VAN NIEL
Onze puzzle
Bulletin van het Rijksmuseum
„Het duivels prentenboek", expositie
van speelkaarten in de Vleeshal
Met een koffer vol boeken
op zomervacantie
Hugo Wolf
Aan de Ibromieiii der Christelijke beschavin:
SCHOOLBOEKEN
Verzameld werk van
Nijhoff verschijnt
Lectuur voor ieder uur
cU ^72^0
Kunstschatten uit Vaticaanstad
in het Haags Gemeentemuseum
I I. DE VRIES
Russen en Britten
gaan films ruilen
Ook in 1953 reisbeurzen
voor letterkundigen
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Westerling zou zich
willen opofferen
Wereldkampioenschap
voor ploegers
ZATERDAG 18 JULI 1953
Tot dusver bestond
er voor de geregelde
publicatie van nieuws
betreffende het Rijks
museum te Amster
dam zoals beschrij
vingen van schenkin
gen en legaten, van
aankoop en bruikleen,
van exposities en ver
nieuwingen, maar ook
nieuwe uitkomsten
van kunsthistorisch
onderzoek - geen an
dere gelegenheid dan
in de verslagen van
's Rijks verzamelin
gen voor geschiedenis
en kunst. Dit amb
telijke overzicht is
uiteraard vaak ver
ten achter bij de ac
tualiteit. Zojuist ech
ter zijn de eerste af
leveringen versche
nen van een jaarlijks
Bulletin" van het
Rijksmuseum, waarin
uitvoerige studies of
korte berichten de le
zer op de hoogte zul
len houden van mu
seale wetenswaardig
heden. De heren K. C.
Boon, dr. A. van
Schendel en Th. H.
Lunsingh Scheurleer
vormen de redactie.
Dit kwartaalschrift is
een uitgave van de
Staatsdrukkerij te
's-Gravenhage.
De eerste twee afle veringen zijn ver
enigd in een dubbel nummer, waarin be
halve allerlei kanttekeningen vijf grote be
schouwingen voor-komen. Zo bespreekt J. Q.
van Regteren Altena tekeningen van Ru
bens uit het Rijksprentenkabinet en H. F. E.
Visser een Chinese marmeren Buddhakop
uit de zesde eeuw, die zich in het Museum
voor Aziatische kunst bevindt. Dr. A. van
Schendel behandelt de kwaliteiten van het
drieluik „Dans om het gouden kalf" van
Lucas van Leyden, in 1952 uit familiebezit
te Parijs aangekocht ter belangrijke uit
breiding van de beperkte vertegenwoordi
ging van deze geniale schilder uit het begin
van de zestiende eeuw.
Bijgaande illustratie, uit het Bulletin
overgenomen, behoort bij een artikel van
Th. H. Lunsingh Scheurleer over een Am
sterdamse zaal met wandschilderingen van
Jurriaan Andriessen, die voor zijn ai'ca-
disc-he landschappen dikwijls inspiratie in
Kennemerland zocht en van wie het Haar
lems Gemeente-archief onder meer een
uit 1694 daterende tekening bezit, de kun
stenaar aan het werk (ergens in Benne-
broek) voorstellend, door een parasol tegen
de zon beschermd. De afbeelding laat een
proeve zien van zijn geschilderd wandbe
hangsel van een perceel aan de Heren
gracht te Amsterdam, nog niet zo lang ge
leden aan het Rijksmuseum gelegateerd.
Jurriaan Andriessen maakte ook enige
schilderingen in opdracht van David van
Lennep voor de middenzaal van het Huis
te Manpad.
ADVERTENTIE
voor alle 'inrichtingenvóór onderwijs
SCHOOLBQEKHANÖEL
Jacobijiicslraul j GeJ. Oude Gracht 27 27a
Uit de lijst van nieuwe aanwinsten blijkt
voorts, dat het Rijksprentenkabinet een te
kening heeft verworven van J. Kuyper uit
1791, voorstellende een taf reel tijdens een
zomerdag voor de logementen in de Haar
lemmerhout.
LONDEN, (Reuter). De directeur van
de Britse Gala Filmmaatschappij, Kenneth
Rive, heeft te Moskou een overeenkomst
getekend, die de Brit het recht geeft films
te kiezen uit de 200 stuks die jaarlijks in
de- Sovjet-Unie worden gemaakt. Rive
heeft zich verplicht Britse films beschik
baar te stellen voor de Sovjet-Unie.
