Venetiaanse meesters in het Rijksmuseum
Agenda voor
Haarlem
Belgische toneelstukken
Duizendste bezoeker in de Vleeshal
Voor hein geen oproepkaart
Een dichter over een dichter
HARTENDORP
Oud-cadetten voerden
geen actie tegen dr. Drees
3
Muziek tijdens de
zomerfeestweek
Minister Staf:
BOEK EN THEATER
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Karei Jonckheere schreef een studie
over de poëzie van Bertus Aafjes
J. H. H. Timmermans
overleden
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1953
Een bespreking van de Venetiaanse kunstwerken, die deze zomer tot 11 October in
het Rijksmuseum te Amsterdam zijn tentoongesteld, zal moeilijk meer kunnen be
vatten dan enige aantekeningen. Niet alleen wegens het grote aantal geëxposeerde
werken, maar ook omdat het vier eeuwen bestrijkende tijdperk, waarin de kunst
evolueert van de door Byzantium geïnspireerde Venetiaanse kunst naar de vroeg acht-
tiende-eeuwse van Canaletto en Guardi, die licht in licht schilderend het Frans im-
pressionnisme aankondigden, te veelomvattend is om in een kort verhaal te be
spreken.
Als men de lijst
van inzenders voor
deze tentoonstelling
beziet, raakt men er
van onder de indruk
uit hoeveel musea,
particuliere verza
melingen, kerken en
kloosters deze schat
ten bijeen gegaard
zijn. Italië, Frankrijk
en Oostenrijk heb
ben het leeuwendeel
aangebracht, rnaar
er zijn ook inzendin
gen uit België, Cana
da, Duitsland, Enge
land, de Verenigde
Staten, Zwitserland
en Nederland aan
wezig. De directeur
van het Rijksmu
seum, Jhr. D. C.
Roëll, heeft in de zo
mer van 1951 reeds
de eerste plannen ge
maakt, in samen
werking met de di
recteur van het Mu
seum te Shaffhausen
en die van het Paleis
voor Schone Kunsten
te Brussel. Dank zij
deze lange en inten
sieve voorbereiding
is men er vrijwel in
geslaagd een volledig
overzicht te geven
van de voornaamste
stromingen der Ve
netiaanse kunst. Te
betreuren is het dat
Lorenzo Lotto nage
noeg ontbreekt, daar
in Venetië het com
plete oeuvre juist
deze zomer geëxpo
seerd wordt.
Het hoogtepunt
vormt, zoals te ver
wachten was, Titi-
aan, van wie zeven stukken, waaronder
enige hoofdwerken, bijeen gebracht zijn.
De in een lichtend gouden kleur geschil
derde Flora (het schilderij, dat zich in de
eerste helft der zeventiende eeuw in het
bezit van Alfonso Lopez, de agent van Lo-
dewijk XIII te Amsterdam bevond) is stel
lig een meesterstuk. Maar uit een oogpunt
van compositie is het enorme schilderij,
dat „Christus voor Pilatus" voorstelt in
teressanter. Men zegt wel dat Rembrandt
door dit doek geïnspireerd is, toen hij zijn
Nachtwacht componeerde. De centraal ge
plaatste, lichtende vrouwenfiguur temid
den van de geharnaste en rijkgeklede man
nen vormt inderdaad een opvallende over
eenkomst met het gelijksoortige motief in
het Nederlandse werk.
In Tintoretto ziet men de verwantschap
met El Greco. Hij was vooral de geniale
regisseur, die zijn figuren in onderling ver
band weet te schikken. Zijn „Bewening
van Christus" is gecomponeerd als één
doorgaande beweging, waarin de verschil
lende momenten van het dramatisch ge
beuren in één beeld zijn samengevat. Ru
bens moet hem vooral hierin bewonderd
hebben. Het typisch Venetiaanse, dat voor
al herkenbaar is aan de heldere, stralende
kleur en de eer statische dan dynamische
groepering der figuren, zie Giavanni Bel
lini, vindt men bij Tintoretto niet. Zijn
kunst komt van Michel Angelo.
Telei.i'.ichus en Mentor'' van Tiepolo, geboren in 1696, gestorven
in 1770. Hij vormde een brillante afsluiting van Venetië's
bloeitijd.
