk te bezoeken land, van
Rangoon via Bangkok en Singapore naar
Djakarta (2528 Juni), Sydney (29 Juni
6 Juli), Nieuw Guinea (711 Juli), Ma
nilla, Bangkok, New-Delhi (1417 Juli)
en Karachi (1721 Juli). Op 23 Juli zal
de minister in Nederland terug zijn.
Lilian Ross, Picture
Victor Gollavicz, Londen.
Het is zonder twijfel een algemeen be
kend feit, dat alle werkzaamheden in het
fiJmparadijs Hollywood op hun commer
ciële uitwerking beoordeeld worden. Hoe
wel dit de bioscoopbezoeker het recht geeft,
hartelijk te lachen om iedere pretentie van
de voortbrengselen, heeft het geen zin ver
der te gaan en zich op morele gronden
over de toestand te verontwaardigen: het
feit is al te lang bekend en bovendien is het
begrijpelijk dat een bedrijf, dat met mil-
lioenen rekent, niet onder beheer van ar
tistieke zielen kan blijven. Jammer is het
niettemin, omdat steeds meer mensen, die
beter hadden verdiend, in de Hollywoodse
draaikolk terecht komen.
Een van die mensen is John Huston, de
regisseur van een zo werkelijk verdienste
lijke film als „The treasure of the Sierra
Madre". Hij is als regisseur een van de
hoofdpersonen in het boek Picture, dat een
verslag geeft van de totstandkoming van de
film „The red badge of courage". Andere
hoofdpersonen: de producent Gottfried
Reinhardt (zoon van Max Reinhardt) en
zijn vrouw, Louis B. Mayer en diens mede
werker cn opvolger bij Metro-Goldwyn-
Mayer, Dors Schary; en een aantal acteurs,
onder wie als voornaamste Audie Murphy,
de meest gedécoreerde soldaat van de
Tweede Wereldoorlog.
Lilian Ross, medewerkster van het week
blad The New Yorker, heeft onverbeterlijke
kansen gekregen om over de wordingsge
schiedenis van de film verslag uit te bren
gen. Overal heeft zij bij gezeten: bij de be
sprekingen van Huston met Reinhardt. bij
het opnemen van de film, bij de montage
en bij het overleg met de leiding van de
filmmaatschappij, toen de eerste reacties
van het pu.bliek bestudeerd waren. Zij
heeft er op een merkwaardige manier van
gebruik gemaakt, met toepassing van een
reportage-techniek waarmee zij zich naar
het schijnt al enige faam verworven had:
geheel onbewogen reproduceert zij alle ge
sprekken en vermeldt zij alle gebeurtenis
sen die haar van belang lijken dat laat
ste is bijna de enige beperking op haar
objectiviteit; opmerkingen terzijde maakt
zij alleen als het hoog nodig is.
Het ongeluk voor de filmmaatschappij,
al kon die zich zeker wel veroorloven de
prikken van Lilian Ross te negeren, was
dat het met The Red Badge of Courage riiet
vlot gegaan is. Huston zelf had er grote
verwachtingen van, en regisseerde de film
met -toewijding, maar toen het werk vol
tooid was en hijzelf vertrokken om zijn
volgende film („The African Queen") te
gaan voorbereiden, kwamen de proefvoor-
stellingen. Zulke proeven worden gehouden
in bioscopen in de omgeving van Holly
wood, waar dan het gewone publiek komt
kijken en na afloop zijn opinie geeft op
daarvoor bestemde kaarten.
Lilian Ross beschrijft een pijnlijk tafreel
als na een van de voorstellingen een voor
namelijk uit scholieren samengesteld pu
bliek onder schel gelach zijn afkeuring
noteert (Het is intussen aardig om te weten
oat op de kaarten een van de volgende vijf
waarderingen van de film als geheel moet
worden onderstreept: Buitengewoon, Uit
stekend, Zeer goed, Goed of Behoorlijk;
ontevreden toeschouwers strepen ze alle
vijf door en schrijven iets op in de trant
van „Stinks").