Rive zeide dat het merendeel van de 200
Russische films waarschijnlijk niet ge
schikt zal zijn voor het publiek in het
Westen. De films zijn naar Westelijke
maatstaven meestal zeer naief en hebben
een erg uitgesproken moraal.
Verder deelde Rive mede dat 95 procent
van de Russische films kleurenfilms zijn.
Op de wijze waarop de Russen kleuren
films opnemen, heeft men slechts een ca
mera nodig. Om deze reden kunnen in de
Sovjet-Unie goedkoper kleurenfilms wor
den gemaakt, dan in het Westen, aldus
Rive.
Volgens Rive hadden de Russische drie
dimensionale films hem hoofdpijn bezorgd.
Het diepte-effect wordt verkregen door
een bijzonder doek. Het is bij dit systeem
niet nodig dat het publiek speciale brillen
draagt. Rive zal in het bijzonder verfilmde
v/erken van de Engelse klassieken naar
Rusland zenden. De werken van Shakes
peare en Dickené zijn in de Sovjet-Unie
zeer populair.
ADVERTENTIE
HORLOGERIE
70 Jaar Speciaalzaak
GROTE HOUTSTRAAT 86
van 20 t/m 25 Juli
GESLOTEN
Deze zomer zullen in een Neerlands schoonste monumenten de oude Vleeshal op de
Grote Markt te Haarlem de kaarten niet óp tafel komen, maar behoedzaam achter
glas worden tentoongesteld. Dit impliceert niet dat de talrijke vrienden van het
kaartspel, die uiteraard een bezoek aan de Vleeshal zullen brengen, onvoldaan van
daar zouden weex-keren. Evenmin is de aard van het geëxposeerde een beletsel voor
diegenen die het kaartspel niet beoefenen. Want een ander spel-element zal de be
zoekers van deze tentoonstelling boeien: een spel van kleur en vorm! Een spel, waarbij
niet de speler, maar de kunstenaar de troef in handen houdt. En die troef is:
Schoonheid!
De unieke tentoonstelling waarop hier
boven wordt gezinspeeld werd reeds in
de pers aangekondigd als „Het duivels
prentenboek" een „bloemlezing" uit een
collectie speelkaax-ten uit vijf eeuwen. De
veelomvattende verzameling werd reeds
lang voor de oorlog bijeengebracht door dr.
Werner Jakstein te Hamburg en door deze
ook wetenschappelijk bewerkt. De verza
meling kwam na de ooi-log in bezit van
de directie der Bielefelder Spielkarten
G.m.b.H. te Bielefeld die zich bereid ver
klaarde de eerste exposities in Nederland
te Haarlem te doen plaats vinden. Zij zal
onder auspiciën van de Stichting „Haar
lems Bloei" worden georganiseei-d door
een Comité onder Voorzitterschap van de
Wethouder van Onderwijs en Kunstzaken,
de heer D. J. A. Geluk, en te bezichtigen
zijn van 25 Juli tot 5 September.
Als het de lezer gaat als ondergetekende,
dan zal zijn eerste reactie op deze aan
kondiging aarzelend zijn. Speelkaarten uit
vijf eeuwenDreigt dit geen monotoon
ensemble te worden en zullen onze handen
niet gaan jeuken om het spel te spelen, in
stede van het achter glas te zién? Toen ik
een eerste blik mocht slaan in deze kaar-
tenwereld, maakte mijn aarzeling echter
aanstonds plaats voor enthousiasme. Een
enthousiasme dat werd opgewekt door de
uitzonderlijke variatie en schoonheid, die
deze materie te genieten geeft. Want
m
Betrekkelijk kort voor zijn overlijden
wees Martinus Nijhoff de uitgevers Bert
Bakker van de N.V. Daamen te Den Haag
en G. A. van Oorschot te Amsterdam aan
voor de publicatie van zijn verzameld werk.
De teksten wenste hij verzorgd te zien door
Gerrit Kamphuis te Amsterdam.
Nijhoff kwam met Kamphuis en de beide
uitgevers overeen, dat het eerste deel zijn
ooi-spronkelijke poëzie zou verschijnen
op 20 April 1954, zijn zestigste verjaardag.
