VAN NIEL Onze puzzle Bulletin van het Rijksmuseum „Het duivels prentenboek", expositie van speelkaarten in de Vleeshal Met een koffer vol boeken op zomervacantie Hugo Wolf Aan de Ibromieiii der Christelijke beschavin: SCHOOLBOEKEN Verzameld werk van Nijhoff verschijnt Lectuur voor ieder uur cU ^72^0 Kunstschatten uit Vaticaanstad in het Haags Gemeentemuseum I I. DE VRIES Russen en Britten gaan films ruilen Ook in 1953 reisbeurzen voor letterkundigen LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Westerling zou zich willen opofferen Wereldkampioenschap voor ploegers ZATERDAG 18 JULI 1953 Tot dusver bestond er voor de geregelde publicatie van nieuws betreffende het Rijks museum te Amster dam zoals beschrij vingen van schenkin gen en legaten, van aankoop en bruikleen, van exposities en ver nieuwingen, maar ook nieuwe uitkomsten van kunsthistorisch onderzoek - geen an dere gelegenheid dan in de verslagen van 's Rijks verzamelin gen voor geschiedenis en kunst. Dit amb telijke overzicht is uiteraard vaak ver ten achter bij de ac tualiteit. Zojuist ech ter zijn de eerste af leveringen versche nen van een jaarlijks Bulletin" van het Rijksmuseum, waarin uitvoerige studies of korte berichten de le zer op de hoogte zul len houden van mu seale wetenswaardig heden. De heren K. C. Boon, dr. A. van Schendel en Th. H. Lunsingh Scheurleer vormen de redactie. Dit kwartaalschrift is een uitgave van de Staatsdrukkerij te 's-Gravenhage. De eerste twee afle veringen zijn ver enigd in een dubbel nummer, waarin be halve allerlei kanttekeningen vijf grote be schouwingen voor-komen. Zo bespreekt J. Q. van Regteren Altena tekeningen van Ru bens uit het Rijksprentenkabinet en H. F. E. Visser een Chinese marmeren Buddhakop uit de zesde eeuw, die zich in het Museum voor Aziatische kunst bevindt. Dr. A. van Schendel behandelt de kwaliteiten van het drieluik „Dans om het gouden kalf" van Lucas van Leyden, in 1952 uit familiebezit te Parijs aangekocht ter belangrijke uit breiding van de beperkte vertegenwoordi ging van deze geniale schilder uit het begin van de zestiende eeuw. Bijgaande illustratie, uit het Bulletin overgenomen, behoort bij een artikel van Th. H. Lunsingh Scheurleer over een Am sterdamse zaal met wandschilderingen van Jurriaan Andriessen, die voor zijn ai'ca- disc-he landschappen dikwijls inspiratie in Kennemerland zocht en van wie het Haar lems Gemeente-archief onder meer een uit 1694 daterende tekening bezit, de kun stenaar aan het werk (ergens in Benne- broek) voorstellend, door een parasol tegen de zon beschermd. De afbeelding laat een proeve zien van zijn geschilderd wandbe hangsel van een perceel aan de Heren gracht te Amsterdam, nog niet zo lang ge leden aan het Rijksmuseum gelegateerd. Jurriaan Andriessen maakte ook enige schilderingen in opdracht van David van Lennep voor de middenzaal van het Huis te Manpad. ADVERTENTIE voor alle 'inrichtingenvóór onderwijs SCHOOLBQEKHANÖEL Jacobijiicslraul j GeJ. Oude Gracht 27 27a Uit de lijst van nieuwe aanwinsten blijkt voorts, dat het Rijksprentenkabinet een te kening heeft verworven van J. Kuyper uit 1791, voorstellende een taf reel tijdens een zomerdag voor de logementen in de Haar lemmerhout. LONDEN, (Reuter). De directeur van de Britse Gala Filmmaatschappij, Kenneth Rive, heeft te Moskou een overeenkomst getekend, die de Brit het recht geeft films te kiezen uit de 200 stuks die jaarlijks in de- Sovjet-Unie worden gemaakt. Rive heeft zich verplicht Britse films beschik baar te stellen voor de Sovjet-Unie. Rive zeide dat het merendeel van de 200 Russische films waarschijnlijk niet ge schikt zal zijn voor het publiek in het