Professor Pallucchini schrijft in zijn in
leiding: „Onder de slagen van Tintoretto's
clair-obscur schijnt de gaafheid van de
Venetiaanse kleur der Renaissance te wan
kelen". Inderdaad, het geweldig pathos
van zijn geschilderde scènes voert ons in
een andere wereld dan het lieflijk zondoor-
ADVERTENTIE
De Stofzuiger Speciaalzaak
Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergerwee 51, Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen
ZATERDAG 8 AUGUSTUS
Stadhuis: Marionettenspel, 8.30 en 9.30 u.
Frans Hals: „The Quiet man", 14 jaar, 6.45
en 9.15 uur. Minerva: „Hotel Sahara", alle
leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Sterren
stralen overal", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
Palace: „Crimson Pirate", 14 jaar, 7 en
9.15 uur. Luxor: „Robinson Crusoë", alle
leeft., 7 en 9.15 uur. Lido: „Melody time",
alle leeft., 7 en 9.15 uur. City: „Op de bres",
14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Circus-
bloed", 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 9 AUGUSTUS
Gem. Concertgebouw: „De gelaarsde kat",
2.30; „Stralende sterren" (cabaretprogram
ma), 8 uur. Openluchttheater: Afrikaanse
negershow, 8.30 uur. Stadhuis: Marionetten
theater, 2.30, 3.30, 4.30, 7.30, 8.30 en 9.30 uur.
Frans Hals: „De gelaarsde kat", alle leeft.,
10.30 uur. „The Quiet man", 1,45, 4.15, 6.45,
en 9.15 uur. Minerva: „Hotel Sahara", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt:
„Tom en Jerry", alle leeft., 10.30 uur.
„Sterren stralen overal", alle leeft., 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Palace: „Gevleugelde acroba
ten", alle leeft., 10.30 uur; „Crimson Pirate",
14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Gezwo
ren kameraden", alle leeft., 11 uur. ..Melody
in time", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „Robinson Crusoë", alle leeft., 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. City: Donald Duck's dolle
avonturen', alle leeft., 10.30 uur; „Op de
bres", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaar
ne: „Circusbloed", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 u.
MAANDAG 10 AUGUSTUS
Stadhuis: Marionettenspel, 2.30, 3.30, 4.30,
7.30, 8.30 en 9.30 uur. Minerva: „Een ko
ningin wordt gekroond", alle leeft., 2.30 en
8.15 uur. Frans Hals: „De gelaarsdè kat", alle
leeft., 10.30 uur; „The Quiet man", 14 jaar,
2.30, 6.45 en 9.15 uur. Rembrandt: „Ton en
Jerry", alle leeft., 10.30 uur; „Sterren stralen
overal", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Palace: „Gevleugelde acrobaten", alle leeft,.
10.30 uur; „The Crimson Pirate". 14 jaar, 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Robinson Cru
soë, alle leeft.. 2, 7 en 9.15 uur. Lido: „In de
penarie", alle leeft., 11 uur; „Melody Time",
alle leeft., 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. City: „Do
nald Duck en zijn dolle avonturen", alle
leeft,. 10.30 uur; „Op de bres", 14 jaar. 2.15,
4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Circusbloed",
14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Jongensportret van Giovanni Bellini
afkomstig uit Birmingham.
straalde domein, waar de tien jaar jongere
Veronese ons binnenvoert.
De schilders uit de achttiende eeuw, j
voor wie de prachtige Venetiaanse archi
tectuur een geliefkoosd motief was, zoals
Canaletto, Guardi en anderen, zijn met
fraaie stukken vertegenwoordigd. Van
Bernardo Bellotto is er een prachtig ge
schilderd „Gezicht op Dresden".
De Venetiaanse kunst, die zoveel stro
mingen van buitenaf, die voor een deel
van overzee kwamen, opgenomen en ver
werkt heeft en op haar beurt haar invloed
deed gelden in andere landen, is op deze
tentoonstelling zeer overzichtelijk en com
pleet naar voren gebracht. De dank en er
kentelijkheid, die de samenstellers voor
hun grote inspanning toekomt, vindt zon
der twijfel haar uitdrukking in het grote
aantal bezoekers, die deze prachtige expo
sitie stellig zal trekken.