Wanneer Nijhoff was blijven leven, zou dit
deel de tekst van zijn gedichten bevatten,
uitsluitend in de versies der laatste drukken
van zijn bundels. Hij voelde er niet voor om
in dit deel tevens alle varianten uit de voor
gaande drukken op te nemen. Wel gaf hij
tekstverzorger en uitgevers de vrijheid om,
wanneer hij er niet meer zou zijn, van zijn
werk ©en uitgave tot stand te brengen,
waarin ook de varianten zouden zijn opge
nomen. In overleg met de heer W. S. Nijhoff,
eigenaar van de auteursrechten, werd na het
overlijden van de dichter besloten thans
een zodanige uitgave voor te bereiden. Het
is de bedoeling dit eerste deel in April 1954
te doen verschijnen.
In het daaropvolgende najaar zal als twee
de deel het verzamelde verhalende en criti-
sche proza uitkomen. In het voorjaar van
1955 komt het derde deel gereed, dat alleen
vei-talingen zal bevatten-. De typografische
vormgeving wordt toevertrouwd aan Hel
mut Salden te Wassenaai-.
Tijdens het bijeenbi-engen van de teksten
bleek, dat ontbreken: de dei-de en vierde
druk van „De Wandelaar", de eerste en vier
de druk van „Vormen", de eerste druk van
de vertaling van „De geschiedenis van de
soldaat" van Raimuz, de tweede druk van
„Gedachten op Dinsdag" en de derde, vier
de en vijfde druk van „Nieuwe Gedichten".
Er is de uitgevers en de tekstverzorger al
les aan gelegen om op een zo kort mogelijke
termijn bovengenoemde edities voor onge
veer een half jaar in bi'uikleen te ont
vangen.
De minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft besloten voor 1953
reisbeurzen en i-eistoelagen beschikbaar
te stellen voor letterkundigen, teneinde
deze in de gelegenheid te stellen indruk
ken op te doen in het buitenland, die voor
hun werk van belang kunnen zijn. Om
hiervoor in aanmerking te komen, dient
men voor 15 December 1953 een oorspron
kelijk, nog niet gepubliceerd, in het Ne
derlands geschreven gedicht of gedichten
bundel toe te zenden aan de afdeling
Kunsten van het ministerie.
De beoordeling van de inzendingen zal
geschieden door een jury, bestaande uit
vijf leden. Ten hoogste drie inzendingen
kunnen voor toekenning van een reisbeurs
in aanmerking komen. Een reisbeurs be
staat uit een bedrag van f 2000, een reis
toelage uit een bedrag van f 300.
LAAT HET een anecdote zijn, het heet dat een gi-oot Engels schrijver op de vraag
of hij voornemens was, in zijn vacantiedagen te lezen en „zo ja, wat en waarom"
moet hebben geantwoord: „Lezen? Wis en waarachtig! Het hele jaar lang schrijf
ik om niet te hoeven lezen. Laat me dan een paar weken lezen om niet te hoeven
schrijven. Wat ik lees? Mijn drukproeven. En als ge nu beslist het „waarom" wilt
weten, welaan dan: het wordt hoog tijd, dat mijn nieuwe boek de wereld ingaat;
al was het alleen maar om mijn toekomstige lezers de tijd te ontnemen, zulke onbe
nullige vragen te stellen als de uwe of óók aan het schrijven te gaan". Aannemende,
lezer, dat ge geen beroemd Engels schrijver zijt, zélfs niet tot het allerminst geringe
percentage Nederlands behooi-t, dat alleen leest indien het niet zèlf schrijft of dicht,
waag ik het erop, u een aantal vacantietitels aan de hand te doen: wat luchtigheden en
lichtigheidjes, die ge kunt lezen met één oog dicht als het moet, tussen een zonne
straal en een donderwolk, zonder u voor uw losboordigheid of soortgelijk démasqué
te genéren.
Natuurlijk zijt ge geen geestelijk omni
voor. Er zijn lettervreters, die óveral alles
kunnen verslinden. Die er geen been in
zien Sartre in een badstoel, Alain Foui-nier
in het café, Piet Bakker in de pauze van
het Concertgebouw en mevrouw Nijnatten-
Doffegnies voor het slapengaan te lezen.
Tot dezulken behoort ge niet. Ge weet, dat
elk boek zijn jaargetij, zijn uur, zijn weers
gesteldheid, zijn stemming heeft. Ge leest
Dickens als ge geëi-gerd zijt, Roland Holst
in het prilst van de ochtend, „Wuthering
Heights" liefst in November, Bloem in de
stilte van de na-avond. En voor de vacan-
tie reserveert ge het avontuurlijke, waar
mee uw verbeelding heinde en ver kan
zwerven. Of iets geurigs en kleurigs, waar
de wind mee speelt. In ieder geval iets dat
zich „zomaar" laat lezen: iets boeiends,
vermakelijks, iets „vrijblijvends".