Westen. De films zijn naar Westelijke maatstaven meestal zeer naief en hebben een erg uitgesproken moraal. Verder deelde Rive mede dat 95 procent van de Russische films kleurenfilms zijn. Op de wijze waarop de Russen kleuren films opnemen, heeft men slechts een ca mera nodig. Om deze reden kunnen in de Sovjet-Unie goedkoper kleurenfilms wor den gemaakt, dan in het Westen, aldus Rive. Volgens Rive hadden de Russische drie dimensionale films hem hoofdpijn bezorgd. Het diepte-effect wordt verkregen door een bijzonder doek. Het is bij dit systeem niet nodig dat het publiek speciale brillen draagt. Rive zal in het bijzonder verfilmde v/erken van de Engelse klassieken naar Rusland zenden. De werken van Shakes peare en Dickené zijn in de Sovjet-Unie zeer populair. ADVERTENTIE HORLOGERIE 70 Jaar Speciaalzaak GROTE HOUTSTRAAT 86 van 20 t/m 25 Juli GESLOTEN Deze zomer zullen in een Neerlands schoonste monumenten de oude Vleeshal op de Grote Markt te Haarlem de kaarten niet óp tafel komen, maar behoedzaam achter glas worden tentoongesteld. Dit impliceert niet dat de talrijke vrienden van het kaartspel, die uiteraard een bezoek aan de Vleeshal zullen brengen, onvoldaan van daar zouden weex-keren. Evenmin is de aard van het geëxposeerde een beletsel voor diegenen die het kaartspel niet beoefenen. Want een ander spel-element zal de be zoekers van deze tentoonstelling boeien: een spel van kleur en vorm! Een spel, waarbij niet de speler, maar de kunstenaar de troef in handen houdt. En die troef is: Schoonheid! De unieke tentoonstelling waarop hier boven wordt gezinspeeld werd reeds in de pers aangekondigd als „Het duivels prentenboek" een „bloemlezing" uit een collectie speelkaax-ten uit vijf eeuwen. De veelomvattende verzameling werd reeds lang voor de oorlog bijeengebracht door dr. Werner Jakstein te Hamburg en door deze ook wetenschappelijk bewerkt. De verza meling kwam na de ooi-log in bezit van de directie der Bielefelder Spielkarten G.m.b.H. te Bielefeld die zich bereid ver klaarde de eerste exposities in Nederland te Haarlem te doen plaats vinden. Zij zal onder auspiciën van de Stichting „Haar lems Bloei" worden georganiseei-d door een Comité onder Voorzitterschap van de Wethouder van Onderwijs en Kunstzaken, de heer D. J. A. Geluk, en te bezichtigen zijn van 25 Juli tot 5 September. Als het de lezer gaat als ondergetekende, dan zal zijn eerste reactie op deze aan kondiging aarzelend zijn. Speelkaarten uit vijf eeuwenDreigt dit geen monotoon ensemble te worden en zullen onze handen niet gaan jeuken om het spel te spelen, in stede van het achter glas te zién? Toen ik een eerste blik mocht slaan in deze kaar- tenwereld, maakte mijn aarzeling echter aanstonds plaats voor enthousiasme. Een enthousiasme dat werd opgewekt door de uitzonderlijke variatie en schoonheid, die deze materie te genieten geeft. Want m Betrekkelijk kort voor zijn overlijden wees Martinus Nijhoff de uitgevers Bert Bakker van de N.V. Daamen te Den Haag en G. A. van Oorschot te Amsterdam aan voor de publicatie van zijn verzameld werk. De teksten wenste hij verzorgd te zien door Gerrit Kamphuis te Amsterdam. Nijhoff kwam met Kamphuis en de beide uitgevers overeen, dat het eerste deel zijn ooi-spronkelijke poëzie zou verschijnen op 20 April 1954, zijn zestigste verjaardag. Wanneer Nijhoff was blijven leven, zou dit deel de tekst van zijn gedichten bevatten, uitsluitend in de versies der laatste drukken van zijn bundels. Hij voelde er niet voor om in dit deel tevens alle varianten uit de voor gaande drukken op te nemen. Wel gaf hij tekstverzorger en uitgevers de vrijheid om, wanneer hij er niet meer zou zijn, van zijn