OTTO B. DE KAT
Tijdens het zomerfeestweek onder lei
ding van Haarlems-Bloei zullen Haarlemse
corpsen op de Grote Markt en in De Hout
concerten geven. Voor vanavond staan er
twee op het programma. Op de Grote
Markt spelen Arti et Religioni en in De
Hout Euphonia.
Maandag: Crescendo, Spaarndam op de
Grote Markt.
Dinsdag: Harmonie Crescendo in De
Hout.
Donderdag: Harmonie Crescendo op de
Grote Markt.
Vrijdag: Corps van de Noord-Zuidhol
landse Vervoermaatschappij op de Grote
Markt.
Zaterdag: stertocht door vier drumbands
naar de Grote Markt, waarna ,.De Alpen
jagers" en „De Hooischelf" daar zullen op
treden.
Op vragen van het Tweede Kamerlid de
heer E. Vermeer (P.v.d.A.) over een actie,
welke door een aantal oud-cadetten zou
zijn gevoerd bij de burgerlijke plechtigheid
ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan
der Koninklijke Militaire Academie, heeft
de minister van Oorlog het volgende ge
antwoord:
Het is de minister niet bekend, dat een
aantal oud-cadetten de burgerlijke plech
tigheid niet heeft bezocht, omdat de minis
ter-president, dr. W. Drees, daarbij een
redevoering zou houden.
Het „Stichtingsbestuur 125 jaar K.M.A."
had voor de opening van de feestelijkheden
50 officieren uitgenodigd, van welk aantal
er 9 hebben bedankt, doch allen om an
dere redenen dan het openen der feeste
lijkheden door de minister-president.
Van de gemiddeld 500 per dag aanwezig
geweest zijnde reünisten heeft niemand tot
de gouverneur der academie een bedank
brief gericht ten gevolge van de opening
der feestelijkheden door de minister-presi
dent.
De kapitein Wolffgramm heeft, aan het
van een informeel samenzijn, waarbij ook
enige vertegenwoordigers van de pers aan
wezig waren, een verklaring afgelegd,
waarmee hij niet anders heeft gedaan en
ook geen andere bedoeling heeft gehad dan
het rechtzetten van een misverstand, dat
blijkens uitlatingen in enkele kranten
blijkbaar was gerezen. De minister heeft
tegen de door deze kapitein afgelegde ver
klaring generlei bezwaar.
Maandag zal Maastricht worden opge
nomen in de helicoptèredienst van de Sabena,
voorlopig echter alleen voor het vervoer
van post. Hoewel begin September de pas-
sagiersdienst begint zal pas in October het
landingsterrein geheel klaar zijn.
„Heb jij ook een slapie gehad?" waag ik
voorzichtig om hem te benaderen, nu er van
dat hele verre in zijn ogen is gekomen.
Hij kijkt me verstrooid en vertoornd aan.
„Welnee, bij de Marine slaap je in een
hangmat". En dan, iets welwillender: „Je
zette de hangmat van je maat op een slip
steek en als hij er dan instapte, donderde-
die meteen op de grond".
Ik voel een enorme leegte om. dat bed van
ons, dat altijd gewoon op vier pootjes blijft
staan.
Sedert enkele dagen zweeft de matrozen
muts als een aureool tussen ons. Ik voel dat
er iets in zijn leven is, waar ons huwelijk
niet aan tippen kan en een
diepe weemoed vervult mijn
hart, omdat hij er nooit meer
bij zal horen, niet bij een
oranje en niet bij een witte op
roepkaart. Maar toch is in deze
dagen de glans in zijn ogen in
volkomen tegenspraak met zijn grijzende
haren en zijn embonpoint.
Bramstaglopersdat was eten", zegt hij,
terwijl hij met tegenzin bloemkool met
saucijsjes opschept. Ik voel dat mijn capu-
cijners nooit je dat. zijn, ook niet al zou ik
de hele kooktijd naast de pan blijven zit
ten en persoonlijk erwt voor erwt ieder uur
omkeren.