Als gebleken is dat de film de gemid
delde bioscoopbezoeker niet aanstaat wor
den er veranderingen in aangebracht, en
weer nieuwe veranderingen als het publiek
zich nog steeds niet tevreden toont. In dit
proces worden enige van Hustons lieve
lingsscènes eerst bekort, dan geheel weg
gesneden; en terwijl het zijn bedoeling was
dat de moed van de soldaat, die de hoofd
persoon is, zichzelf zou verklaren, wordt er
nu een spreekstem aan de film toegevoegd,
die ook aan het begin verzekert dat deze
film van het: hoogste belang is. Hustons be
doeling raakt onherroepelijk zoek, en niet
temin behaalt de film, wanneer zij einde
lijk uitgebracht is, weinig succes.
Al weet of vermoedt men wel dat het. bij
het maken van films op deze manier toe
gaat, het is toch-de-moeite waard er het
boek van Lilian Ross over te lezen. Met al
haar onbewogenheid weet zij zeer wel dui
delijk te maken aan welke kant haar sym
pathie staat, en brengt zij een aantal figu
ren grotendeels tot leven. Huston zelf is de
enige die zij bewondert; aan de andere
kant heeft zij een zeker respect voor de
onverbloemd commerciële werkers in het
filmbedrijf. Wie er het slechtst afkomen,
dat zijn de mensen die nauw betrokken zijn
bij het artistieke werk aan de film, en die
vervolgens al de concessies moeten doen,
zelfs met een vertoon van instemming.
Onder dezen staat Reinhardt op de eerste
plaats; hij is ook in de moeilijkste positie,
na Hustons vertrek alleen overgebleven als
leider van het werk-, maar hij maakt er
weinig van, en grijnst ongemakkelijk over
de sceptische uitspraken van zijn echtge
note. Als onderwerp van een reportage is
hij al bijna een romanfiguur geworden:
een afgerond beeld van een man die wel
wat behoorlijks wil maken, maar toch niet
duidelijk genoeg weet wat hij wil om de
verleiding te weerstaan, veel geld te ver
dienen door toe te geven. Het past precies
in Hollywood zoals Lilian Ross het uit
beeldt: een achterdochtig glimlachende ge
meenschap. Dat in de Amerikaanse maat
schappij het verdienen van geld als het
ware wordt opgeheven in de hogere functie:
het ten uitvoer leggen van de Amerikaanse
„way of life", maakt dit soort bestaan niet
minder smadelijk. Wij zouden wel eens
willen weten waarom amusement kunst
moet zijn, zeggen de M.G.M.-mensen, die het
met Huston oneens zijn, telkens weer; hoe
wel dat niet zo makkelijk te beantwoorden
is blijkt toch duidelijk, dat ook de makers
van amusement in hun hart wel eens onaf
hankelijk willen zijn van de instemming
van de millioenen, en dat zij voor hun
concessies gestraft worden met een kwaad
geweten.
Zulke dingen komen in het verslag van
Lilian Ross duidelijk tot uiting. Een ener
gieker, levendiger, kleuriger stijl dan de
hare is ongetwijfeld makkelijk voorstel
baar, maar voor een onderwerp als dit is
een betere wijze van behandeling waar
schijnlijk niet te vinden. S. M.
ADVERTENTIE
U ruit 'g morgens „kiplekker"
t nit bed springen.
Elke dag- moet uw lever een liter gal in uw
ingewanden doen stromen, anders verteert uw
voedsel niet, het bederft. U raakt verstopt,
word t humeurig en loom. Neem de plantaardige
CARTER'S LEVERPIELETJES om die liter
gal op te wekken en uw spijsvertering en stoel
gang op natuurlijke wijze te regelen. Een
plantaardig zacht middel, onovertroffen om de
gal te doen stromen. Eist Carter's LeverpiQetjea.