werk ©en uitgave tot stand te brengen, waarin ook de varianten zouden zijn opge nomen. In overleg met de heer W. S. Nijhoff, eigenaar van de auteursrechten, werd na het overlijden van de dichter besloten thans een zodanige uitgave voor te bereiden. Het is de bedoeling dit eerste deel in April 1954 te doen verschijnen. In het daaropvolgende najaar zal als twee de deel het verzamelde verhalende en criti- sche proza uitkomen. In het voorjaar van 1955 komt het derde deel gereed, dat alleen vei-talingen zal bevatten-. De typografische vormgeving wordt toevertrouwd aan Hel mut Salden te Wassenaai-. Tijdens het bijeenbi-engen van de teksten bleek, dat ontbreken: de dei-de en vierde druk van „De Wandelaar", de eerste en vier de druk van „Vormen", de eerste druk van de vertaling van „De geschiedenis van de soldaat" van Raimuz, de tweede druk van „Gedachten op Dinsdag" en de derde, vier de en vijfde druk van „Nieuwe Gedichten". Er is de uitgevers en de tekstverzorger al les aan gelegen om op een zo kort mogelijke termijn bovengenoemde edities voor onge veer een half jaar in bi'uikleen te ont vangen. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft besloten voor 1953 reisbeurzen en i-eistoelagen beschikbaar te stellen voor letterkundigen, teneinde deze in de gelegenheid te stellen indruk ken op te doen in het buitenland, die voor hun werk van belang kunnen zijn. Om hiervoor in aanmerking te komen, dient men voor 15 December 1953 een oorspron kelijk, nog niet gepubliceerd, in het Ne derlands geschreven gedicht of gedichten bundel toe te zenden aan de afdeling Kunsten van het ministerie. De beoordeling van de inzendingen zal geschieden door een jury, bestaande uit vijf leden. Ten hoogste drie inzendingen kunnen voor toekenning van een reisbeurs in aanmerking komen. Een reisbeurs be staat uit een bedrag van f 2000, een reis toelage uit een bedrag van f 300. LAAT HET een anecdote zijn, het heet dat een gi-oot Engels schrijver op de vraag of hij voornemens was, in zijn vacantiedagen te lezen en „zo ja, wat en waarom" moet hebben geantwoord: „Lezen? Wis en waarachtig! Het hele jaar lang schrijf ik om niet te hoeven lezen. Laat me dan een paar weken lezen om niet te hoeven schrijven. Wat ik lees? Mijn drukproeven. En als ge nu beslist het „waarom" wilt weten, welaan dan: het wordt hoog tijd, dat mijn nieuwe boek de wereld ingaat; al was het alleen maar om mijn toekomstige lezers de tijd te ontnemen, zulke onbe nullige vragen te stellen als de uwe of óók aan het schrijven te gaan". Aannemende, lezer, dat ge geen beroemd Engels schrijver zijt, zélfs niet tot het allerminst geringe percentage Nederlands behooi-t, dat alleen leest indien het niet zèlf schrijft of dicht, waag ik het erop, u een aantal vacantietitels aan de hand te doen: wat luchtigheden en lichtigheidjes, die ge kunt lezen met één oog dicht als het moet, tussen een zonne straal en een donderwolk, zonder u voor uw losboordigheid of soortgelijk démasqué te genéren. Natuurlijk zijt ge geen geestelijk omni voor. Er zijn lettervreters, die óveral alles kunnen verslinden. Die er geen been in zien Sartre in een badstoel, Alain Foui-nier in het café, Piet Bakker in de pauze van het Concertgebouw en mevrouw Nijnatten- Doffegnies voor het slapengaan te lezen. Tot dezulken behoort ge niet. Ge weet, dat elk boek zijn jaargetij, zijn uur, zijn weers gesteldheid, zijn stemming heeft. Ge leest Dickens als ge geëi-gerd zijt, Roland Holst in het prilst van de ochtend, „Wuthering Heights" liefst in November, Bloem in de stilte van de na-avond. En voor de vacan- tie reserveert ge het avontuurlijke, waar mee uw verbeelding heinde en ver kan