„En dan die vette hap op Vrijdag", ver
volgt hij lyrisch. In gedachten ren ik al
naar de slager om van die speklappen te
kopen, die me nooit wezenlijk eetbaar
lijken. Een soépbord met spekvet zal hij
hebben, met hier en daar een aardappel en
een „oranje stokkie" erin.
„Gingen jullie weieens helemaal de zee op
met een schip?" trotseer ik de kloof tussen
ons.
„Mijnenveger", zegt hij kort. „Uit Vlis-
singen".
„En wat deed je dan zo'n hele dag?"
„Ik seinde, 's Morgens dat het schip ging
vertrekken en 's middags dat het weer bin
nen ging lopen". Hij is op een speciale ma-
De tragiek van de
thuisblijvers
nier recht gaan zitten, waarbij de onderste
knoop van zijn vest springt.
„En tussen dat seinen door dan?" hou ik
vol. Er flikkert iets satanisch in zijn ogen.
Getemperd door de verdraagzaamheid, die
ons huwelijk tot nu toe kenmerkte, zegt hij:
„Ik was toch matróós!"
Wij vrouwen zullen het nooit helemaal be
grijpen, dit terra incognito, dit jongens
onder mekaar", dit dag-in dag-uit lol heb
ben, generaties achter elkaar, om slipste
ken, om dichtgeknoopte broekspijpen en
omdat er altijd wel ééntje bij is waar je je
slap om. kan lachen.
Over een heel andere boeg ga ik het gooien,
ik geniet bij voorbaat van deze
enorme troef: „Maar jij hebt
toch ook liever vrede dan oor
log?" De uitwerking is ont
zettend, Hij lijkt me uiterst
koel aan en zegt waardig: „Dat
is héél iets anders".
Tegen zoveel logica kan ik niet op en onder
een triest zwijgen schillen we onze krui
denierspeer. Met gelaten gebaar vouwt hij
zijn servet en zegt met iets heel droefs in
zijn stem: „Vind je goed dat ik een stuk
langs het Spaarne ga lopen, alléén?"
Ik kijk hem na, hij wuift niet. Met een
machteloos gevoel blijf ik achter, niet an
ders verwachtend dan dat hij met een ma
trozenmuts op terug komt. Van woede ga
ik zitten mokken over het tulen avondtoilet,
dat ik sedert mijn zestiende jaar al heb
willen hebben en nooit kreeg, een heel
ivijde rok, met steeds maar lagen tule en
een strak keursje met hier en daar een
flonkertje en ivaar ik nu te oud voor ben.
Maar nee, dat is een weemoed van een heel
ander kaliber, dan die waarmee de matroos
van het lichtingsjaar 1920 langs het kol
kende Spaarne beent. Alléén. Er is hele
maal niets aan te doen.
Als we ter ruste gaan, werkt ook het bed
niet mee. Het staat niet op de slipsteek.
PALETTE
„DE BESTE DER WERELDEN" van
Raymond Brulez, gedurende het afgelopen
seizoen vertoond door de Koninklijke
Nederlandse Schouwburg te Antwerpen
onder regie van Maurits Balfoort, is de
vijftiende creatie van oorspronkelijk
Vlaams werk door dit gezelschap sedert
September 1947 geweest. Deze zin is even
gemakkelijk neergeschreven als gelezen,
maar men dient er toch langer bij stil te
staan. Men moet er trouwens nog drie
premières en zeven reprises van Hollandse
stukken, benevens vijf premières en drie
reprises van toneelspelen door Frans-Bel
gische auteurs aan toevoegen. Vergelijk
daarmee eens, wat onze gesubsidieerde ge
zelschappen voor onze dramaturgen of
schrijvers met warme belangstelling voor
het theater over hebben. Beschamend wei
nig, inderdaad, al is er een kentering ten
goede waarneembaar.
Maar zeker even beschamend is het, dat
wij van deze Belgische voortbrengselen
eigenlijk zo bedroevend weinig weten. Men
heeft misschien wel eens gehoord van het
zo'n dertig jaar geleden internationaal be
faamde Vlaamse Volkstoneel van dr. O. de
Gruyter, waarvan de leiding ook geruime
tijd bij Johan de Meester heeft berust. En
men kent waarschijnlijk vrij algemeen de
namen van de sterk op het spectaculaire
ingestelde letterkundige Herman Teirlinck
en van Anton van de Velde, de „onverval
ste rederijker, die uitgaande van christe
lijke motieven en van politieke gegevens
een aantal toneelstukken schreef van zeer
ongelijke betekenis," zoals Marnix Gijsen
vaststelde. Laten wij ook Felix Timmermans
niet vergeten, die tezamen met de betreur
de Eduard Veterman enige van zijn ge
moedelijke romans met succes dramati
seerde. Maar verder?