Avontuurlijk en historisch tegelijk is de
in vertaling ver-schenen Australische ro
man van Stanley D. Porteus: „Het dorre
land" (L. J. Veen, Amsterdam) de ge
schiedenis van het pioniersgeslacht der
Duncans, te boek gesteld door de laatste
overlevende, Janet Duncan: romantisch
van gegeven, rijk aan suggestieve natuur
beschrijvingen van de wildernis van
Gippsland, rijk óók aan spannende wedei'-
waardigheden. Wilder van fantasie is
„Beau Geste" van P. C. Wren (in verta
ling verschenen bij Foreholte, Vooi'hout),
een roman die het midden houdt tussen
een detective-story en een avonturenboek,
grotendeels spelend in de gelederen van
het Vreemdelingenlegioen, niet ver dus
van het exotische landschap, dat Stephen
Lister tot achtergrond koos van zijn „De
wateren van Babyion" (verschenen in de
„Muidertoren-serie" en verzorgd door
Leopolds Uitgeversmaatschappij). „By the
waters of Babyion" luidt de oorspronke
lijke Engelse titel van deze ten dele histo
rische, ten dele recente roman, waarin de
Jood Yuzcf ben Salomon het lot ten deel
valt van de mens, die geëerd wordt zo
lang hij macht heeft en verguisd, zodra de
fortuin hem de rug heeft toegekeerd.
Geblakerd door een verzengende zon is
ook het pioniei-sleven van de „Tabakkers"
in Deli, wier tropen-wederwaax-digheden
H. Gorter als vervolg op zijn eerder ver
schenen en thans herdrukte „Delianen"
(L. J. Veen, Amsterdam), voor het meren
deel niet onvermakelijk te boek stelde.
Het is een stuk „koloniale geschiedenis"
gewox-den, waai'van vooral gerepatriëer-
den geboeid kennis zullen nemen. Wie
zich meer aangetrokken voelt tot een ro
mantische „noodlottige liefde" in den
vreemde kan zich onledig houden met een
nieuwe roman van Cronin dr. Archibald
Joseph Cronin, die, naar men weet, het
medisch lancet voor de litteraire pen ver
ruilde en sindsdien aan populariteit won,
wat hij .aan letterkundig gehalte ver
speelde. „Gracie Lindsay" (Sijthoff, Lei
den) zijn nieuwste boek naar ik meen
is als „verhaal van liefde en noodlot"
zeker niet zijn geringste en op zijn minst
een onderhoudende roman, al was het
alleen vanwege de kennismaking met de
beminnelijke Gracie.
Dichter bij huis is er trouwens bemin-
ADVERTENTIE
N V. MI3. „HOLSTER" - OVERVEEN
Tel. K 2500 - 15597 en 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut oliestook
nelijks genoeg te vinden. Julien Kuypers,
schrijver van uitnemende studies over
Teirlinck en Camille Huysmans, verraste
zijn Nederlandse lezers niet minder dan
zijn Vlaamse met zijn journaal, „varend
door schoon Vlaanderen" geschreven.
„Aan de waterkant" („De Sikkel" te
Antwerpen en J. M. Meulenhoff te Am
sterdam) werd een „varend dromen op de
stroom", een zich bezinnen op de historie,
op het leven, op Vlaams natuurschoon,
Vlaamse kunst, Vlaamse kracht en roe
ping, op vrijheidszin en wereldburger
schap. Eenmaal op het water verandert
men van uit- en inzicht. Men distanciëert
zich van de oevers: van de Demex-, van
het soete lant van Waes, van het land van
de Rupel, de Leve, de Schelde en het
schone wordt er nog schoner door. Kuy
pers maakte er een charmant, een aan
trekkelijk geïllustreerd, een zinrijk boek
van een boek van hoge luchten en
verre einders, even verkwikkend als het
kleurige, fleurige natuurboek van R. J. de
Stoppelaar „Op Frieslands wijde wateren",
(L. J. Veen, Amsterdam), waarin zo ver
ademend fris de wind gaat over wijd wa
ter, de bermen in bloei staan, het oeverriet
staat te wiegen, de waterlelies dromen en
„in de kleine dingen het grootst geluk
ligt", waai-van Stuiveling dichtte: „Het
gras, de dauw, het licht, de ritselingen van
wind en blad, de glimlach van een vrouw
en, vei-re leeuwerik, uw onzichtbaar zin
gen".