zwerven. Of iets geurigs en kleurigs, waar de wind mee speelt. In ieder geval iets dat zich „zomaar" laat lezen: iets boeiends, vermakelijks, iets „vrijblijvends". Avontuurlijk en historisch tegelijk is de in vertaling ver-schenen Australische ro man van Stanley D. Porteus: „Het dorre land" (L. J. Veen, Amsterdam) de ge schiedenis van het pioniersgeslacht der Duncans, te boek gesteld door de laatste overlevende, Janet Duncan: romantisch van gegeven, rijk aan suggestieve natuur beschrijvingen van de wildernis van Gippsland, rijk óók aan spannende wedei'- waardigheden. Wilder van fantasie is „Beau Geste" van P. C. Wren (in verta ling verschenen bij Foreholte, Vooi'hout), een roman die het midden houdt tussen een detective-story en een avonturenboek, grotendeels spelend in de gelederen van het Vreemdelingenlegioen, niet ver dus van het exotische landschap, dat Stephen Lister tot achtergrond koos van zijn „De wateren van Babyion" (verschenen in de „Muidertoren-serie" en verzorgd door Leopolds Uitgeversmaatschappij). „By the waters of Babyion" luidt de oorspronke lijke Engelse titel van deze ten dele histo rische, ten dele recente roman, waarin de Jood Yuzcf ben Salomon het lot ten deel valt van de mens, die geëerd wordt zo lang hij macht heeft en verguisd, zodra de fortuin hem de rug heeft toegekeerd. Geblakerd door een verzengende zon is ook het pioniei-sleven van de „Tabakkers" in Deli, wier tropen-wederwaax-digheden H. Gorter als vervolg op zijn eerder ver schenen en thans herdrukte „Delianen" (L. J. Veen, Amsterdam), voor het meren deel niet onvermakelijk te boek stelde. Het is een stuk „koloniale geschiedenis" gewox-den, waai'van vooral gerepatriëer- den geboeid kennis zullen nemen. Wie zich meer aangetrokken voelt tot een ro mantische „noodlottige liefde" in den vreemde kan zich onledig houden met een nieuwe roman van Cronin dr. Archibald Joseph Cronin, die, naar men weet, het medisch lancet voor de litteraire pen ver ruilde en sindsdien aan populariteit won, wat hij .aan letterkundig gehalte ver speelde. „Gracie Lindsay" (Sijthoff, Lei den) zijn nieuwste boek naar ik meen is als „verhaal van liefde en noodlot" zeker niet zijn geringste en op zijn minst een onderhoudende roman, al was het alleen vanwege de kennismaking met de beminnelijke Gracie. Dichter bij huis is er trouwens bemin- ADVERTENTIE N V. MI3. „HOLSTER" - OVERVEEN Tel. K 2500 - 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut oliestook nelijks genoeg te vinden. Julien Kuypers, schrijver van uitnemende studies over Teirlinck en Camille Huysmans, verraste zijn Nederlandse lezers niet minder dan zijn Vlaamse met zijn journaal, „varend door schoon Vlaanderen" geschreven. „Aan de waterkant" („De Sikkel" te Antwerpen en J. M. Meulenhoff te Am sterdam) werd een „varend dromen op de stroom", een zich bezinnen op de historie, op het leven, op Vlaams natuurschoon, Vlaamse kunst, Vlaamse kracht en roe ping, op vrijheidszin en wereldburger schap. Eenmaal op het water verandert men van uit- en inzicht. Men distanciëert zich van de oevers: van de Demex-, van het soete lant van Waes, van het land van de Rupel, de Leve, de Schelde en het schone wordt er nog schoner door. Kuy pers maakte er een charmant, een aan trekkelijk geïllustreerd, een zinrijk boek van een boek van hoge luchten en verre einders, even verkwikkend als het kleurige, fleurige natuurboek van R. J. de Stoppelaar „Op Frieslands wijde wateren", (L. J. Veen, Amsterdam), waarin zo ver ademend fris de wind gaat over wijd wa ter, de bermen in bloei staan, het oeverriet staat te wiegen, de waterlelies dromen en „in de kleine dingen het grootst geluk