Van de na-oorlogse generatie verdienen
vooral, wegens hun onmiskenbare lyrische
kwaliteiten en rijke fantasie, Herwig Hen-
sen (de dichter) en Johan Daisne (de
romancier) de aandacht. Het Shakespea-
riaanse blijspel „Niets zonder de proef" van
de eerstgenoemde is hier te lande wel eens
door Belgische studenten vertoond. Sterker
dunken mij zijn „Lady Godiva" en twee
andere stukken in sierlijk en warmbloedig
proza, door de uitgeversmaatschappij A.
Manteau N.V. te Brussel in één band gepu
bliceerd. Hier verscheen ook de toneel
trilogie „De liefde is een schepping van
vergoding" van Johan Daisne in druk.
EEN EIGENAARDIGE FIGUUR is Gas
ton Marie Martens, die op een niet alle
daagse manier aan zijn populariteit is ge
komen. Zijn sappige boerenklucht „Para
dijsvogels" was in zijn vaderland vrijwel
onopgemerkt gebleven, had hem althans
geen lauweren bezorgd. Dit folkloristische
stuk over Bolle Verbuyck en Rietje Rans
met hun rijke verbeelding in een achterlijk
dorp van simpele vroomheid trok echter de
aandacht van de kort geleden gestorven
Franse regisseur en dramaturg Gaston
Baty, die er een bewerking voor zijn toen
malig ensemble in de Studio des Champs
Elysées van maakte, waarmee hij een
langdurig succes mocht boeken. Het vak
manschap van Baty had hem gedwongen
tot nogal ingrijpende wijzigingen, maar
dat was voor Martens geen bezwaar om het
aldus herziene stuk uit het Frans in zijn
moedertaal terug te vertalen. Sedertdien
staat het ieder jaar op het répertoire van
de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, waar
het de duizendste voorstelling wel halen
zal.
Dit seizoen kwam Martens met een nieuw
stuk. Ook dit echter heeft pas via Parijs de
v/eg naar erkenning gevonden. Op verzoek
Jet Naessen ais Koenégonde van Wijdevelt
en Hector Kamerlynck als Candida in „De
beste der werelden" van Raymond Brulez.
van en in samenwerking met de tegen
woordige directeur van hetzelfde theater,
de heer Jacquemont, herschreef hij in 1951
zijn schilderachtig-komische gelegenheids
spel „De Kerk van St. Elooy" (twintig jaar
eerder voor een rederijkerskamer in Kort-
rijk vervaardigd) tot „Het dorp der mira
kelen". Men zal zich misschien herinneren,
dat ik in een van mijn brieven uit Parijs
nogal geestdriftig over de kleurige ver
toning daarvan geschreven heb.
Maar Firmin Mortier, de directeur van
de Koninklijke Nederlandse Schouwburg,
acht dit soort werk niet representatief voor
de Belgische toneelschrijfkunst. De Neder
landers gaan toch ook niet bij voorkeur
met „Boefje" op tournée, als ze naar het
buitenland gaan, zo merkte hij op in een
gesprek, dat ik een paar maanden geleden
met hem had en waarin hij er zich over
beklaagde, dat bij voorlopige uitwisselings-
p'annen juist om deze plattelandscomedie
in sappig dialect werd gevraagd. Men heeft
immers ook litterair veel belangrijker werk
vcor het voetlicht gebracht.
EN ZO KOMEN WIJ dan terug bij „De
beste der werelden" van Raymond Brulez,
volgens Karei Jonckheere, die in die me
ning stellig niet alleen staat, de brillantste
van de levende auteurs uit het gemeen
schappelijk taalgebied. Nu geloof ik niet,
dat men deze fantasie (een wel zeer vrije
bewerking van „Candide of het optimisme"
van Voltaire) op één lijn kan stellen met
zijn romans en hier te lande helaas zo goed
als onbekende verhalen, maar door de
meesterlijk beheerste ironie is deze bij alle
overdrijving zo beminnelijke groteske een
typische uiting van zijn boeiende persoon
lijkheid.