Ook in romanvorm kreeg Friesland zijn
deel. Sjoerd Bakker schreef een stuk ge
schiedenis van Leeuwarden: „Melodie van
de eenvoud" (Muidertoren-serie", ver
zorgd door Leopolds Uitgevex'smaatschap-
pij), dat hij verwerkte tot een eenvoudige
roman van eenvoudige mensen, spelend
kort voor en omstreeks de eeuwwisseling,
toen de „Oranjeklant" Hilbert Jans
Klompmaker nog in Troelstra een vijand
kon zien. Een „stadsroman", maar dan
één die de Amsterdamse volksbuurt („een
geasfalteei-de marktstraat", zoiets als „de
Albert Cuyp") tot schouwtoneel koos,
schreef W. A. Gotjé rnet zijn „Voor ieder
schijnt de zon" (N.V. Arbeiderspers, Am-
slerdam). een rasecht Mokums realisme,
met een lach en een traan: een „brok
waar leven van alle dag", kleurrijk be
schreven en zeker niet zonder humor.
Wie zich trouwens, behalve in „Vase-
lientje's (grappige) kleuterpraat" van Eli
Asser (N.V. Arbeiderspers, Amsterdam),
aan wat vrolijks en zots te goed wil doen,
kan terecht bij „Zoonlief" (Sijthoff, Lei
den), bij de jongeman Sigismond, die in
ae roman van Nancy Mitford met een
niet'onvermakelijk raffinement de verwij
dering tussen zijn Engelse ma en zijn
Fi-anse pa tracht te bestendigen omdat hij,
nü verwend door de één en dan door de
ander, van het goede der aarde dubbel
profiteert. Enfin, ondanks zoonlief komt
het goed tussen pa en ma, evenals tussen
„Anneke" en „Eduard" in „Dat is de re
den niet" (Het Wei-eldvenster, Baarn),
een kostelijke parodie op de echtscheiding,
in briefvorm door Jac. van der Ster en
Harriet Freezer bijeengefantaseerd.
Wat let u: een boezeroentje en een paar
sandaaltjes minder in de koffer en iets
van dit leesgenot zal er wel bij kunnen,
vooropgezet natuurlijk dat ge niet zèlf
dicht en uw drukproeven zult moeten
torsen.
C. J. E. DINAUX
zoals gezegd niet uitsluitend de bemin
naar van het kaartspel (in welke vorm dan
ook) zal er door worden geboeid doch ook
de beminnaar der folklore, de cultuur- of
kunsthistoricus kortom, een ieder aan wie
de schoonheid ter harte gaat. Want zolang
de kunstenaar zijn troef in handen houdt,
zijn de beelden en de motieven die de
kaarten sieren de persoonlijke interpre
taties van traditionele figuren weliswaar,
doch deze op dusdanige wijze gegeven dat
zij de diverse aspecten van het maatschap
pelijk leven raken en ons op even artistie
ke als originele wijze tonen hoe een be
paald tijdperk op de speeltafel „weerspie
gelt". En deze vogelvlucht over het spe
lende mensdom blijft niet beperkt tot Hol
land of Duitsland, doch gunt ons een blik
op kaartspelende Chinezen, Koreanen en
Japanners, op Indiërs, Perzen en Arabie
ren, op Italianen, Spanjaarden en Fransen.
Buitendien treffen we op de tentoonstel
ling bijzondere kaartsystemen aan, waar
onder politieke kaarten, kaarten van in
structieve strekking, waarzeggerskaarten,
ja zelfs. de „valse kaart".
Een keur van inheemse en uitheemse
spelen in beeld en in natura waar
onder een fraaie collectie schaakspelen, is
ter opluistering van het geheel in de be
nedenzaal van de Vleeshal tentoongesteld.
Een voortreffelijk bewerkte en verzorgde
catalogus met kleurendrukken naar di
verse specimina uit de Bielefelder collectie,
zal onze herinnering levend houden aan
deze unieke tentoonstelling, die wij dus
warm aanbevelen in de belangstelling van
kaartspelers en niet-kaartspelers!