ligt", waai-van Stuiveling dichtte: „Het gras, de dauw, het licht, de ritselingen van wind en blad, de glimlach van een vrouw en, vei-re leeuwerik, uw onzichtbaar zin gen". Ook in romanvorm kreeg Friesland zijn deel. Sjoerd Bakker schreef een stuk ge schiedenis van Leeuwarden: „Melodie van de eenvoud" (Muidertoren-serie", ver zorgd door Leopolds Uitgevex'smaatschap- pij), dat hij verwerkte tot een eenvoudige roman van eenvoudige mensen, spelend kort voor en omstreeks de eeuwwisseling, toen de „Oranjeklant" Hilbert Jans Klompmaker nog in Troelstra een vijand kon zien. Een „stadsroman", maar dan één die de Amsterdamse volksbuurt („een geasfalteei-de marktstraat", zoiets als „de Albert Cuyp") tot schouwtoneel koos, schreef W. A. Gotjé rnet zijn „Voor ieder schijnt de zon" (N.V. Arbeiderspers, Am- slerdam). een rasecht Mokums realisme, met een lach en een traan: een „brok waar leven van alle dag", kleurrijk be schreven en zeker niet zonder humor. Wie zich trouwens, behalve in „Vase- lientje's (grappige) kleuterpraat" van Eli Asser (N.V. Arbeiderspers, Amsterdam), aan wat vrolijks en zots te goed wil doen, kan terecht bij „Zoonlief" (Sijthoff, Lei den), bij de jongeman Sigismond, die in ae roman van Nancy Mitford met een niet'onvermakelijk raffinement de verwij dering tussen zijn Engelse ma en zijn Fi-anse pa tracht te bestendigen omdat hij, nü verwend door de één en dan door de ander, van het goede der aarde dubbel profiteert. Enfin, ondanks zoonlief komt het goed tussen pa en ma, evenals tussen „Anneke" en „Eduard" in „Dat is de re den niet" (Het Wei-eldvenster, Baarn), een kostelijke parodie op de echtscheiding, in briefvorm door Jac. van der Ster en Harriet Freezer bijeengefantaseerd. Wat let u: een boezeroentje en een paar sandaaltjes minder in de koffer en iets van dit leesgenot zal er wel bij kunnen, vooropgezet natuurlijk dat ge niet zèlf dicht en uw drukproeven zult moeten torsen. C. J. E. DINAUX zoals gezegd niet uitsluitend de bemin naar van het kaartspel (in welke vorm dan ook) zal er door worden geboeid doch ook de beminnaar der folklore, de cultuur- of kunsthistoricus kortom, een ieder aan wie de schoonheid ter harte gaat. Want zolang de kunstenaar zijn troef in handen houdt, zijn de beelden en de motieven die de kaarten sieren de persoonlijke interpre taties van traditionele figuren weliswaar, doch deze op dusdanige wijze gegeven dat zij de diverse aspecten van het maatschap pelijk leven raken en ons op even artistie ke als originele wijze tonen hoe een be paald tijdperk op de speeltafel „weerspie gelt". En deze vogelvlucht over het spe lende mensdom blijft niet beperkt tot Hol land of Duitsland, doch gunt ons een blik op kaartspelende Chinezen, Koreanen en Japanners, op Indiërs, Perzen en Arabie ren, op Italianen, Spanjaarden en Fransen. Buitendien treffen we op de tentoonstel ling bijzondere kaartsystemen aan, waar onder politieke kaarten, kaarten van in structieve strekking, waarzeggerskaarten, ja zelfs. de „valse kaart". Een keur van inheemse en uitheemse spelen in beeld en in natura waar onder een fraaie collectie schaakspelen, is ter opluistering van het geheel in de be nedenzaal van de Vleeshal tentoongesteld. Een voortreffelijk bewerkte en verzorgde catalogus met kleurendrukken naar di verse specimina uit de Bielefelder collectie, zal onze herinnering levend houden aan deze unieke tentoonstelling, die wij dus warm aanbevelen in de belangstelling van kaartspelers en niet-kaartspelers! H. P. BAARD ADVERTENTIE Raymond Paul Westerling zou zich vol gens het Algemeen Dagblad ter beschik king van de Indonesische autoriteiten wil len stellen op voorwaarde, dat de zes Ne derlanders, die daar reeds meer dan 3!