Het stuk werd geschreven in 1939 en
het zal dan ook niemand verwonderen dat
Candide op zijn omzwervingen met pro
fessor Pangloss terecht komt in een tota
litaire staat, waar Sterke Jan, de Geliefde
Tiran, met heftige willekeur regeert. Maar
de satire duurt niet lang, want de aandacht
van de schrijver ging, om zijn eigen woor
den te gebruiken, veel meer uit naar het
avontuurlijke en naar het bewogene van
de dramatische situaties, dan naar de zede-
les die eruit getrokken kon worden. Brulez
is geen moralist. Dat hoeft hij ook niet te
zijn, want zijn kennelijke vrijheidsliefde
werkt aanstekelijk en zijn scherpzinnige
humor onthult met een weemoedige onder
toon de betrekkelijkheid der conventies,
waar hij zo gezellig van houdt. De geestig
vibrerende taal blaast de personen in deze
vermakelijke geschiedenis genoeg leven
voor enkele uren in en daarom zou men
deze comedie ook graag eens bij ons op de
planken willen zien.
In België werd het spel voor het eerst
vertoond te Gent in 1945 onder regie van
Michiel van Vlaanderen en vervolgens in
de Scheldestad in 1952. Als de Nederlandse
beroepsgezelschappen het risico niet aan
durven, laten de amateurs er dan hun
krachten eens op beproeven. Het is echt
toneel, welke bedenkingen men er ook
tegen kan inbrengen. En het is in ieder
geval de moeite waard ermee geconfron
teerd te worden. De uitgeverij Ontwikke
ling te Antwerpen liet het onlangs, keurig
gebrocheerd, in druk verschijnen.
DAVID KONING.
Ieder voorschrift is grafschrift, elke definitie een begrenzing. Dat is op de poëzie
niet minder van toepassing dan op het leven. Beide zijn onbekende grootheden.
Beide zijn mysterie, zijn „vragen" die te groot zijn voor een antwoord. Beide ten
slotte worden, evenals die andere elementaire ervaringen: als dood, schoonheid,
liefde, God, pas in de ban van de twijfel tot een probleem, dat voor de „verklaren
de" formule uitvlucht als een schaduw voor zijn achtervolger. Wie het desondanks
najaagt, vergaat het als Erlkönig: hij zal zijn kind thuisbrengen, maar dood. Tenzij
men Karei Jonckheere voor een doodbidder houdt, zal men van zijn studie over
Bertus Aafjes, die hij onlangs uitgaf, niet verwachten, dat hij daarin de oplossing
van het „probleem-Aafjes" van het wezen van zijn poëzie en van dè poëzie, in een
kant-en-klare omschrij\hng en met stellige voorschriften kan vinden.
Jonckheere is een dichter, daarenboven
een slag- en strijdvaardig criticus. Uit
hoofde van die beide functies weet hij dat
hij met raadselen op jacht is naar een
raadsel. Dat hij als een Prikkebeen niet
zal thuiskomen met zijn wondervlinder,
maar met een net vol lucht, waarin ten
hoogste de vlinder gebuiteld heeft. Met
gouden lucht dus.
Die gouden lucht lokte hem op het pad.
Wat hij van zijn tocht meebracht, liet hij
naflonkeren in het boekje, dat hij onder de
titel „Bertus Aafjes, de dichter van de
poëzie" liet verschijnen. Nu kan men
zich een niet betere en tot op zekere hoogte
een niet slechtere gids kiezen dan een
dichter om een dichter te „verstaan". Een
niet betere: omdat hij als wichelroedeloper
op eigen terrein ook in andermans veld
aders weet op te sporen, die dieper liggen
dan welke critische geest ook peilt. Een
niet slechtere: omdat de dichter pas in hèt,
in zijn gedicht in zijn element is en dus
beter over zijn object dicht dan essayis
tisch schrijft.