H. P. BAARD
ADVERTENTIE
Raymond Paul Westerling zou zich vol
gens het Algemeen Dagblad ter beschik
king van de Indonesische autoriteiten wil
len stellen op voorwaarde, dat de zes Ne
derlanders, die daar reeds meer dan 3!/2
jaar in voorlopige hechtenis zitten, worden
vrijgelaten. Hij zou dit aanbod reeds aan
de Indonesische regering hebben gedaan
maar heeft nog geen antwoord ontvangen.
Deze zes Nederlanders worden ervan ver
dacht aan Westerlings machtsgreep in Ban
doeng medeplichtig te zijn geweest.
Van 6 tot 9 October zal te Coboury in
Canada een wedstrijd om het wereldkam-
pioenschap in het ploegen worden gehou
den. Ook Nederland is uitgenodigd hier
heen drie personen af te vaardigen. Op 28
Juli wordt bij Espel in de Noord-Oost
polder een selectiewedstrijd gehouden.
B: eraan zullen zestien ploegers uit alle
delen van Nederland deelnemen.
Een tentoonstelling, omvattend niet meer
dan vijfenveertig werken, voorbeelden van
Christelijke kunst van de eerste tot de zes
tiende eeuw, zeer overzichtelijk, ja voor
treffelijk opgesteld, biedt het grote voor
deel een duidelijk beeld in onze herinne
ring achter te laten. Natuurlijk kan men
zich afvragen of de tentoonstelling van
Kunstschatten uit Vaticaanstad, Italiaanse
kerken en musea, die deze zomer in het
Gemeentemuseum te 's-Gx-avenhage ge
houden wordt, in zijn beperkte omvang
een werkelijk overzicht van de Christelijke
kunst der eerste vijftien eeuwen geeft. Het
antwoord hierop moet ontkennend luiden.
Zelfs kan men niet spreken van een bloem
lezing. Dit alles toegevend moet men echter
ex-kennen dat de organisatoren een collectie
hebben gebracht, waarin zich vele kunst
werken van ongemene schoonheid bevin
den, die voordien nimmer buiten de gren
zen van Italië zijn tentoongesteld.
Afgezien van de waardering voor de
schoonheid der gewezen stoffen der beeld
houwwerken en schilderijen, zal de be
zoeker, dunkt mij, vooral getroffen en
ontroerd worden door de aanschouwing
van de eerste prille uitingen van het geloof,
waarop onze hele Westerse beschaving ge-
gx-ondvest is. Men wox-dt gewaar dat het
Christendom in de eerste eeuwen nog geen
eigen vormen gevonden had om zich te
uiten, dat het gebruik moest maken van
de stijl der antieken. Voor ons, die geheel
vertrouwd zijn met de Christelijke symbo
liek en deze voornamelijk kennen in de
vormen en stijluitingen der Middeleeuwen
en Renaissance, is het ontroerend om deze
vertrouwde „tekenexx" en afbeeldingen te
herkennen in weefsel uit Syrië en Perzië,
in beeldhouwwex-ken die alle kentekenen
der laat-Romeinse kunst bezitten. De vraag
naar een oorspronkelijkheid is pas veel
later ontstaan, de kunstenaar bediende zich
van de gangbare stijl.
Het hierbij gereproduceerde Crux Vati-
cana, dat Keizer Justinus de Tweede aan
de Basiliek van St. Pieter schonk in de
tweede helft van de zesde eeuw, vertoont
met zijn reusachtige gekleurde stenen een
bijna barbaarse pracht, wel ver afwijkend
van de ingetogenheid, die voor ons gevoel
aan de Christelijke kunst inhaerent moet
zijn eix dat in de Middeleeuwen ook veelal
was. Aan dit verlangen komt het Byzan
tijnse kruis uit de achtste eeuw, althans
wat de versiering van de kruisvormige zil
veren doos betreft, meer tegemoet. Het
met edelstenen versierde gouden kruis
zelve is helaas grotendeels met balsem
overdekt.
De fragmenten der Byzantynse zijde
weefsels vertonen niet altijd sacrale tafe
relen. Men gebruikte deze kostbare stóffen
om er foudralen en kussens van te maken
om daar de kruizen en reliekhouders in te
bewaren.