/2 jaar in voorlopige hechtenis zitten, worden vrijgelaten. Hij zou dit aanbod reeds aan de Indonesische regering hebben gedaan maar heeft nog geen antwoord ontvangen. Deze zes Nederlanders worden ervan ver dacht aan Westerlings machtsgreep in Ban doeng medeplichtig te zijn geweest. Van 6 tot 9 October zal te Coboury in Canada een wedstrijd om het wereldkam- pioenschap in het ploegen worden gehou den. Ook Nederland is uitgenodigd hier heen drie personen af te vaardigen. Op 28 Juli wordt bij Espel in de Noord-Oost polder een selectiewedstrijd gehouden. B: eraan zullen zestien ploegers uit alle delen van Nederland deelnemen. Een tentoonstelling, omvattend niet meer dan vijfenveertig werken, voorbeelden van Christelijke kunst van de eerste tot de zes tiende eeuw, zeer overzichtelijk, ja voor treffelijk opgesteld, biedt het grote voor deel een duidelijk beeld in onze herinne ring achter te laten. Natuurlijk kan men zich afvragen of de tentoonstelling van Kunstschatten uit Vaticaanstad, Italiaanse kerken en musea, die deze zomer in het Gemeentemuseum te 's-Gx-avenhage ge houden wordt, in zijn beperkte omvang een werkelijk overzicht van de Christelijke kunst der eerste vijftien eeuwen geeft. Het antwoord hierop moet ontkennend luiden. Zelfs kan men niet spreken van een bloem lezing. Dit alles toegevend moet men echter ex-kennen dat de organisatoren een collectie hebben gebracht, waarin zich vele kunst werken van ongemene schoonheid bevin den, die voordien nimmer buiten de gren zen van Italië zijn tentoongesteld. Afgezien van de waardering voor de schoonheid der gewezen stoffen der beeld houwwerken en schilderijen, zal de be zoeker, dunkt mij, vooral getroffen en ontroerd worden door de aanschouwing van de eerste prille uitingen van het geloof, waarop onze hele Westerse beschaving ge- gx-ondvest is. Men wox-dt gewaar dat het Christendom in de eerste eeuwen nog geen eigen vormen gevonden had om zich te uiten, dat het gebruik moest maken van de stijl der antieken. Voor ons, die geheel vertrouwd zijn met de Christelijke symbo liek en deze voornamelijk kennen in de vormen en stijluitingen der Middeleeuwen en Renaissance, is het ontroerend om deze vertrouwde „tekenexx" en afbeeldingen te herkennen in weefsel uit Syrië en Perzië, in beeldhouwwex-ken die alle kentekenen der laat-Romeinse kunst bezitten. De vraag naar een oorspronkelijkheid is pas veel later ontstaan, de kunstenaar bediende zich van de gangbare stijl. Het hierbij gereproduceerde Crux Vati- cana, dat Keizer Justinus de Tweede aan de Basiliek van St. Pieter schonk in de tweede helft van de zesde eeuw, vertoont met zijn reusachtige gekleurde stenen een bijna barbaarse pracht, wel ver afwijkend van de ingetogenheid, die voor ons gevoel aan de Christelijke kunst inhaerent moet zijn eix dat in de Middeleeuwen ook veelal was. Aan dit verlangen komt het Byzan tijnse kruis uit de achtste eeuw, althans wat de versiering van de kruisvormige zil veren doos betreft, meer tegemoet. Het met edelstenen versierde gouden kruis zelve is helaas grotendeels met balsem overdekt. De fragmenten der Byzantynse zijde weefsels vertonen niet altijd sacrale tafe relen. Men gebruikte deze kostbare stóffen om er foudralen en kussens van te maken om daar de kruizen en reliekhouders in te bewaren. Prachtige tapijten De schilderkunst is spaarzaam vertegen woordigd maar alleen al de „Verkondi ging" van Fra Angelico, met de vijf prach tige panelen met voorstellingen uit het leven van Maria, loont al een bezoek aan de Haagse tentoonstelling. De vier wand tapijten in Vlaanderen, naar de kartons van Rafaël