Dichterschap en essayisme
Aafjes mag een uitnemende studie over
Achterberg hebben geschreven, een mees-
terlijker karakteristiek van A. Roland
Holst dan hij in enkele strofen samenvatte
moet in verklarend proza nog het licht
zien. En dat was dan nog maar een speels
gedichtje van Aafjes als „lyrische school
meester".
Met de dichter Jonckheere, ongetwijfeld
één der grootsten, zo niet dè grootste, van
de Vlaamse „middengeneratie", is het niet
anders. Als dichterlijk leidsman wijst hij
wegen, die regelrecht op de kern van
Aafjes' dichterschap toelopen. Waar hij
hem de dichter van de poëzie noemt, de
poëet van het dichterschap-zelf, voor wie
het dichten van een zaak van leven en
dood is, heeft hij de wondervlinder-Aafjes,
die zo verrukkelijk licht, dronken van zon
en kleur en geur, naar Rome zweefde, on
geschonden in zijn essayistisch net gevan
gen. Als hij in de prozaïst-Aafjes, in de
schrijver van de novellenbundel „De Zee
meerminnen", de dichter-Aafjes verrast,
als hij in de essayist-Aafjes, auteur van de
„Kleine katechismus der poëzie" en „Aan
tekeningen bij de poëzie van Achterberg"
(later als inleiding opgenomen in Achter-
bergs „Cryptogamen") een vorser ziet op
zoek naar de waarde van de dichtkunst
voor hèt leven, voor zijn leven dan
sprankelt het ook daar van „gouden lucht",
is Aafjes er springlevend in het wezen
lijkste van zijn werk aanwezig.
Jonckheere heeft gelijk: er zijn weinig
Noord- of Zuidnederlandse dichters, die
zich zo ernstig, verbeten haast, rekenschap
hebben gegeven van hun dichterschap; die
eerlijker en noodgedrongener met hun
Muze hebben gevochten als Aafjes. En
nauwelijks is er één, die in dit gevecht
gésel van de twijfel zoveel pure poëzie
heeft veroverd als hij.
Elke twijfel werd een bevestiging: niet
zozeer omtrent het wezen van de poëzie
(want dat is voor Aafjes een niet minder
raadselachtige grootheid dan voor wie ook)
dan van de functie van zijn poëzie voor
het leven. En ook dit is waar: na elke po
ging tot verantwoording was er iets in
Aafjes vrijgekomen voor een hogere vlucht
of een diepere afdaling. Tussen „Het zand
uur van de dood" en „De Voetreis" liggen
de studie over Achterberg en de „Kleine
Katechismus", tussen „De Voetreis" en
„Het Koningsgraf": de novellen (..De Zee
meerminnen"); tussen „Het Koningsgraf"
en „In den beginne" tenslotte „De Egyp
tische brieven". Elk proza-intermezzo was
een bezinning, een bevrijding.
Verlangen naar onsterfelijkheid
En vraagt men zich af wélke overwin
ning de dichter-Aafjes telkens op de „pro
blematische Aafjes" veroverde, dan blijkt
het zijn verlangen naar onsterfelijkheid te
zijn, waarnaar hij steeds dringender dingt.
Niet naar de onsterfelijkheid van „Aafjes",
niet naar die van zijn werk, maar naar de
onsterfelijkheid-zelve, naar de overwin
ning op de dood, de grote dood als negatie
van het leven. In het weer tot zijn oor
sprong bezworen woord, het „eeuwige",
dat „in den beginne was", weergalmt en
weerspiegelt zich (aldus Jonckheere) het
oerwoord. Naar dat woord der woorden
doet vrijwel elk gedicht van Aafjes een
worp „het allerstoutmoedigst", zegt
Jonckheere terecht, in het lyrisch-plas-
tische, in één brede adem geschreven „In
den beginne". Om dat brandende, onthul
lende woord fladdert Aafjes heen als een
vlinder om de kaars, die lokt en schroeit,
maar in de kern waarvan het licht is, dat
het duister der koningsgraven trotseert.
Daar, in dat woord, brandt de Muze, ver
brandt zij zichzelve, om als een Phoenix
uit haar as te herrijzen in het gedicht.