Prachtige tapijten
De schilderkunst is spaarzaam vertegen
woordigd maar alleen al de „Verkondi
ging" van Fra Angelico, met de vijf prach
tige panelen met voorstellingen uit het
leven van Maria, loont al een bezoek aan
de Haagse tentoonstelling. De vier wand
tapijten in Vlaanderen, naar de kartons
van Rafaël geweven, zijn uit Mantua af
komstig. De exemplaren uit het Vaticaan
bleken niet te verplaatsen. Wel zelden zal
men in de gelegenheid zijn deze reusach
tige kleden in een zo gunstige belichting
te zien. Evenals voor de andere kunstwer
ken heeft men voor deze kleden een geheel
passende binnenarchitectuur in het mu
seum aangebracht, waardoor het geëxpo
seerde zeer gunstig uitkomt.
Meer de Christelijke geest vex-tolkend is
voor ons gevoel het 15de-eeuwse wand
kleed uit het atelier van Pasquier Grenier
te Doornik, dat door een Gothische archi
tectuur in drie delen is verdeeld. Vooral de
decoratieve versierselen der kleding en de
rijke motieven van planten en bloemen
kan men hierin bewonderen.
Het is wel verheugend, dat na een zeer
lange periode waarin de belangstelling
voor oude kunst zich in hoofdzaak leek te
bepalen tot de antieke wereld der Grieken,
er meer liefde begint te ontstaan voor de
kunst die uit Christelijke beschaving is
Byzantijns kruis (meestal aangeduid als
Crux Vaticana) van verguld zilver, ver
sierd met gekleurde stenen. Op de zij
armen ziet men portretten van Keizer Jus
tinus II en zijn vrouw Sofia (tweede helft
zesde eeuw, thans berustend in de schat
kamer van de basiliek van de St. Pieter te
Rome)
voortgekomen. Ook onze tijd wordt hevig
beroerd door een zoeken naar nieuwe le
vensvormen en dit brengt mede, dat men
zich bezint op de gx-ondslagen onzer be
schaving. De aanraking met eerste uitingen
van Christelijke kunst kan ons daarbij
stellig van dienst zijn. Ook tot troost. Aan
de kunstenaars van onze tijd wordt zo
dikwijls verweten, dat 'zij nog geen eigen
stijl gevonden hebben om aan onze levens
houding gestalte te geven. Deze tentoon
stelling leert ons immers hoe langzaam een
stijl zich ontwikkelt en hoe lang pude vor-r
men doorwerken, al is de bron ervan reeds
lang verdroogd.
OTTO B. DE KAT.
HET is dit jaar vijftig jaar geleden, dat
Hugo Wolf gestorven is en ik moge
daarom de grote liederencomponist hier
in een tweetal artikelen herdenken.
Eerst enkele typerende data uit zijn
leven. Geboren 13 Maax-t 1860 te Windisch-
gratz in Oostenrijk. In het najaar van 1875
aangenomen als leerling van het Conser-
vatox-ium in Wenen. In de loop van het
volgend schooljaar wegens onreglementair
gedrag ontslagen. Van 1884 tot 1887 mu
ziekcriticus aan het Wiener Salonblatt. In
1899 opgenomen in een krankzinnigenge
sticht te Wenen, waar hij tot zijn dood is
verpleegd.
Uit deze simpele data valt al iets op te
maken. In deze kleine man met de soms
dromerige, soms diep'oorende ogen, leefde
een hartstochtelijk-bewogen, felle kunste
naarsziel. Wolf werd in het lied de geeste
lijke erfgenaam van Schubert en meer nog
van Schumann. Zijn liederen betekenen
een afzonderlijk hoofdstuk in de geschie
denis dezer kunst.
IN Wenen leefden tegelijk met hem de
oudere meesters Brahms en Brtickner
Brahms' liedkunst stond hem verre,
maar het grootse symphonische oeuvre
van Brtickner vereerde hij. De stex-kste
invloed onderging de jonge Hugo Wolf
echter van Wagner. Dit begon al vroeg.
Nauwelijks was hij een maand op het
Conservatorium of de 15-jarige Hugo
vernam, dat Richard Wagner naar Wenen
zal komen om zijn Tannhauser te dirigeren.
Dat was een emotionerende gebeurtenis,
want de Weense muziekkringen waren in
vele partijen gesplitst. Ernst Decsey
voortreffelijk musicus en essayist
schrijft in zijn boek over Wolf, dat vrien
den, verwanten en zelfs huisgezinnen in
de strijd voor of tegen Wagner uit elkaar
gingen. Speidel schreef, dat het Duitse
volk uit de rij der kunstminnende volken
van het avondland geschrapt moest wor
den. als het genoegen zou beleven aan deze
„Affenschande" (Wagners muziek). Een
andex'e Weense schrijver noemde in zijn
boek Wagner kotrweg een kx-ankzinnige.