geweven, zijn uit Mantua af komstig. De exemplaren uit het Vaticaan bleken niet te verplaatsen. Wel zelden zal men in de gelegenheid zijn deze reusach tige kleden in een zo gunstige belichting te zien. Evenals voor de andere kunstwer ken heeft men voor deze kleden een geheel passende binnenarchitectuur in het mu seum aangebracht, waardoor het geëxpo seerde zeer gunstig uitkomt. Meer de Christelijke geest vex-tolkend is voor ons gevoel het 15de-eeuwse wand kleed uit het atelier van Pasquier Grenier te Doornik, dat door een Gothische archi tectuur in drie delen is verdeeld. Vooral de decoratieve versierselen der kleding en de rijke motieven van planten en bloemen kan men hierin bewonderen. Het is wel verheugend, dat na een zeer lange periode waarin de belangstelling voor oude kunst zich in hoofdzaak leek te bepalen tot de antieke wereld der Grieken, er meer liefde begint te ontstaan voor de kunst die uit Christelijke beschaving is Byzantijns kruis (meestal aangeduid als Crux Vaticana) van verguld zilver, ver sierd met gekleurde stenen. Op de zij armen ziet men portretten van Keizer Jus tinus II en zijn vrouw Sofia (tweede helft zesde eeuw, thans berustend in de schat kamer van de basiliek van de St. Pieter te Rome) voortgekomen. Ook onze tijd wordt hevig beroerd door een zoeken naar nieuwe le vensvormen en dit brengt mede, dat men zich bezint op de gx-ondslagen onzer be schaving. De aanraking met eerste uitingen van Christelijke kunst kan ons daarbij stellig van dienst zijn. Ook tot troost. Aan de kunstenaars van onze tijd wordt zo dikwijls verweten, dat 'zij nog geen eigen stijl gevonden hebben om aan onze levens houding gestalte te geven. Deze tentoon stelling leert ons immers hoe langzaam een stijl zich ontwikkelt en hoe lang pude vor-r men doorwerken, al is de bron ervan reeds lang verdroogd. OTTO B. DE KAT. HET is dit jaar vijftig jaar geleden, dat Hugo Wolf gestorven is en ik moge daarom de grote liederencomponist hier in een tweetal artikelen herdenken. Eerst enkele typerende data uit zijn leven. Geboren 13 Maax-t 1860 te Windisch- gratz in Oostenrijk. In het najaar van 1875 aangenomen als leerling van het Conser- vatox-ium in Wenen. In de loop van het volgend schooljaar wegens onreglementair gedrag ontslagen. Van 1884 tot 1887 mu ziekcriticus aan het Wiener Salonblatt. In 1899 opgenomen in een krankzinnigenge sticht te Wenen, waar hij tot zijn dood is verpleegd. Uit deze simpele data valt al iets op te maken. In deze kleine man met de soms dromerige, soms diep'oorende ogen, leefde een hartstochtelijk-bewogen, felle kunste naarsziel. Wolf werd in het lied de geeste lijke erfgenaam van Schubert en meer nog van Schumann. Zijn liederen betekenen een afzonderlijk hoofdstuk in de geschie denis dezer kunst. IN Wenen leefden tegelijk met hem de oudere meesters Brahms en Brtickner Brahms' liedkunst stond hem verre, maar het grootse symphonische oeuvre van Brtickner vereerde hij. De stex-kste invloed onderging de jonge Hugo Wolf echter van Wagner. Dit begon al vroeg. Nauwelijks was hij een maand op het Conservatorium of de 15-jarige Hugo vernam, dat Richard Wagner naar Wenen zal komen om zijn Tannhauser te dirigeren. Dat was een emotionerende gebeurtenis, want de Weense muziekkringen waren in vele partijen gesplitst. Ernst Decsey voortreffelijk musicus en essayist schrijft in zijn boek over Wolf, dat vrien den, verwanten en zelfs huisgezinnen in de strijd voor of tegen Wagner uit elkaar gingen. Speidel schreef, dat het Duitse volk uit de rij der kunstminnende volken van het avondland geschrapt moest wor den. als het genoegen zou beleven aan deze „Affenschande" (Wagners muziek). Een