Schetsmatig is dit de horizonlijn, die
Jonckheere in Aafjes' werk op het spoor
kwam, zijn dit de wegen die hij als regel
recht voerende tot het hart van deze
„dichter der poëzie", ontdekte. Het uit
slaan van zijn wichelroede heeft hem dat
verraden. Is aldus de loop van deze goud
ader ontwijfelbaar aangewezen door de
dichter-Jonckheere, de essayist-Jonck
heere is niet altijd even gelukkig in de be
schrijving van het werkende landschap.
Soms raakt men verdwaald in zijn topo-
graphie, moet men op zijn schreden terug
keren om het verloren spoor op eigen ini
tiatief terug te vinden. Soms raakt men
verstrikt in de modernistische beeldspraak
van zijn ironieën.
Zelfs is een enkele keer ook de dichter
lijke wichelroede onwillig: op het kruis
punt van de Voetreis en De Zeemeermin
nen, waar Maria Sibylla Merian zich in
Aafjes gezelschap begeeft, zwiept hij kop
pig van néén: dat is geen poëzie, dat is
niet meer dan een „artificiëel bloemen-
stuk"! Ach Maria, vrouw van de argeloze
eenvoud, gedicht van de simpelste een
voud Jonckheere wil niet van u weten.
Maar waarom niet één enkele miskenning
bij zoveel waardering? Waarom niet een
enkel misverstaan bij zoveel gehoord! Aan
het geheel doet het niet de minste schade.
Hoofdzaak is: een volbloed dichter heeft
over een volbloed dichter geschreven.
Reden genoeg, zich in dit boekje te ver
diepen. C. J. E. DINAUX
Karei Jonckheere: ..Bertus Aafjes, de dich
ter van de poëzie" (serie „De eik", J. M. Meu-
lenhoff, Amsterdam).
In de ouderdom van 58 jaar is overleden
de heer J. H. H. Timmermans, hoofd van
de Centrale School 11 aan de Linschoten-
straat en leraar aan de R.K Middelbare
Handelsavondschool te Haarlem. De over
ledene is 18 Mei 1895 te Arcen en Velden
(Limburg) geboren en begon op 22 Mei
1914 zijn loopbaan bij het onderwijs te
Venlo; na in Breda en Bergen op Zoom
werkzaam te zijn geweest werd hij op 1
Februari 1917 benoemd tot onderwijzer in
zijn geboorteplaats Arcen en op 1 Februari
1920 tot hoofd der school. Tien jaar later
volgde zijn benoeming tot hoofd van de
openbare lagere school aan de Tempeliers
straat. Met ingang van 1 September 1933
werd opgericht de Centrale School aan de
Linsohotenstraat; van deze school werd de
heer Timmermans het hoofd. Tot de va-
cantie is hü op de school werkzaam ge
weest. Vorige week is hij ernstig ziek ge
worden en Vrijdag overleden. Ook was de
heer Timmermans leraar aan de R.K. Mid
delbare Handelsavondschool.
Na uitvaartdiensten in de kerk aan de
Nieuv/e Groenmarkt zal het stoffelijk over
schot Maandag om kwart over twaalf be
graven worden op het Sint Adelbertus
kerkhof te Bloemendaal.
Toen de heer J. A. Lommelaars uit
Heemstede gistermiddag op de Grote Mark
wandelde viel hem in dat hij wel eens een
bezoek aan de tentoonstelling „Des dui
vels prentenboek" in de Vleeshal kon bren
gen.
Een uitstekende gedachte, want toen hij
het tourniquet was gepasseerd stond een
verheugd gezelschap hem op te wachten
met toespraken en geschenken, welk ri
tueel als huldebetoon voor de duizendste
bezoeker was bedoeld.
De initiatiefnemer tot de expositie, de
lieer H. L. Prenen, noemde de heer Lom
melaars de eerste troef waar deze kaar-
tententoonstelling om begonnen was en
betreurde het in zoverre dat de duizendste
belangstellende geen bezoekster was, om
dat hij dan een woordspeling met harten-
troef te pas had laten kunnen brengen.
De heer Prenen overhandigde de heer
Lommelaars als souvenir aan het mooie
nummer op het toegangskaartje een spel
kaarten, waarna op het toekomstige succes
van de expositie het <*las werd geheven.