De jeugd echter had een ander oordeel.
Zij werd volkomen meegesleept door de
fascinerende kx-acht van Wagners muziek,
door de macht van zijn persoonlijkheid.
En zo vex-ging het ook de jonge Hugo
Wolf. Met zijn felle, heftige aard en in zijn
jonge overmoed van 15-jarige, nam hij
het besluit de meester te bezoeken. Hij wil
nu al Wagners oordeel weten over zijn
compositiepi-oeven. Hij dringt door tot de
hóteldirectie, sluit vriendschap met het
hotelpersoneel en na enkele weken van
spanning gelukt het plan op de voor hem
onvergetelijke Zondag van 12 December.
Wagner zal hem na zijn concert met de
„Philharmoniker" ontvangen. Wolf wordt
in een vorstelijk ingerichte salon toege
laten en staat dan plotseling voor de kun
stenaar, die hij zijn afgod noemt en die
inderdaad van onberekenbare invloed is
geweest op de ontwikkeling der muziek in
de tweede helft der negentiende eeuw.
Men denke zich de student aan het con
servatorium, staande tegenover een kleine,
in wijde pelsjas gehulde, imponerende
man: Richard Wagner. Wolf weet niet an
ders te doen dan te stotteren en wat te
stamelen over bewondering en verering.
Maar hij heeft toch de moed om 's mees
ters oordeel te vragen over een lied, dat
hij meegebx'acht had. Wagner was goed
geluimd en prees hem, omdat hij de klas
sieke meestex's tot voorbeeld had gekozen.
Hij moest later nog maar eens terugkomen.
Toen Wagner opmex'kte, van klaviermuziek
geen verstand te hebben, vond Wolf, dat
zulke grote meesters toch wel bijzonder
bescheiden zijn. Hij had toen natuurlijk
Wagners „Gesammelte Schriften" nog niet
leren kennen
IK heb over dit bezoek hier wat uitvoerig
gesproken, omdat Wagner van dit ogen
blik af voor Wolfs kunst meer heeft bete
kend dan wie ook. Wagners denkbeelden
over het drama der toekomst, over de
verhouding tussen woord en toon, zijn
harmonische vernieuwingen, al deze din
gen hebben Wolf nooit meer losgelaten.
Het vraagstuk over de verhouding tus
sen woord en toon in de vocale muziek is
al zeer oud en heeft in het bijzonder de
componisten beziggehouden, die de mu
ziekdramatische kunst beoefenden. Dat
zelfs de grootsten hiex-in lijnrecht tegen
over elkaar konden staan, blijkt duidelijk
uit het feit, dat bijvoorbeeld Mozart juist
het omgekeerde betoogt dan Wagner.
Van Mozart kennen wij de beroemd ge
worden uitspraak, dat de poezië de ge
hoorzame dochter der muziek behoort te
zijn. Wagner schrijft in zijn uitvoerige ver
handeling „Oper xxnd Drama", dat het mis
verstand ten opzichte der opera als kunst
genre daarin bestaat, dat een middel (de
muziek) tot dpel en het doel (het drama)
tot middel wordt gemaakt.
Dat Mozart en Wagner zulke verschil
lende inzichten koesterden, is misschien
een bewijs voor de aanvaardbaarheid bei
der opvattingen. Voor Hugo Wolf echter
gold: Wagner locuta, causa finita.
Ondanks dit alles is de jongere meester
echter geen slaafs navolger geworden. Het
sterk persoonlijk karakter zijner muziek
heeft die uitgeheven boven elk epigonis
me. WILLEM ANDRIESSEN
Onze puzzelaars hebben tot September
vacantie.
De oplossing van het cijferraadsel van
vorige week was:
„Een vader vindt eer honderd woorden
om te zegenen, dan een zoon om te
bedanken".
De sleutelwoorden waren: Noorden -
dader - water - kazemat - woerden - zoom
- bank deen noor - hoed - neen - vegen
- veter - een - wind - radio.
Winnaars van de vorige puzzle zijn:
1. Zuster A. J. de Vries, Curagaostraat
42, Santpoort 7,50; 2. L. Veltkamp,
Theemsplein 32, Haarlem 5,—; 3. F. I.
Spits, Velserduinweg 168, IJmuiden-Oost
2,50.