andex'e Weense schrijver noemde in zijn boek Wagner kotrweg een kx-ankzinnige. De jeugd echter had een ander oordeel. Zij werd volkomen meegesleept door de fascinerende kx-acht van Wagners muziek, door de macht van zijn persoonlijkheid. En zo vex-ging het ook de jonge Hugo Wolf. Met zijn felle, heftige aard en in zijn jonge overmoed van 15-jarige, nam hij het besluit de meester te bezoeken. Hij wil nu al Wagners oordeel weten over zijn compositiepi-oeven. Hij dringt door tot de hóteldirectie, sluit vriendschap met het hotelpersoneel en na enkele weken van spanning gelukt het plan op de voor hem onvergetelijke Zondag van 12 December. Wagner zal hem na zijn concert met de „Philharmoniker" ontvangen. Wolf wordt in een vorstelijk ingerichte salon toege laten en staat dan plotseling voor de kun stenaar, die hij zijn afgod noemt en die inderdaad van onberekenbare invloed is geweest op de ontwikkeling der muziek in de tweede helft der negentiende eeuw. Men denke zich de student aan het con servatorium, staande tegenover een kleine, in wijde pelsjas gehulde, imponerende man: Richard Wagner. Wolf weet niet an ders te doen dan te stotteren en wat te stamelen over bewondering en verering. Maar hij heeft toch de moed om 's mees ters oordeel te vragen over een lied, dat hij meegebx'acht had. Wagner was goed geluimd en prees hem, omdat hij de klas sieke meestex's tot voorbeeld had gekozen. Hij moest later nog maar eens terugkomen. Toen Wagner opmex'kte, van klaviermuziek geen verstand te hebben, vond Wolf, dat zulke grote meesters toch wel bijzonder bescheiden zijn. Hij had toen natuurlijk Wagners „Gesammelte Schriften" nog niet leren kennen IK heb over dit bezoek hier wat uitvoerig gesproken, omdat Wagner van dit ogen blik af voor Wolfs kunst meer heeft bete kend dan wie ook. Wagners denkbeelden over het drama der toekomst, over de verhouding tussen woord en toon, zijn harmonische vernieuwingen, al deze din gen hebben Wolf nooit meer losgelaten. Het vraagstuk over de verhouding tus sen woord en toon in de vocale muziek is al zeer oud en heeft in het bijzonder de componisten beziggehouden, die de mu ziekdramatische kunst beoefenden. Dat zelfs de grootsten hiex-in lijnrecht tegen over elkaar konden staan, blijkt duidelijk uit het feit, dat bijvoorbeeld Mozart juist het omgekeerde betoogt dan Wagner. Van Mozart kennen wij de beroemd ge worden uitspraak, dat de poezië de ge hoorzame dochter der muziek behoort te zijn. Wagner schrijft in zijn uitvoerige ver handeling „Oper xxnd Drama", dat het mis verstand ten opzichte der opera als kunst genre daarin bestaat, dat een middel (de muziek) tot dpel en het doel (het drama) tot middel wordt gemaakt. Dat Mozart en Wagner zulke verschil lende inzichten koesterden, is misschien een bewijs voor de aanvaardbaarheid bei der opvattingen. Voor Hugo Wolf echter gold: Wagner locuta, causa finita. Ondanks dit alles is de jongere meester echter geen slaafs navolger geworden. Het sterk persoonlijk karakter zijner muziek heeft die uitgeheven boven elk epigonis me. WILLEM ANDRIESSEN Onze puzzelaars hebben tot September vacantie. De oplossing van het cijferraadsel van vorige week was: „Een vader vindt eer honderd woorden om te zegenen, dan een zoon om te bedanken". De sleutelwoorden waren: Noorden - dader - water - kazemat - woerden - zoom - bank deen noor - hoed - neen - vegen - veter - een - wind - radio. Winnaars van de vorige puzzle zijn: 1. Zuster A. J. de Vries, Curagaostraat 42, Santpoort 7,50; 2. L. Veltkamp, Theemsplein 32, Haarlem 5,—; 3. F. I. Spits, Velserduinweg 168, IJmuiden-Oost 2,50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 11